The Project Gutenberg eBook of Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal, by M. de Vries and L. A. te Winkel This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you will have to check the laws of the country where you are located before using this eBook. Title: Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal Met aanwijzing van de geslachten der naamwoorden en de vervoeging der werkwoorden Author: M. de Vries L. A. te Winkel Editor: A. Beets Release Date: September 22, 2007 [eBook #22722] [Most recently updated: July 29, 2021] Language: Dutch Character set encoding: UTF-8 Produced by: Jeroen Hellingman and the Online Distributed Proofreading Team *** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK WOORDENLIJST *** Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche taal. Typ. van A. W. Sijthoff's Uitg.-Maatschappij te Leiden. Woordenlijst Voor de spelling der Nederlandsche taal, Met Aanwijzing van de geslachten der naamwoorden en de vervoeging der werkwoorden, Door M. de Vries en L. A. te Winkel. Zevende uitgave, Bezorgd door Dr. A. Beets. 's-Gravenhage en Leiden, Martinus Nijhoff, A. W. Sijthoff's Uitg.-Mij. VOORBERICHT VOOR DEN EERSTEN DRUK. De regeling der spelling voor het Nederlandsch Woordenboek, die onlangs door ons tot stand werd gebracht, heeft bij onze taalgenooten in Noord en Zuid een gunstiger onthaal gevonden dan wij ooit hadden durven vermoeden. Terwijl wij aanvankelijk geene andere bedoeling hadden dan de schrijfwijze vast te stellen, die in het Woordenboek zou worden gevolgd, is het ons weldra gebleken, dat de herziening onzer orthographie ook in ruimeren kring haren invloed zou doen gevoelen. De oude spelling, die in 1804 bij besluit van het Staatsbewind der Bataafsche Republiek was ingevoerd, en die tot voor weinige jaren, ondanks de heftige bestrijding door Bilderdijk en zijne volgelingen, bijna algemeen in gebruik was gebleven, begon bij het jongere geslacht meer en meer tegenstand te vinden. De gebreken, die haar aankleefden, werden door den vooruitgang der wetenschap telkens duidelijker in het licht gesteld. Allen, die zich eenigermate met taalstudie onledig hadden gehouden, gevoelden zich afkeerig van het voortsukkelen in de oude sleur, waartegen hunne betere overtuiging op zoo menig punt in verzet kwam. Maar ook het groote publiek, dat zich weinig om taalkunde bekommerde en zich van de gebreken der spelling geene rekenschap gaf, kon toch op den duur geen vrede hebben bij den bestaanden toestand, omdat de regeling van 1804 slechts een deel der spelquaestiën had beantwoord, en de lastigste vraagstukken, die telkens te pas kwamen, onaangeroerd had gelaten, als b. v. het al of niet aaneen schrijven van woorden en uitdrukkingen, de keuze der verbindingsklanken tusschen de twee leden eener samenstelling, het gebruik van het koppelteeken, de scheiding der woorden bij het afbreken, de spelling der bastaardwoorden, enz. Omtrent al deze punten bleef bij voortduring onzekerheid bestaan. Ieder moest trachten zich zoo goed mogelijk te redden; nergens was eenig richtsnoer te vinden. Vandaar een onophoudelijk weifelen en wankelen, even onaangenaam en hinderlijk in de practijk, als schadelijk voor den waarachtigen bloei der taal, wier welbegrepen belang in de eerste plaats eene ordelijke regelmaat en vastheid van spelling vereischt. Vooral op het onderwijs moest deze staat van zaken uiterst belemmerend werken; en dat bezwaar was niet gering, want een goed en degelijk onderricht in de moedertaal wordt algemeen erkend als de beste steun der nationale beschaving. Geen wonder, dat men met verlangen uitzag naar eene herziening, die alle twijfelachtige punten zou omvatten en de eenparigheid op een hechten grondslag vestigen door het opvolgen van de lessen der taalkunde, naar de eischen van het standpunt, dat die wetenschap in onze dagen bereikt heeft. Onder zulke omstandigheden is het licht te verklaren, dat de pogingen der Redactie van het Woordenboek in de belangstelling van het publiek eene krachtige aanmoediging en ondersteuning mochten vinden. Na rijp overleg met andere beoefenaars onzer taal, na nauwkeurige overweging van alle zwarigheden en bedenkingen, werd eindelijk de spelling voor het Woordenboek bepaald. Het was daarbij ons streven, aan den eenen kant zooveel mogelijk de voorschriften der wetenschap in acht te nemen, en aan de andere zijde de onloochenbare rechten van het gevestigde gebruik niet te miskennen. Wij hielden ons overtuigd, dat eene zoogenaamde radicale herziening, die geheel van theoretische beginselen uitging en het bestaande niet in rekening bracht, noodwendig òf volkomen onpractisch en onbruikbaar moest wezen, òf wel hoogst noodlottig zou werken op de ontwikkeling en beschaving der taal, die eene gemeenschappelijke bezitting der natie is, en waarin dus de grammaticus, zelfs waar het alleen den uiterlijken vorm betreft, slechts met de grootste behoedzaamheid die wijzigingen mag aanbrengen, die hij gebiedend noodzakelijk acht. De ondervinding heeft onze handelwijze niet gelogenstraft. Het Koninklijk Besluit, waarbij de spelling van het Nederlandsch Woordenboek in België voor het onderwijs in de staatsscholen en voor de stukken, van de Regeering uitgaande, is vastgesteld; de eenparigheid, waarmede zij aanstonds door de Vlaamsche schrijvers aangenomen en in de Vlaamsche dagbladen ingevoerd werd; de bereidwilligheid van zoovelen hier te lande om de nieuwe spelregels tot de hunne te maken en door hun voorbeeld aan te bevelen; bovenal de bijzondere belangstelling, die de zaak bij onze vaderlandsche onderwijzers heeft opgewekt: dit alles getuigt genoegzaam, dat de door ons gevolgde beginselen inderdaad niet onpractisch zijn geweest en kans hebben goede vruchten te dragen. Dat onze spelling ook bestrijders heeft gevonden, is niet meer dan natuurlijk. Dit is het lot van iedere herziening, welke zaak zij ook betreft, en het ingewikkelde--ten deele onoplosbare--vraagstuk der orthographie zal wel altijd aanleiding geven tot verschil van meeningen en wenschen. Inzonderheid is dit het geval met de spelling der bastaardwoorden, het onderwerp dat aan sommigen den meesten aanstoot heeft gegeven, en dan ook uit den aard der zaak zooveel speelruimte laat aan individueele beschouwingen, dat eenparigheid van inzicht hier niet kan bestaan. De bestrijding van onze gevoelens was ons dus evenmin onverwacht als onwelkom. Het onderzoek mag nimmer afgesloten worden, en aan niemand is het gegeven de waarheid, die het doel van ons aller streven is, anders dan bij benadering te bereiken. Het zijn vooral de verdedigers van het volstrekte behoud en de voorstanders eener algemeene en radicale hervorming, die zich over onze spelregeling ontevreden of onvoldaan hebben getoond. De eersten klagen dat wij te ver, de anderen dat wij niet ver genoeg zijn gegaan. Bij zoo verschillende standpunten was dit voor beiden wel niet anders mogelijk; maar evenmin mogelijk is en blijft het voor ons, ook na alles wat over de quaestie in het midden is gebracht, de grondbeginselen, waarvan zij uitgaan, als de ware te erkennen, en hetzij van eene "versteende spelling", hetzij van eene algeheele omkeering van het bestaande, eenig heil voor de taal te verwachten. Wij hebben ons verplicht geacht--en reeds voor eenige maanden bereid verklaard--aan het verlangen van hen, die de spelling van het Woordenboek wenschen aan te nemen, te gemoet te komen door het leveren van een practisch hulpmiddel, waarbij men zal kunnen te rade gaan, om in ieder voorkomend geval de toepassing te leeren kennen van de regelen, in de _Grondbeginselen_ breedvoerig ontvouwd. Aan die belofte voldoen wij thans door de uitgave van deze Woordenlijst voor de spelling. Om werkelijk bruikbaar te zijn voor het doel, waartoe zij bestemd was, moest deze lijst op breeder schaal aangelegd worden, dan gewoonlijk met dergelijke werkjes het geval is. Het boekje moest het antwoord bevatten op alle vragen, die zich, voor zoover de spelling en de geslachten betreft, bij het schrijven onzer moedertaal kunnen voordoen. Wij mochten dus de samengestelde woorden niet achterwege laten, want juist de bepaling der verbindingsletters tusschen de beide leden eener samenstelling en de vraag, in hoeverre de woorden, die een vereenigd begrip aanduiden, al dan niet aaneen geschreven behooren te worden, maakt een voornaam gedeelte van onze spelregeling uit. Wij hebben ons derhalve in het algemeen tot regel gesteld, alle woorden op te nemen, samengestelde en afgeleide zoowel als grondwoorden, met uitzondering alleen van diegene, bij welke iedere aanwijzing volstrekt overbodig zou wezen. Het getal echter van deze laatste, die achterwege konden blijven, was niet gering. Het omvatte al die samenstellingen, wier beide deelen elk afzonderlijk op hunne plaats voorkomen, terwijl het geheele woord hetzelfde hoofdbegrip uitdrukt als het laatste lid, en dus ook hetzelfde geslacht behoudt. Woorden als _burgerrecht_, _huisdeur_, _houthandel_, _korenmolen_, _taalkennis_, _vuurwerk_ enz. behoefden geene opzettelijke vermelding. Doch zoodra het eerste lid der samenstelling òf eenige verandering heeft ondergaan, òf uit den blooten stam van een werkwoord bestaat, die geen zelfstandig woord uitmaakt, òf wel bij de verbinding met het tweede lid een tusschenklank vereischt, moet het woord in zijn geheel worden opgenomen. _Latafel_ en _veerkracht_ mochten niet ontbreken, omdat _la_ van _lade_ en _veer_ van _veder_ in vorm verschilt. Aan _leesboek_, _schrijftafel_ enz., kwam eene plaats toe, omdat _lees_ en _schrijf_, de stammen der werkwoorden _lezen_ en _schrijven_, op zichzelve niet bestaan; aan _handelwijze_, _strijdbijl_ enz., omdat zij niet van de znw. _handel_ en _strijd_, maar van de stammen der werkwoorden _handelen_ en _strijden_ gevormd zijn. _Eikeboom_, _ossetong_, _hondenhok_, _rattenkruit_, _eierstruif_, _runderpest_, _manspersoon_, _vaderlandsliefde_ enz., moesten vermeld worden om de ingevoegde klanken _e_, _en_, _er_, of _s_, tusschen welke de keuze niet zelden twijfelachtig zijn kan. Evenzoo wanneer het samengestelde woord een ander hoofdbegrip uitdrukt dan het laatste lid, of daarvan in geslacht verschilt, al zijn ook de beide leden in den vorm onveranderd gebleven. Zoo is b. v. een _melkbaard_ geen _baard_, en een _losbol_ geen _bol_, maar beide zijn benamingen van personen geworden; een _pijlstaart_ is geen _staart_, maar een vogel; een _drievoet_ geen _voet_, maar een zetel op drie voeten. Zoo is het woord _visch_ meestal en _wortel_ altijd mannelijk, maar _panvisch_ en _veenwortel_ zijn vrouwelijk, als collectieve benamingen. Al deze en dergelijke woorden moesten afzonderlijk worden aangeteekend, en evenzeer die oneigenlijke samenstelligen, als _hoogeschool_, _grootvorst_, _nimmermeer_, _overoud_, _voorgoed_, _ternauwernood_ enz., waarbij het noodig was te doen opmerken, dat zij eene eenheid uitmaken en dus aaneen behooren geschreven te worden. Ook in het opnemen der meest gebruikelijke bastaardwoorden moesten wij met eenige ruimte te werk gaan, om de toepassing der beginselen, die wij in dit deel der spelling hebben aangenomen, in de bijzonderheden te doen kennen. Men zal daaruit bespeuren, dat wij de rechten der gastvrijheid milder en onbekrompener opvatten dan sommige sprekers op het Rotterdamsche Congres hebben gedaan; dat wij de vreemdelingen, die geen misbruik maken van ons vertrouwen, volgaarne in ons midden toelaten; hen geheel als burgers erkennen, zoodra zij getoond hebben dit te begeeren; maar hen ook, in het tegenovergestelde geval, vrijlaten zich te vertoonen in hunne nationale kleederdracht, die hun zoo goed staat, in plaats van hun, ongastvrij en onwellevend, een Nederlandsch gewaad op te dringen, dat niet voor hunne leden geschapen is. Een aantal woorden, in deze lijst voorkomende, zal misschien bij menigeen bevreemding wekken, en zeker aan velen onbekend zijn. Wij mochten ze echter niet weglaten. Het zijn meerendeels kunstwoorden, tot het zeewezen of tot verschillende neringen en ambachten betrekking hebbende, namen van dieren en planten, en dergelijke. Aan die minbekende uitdrukkingen eene verklaring toe te voegen, scheen hier overbodig, omdat het boekje niet bestemd is om gelezen, maar om nageslagen te worden, en niemand een woord zal naslaan, ten einde zich van de spelling of het geslacht te overtuigen, dan wanneer hij dat woord en zijne beteekenis reeds kent. Alleen ter onderscheiding van gelijkluidende woorden, of waar een zelfde woord, in twee verschillende opvattingen, een verschillend geslacht aanneemt, of waar, om welke reden ook, eenige misvatting ontstaan kon, was eene korte aanduiding noodig, om te doen zien welk woord of welke beteekenis door ons bedoeld werd. Bij ieder woord is al datgene aangeteekend, wat men behoort te weten om de spelling ook in de verbogene en afgeleide vormen te kennen: bij de zelfst. naamwoorden het geslacht, alsmede de meervoudsvorm en het verkleinwoord, waar die beide gebruikelijk zijn; bij de bijvoegl. naamwoorden de verbogen vorm, zoo dikwijls daarbij eenige twijfel bestaan kon, en tevens de trappen van vergelijking, voor zooverre de beteekenis die toelaat en het gebruik ze erkent; eindelijk bij de werkwoorden de sterke of zwakke vervoeging, het gebruik van het hulpwoord _hebben_ of _zijn_, en de aanwijzing, waar dit te pas kwam, of zij scheidbaar of onscheidbaar worden gebezigd. In de bepaling van de geslachten der naamwoorden zijn wij meermalen afgeweken van de opgaven, in vroegere woordenboeken en woordenlijsten te vinden. Geen onderwerp uit onze spraakkunst heeft misschien tot zooveel willekeur en verwarring aanleiding gegeven. Het was volstrekt noodzakelijk hier naar orde en regelmaat te streven, en dáár althans, waar het geslacht onzeker en door het gebruik niet genoegzaam bepaald was, zelfstandig eene keuze te doen in overeenstemming met de gezonde beginselen, die hier behooren te gelden, en die de taal zelve, bij oplettende waarneming, duidelijk genoeg aanwijst. Ten einde ons te vrijwaren tegen de verdenking, als hadden wij ons in dit opzicht--op gelijke wijze als onze voorgangers--aan willekeur schuldig gemaakt, laten wij hier eene opzettelijke beschouwing volgen over de regeling der geslachten, waarin wij rekenschap geven van de beginselen, die ons tot richtsnoer hebben verstrekt. Aan eene vroegere belofte getrouw, geven wij hier tevens een beknopt overzicht van de door ons aangenomen spelregels, in zooverre zij van de tot hiertoe gebruikelijke schrijfwijze afwijken, of de gapingen in het vroegere stelsel aanvullen. Voor het gemak van den lezer, die zich aan onze spelling wenscht aan te sluiten, zal zulk eene korte schets niet ondienstig zijn. Vooral voor het onderwijs in de lagere en middelbare scholen kan zij haar nut hebben. Ondanks al de moeite en zorg, door ons aan dit boekje besteed, is het niet vrij gebleven van leemten en gebreken, niet wel te vermijden bij den overvloed der behandelde stof, waarbij ook de nauwlettendste aandacht somtijds te kort schoot. In eene eerste proeve van zulk eene meer volledige woordenlijst, waarvoor de bouwstof ten deele uit het hoofd moest aangevuld worden, is het licht te begrijpen, dat een aantal woorden ontbreken, die volgens ons plan moesten opgenomen zijn. Wat wij reeds hebben opgeteekend, kan bij een mogelijken herdruk zijne plaats vinden. Gelukkig zijn er weinig woorden onder, wier gemis eenige ongelegenheid kan veroorzaken. De enkele, waarbij dit het geval is, hebben wij aan het slot als aanhangsel medegedeeld, en daaraan tevens eene opgave toegevoegd van die misstellingen, die ons in het oog zijn gevallen. Het overige moge men welwillend verschoonen. Bij een arbeid, die in een betrekkelijk korten tijd moest worden voltooid, viel er niet aan te denken om den rijken schat der voor het Woordenboek verzamelde bouwstoffen geregeld na te zien en te vergelijken. Het is licht mogelijk--en zelfs waarschijnlijk--dat onze meening omtrent de spelling of het geslacht van enkele woorden eenige wijziging zal ondergaan, naarmate wij die papieren gaandeweg onderzoeken. Eens voor al zij daarom aangemerkt, dat wij deze Woordenlijst geenszins beschouwen als voor ons zelven in ieder onderdeel verbindend. Waar wij dwalingen ontdekken, zullen wij die aanstonds herstellen. De uitgave van het Woordenboek, die ons verplicht elk woord op zijne beurt te wikken en te wegen, zal tevens het beste middel zijn, om den hier geleverden voorlooper allengs aan te vullen en te verbeteren. Wij hebben een aangenamen plicht te vervullen, door erkentelijk het aandeel te vermelden, dat onze geachte vriend Dr. W. Bisschop in de samenstelling van dit werkje heeft genomen. Mochten wij hem reeds sinds lang waardeeren als een wakker medearbeider aan de verzameling der bouwstoffen voor het Woordenboek, altijd volvaardig om ter bevordering van de belangen onzer taalkunde de behulpzame hand te bieden, thans vooral heeft hij ons met de meeste heuschheid en met onvermoeibaren ijver ter zijde gestaan, en inzonderheid krachtig bijgedragen om onze Woordenlijst zoo volledig mogelijk te maken. Zonder zijnen bijstand zou deze arbeid nog vrij wat meer tijd aan het Woordenboek ontroofd hebben. Wij brengen hem openlijk onzen oprechten dank voor hetgeen wij aan zijne vriendschappelijke medewerking verschuldigd zijn. Er blijft ons niets overig dan ons leedwezen te betuigen, dat de vervaardiging van dit boekje zulk eene stremming in de bewerking van het Woordenboek heeft veroorzaakt. Een kostbare tijd van vier maanden is, met al zijne drukte en inspanning, wel niet--zoo wij hopen--voor de goede zaak verloren gegaan, maar toch voor het hoofdwerk ongebruikt gebleven. _Ultra posse nemo obligatur_; het is niet mogelijk twee dingen te gelijk te doen, die beide den geheelen mensch vorderen. Mogen onze landgenooten, ter wille van het gemak dat hun deze Woordenlijst aanbiedt, de onvermijdelijke vertraging in de uitgave van onzen lexicographischen arbeid voor lief nemen. Gelukkig hebben wij thans alle bijkomende werkzaamheden, die het Woordenboek noodzakelijk vereischte, voorgoed ten einde gebracht. Van nu af aan kan onze zorg onverdeeld aan de hoofdzaak gewijd zijn. Wij durven haar dus in het vervolg een geregelder en vlugger voortgang voorspellen. D. V. en T. W. Leiden, 22 November 1865. VOORBERICHT VOOR DEN TWEEDEN DRUK. Sedert de eerste uitgave van deze Woordenlijst is de belangstelling van het publiek in de herziene spelling van het Nederlandsch Woordenboek bij voortduring toegenomen. Thans wordt die spelling, zoover mij bekend is, in alle richtingen van middelbaar en lager onderwijs--althans in de steden--gevolgd, gelijk zij reeds door de groote meerderheid onzer letterkundige schrijvers en in de meeste dagbladen en tijdschriften is aangenomen. Dit gunstig onthaal van onze pogingen, die de vestiging van eene eenparige en op degelijke gronden steunende schrijfwijze onzer taal ten doel hadden, heeft binnen weinige jaren een herdruk van dit boekje noodzakelijk gemaakt. Aan de bewerking daarvan mocht ik mij niet onttrekken, hoe vermoeiend en verdrietig die taak ook was, nu dubbel zwaar, nu zij op mij alleen rustte, en mij steeds de weemoedige herinnering voor den geest stond van den onvergetelijken vriend, met wien ik vroeger zoo broederlijk mocht samenwerken, en wiens leerrijke omgang mij ook den moeilijksten arbeid tot een waar genoegen placht te maken. Het spreekt vanzelf, dat de herdruk van dit werkje eene algeheele herziening heeft uitgelokt. In de zes jaren, die sedert de uitgave verliepen, was menige onnauwkeurigheid opgemerkt en inzonderheid veel aangeteekend wat in de eerste proeve ontbrak. Ik heb daarom alles met de grootste zorg opnieuw nagegaan en getoetst, een aantal onjuistheden verbeterd, en in 't geheel ongeveer vijf duizend nieuwe woorden opgenomen. Om aan het mij medegedeelde verlangen van velen te voldoen, is inzonderheid aan de bastaardwoorden eene aanzienlijke uitbreiding gegeven. Zoo heeft onze Woordenlijst door deze tweede bewerking thans die nauwkeurigheid en die betrekkelijke volledigheid bereikt, die haar in de practijk zooveel bruikbaarder zullen maken. Omtrent de veranderingen, die ik, door beter inzicht voorgelicht, in de spelling van sommige woorden gemaakt heb, zal ik hier niet in het breede uitweiden. Ten deele hoop ik daarvan rekenschap te geven in de nieuwe uitgave van de _Grondbeginselen der Nederlandsche Spelling_, die thans ter perse is, terwijl ik enkele punten, die een meer opzettelijk betoog behoeven, elders afzonderlijk hoop te behandelen. Het voornaamste betreft: 1º de verbetering van _komenij_, _plooten_ en _zelen_ (mv. van _zeel_), in _koomenij_, _ploten_ en _zeelen_, zooals door de afleiding geeischt wordt; 2º de terugbrenging van _druisen_, dat op eene misvatting berustte, tot het oude en betere _druischen_, en daarentegen de verbetering van _torschen_ in _torsen_, van welk laatste ik de juistheid reeds heb aangewezen in den _Taalgids_, IX, 175; 3º de verandering van _jufvrouw_ en _nogtans_ in _juffrouw_ en _nochtans_, welke vormen mij verreweg de voorkeur schijnen te verdienen; 4º de invoeging der _ch_ in de woorden _aardschgezind_, _hemelschgezind_, _kerkschgezind_ en _wereldschgezind_, waarover reeds in het _Woordenboek_, I, 569, gehandeld is; en 5º de vervanging van _d_ door _t_ in verkleinwoorden als _laatje_, _slaatje_, _bedsteetje_, _sleetje_, _zootje_, _zijtje_, _luitjes_ enz., van de samengetrokken vormen _la_, _sla_, _bedstee_, _slee_, _zoo_, _zij_, _lui_ (_lieden_). Omtrent dit laatste punt zij hier alleen opgemerkt, dat de gebruikelijke spelling _laadje_, _slaadje_ enz., die wij vroeger ook onbedacht overnamen, op geenerlei wijze te rechtvaardigen is. De _d_ van _lade_, _salade_, _slede_ enz., is in de samentrekking _la_, _sla_, _slee_ voorgoed verdwenen. De verkleinwoorden zijn van die samentrekkingen gevormd, nadat die letter was uitgevallen. Er kan dus geen de minste reden bestaan om de _d_ terug te roepen, en _laadje_, _slaadje_, _sleedje_, te schrijven. Die vormen zouden op grondwoorden als _laad_, _slaad_, _sleed_ wijzen, die niet bestaan. Van _lade_, _salade_, _slede_, zou _ladetje_, _saladetje_, _sledetje_, de regelmatige verkleining zijn; maar nu de taal die verkleinwoorden alleen van de samengetrokken vormen afleidt, die op klinkers uitgaan, is ook de _t_ de letter, die hier vereischt wordt: _laatje_, _sleetje_, _zijtje_, _luitjes_, van _la_, _slee_, _zij_, _lui_, evenals _paatje_ en _maatje_, _zeetje_, _bijtje_ en _buitje_, van _pa_ en _ma_, _zee_, _bij_, _bui_ enz. De vroegere spelling was enkel het gevolg van een misverstand, dat men slechts behoeft op te merken, om er terstond de onjuistheid van in te zien. Ik eindig met oprechte dankbetuiging aan mijne vrienden E. Verwijs, W. Bisschop en J. H. van Dale, wier voortdurende en opmerkzame belangstelling ter aanvulling en zuivering van deze Woordenlijst zooveel bijgedragen, en wier trouwe hulp mij gedurende de bewerking dezer nieuwe uitgave nooit ontbroken heeft. Leiden, 8 April 1872. M. D. V. Deze derde uitgave is door mij opnieuw zorgvuldig herzien, aangevuld, en met den vierden druk van onze _Grondbeginselen der Nederlandsche spelling_ in overeenstemming gebracht. Leiden, 4 December 1879. M. D. V. In 1893 heb ik van de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel een vierden druk bezorgd, in 1898 een vijfden, en thans verschijnt een zesde. Met inachtneming van het stelsel der ontwerpers heb ik in de nieuwe uitgaven een aantal woorden opgenomen die door het publiek ongaarne werden gemist, en vele andere, die weinig in gebruik zijn, kon ik weglaten. De omvang van het boek is daardoor ongeveer dezelfde gebleven. Leiden, September 1904. A. Kluyver. Ook de bewerker van den zevenden druk van de Woordenlijst heeft daarin een aantal woorden opgenomen die in de oudere drukken niet staan, maar die men, naar 't hem voorkomt, thans in deze lijst wenscht te vinden. Om echter, zooveel mogelijk, binnen het gewone bestek te blijven, moesten opnieuw eenige weinig gebruikelijke of allengs verouderde woorden worden weggelaten. Leiden, October 1914. A. Beets. OVER DE GESLACHTEN DER ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN. 1. De onderscheiding van de geslachten der zelfstandige naamwoorden openbaart zich door de verschillende vormen, die deze woorden zelve en de bepalende woorden (lidwoorden en bijvoeglijke naam- en voornaamwoorden), waarvan zij vergezeld gaan, in de verbuiging aannemen. 2. Van een aantal woorden is het geslacht en dus ook de verbuiging door hunne beteekenis of door hun vorm bepaald. Zoo zijn manlijk _man_ en _baas_ om de beteekenis, _loop_, _snuiter_ en _blafferd_ (register) om den vorm, te weten _loop_ als stam (wortel) van het werkwoord _loopen_, _snuiter_ en _blafferd_ om de achtervoegsels -_er_ en -_erd_. 3. Bij andere echter, wier geslacht niet uit de beteekenis noch uit den vorm blijken kan, hebben verschillende oorzaken samengewerkt om de verbuiging en daarmede ook het geslacht onzeker te maken. In het gewone gesprek zijn de 2de en 3de naamvallen (_des mans_, _den manne_, _der vrouw_, _der vrouw_, _des kinds_, _den kinde_) buiten gebruik geraakt, zoodat slechts de 1ste en 4de in de gesprokene taal gebezigd worden. In het manlijke en vrouwelijke geslacht zijn de 1ste naamvallen (_de man_, _de vrouw_) uit hunnen aard eensluidend, terwijl de 4de (_den man_, _de vrouw_) door de gewone onderdrukking der _n_ achter eene toonlooze _e_ eensluidend worden. Sommige woorden, b. v. _heug_, _meug_ en _luid_, in de uitdrukkingen _tegen heug en meug_ en _naar luid van_, hebben nooit eenig bepalend woord bij zich, waaruit hun geslacht zou kunnen blijken. Uit een en ander vloeit voort, dat er woorden zijn, aangaande wier geslacht volstrekt niets bekend is, en andere, waarvan men slechts weet dat zij niet onzijdig zijn, zoodat men tusschen manlijk en vrouwelijk te beslissen heeft. 4. Slechts van de woorden, die aangetroffen worden in geschriften uit den tijd, toen zij nog in het gesprek verbogen werden, kent men het geslacht met zekerheid. Aan vele, die niet tot deze categorie behooren, hebben woordenboekschrijvers, niet zelden geheel willekeurig en vandaar soms uiteenloopend, een geslacht toegekend. Zulke opgaven missen natuurlijk alle gezag en waarde, wanneer zij niet door de analogie worden gesteund; en de grammaticus kan noch mag ze als geldig erkennen, indien hij ze met ons taaleigen in strijd vindt. In zulke gevallen hebben wij niet geaarzeld van de bestaande woordenboeken af te wijken en dat geslacht op te geven, dat met onbetwistbare regels of met de hedendaagsche richting in de taal overeenstemt. Evenzoo hebben wij gehandeld ten aanzien van die woorden, wier geslacht nog door niemand was vermeld. 5. Bij de woorden, uit wier beteekenis en vorm niets aangaande het geslacht is op te maken, en waarvan men alleen weet dat zij niet onzijdig zijn, doordien zij nooit _het_, _dit_ of _dat_ vóór zich nemen, hebben wij om de volgende bedenkingen aan het vrouwelijke geslacht de voorkeur gegeven: Het verwerpen der verbogen vormen (_honds_, _honde_, _schaaps_, _schape_ enz.) en het onderdrukken der _n_ achter de toonlooze _e_ der bepalende woorden (_den_, _dezen_, _zijnen_, _goeden_ enz.) staat bij woorden, wier geslacht niet van elders blijkt, gelijk met het overbrengen in het vrouwelijke. Het lijdt dus geen twijfel, dat de hedendaagsche taal het vrouwelijke geslacht voortrekt. De woordenboekschrijver, die haar geen geweld aandoen en aan den stijl niet noodeloos een voorkomen van stijfheid geven wil, volgt dien wenk, wanneer er geene redenen bestaan die zulks verbieden. Daarom noemen wij b. v. het ter kwader ure uit den vreemde ontleende _halt_ vrouwelijk, niettegenstaande het in de oorspronkelijke taal manlijk is. 6. Een anderen algemeenen wenk hebben wij gemeend te zien in de volgende opmerking: Woorden, die zeer verschillende beteekenissen hebben, die b. v. nu eens als voorwerpsnamen, dan als stofnamen, nu in abstracten, dan in concreten zin genomen worden, hebben niet zelden naar gelang der opvatting een verschillend geslacht. Zoo zijn b. v. _diamant_ en _doek_ als voorwerpsnamen M. (_een kostbare diamant_, _een dure doek_), maar als stofnamen O. (_het kostbare diamant_, _het fijnste doek_);--_val_, voor _het vallen_ genomen, is M. (_een zwaren val doen_), voor _werktuig om te vangen_ V. (_in de val loopen_);--_pekel_ en _sneeuw_ zijn, in eigenlijken zin gebezigd, V. (_in de pekel zetten_, _in de sneeuw rollen_), in overdrachtelijken (_voor de zee_ en _blankheid_) O. (_het schuimende pekel bevaren_, _het sneeuw van den hals eener schoone_). Ook de stijlsoort bepaalt soms het geslacht van een woord. Zoo is b. v. _oogenblik_ in het dagelijksch gesprek en in gewonen stijl O. (_van dat oogenblik af_); maar in verheven stijl M. ("_die oogenblik zal haast verschijnen_"). Het aantal dergelijke onloochenbare en algemeen erkende onderscheidingen is allengs toegenomen, hetgeen bewijst, dat de taal ook het verschillend gebruik der geslachten aan de duidelijkheid tracht bevorderlijk te maken. Zoo verstaat men thans door _het eigendom_ de _bezitting_, de zaak die men bezit, door _den eigendom_ het _recht om te bezitten_; ofschoon Kluit, Siegenbeek noch Weiland die onderscheiding schijnen gekend te hebben. _Kant_ werd voorheen onverschillig M. en V. gebezigd; thans bezigt men het woord in den zin van _zijde_ steeds M., in dien van _speldenwerk_ altijd V. Een en ander geeft den grammaticus het recht, bij woorden die in meer dan één geslacht gebezigd worden, al heeft het gebruik nog niet beslist, dergelijke onderscheidingen aan te nemen, mits hij daarbij niet willekeurig, maar naar de analogie van algemeen geldige regels te werk ga. 7. De regels, die ons bij de geslachtsbepaling bestuurd hebben, zijn van tweeërlei aard: zij steunen òf op de beteekenis der woorden, òf op hun vorm; vergel. § 2. Veelal stemmen de beteekenis en de vorm overeen, b. v. bij het manl. _leugenaar_, dat een _man_ beteekent en met het manl. achtervoegsel -_aar_ gevormd is. Soms echter bestaat er strijd tusschen de beteekenis en den vorm, b. v. bij _kamenier_, dat eene benaming van eene _vrouw_ is, maar op het achtervoegsel -_ier_ eindigt, hetwelk in persoonsnamen anders altijd een _man_ aanduidt. 8. Wanneer er strijd is tusschen den vorm van een woord en zijne beteekenis, dan doet zich de vraag voor, welke van beide den boventoon moet hebben. Ten opzichte van persoonsnamen is deze vraag gemakkelijk te beantwoorden. Uit het voorbeeld van _kamenier_, dat in weerwil van den uitgang V. is, blijkt, dat de beteekenis--hier de kunne--meer geldt dan de vorm. Hetzelfde ziet men o. a. bij de woorden op -_ling_ en de verkleinwoorden op -_je_. Het achtervoegsel -_ling_, eigenlijk _l-ing_ (niet te verwarren met -_ing_, oorspronkelijk -_ung_, dat van werkwoorden abstracte zelfst. nw. als _vermaning_ enz. vormt), is manlijk, blijkens _hoveling_, _kamerling_ enz. Dit verhindert echter niet, dat men _doopeling_, _leerling_ enz., van meisjes gebezigd, vrouwelijk maakt en er dan duidelijkheidshalve veelal eene e achtervoegt: _eene leerling_ of _leerlinge_.--Het achtervoegsel -_je_ (-_tje_, -_pje_) vormt verkleinwoorden, die onzijdig zijn (_het baasje dat_ enz., van het manlijke _baas_), en moet dus tot de onzijdige uitgangen gerekend worden. Intusschen nemen de woorden _Jantje_, _Klaasje_, _Mietje_, _Naatje_ enz. hunne bepalingen in het manlijk of vrouwelijk geslacht bij zich, wanneer zij als gewone eigennamen gebezigd worden, waarbij men niet aan de verkleinende kracht van het achtervoegsel denkt (_Jantje, die daar loopt te spelen_; _Mietje, die zit te breien_). Wanneer echter eene der beteekenissen, die aan het verkleinende achtervoegsel verbonden zijn, het begrip van kleinheid, bevalligheid, nietigheid enz., te voorschijn treedt, dan herneemt het achtervoegsel zijne volle kracht en het woord laat slechts bepalingen in het onzijdige geslacht toe, onverschillig, of een manl. of vrouwel. persoon bedoeld wordt (_Het kleine Jantje, dat zoo zoet speelt_; _het lieve Mietje, dat zoo vlug breit_). 9. Daar nu bij persoonsnamen de vorm onderdoet voor het natuurlijke geslacht, hebben wij niet geaarzeld dit beginsel ook op diernamen toe te passen, die in de taal nu eens als persoons- dan als zaaknamen beschouwd worden. Daarom hebben wij b. v. gemeend aan _kuiter_, wijfjesvisch, het vrouwel. geslacht te moeten toekennen, in tegenstelling van _hommer_ en _milter_, benamingen voor mannetjesvisch, ofschoon die woorden denzelfden vorm hebben en -er doorgaans manl. woorden vormt. 10. Bij zaaknamen gaat de taal minder regelmatig te werk, en laat zij somtijds de achtervoegsels meer gelden dan de beteekenis der woorden. Zoo worden b. v. _linde_ en _tamarinde_ algemeen, kennelijk om de toonlooze _e_, V. genomen, niettegenstaande de overige namen van boomen M. zijn; daarentegen zijn de benamingen van schepen, op -_er_ uitgaande, als _hoeker_, _kaper_, _lichter_, M., in weerwil dat de overige V. of O. genomen worden. In de meeste gevallen echter, waarin de vorm minder duidelijk spreekt, wordt aan de onderscheiding der beteekenissen de voorkeur gegeven boven het geslacht, dat de vorm zou vereischen. Zoo zijn b. v. de stammen (de zoogenaamde wortels) der werkwoorden vanouds M., en behouden ook nu dit geslacht, zoolang zij in abstracten zin worden gebezigd; doch zij worden als V. gebruikt, wanneer zij eene concrete beteekenis hebben aangenomen. B. v. _val_ en _greep_, voor het _vallen_ en _grijpen_, zijn M., maar als voorwerpsnamen, voor (_muizen_)_val_ en _handvatsel_, worden zij tegenwoordig als V. aangemerkt. Aan het achtervoegsel -_sel_ wordt algemeen het onzijd. geslacht toegekend, en toch zegt iedereen _de stijfsel_. Uit een en ander ziet men, dat de taal bij zaaknamen niet naar een algemeen beginsel te werk gaat, en dat de grammaticus derhalve verplicht is daarbij de omstandigheden in aanmerking te nemen en soms, althans schijnbaar, inconsequent te handelen. 11. De geslachtsregels, die wij hier laten volgen, zijn in de twijfelachtige gevallen door ons als geldig beschouwd. Wij hebben gemeend geene uitzonderingen te moeten erkennen, dan die ons voorkwamen boven bedenking verheven te wezen. Die uitzonderingen hebben wij alleen dan opgegeven, wanneer zij zoo weinig in getal zijn, dat zij zich gemakkelijk in het geheugen laten prenten. Ten einde misverstand te voorkomen, geven wij vooraf de verklaring van eenige kunsttermen, waarvan wij ons bediend hebben. 12. _Gemeenslachtige woorden_ (_nomina communis generis_) zijn namen van menschen en dieren, die voor individuen van beiderlei kunne gebezigd worden, en, naar gelang daarvan, nu M. dan V. zijn; anders gezegd, woorden, wier geslacht afhangt van de kunne van het wezen, dat zij op het oogenblik aanduiden. Hiertoe behooren de meeste woorden op -_ling_, als _doopeling_, _drenkeling_, _hokkeling_ (jong rund) enz., en een aantal woorden van allerlei vorm, als _bode_, _dienstbode_, _getuige_, _wees_, _erfgenaam_ enz.--In den laatsten tijd is men begonnen aan de meeste dezer woorden, ter onderscheiding, eene toonlooze _e_ toe te voegen, wanneer zij vrouwelijke wezens aanduiden: _eene leerlinge_, _eene erfgename_ enz., een gebruik dat, als bevordelijk aan de duidelijkheid, alle aanbeveling verdient. Bij de woorden op _genoot_, die mede oorspronkelijk gemeenslachtig waren, als _deelgenoot_, _echtgenoot_, _lotgenoot_, is dat gebruik thans zoo algemeen aangenomen, dat het als de regel mag beschouwd worden: men schrijft thans veelal in 't V. _deelgenoote_, _echtgenoote_, _lotgenoote_.--Nevens _eene bode_, dat alleen in deftigen stijl gebezigd wordt, staat _bodin_ voor eene vrouw wier beroep het is boodschappen te doen. In uitgebreider zin noemt men ook wel andere woorden _gemeenslachtig_, wanneer zij, bij verschil van opvatting, van geslacht veranderen, b. v. _schildpad_, dat V. is, wanneer men het dier zelf bedoelt, maar O., wanneer men denkt aan de schaal, beschouwd als eene stof waaruit voorwerpen vervaardigd worden. Voor zulke woorden zouden wij aan de benaming _meerslachtig_ de voorkeur geven. 13. _Zelfslachtige woorden_ (_nomina epicoena_) zijn namen van menschen en dieren, die niet op de kunne zien, maar onverschillig of zij een manlijk dan wel een vrouwelijk wezen aanduiden, hetzelfde geslacht behouden. Hiertoe behooren _mensch_, dat in de gewone opvatting M., maar, wanneer men met verachting spreekt, O. is, en in beide gevallen zoowel eene vrouw als een man kan beteekenen; het M. _hond_, waardoor men evenzeer eene teef als een rekel verstaan kan; _kameel_ (M.), _olifant_ (M.), _muis_ (V.), _rat_ (V.), _fret_ (O.), _konijn_ (O.), enz. 14. Door _voorwerpsnamen_ verstaan wij benamingen van _voorwerpen_, d. i. van stoffelijke dingen, die afgeronde, aan alle zijden begrensde geheelen uitmaken, of althans als zoodanig beschouwd worden. Hiertoe behooren niet alleen woorden als _huis_, _stoel_, _tafel_, _stad_, _staat_, _gewest_, enz., waardoor, streng genomen, geheelen worden voorgesteld, maar ook benamingen van zulke deelen, die kennelijk van de geheelen onderscheiden zijn, als _arm_, _been_, _kop_, _staart_. Een kenmerk, dat de taal een zelfst. nw. als een voorwerpsnaam beschouwt, is vooreerst de mogelijkheid van het woord in het meerv. te bezigen; ten andere de mogelijkheid van er het lidwoord _een_, _eene_ voor te plaatsen. Het is juist de bestemming van dit lidwoord, aan te kondigen dat het volgende woord eene eenheid (of geheel) beteekent; daarom noemen wij dit het _lidwoord van eenheid_ in plaats van _niet bepalend lidwoord_, eene benaming die aanleiding heeft gegeven, dat men den aard en de bestemming van dit woord geheel miskend heeft. 15. Door _stofnamen_ verstaan wij benamingen van _stoffen_, d. i. van dingen, die niet als afgeronde en begrensde geheelen worden beschouwd; b. v. _goud_, _hout_, _ijzer_, _vleesch_, _wijn_, _zand_ enz. Eene zelfde zaak kan èn als voorwerp èn als stof worden aangemerkt, b. v. een gouden gesp. Noemt men het ding _een gesp_, dan beschouwt men het als een voorwerp; noemt men het _goud_, dan merkt men het aan als eene _stof_, zonder aan de gedaante te denken. _Stofnamen_ hebben geen meerv., en nemen het lidwoord van eenheid niet aan. Spreekt men van _wijnen_ of van een _wijn_, dan bedoelt men bijzondere soorten, dus begrensde hoeveelheden wijn; _houten_, _ijzers_, _looden_, zijn stukken hout, ijzer of lood van eene bepaalde gedaante. Stofnamen, in het meervoud genomen of van het lidwoord van eenheid vergezeld, houden op _stofnamen_ te zijn, maar zijn _voorwerpsnamen_ geworden. 16. _Verzamelwoorden_ (_collectiva_) zijn woorden, die (in het enkelvoud) eene veelheid van enkele dingen aanduiden, als _troep_, _menigte_, _soort_ enz. Er zijn twee soorten van verzamelwoorden. Bij de eene stelt men zich de hoeveelheid als eene eenheid, als een begrensd geheel voor; b. v. bij _bende_, _leger_, _familie_, _geslacht_. Deze kunnen van het lidwoord van eenheid vergezeld zijn en een meervoud hebben; b. v. _een volk_, _eene bende_, _volken_, _benden_. Bij de andere wordt de veelheid als onbegrensd, als eene stof gedacht; b. v. bij _rogge_, _gras_, _panvisch_, _brandhout_, _turf_, d. i. onbepaalde hoeveelheden van roggekorrels, grasplantjes, visschen, stukken hout of turven. Deze hebben geen meervoud, en nemen het lidwoord van eenheid niet bij zich. Men zegt niet _roggen_;--_grazen_ is niet het mv. van _gras_ in de gewone opvatting, maar van _gras_ voor grassoort;--_turven_ is het mv. van den voorwerpsnaam (_een_) _turf_, niet van den verzamelnaam _turf_. De eerstgenoemde soort van verzamelwoorden behoort tot de voorwerpsnamen, de tweede tot de stofnamen. Zoo is b. v. _volk_ een _voorwerpsnaam_ in de uitdrukkingen _een machtig volk_, _beschaafde volken_; maar een _stofnaam_, wanneer men zegt: _er was veel volk op de been_; _er is volk in den winkel_. Regels, op de beteekenis der woorden gegrond. Manlijk zijn: 17. De namen van mannen als _Jan_, _heer_, _kok_, en van manlijke dieren, waarnevens eene afzonderlijke benaming voor het wijfje bestaat, als _hengst_, _kater_, _stier_, nevens _merrie_, _kat_, _koe_. Ontbreekt deze laatste, dan behoort de naam tot de zelfslachtige woorden (_epicoena_), en moet het geslacht van elders blijken, gelijk b. v. bij _haai_, _kameel_, _struis_ enz. M., _muis_, _rat_, _slang_ V. Om het beginsel, in § 8 ontwikkeld, hebben wij gemeend ook het woord _wacht_ en de daarmede samengestelde, als _nachtwacht_, _schildwacht_, _torenwacht_, als M. te moeten beschouwen, wanneer zij manlijke individuen aanduiden, en dus geene collectieve beteekenis hebben. Wij maken derhalve onderscheid tusschen _den nachtwacht_ (klapperman) M., en _de nachtwacht_ (de gezamenlijke politiebeambten, die de wacht hebben) V. Wij hebben te minder geaarzeld in dit geval de hedendaagsche richting in de taal te volgen, omdat de vorm van het woord _wacht_ niets beslist, daar vele woorden op _cht_ M. of O. zijn, als _knecht_, _nacht_, _plicht_, _tocht_, _zucht_ (diepe ademhaling) M., _hecht_, _licht_, _recht_ O. Andere talen zijn ons hier voorgegaan, als b. v. het Zweedsch, dat _vakt_ en de samenstellingen (_skyltvakt_ enz.) als M. bezigt.--Over het onzijdige _manspersoon_ zie beneden, § 36. 18. De namen van boomen, als _berk_, _beuk_, _den_, _eik_; uitgezonderd _linde_ en _tamarinde_ V. Zelfs de vrouwelijke namen van vruchten worden M., als zij moeten dienen om de boomen aan te duiden, die de vruchten voortbrengen: _Hier staat een abrikoos, daar een perzik._ 19. De namen van steenen, als individuen beschouwd: _een diamant_, _een agaat_. Wanneer zij geene bijzondere steenen, maar slechts de steensoort als stof aanduiden, zijn zij O.: _Het diamant is harder dan het agaat._ 20. De namen van maanden en jaargetijden, als _Mei_, _zomer_, _herfst_; uitgezonderd _lente_ en de samenstellingen op _maand_ en _jaar_, als _Meimaand_, _Bloeimaand_, _voorjaar_. 21. De namen van bergen, als _Aetna_, _Himálaya_, _Dhawalágiri_. 22. De namen van munten, als _gulden_, _dukaat_, (_Spaansche_) _mat_, behalve _pistool_, _guinje_ en _mijt_, die V. zijn. Vrouwelijk zijn: 23. De namen van vrouwen, als _Maria_, _min_, _baker_, en van vrouwelijke dieren, waarnevens eene afzonderlijke benaming voor het mannetje bestaat, als _duif_, _geit_, _ooi_, nevens _doffer_, _bok_, _ram_. Ontbreekt deze laatste, dan behoort het woord tot de zelfslachtige woorden, en moet het geslacht van elders blijken; vergel. § 17. 24. De stofnamen, die niet O. zijn, als _kant_, _wol_, _kammeling_, _franje_, _kruim_, _aarde_, _klei_. Bij namen van zaken is aan het manlijk geslacht het begrip van individualiteit, d. i. van eenheid en ondeelbaarheid, verbonden. Stofnamen, waaraan het begrip van begrensdheid en ondeelbaarheid vreemd is, zijn in onze taal V. of O. Zelfs ontegenzeglijk manl. woorden worden O. of V., wanneer zij als stofnamen gebezigd worden. Ten aanzien van het onz. geslacht blijkt zulks overtuigend uit het onderscheid tusschen _den diamant_ (steen) en _het diamant_ (stof), _den doek_ en _het doek_, _den draad_ en _het draad_, enz. De overgang van het M. in het V. is even ontwijfelbaar, ofschoon nog altijd verkeerd opgevat en ten onrechte verklaard als eene "verkorting van het meervoud". Ieder gevoelt, dat de uitdrukking _den visch koken_ op éénen visch ziet, en dat _de visch koken_ niet slechts gezegd wordt van meer dan éénen visch, maar ook van gedeelten of mooten, met andere woorden, van visch als stof gedacht, in welk geval het geen meervoud heeft; vergel. § 15. Hetzelfde onderscheid van geslacht bestaat bij _aal_, _baars_, _paling_, _snoek_, _zalm_ enz. (mv. _alen_, _baarzen_ enz.), M., en _aal_, _baars_ enz. (hoeveelheid _aal_, _baars_), V. zonder meerv. Zoo spreekt men b. v. van _een zeezalm_, M. en van _krimpzalm_, V.; van _eenen buitengewoon harden turf_, M. en van _harde, zwavelige turf_, V., als collectief voor _turven_. 25. Ten gevolge van deze waarneming hebben wij gemeend alle stofnamen, die niet O. zijn en wier geslacht voor het overige onzeker is, als V. te moeten beschouwen. Uitgezonderd zijn natuurlijk die woorden (als _de wijn_, _nectar_, _honing_), die door onze dichters en prozaschrijvers altijd voor M. erkend zijn, en welke thans nog steeds als zoodanig gebezigd worden. 26. De eigenlijke namen van bloemen, als _aster_, _hyacint_, _lelie_, _pioen_, _roos_, _tijloos_ enz. Doch de namen, die eigenlijk een ander voorwerp aanduiden en slechts bij overdracht op bloemen toegepast worden, behouden het geslacht dat hun in de eigenlijke opvatting toekomt; b. v. _aronskelk_, _leeuwenbek_, _gouden regen_ zijn M., _berenoor_ is O. Wanneer zulke overdrachtelijke benamingen van bloemen of planten als collectieve stofnamen (zie § 16) gebezigd worden, dan zijn zij, gelijk andere stofnamen, V. of O.; b. v. _wolfsklauw_ en _slangenwortel_ zijn V., ofschoon _klauw_ en _wortel_ als voorwerpsnamen M. zijn. Onzijdige woorden, als _brood_, _bloed_, blijven O., b. v. _duivelsbrood_, _drakenbloed_. 27. De namen van vruchten, als _bes_, _noot_, _peer_, _vijg_ enz.; uitgezonderd die, welke op -_ling_ en -_oen_ uitgaan, als _guldeling_, _kruiling_, _pippeling_, _citroen_, _meloen_ enz., alsmede de inheemsche namen op -_el_ en -_er_, als _appel_, _eikel_, _aker_ enz. Vreemde namen met deze beide uitgangen worden meest V. genomen, als _amandel_, _dadel_, _kapper_, _komkommer_ enz. De vrouwelijke namen van vruchten worden M., als zij de boomen aanduiden, welke de vruchten voortbrengen; vergel. § 18. 28. De namen van vaartuigen, als _aak_, _bark_, _boot_, _kof_ enz.; behalve die, welke op de achtervoegsels -_er_ en -_aar_ eindigen, als _driemaster_, _lichter_, _groenlandsvaarder_, _uitlegger_, _rinkelaar_ enz., die M. zijn, en de onzijdige _fregat_, _galjoen_ en _jacht_. Dat de taal hier het vrouwelijke geslacht wil, blijkt hieruit, dat manl. en onz. eigennamen, op schepen toegepast, als vrouwel. worden gebezigd: _Hij commandeert de Tromp_; _de Friesland zal heden niet varen_. 29. De namen der letters en cijfers, als: eene _a_, eene _twee_, eene 6. Onzijdig zijn: 30. De namen van dieren, die de geheele soort aanduiden en waarvan beide het mannetje en het wijfje afzonderlijke namen hebben, als _hoen_, _rund_, _schaap_ enz., waarnevens _haan_ en _hen_, _stier_ en _koe_, _ram_ en _ooi_. Uitgezonderd is het manl. _hond_. 31. De namen van jongen van dieren, als _kalf_, _lam_, _veulen_, _welp_; uitgezonderd _big_, V.--Het woord _kind_ (en evenzoo het Friesche _bern_) kan ook onder dezen regel gebracht worden. 32. De namen van stoffen, waaruit voorwerpen vervaardigd worden: _het diamant_ en _agaat_, de stoffen waarvan men door slijping _diamanten_ en _agaten_ (M.) maakt. Zoo ook _lei_, _goud_, _platina_, _nikkel_, _barnsteen_, _schildpad_, _kurk_, _draad_, _doek_ enz. Uitgezonderd zijn die, welke op eene toonlooze _e_ eindigen, als _aarde_, _serge_, _zijde_ enz., alsmede _baai_, _kant_, _langet_ en _wol_, die V. zijn; _saai_ wordt V. en O. gebruikt. Een aantal der hier bedoelde woorden hebben eigenlijk uit zich zelve een ander geslacht, hetwelk zij behouden, wanneer zij niet als stofnamen worden gebezigd; b. v. _band_, _doek_, _draad_, _bever_, _hermelijn_, _sabel_ (dier) M.; _kurk_, _pleister_, _schildpad_, _tijk_ V. 33. De namen van landen, steden en dorpen enz., als _het machtige Engeland_, _het oude Rome_. Uitgezonderd zijn die namen van landstreken, welke steeds van het lidwoord _de_ vergezeld gaan, als _de Betuwe_, _de Lijmers_, _de Krim_, _de Sahara_ enz. 34. De meeste verzamelwoorden, als _bosch_, _duin_ (aaneenschakeling van duinen), _heir_, _loof_, _ooft_, _slag_ (soort), _stel_ (porselein), _volk_, _want_ enz.; inzonderheid die, welke eene vereeniging van een bepaald aantal individuen aanduiden, als _het honderd_, _het paar_, _het dozijn_, _het gros_, _het snees_. 35. Aan het onzijdige geslacht is niet zelden het begrip van onvolkomenheid verbonden. Dit blijkt uit de namen der vormlooze grondstoffen (§ 32), waaraan door bewerking eene bepaalde gedaante moet gegeven worden; uit de namen van jonge, d. i. onvolwassen dieren (§ 31); uit de namen in § 30 vermeld, die de dieren als geslachteloos en zonder kunne voorstellen; ook verzamelingen (§ 16 en 34) worden als zaken zonder vorm of gedaante gedacht. Aan het begrip van onvolkomenheid grenst dat van kleinheid. Daarom zijn de zoogenaamde verkleinwoorden op -_je_ (-_tje_ en -_pje_) en -_ken_, als _huisje_, _jongsken_, O. Reeds boven, § 8, is aangetoond, dat het de beteekenis is, welke die woorden onzijdig maakt, niet het achtervoegsel. Dit verklaart, waarom de verkleinwoorden op -_el_, wier verkleinende kracht thans niemand meer gevoelt, niet onzijdig zijn. Deze volgen in den regel het geslacht van het grondwoord, waarvan zij gevormd zijn; zoo zijn b. v. _eikel_ en _beukel_ (als het ware jongen van eenen _eik_ of _beuk_), _hoepel_, _kneukel_, _knobbel_, _druppel_, _tepel_ enz. M., evenals _eik_, _beuk_, _hoep_, _knok_, _knop_, _drup_ of _drop_, _tip_; daarentegen zijn _greppel_, _kruimel_, _mazel_, _peukel_ en _pukkel_, _trommel_ V., gelijk _greb_, _kruim_, _maas_, _pok_, _trom_. 36. Het begrip van onvolkomenheid of kleinheid, dat aan zoovele onzijdige woorden eigen is, gaat niet zelden met geringschatting gepaard. Dit verklaart, waarom sommige woorden tot het onzijdige geslacht overgaan, wanneer men er het bijdenkbeeld van minachting aan verbindt. Daarom zegt men soms _dat heer_, _dat mensch_, en altijd _dat vrouwmensch_; ofschoon _heer_ en _mensch_ M. zijn: daarom wordt _persoon_ onzijdig in de samenstellingen _manspersoon_ en _vrouwspersoon_, die nooit gebezigd worden, wanneer men met achting van iemand spreekt. Daarom hebben wij gemeend aan _onmensch_, dat in sommige woordenboeken M. genoemd wordt, het onzijdige geslacht te moeten toekennen. 37. Het M. en V. is, in tegenstelling van het O., edeler en deftiger. Daarom zegt men nooit _het hoogeschool_, noch in overdrachtelijken zin _het school van dien wijsgeer_ of _dien godgeleerde_, voor _de hoogeschool_, of _de school van A of B verwerpt die leer_. Daarom zegt men, met minachting sprekende, bij voorkeur _dat soort_, niet _die soort_, en is _bocht_ (slechte waar, eigenlijk _uitvaagsel_) O. Daarom hebben de woorden op -_sel_, waarnevens andere op -_ing_ bestaan, als _aanslibsel_ en _aanspoelsel_ nevens _aanslibbing_ en _aanspoeling_, een stellig minachtenden zin. De _uur_ of _ure_ (V.) en de _oogenblik_ (M.) zijn slechts in deftigen stijl gepast; _het uur_ en _het oogenblik_ zijn de dagelijksche uitdrukkingen. Regels, geheel of gedeeltelijk op den vorm der woorden gegrond. 38. Samengestelde woorden volgen het geslacht van het laatste lid, indien zij eene _soort_ beteekenen, waarvan het geheele _geslacht_ door het achterste lid wordt aangeduid; is dit het geval niet, dan kan het woord een ander geslacht hebben. Zoo zijn _gebedenboek_, _handboek_, _kerkboek_, _leerboek_, _leesboek_, _schoolboek_ O., omdat die woorden voorwerpen aanduiden, die behooren tot het _geslacht_ van dingen, die _boek_ heeten, welk woord op zich zelf staande O. is. Daarentegen is _roodvonk_, eene ziekte, maar geen bijzondere soort van _vonk_, onzijdig, niettegenstaande _vonk_ V. is. _Maankop_ volgt dan alleen het manl. geslacht van _kop_, als het op een _kop_ of zaadhuisje van eene papaver ziet; moet het de geheele plant of eene menigte planten aanduiden, of wel het slaapmiddel dat uit het sap getrokken wordt, dan verliest _kop_ zijne beteekenis en verandert het geslacht van het woord; in het eerste geval wordt het V., in het laatste O. genomen. De regel lijdt geene uitzonderingen, dan alleen bij _kerkhof_ dat O. genomen wordt, niettegenstaande _hof_ in de hier bedoelde beteekenis M. is. _Oogenblik_, O., wordt gewoonlijk, maar ten onrechte, als uitzondering opgegeven; het behoort tot dezelfde soort van woorden als _roodvonk_ en _maankop_. _Een oogenblik_ beteekent niet meer een _blik_ (M.) der oogen, maar de kleine tijdruimte, die voor zulk _eenen oogenblik_ gevorderd wordt. Vergel. § 37. 39. Het geslacht van vele afgeleide woorden hangt óf geheel óf ten deele af van het achtervoegsel, waarmede zij gevormd zijn; daarom kan het achtervoegsel in vele gevallen een hulpmiddel wezen om het geslacht te herkennen. Zoo zijn alle woorden met -_heid_ en -_ij_, als _waarheid_, _kleedij_, _dieverij_, V. In de meeste gevallen echter moet de beteekenis of de aard van het grondwoord, of wel beide, tevens in rekening worden gebracht. Zoo is -_uw_ in _schaduw_ enz. een vrouwel. achtervoegsel; doch _baljuw_ is om de beteekenis natuurlijk M. Het geslacht der vroegere verkleinwoorden op -_el_ hangt af van het geslacht van het grondwoord, zie § 35. De woorden op -_er_ zijn M., wanneer zij van werkwoorden zijn gevormd en een werktuig aanduiden. Ontbreekt eene dezer beide voorwaarden, dan kan het woord een ander geslacht hebben. _Kaper_ (muts) b. v., van het znw. _kap_ afgeleid, is V., _kaper_ (roofschip) daarentegen, van het ww. _kapen_ gevormd, is M.; _leger_, ofschoon van _liggen_, _gelegen_, is geen werktuig, maar ook O. Het achtervoegsel -_dom_, oudtijds -_doem_, is eigenlijk een M., -_schap_ eigenlijk een V. zelfst. nw.; desniettemin zijn de meeste woorden op -_dom_, als _heiligdom_, _hertogdom_, en sommige op -_schap_, als _gereedschap_, _gezelschap_, enz., onzijdig. Uit een en ander blijkt, dat er slechts weinige achtervoegsels zijn, waaraan onder alle omstandigheden een bepaald geslacht eigen is. Men kan echter de volgende regels stellen: 40. -_aar_, dat doorgaans manl. persoonsnamen vormt, behoudt ook bij levenlooze voorwerpen het M. geslacht, b. v. in _beukelaar_, _boezelaar_, _hazelaar_, _makelaar_ (soort van balk). Het vrouwel. _bakelaar_ (_baccae lauri_) eindigt niet op het achtervoegsel -_aar_, en is dus geene uitzondering. 41. -_aard_ vormt bijna uitsluitend manlijke persoonsnamen; daarom is ook _mutsaard_ (takkebos) M. 42. -_age_ vormt vrouwelijke woorden, als _kijvage_, _stoffage_. Alleen _bosschage_ en _dierage_ worden onzijdig gebruikt, omdat men daarbij aan _bosch_ en _dier_ denkt. 43. -_dom_ vormt abstracte en concrete naamwoorden. De abstracte, als _adeldom_, _eigendom_ (in den zin van _recht om te bezitten_), _maagdom_, _wasdom_, zijn manlijk; de concrete, als _eigendom_ (in den zin van _bezitting_), _heiligdom_, _hertogdom_, _prinsdom_, _priesterdom_, zijn onzijdig. Van de woorden, bij welke de abstracte en concrete opvattingen in elkander vloeien, is _rijkdom_ M., en zijn _christendom_, _jodendom_, _pausdom_ en dergelijke benamingen van godsdienstige gezindheden O. 44. -_e_, als achtervoegsel, is V., b. v. in _genade_, _koude_, _ronde_, _zonde_, behalve in _vrede_, M., _einde_, O., in den manl. persoonsnaam _heere_, en in de gemeenslachtige woorden _bode_ en _getuige_. Daarom zijn ook de woorden, welke nog een vorm op -_e_ nevens zich hebben, V., als _reis_--_reize_, _wijs_--_wijze_.--Dat de buigingsuitgang -_e_ der bijv. nw., die als zelfst. nw. gebezigd worden, b. v. in _de blinde_, _het goede_, geheel iets anders is dan het achtervoegsel -_e_, behoeft nauwelijks vermelding. 45. -_el_ geeft aan de namen van vruchten, als _eikel_, _appel_, het M. geslacht; ook vormt het van werkw. manl. benamingen van werktuigen of middelen om de werking te verrichten, b. v. _beitel_ (van _bijten_, _beet_, oudt. _beit_), _gordel_, _griffel_, _hevel_ (van _heffen_), _klepel_ (van _kleppen_), _lepel_ (van _leppen_), _prikkel_, _stekel_, _sleutel_, _teugel_ (van _tiegen_, _toog_), _vleugel_.--Over het geslacht der verkleinwoorden op -_el_ zie boven, § 35. 46. -_en_, achter een klinker en eene _l_ of _r_ verkort tot _n_, in sommige woorden door eene _s_ of _z_ versterkt tot -_sem_ of -_zem_, vormt M. woorden. Daarom kan men den regel stellen, dat de woorden op -_em_, -_lm_ en -_rm_ M. zijn, b. v. _adem_, _asem_, _bezem_, _deesem_, _helm_, _darm_, _storm_ enz. _Scherm_ echter is O.--_Palm_ (vlakke hand, lengtemaat en kruid) en _uniform_, die V. zijn, maken als vreemde woorden geene eigenlijke uitzondering; en evenmin _bloem_ en _kiem_, voorheen _bloeme_ en _kieme_, welke dus met -_me_, niet met -_em_, gevormd zijn. 47. -_en_ heeft geen bepaald geslacht: _regen_ is M., _haven_ V., _bekken_ O., enz. 48. -_er_, achter den praesensstam der werkw. gevoegd, vormt M. woorden, als _gieter_, _snuiter_, _stamper_ enz. Woorden op eene andere wijze gevormd kunnen V. en O. zijn, als _de haver_, _het water_ enz. 49. -_erd_ komt alleen bij M. woorden voor, als _blafferd_ (register), _mosterd_. 50. -_heid_ vormt louter V. woorden, als _goedheid_, _waarheid_, _menschheid_, _kindsheid_. 51. -_ie_, als Nederlandsch achtervoegsel, is V., b. v. _balie_, _bezie_, _merrie_. 52. -_ie_, als vreemd achtervoegsel, zoowel met als zonder den klemtoon, maakt vrouwelijke woorden; b. v. _harmonie_, _poëzie_, _lelie_, _menie_. Uitgezonderd zijn _het concilie_, _het evangelie_ en _het genie_, voor vernuft of vernuftig mensch, tegenover _de genie_ als benaming van een wapen in het leger. 53. -_ij_ vormt vrouwelijke woorden, als _dieverij_, _maatschappij_ enz., zonder uitzondering, dan alleen dat _schilderij_ in den gemeenzamen stijl ook O. gebruikt wordt. 54. -_ing_ is van tweeërlei oorsprong: 1) het oorspronkelijke achtervoegsel -_ing_, dat met eene voorgevoegde _l_ het gelijkbeteekenende -_ling_ vormt; en 2) een ander -_ing_, oudtijds -_ung_. Het eerste diende ter vorming van manl., het laatste van vrouwel. woorden. Nu beide eensluidend geworden en de geslachten verloopen zijn, is het bij jongere woorden niet altijd uit te maken, met welk der beide achtervoegsels men te doen heeft. Thans gelden de volgende regels: De persoonsnamen op -_ing_ en -_ling_ zijn M., als _koning_, _loteling_, _ouderling_; of gemeensl., als _drenkeling_, _leerling_ enz. De woorden op -_ing_ en -_ling_ zijn M., wanneer zij de benamingen zijn van dieren of van voorwerpen, die een afgerond geheel uitmaken, als vruchten, munten enz., b. v. _bunzing_, _gieteling_, _haring_, _paling_, _spiering_, _groenling_, _kruiling_, _pippeling_, _wildeling_, _penning_, _schelling_, _zilverling_, _beuling_, _duimeling_, _krakeling_, _teerling_. Hiertoe behooren ook _enteling_ en _zaailing_, als benamingen van planten, elk op zich zelve genomen. _Ketting_ en _rotting_, die vreemde woorden zijn en dus niet met het achterv. -_ing_ gevormd, hebben echter door het voorbeeld der bovenstaande woorden insgelijks het M. geslacht aangenomen. Doch de woorden op -_ing_ en -_ling_ zijn V., wanneer zij stoffen aanduiden, als _zuring_ en _scheerling_, benamingen van planten, doch niet als individuen, maar als stoffen gedacht; _kammeling_, _kibbeling_ (afval van zoutevisch). Uitgezonderd is _honing_ (of _honig_), dat steeds als M. gebezigd wordt, en _messing_, dat als de naam van een metaal O. is. Uit § 15 volgt, dat ook de namen van visschen, die op -_ing_ eindigen, V. worden, wanneer men de visch als stof beschouwt: _versche haring_, _vette paling eten_ enz. De woorden op -_ing_, gevormd van werkwoorden en eene werking aanduidende, zijn V., als _dwaling_, _roeping_, _regeering_, _tering_, _wandeling_, _verovering_ enz. Zij behouden dit geslacht ook wanneer zij concreet worden genomen, gelijk b. v. _helling_, _kleeding_, _lading_, _regeering_ voor de regeerende personen, _wandeling_ voor de plaats, waar gewandeld wordt. 55. -_nis_ (eigenlijk -_n_-_is_) vormt vrouwelijke znw., als _bekentenis_, _belijdenis_, _geheimenis_, _vergiffenis_ enz. Zoo ook _vuilnis_, dat echter in den gemeenzamen vorm _vullis_ als O. gebezigd wordt.--_Vonnis_ is O.; en zoo ook gewoonlijk _getuigenis_, dat nochtans in deftigen stijl ook met het vrouwelijke geslacht in gebruik is. 56. -_schap_ is eigenlijk een vrouwel. znw. en vormt dus in 't algemeen V. woorden, als _boodschap_, _blijdschap_, _eigenschap_, _gemeenschap_, _ridderschap_ enz. Uitgezonderd zijn de volgende onzijdige: 1) De namen van waardigheden of betrekkingen, waaraan rechten en plichten verbonden zijn, als _burgemeesterschap_, _koningschap_ enz. 2) De namen van landstreken, als _heemraadschap_, _landschap_, _waterschap_. Zoo ook _het graafschap_, in 't algemeen; doch waar sprake is van het gebied der oude graven van Zutfen, is het oorspronkelijke geslacht bewaard gebleven en zegt men _de graafschap_, V. 3) De woorden _genootschap_, _gereedschap_, _gezantschap_ en _gezelschap_. 57. -_sel_ maakt O. woorden, als _baksel_, _deksel_ enz.; doch _stijfsel_ wordt thans algemeen V. genomen. 58. -_te_ vormt van bijv. nw. vrouwelijke woorden, als _duurte_, _gedaante_, _gemeente_, _hoogte_ enz.; van znw., te gelijk met voorvoeging van _ge_, onzijdige, als _gebergte_, _gedierte_, _gesternte_. 59. De woorden, door aanhechting van het voorvoegsel _ge_ van stammen van werkw. gevormd, als _gebed_, _gedraaf_, _geloop_ enz., zijn O. OVER DE SPELLING. Overzicht van de regels, in zooverre zij de tot hiertoe gebruikelijke spelling wijzigen of aanvullen. 1. Veelomvattende veranderingen in de spelling eener taal zijn in den beginne altijd lastig voor de schrijvenden en onaangenaam voor de lezenden, en hebben bij voortduring onvermijdelijk een nadeeligen invloed op de beoefening van de letterkunde dier taal. Wanneer een groot aantal woorden wijzigingen ondergaan hebben, dan wordt de schrijver, die aan de vroegere spelling gewoon is, onophoudelijk in zijn gedachtenloop gestuit, dewijl hij ieder oogenblik genoodzaakt is zich te bezinnen om den eenen of anderen nieuwen regel toe te passen; en de meeste lezers gevoelen een weerzin tegen hetgeen het voorkomen eener vreemde taal heeft gekregen en soms slechts met moeite begrepen wordt. Is men eenmaal aan zulk eene nieuwe spelling gewend, dan is de verhouding omgekeerd; dan schijnen alle _vroegere_ geschriften in eene vreemde taal opgesteld te zijn, en de vorm schrikt de lezers af. Eene geheele omwenteling in de spelling graaft aldus tusschen het verledene en het toekomende eene kloof, die slechts door weinigen overschreden wordt; de vroegere literatuur, die het voedsel moet leveren voor de kennis der taal en het nationaliteitsgevoel van een volk, heeft dan voor de meesten opgehouden te bestaan. 2. Om gemelde redenen hebben wij gemeend in onze schrijfwijze geene veranderingen te mogen aanbrengen van zoo wijden omvang, dat ons geheele schrift daardoor een ongewoon aanzien moest krijgen, gelijk het geval zou geweest zijn, indien wij b. v. besloten hadden alle _e_'s en _o_'s in opene lettergrepen op dezelfde wijze, hetzij met één hetzij met twee letterteekens, te schrijven. Daarom hebben wij ons tot regel gesteld geene schrijfwijzen te bezigen, die volstrekt niet in gebruik waren, en zijn wij slechts ten opzichte van eenige weinige op zich zelve staande woorden, als _Dinsdag_, _litteeken_ en nog enkele dergelijke, van dien stelregel afgeweken. Doch, hoewel wij het raadzaam oordeelden eenparig erkende spelregels ook tot de onze te maken, hebben wij ons toch niet verplicht gerekend tevens alle gebreken en onregelmatigheden over te nemen. Wij achtten ons integendeel gehouden om de willekeurige, op onkunde of misverstand berustende uitzonderingen te verwerpen en erkende regels, zooveel doenlijk, consequent toe te passen.--Verder bestond voor ons de onvermijdelijke noodzakelijkheid, uit twee (of meer) gebruikelijke schrijfwijzen ééne te kiezen en--wat ongetwijfeld het gewichtigste gedeelte van onze taak was--een aantal nog onbeantwoorde vragen, waaronder uiterst belangrijke die nog nooit of slechts ten deele behandeld waren, voor ons zelven te beantwoorden, en de regels, die ons doelmatig voorkwamen, te formuleeren. Om een en ander hebben wij de grondbeginselen, die uit de natuur en de bestemming van het schrift met noodwendigheid voortvloeien, bestendig voor oogen gehouden, en daarbij de natuurwet van alle letterschrift, dat het namelijk de afbeelding der uitspraak behoort te wezen, op den voorgrond geplaatst. (Zie _Grondbeginselen_ § 1-72). De onbevooroordeelde zal uit de volgende beknopte opgave van hetgeen wij voor ons zelven hebben vastgesteld, kunnen zien, dat de wijzigingen in het bestaande betrekkelijk weinig in getal zijn en alle de strekking hebben om de spelling meer met de beschaafde uitspraak in overeenstemming te brengen of haar in andere opzichten regelmatiger te maken, en dat wij bij alles de doelmatigheid hebben beoogd, d.i. van schrift gesproken, duidelijkheid en voorkoming van misverstand. In het hier volgende overzicht hebben wij de gronden, waarop onze beslissing berustte, slechts even kunnen aanstippen, met verwijzing naar de § § van de _Grondbeginselen der Nederlandsche spelling_, waar zij breeder ontvouwd zijn. Klinkers en tweeklanken. De verdubbeling der klinkletters. 3. In gesloten lettergrepen wordt de lange of heldere klank door verdubbeling van het letterteeken aangeduid: _aa_, _ee_, _oo_, _uu_; behalve bij de _i_, wier heldere klank met den vollen of halven klemtoon steeds door _ie_ voorgesteld wordt. Wij schrijven daarom niet alleen _baar_, _beer_, _boor_, _buur_, enz., maar ook _eegaas_, _raas_ en _vlaas_, mv. van de echt Nederl. woorden _eega_ (_gade_), _ra_ en _vla_, met eene dubbele _a_.--Daarentegen zijn de meeste schrijvers gewoon de heldere sluitklinkers in vreemde woorden en eigennamen, als _Maria_, _Hebe_, _Nero_, _acacia_, _echo_, niet te verdubbelen, maar den tweeden klinker door het weglatingsteeken (_apostrophe_) te vervangen: _Maria's_, _Hebe's_ enz. Daar het verkieslijk is den vorm van vreemde woorden en in het bijzonder van eigennamen zooveel mogelijk onveranderd te laten, geven wij aan deze schrijfwijze de voorkeur boven die van _Mariaas_, _Hebees_, _Neroos_, _echoos_ enz., te eer omdat men bij de woorden op _i_, als _Garibaldi_, _Rubini_, toch zoo te werk gaat, en nooit _Garibaldiis_, _Rubiniis_ schrijft. Wij spellen daarom den 2den nv. van het enkelv. en alle nv. van het meerv. der hier bedoelde woorden met _'s_: _Maria's_, _Hebe's_, _Garibaldi's_, _Nero's_, _acacia's_, _echo's_ enz. (_Grondbeg._ § 90). 4. Het behoeft wel geene vermelding, dat wij hier het oog niet hebben op woorden als _pendule_, _Elize_, _Philippine_ enz., die op eene toonlooze, niet op eene heldere _e_ uitgaan. De ' zou daar overtollig zijn en geene weglating aanduiden; daarom schrijven wij _Elizes_, _Philippines_, _pendules_ enz. 5. De gebruikelijke onderscheiding van de zoogenaamde zachtlange en scherplange _e's_ en _o's_, met andere woorden, de verdubbeling der scherpe _e's_ en _o's_ in opene lettergrepen, b. v. in _beenen_ en _boomen_, nevens _geven_ en _boven_, is, o. a. om de redenen in § 2 vermeld, door ons behouden, met de volgende bepalingen, die gedeeltelijk wijzigingen zijn: 1. Alle achtervoegsels, die óf altijd, óf soms den vollen klemtoon hebben, dus niet alleen -_eel_, en -_loos_, maar ook -_ees_, -_eesch_ en -_eeren_ worden steeds met den dubbelen klinker geschreven. Wij spellen derhalve _houweelen_, _penseelen_, _personeele_, _Chineezen_, _Japanneezen_, _Chineesche_, _Siameesche_, _waardeeren_, _regeeren_, _waardeering_, _regeering_, _goddelooze_, _redeloozen_ enz. (_Grondbeg._ § 77-79). 2. De aangenomen regel, dat in vreemde woorden de _e's_ en _o's_, behalve die welke in den boezem onzer eigene taal uit _ai_ en _au_ ontstaan zijn, met eene enkele _e_ en _o_ geschreven worden, b. v. in _lelie_, _menie_, _olie_, _rozen_ enz., wordt door ons consequent toegepast. Wij verwerpen dus de willekeurige uitzondering van _kroon_, _troon_ en _toon_ (in de muziek), en schrijven regelmatig ook _kronen_, _tronen_, _tonen_. Evenzoo blijven wij aan het beginsel getrouw ten aanzien van de uitzondering der _o's_ uit _au_, en schrijven niet alleen _mooren_, _poozen_ enz., maar ook _koozen_, _liefkoozen_ (lat. _causari_) met _oo_. 3. Met de _e's_ en _o's_ in samengetrokken lettergrepen handelt men veelal niet consequent. Zoo schrijft men _leeman_ (_ledeman_), _leeren_ (_lederen_), _streelen_ (_stregelen_), _gedwee_ (_gedwede_), _slee_ (_slede_), _oolijk_ (_oodelijk_); maar daarentegen _preken_ (_prediken_), _kwelen_ (_kwedelen_), _veren_ (_vederen_), _kwe_ (_kwede_), _doren_ (_doderen_); terwijl men ten opzichte van andere woorden, als _ceelen_ (van _cedel_), het ww. _onweeren_ (van _onweder_) enz., in onzekerheid verkeert en in de woordenboeken geene aanwijzing vindt. Het is buiten twijfel raadzaam, alle dergelijke samentrekkingen met _ee_ en _oo_ te schrijven, dewijl de dubbele letter het best geschikt is om den gerekten klank voor te stellen, die door samentrekking noodwendig ontstaat. Derhalve niet alleen _leeman_, _leeren_ (_lederen_), _streelen_, _gedwee_, _slee_ (_slede_), _oolijk_, maar ook _preeken_, _preeker_, _kweelen_, _veeren_, _kwee_, _dooren_, _ceelen_, _onweeren_ enz. 4. Doordien de zachte en scherpe _e's_ en _o's_ in het Hollandsche dialect, dat in de schrijftaal den toon geeft, niet meer duidelijk onderscheiden worden, en sommige woorden ook elders niet op overeenstemmende wijze worden uitgesproken, zoo is er ten aanzien van enkele woorden onzekerheid en verwarring ontstaan, waaruit alleen de afleiding uitkomst kan geven. Bepaaldelijk bestaat die verwarring soms bij verschillende, maar nagenoeg gelijkluidende woorden. Daar nauwkeurig onderscheiden de eerste voorwaarde van juiste kennis is, hebben wij gemeend niet te mogen medewerken tot bestendiging van zulke verwarringen, en onderscheiden wij daarom niet alleen _weken_ en _weeken_, _lenen_ en _leenen_, _kolen_ en _koolen_, _roven_ en _rooven_ enz., maar om dezelfde redenen ook _beren_ (verscheurende dieren) van _beeren_ (varkens, waterkeeringen, muurstutten en heiblokken); _delen_ (planken en dorschvloeren) van _deelen_ (gedeelten); _sleepen_ (voorttrekken) van _slepen_ (gesleept worden); _klooven_ (doen splijten) van _kloven_ (mv. van _kloof_ en verl. tijd van _kluiven_); _slooven_ (voorschooten) van _sloven_ (sukkels en als ww. sukkelen); _tonen_ (in de muziek) van _toonen_ (werkw. en mv. van _toon_ = _teen_); _zoogen_ (laten zuigen) van _zogen_ (verl. tijd van _zuigen_). Hoe nuttig echter het onderscheiden van gelijkluidende woorden ook is, het mag niet op willekeur berusten, maar moet in de taal, in de afleiding gegrond zijn. Waar zulk een grondslag ontbreekt, mag men de onderscheiding alleen in gevallen van uiterste noodzakelijkheid erkennen. Zoo heeft men ten onrechte een onderscheid gemaakt tusschen _keelen_ (in de bouwkunde) en _kelen_ (halzen), tusschen _meeren_ (een schip vastleggen) en _meren_ (mv. van _meer_). De taal eischt in beide gevallen _meren_ met ééne _e_, terwijl _keel_ in de bouwkunde, en zoo ook in de wapenkunde als benaming der roode kleur, geen ander woord is dan _keel_ (hals), zoodat men zonder onderscheid _kelen_ te schrijven heeft. Daar eene verwarring van het ww. _meren_ met het mv. van (_een_) _meer_, en van _keel_ als bouwkundig ornament met _keel_ als lichaamsdeel niet te vreezen is, zoo hebben wij zonder aarzelen de grammatisch goede schrijfwijze tot de onze gemaakt. Evenzeer eischte de consequentie, met afwijking van de gebruikelijke spelling, de volgende woorden aldus te schrijven: _deemoedig_, _deesem_, _eega_, _hoonen_ en _vroolijk_; maar _dwepen_, _hepen_ (handbijlen), _keren_ (vegen), _droge_, _drogen_. Die spelling wordt door den oorspronkelijken vorm dezer woorden gebiedend voorgeschreven. 6. Bij het bepalen van de natuur der _e's_ en _o's_ in gevallen, waar verschil of onzekerheid bestond, hebben wij ons door de afleiding laten besturen, hetgeen door enkele beoordeelaars verkeerd is opgevat en ten onrechte voorgesteld als eene diep ingrijpende verandering, waardoor de vocaalspelling veel moeilijker zou geworden zijn. Bij eenig nadenken blijkt die voorstelling onjuist te wezen. De gebruikelijke spelling berust op het verschil in de uitspraak der _e'_s en _o's_; en daar dit verschil een gevolg is van den ouderen vorm der woorden, moet het raadplegen der afleiding tot dezelfde uitkomsten leiden als het waarnemen der uitspraak; alleen met dit onderscheid, dat de afleiding ook beslist omtrent die woorden, bij welke de uitspraak niet beslissen kan, t. w. dezulke, wier uitspraak niet overal dezelfde is, of die niet tot de volkstaal behooren. De spelling wint dus voor den taalbeoefenaar in wetenschappelijke juistheid, terwijl voor het groote publiek de toestand dezelfde blijft, daar men bij de gebruikelijke spelling evenzeer genoodzaakt was woordenlijsten te raadplegen. Verdere regels omtrent de klinkers en tweeklanken. 7. _Aau_ of _au_.--De spelling _flaauw_, _gaauw_ enz. vertegenwoordigt eene uitspraak, die volstrekt niet meer de algemeene is, maar in het oor der meeste beschaafde lieden hoogst onaangenaam klinkt. De meest algemeene uitspraak doet een klank hooren, die tusschen _aau_ en _ou_ in ligt, en die in de woorden _dauw_, _kauw_, _heraut_, reeds in de spelling erkend was. Het is juister en regelmatiger, die spelling ook in de andere woorden te volgen, en _aau_ voorgoed door _au_ te vervangen. Wij schrijven daarom _blauw_, _flauw_, _gauw_, _nauw_, _nauwelijks_ enz. (_Grondbeg._ § 74). 8. _Ie_ en _i_.--De lange of gerekte _i_-klank wordt steeds door _ie_ voorgesteld, in opene lettergrepen evenzeer als in geslotene; men schrijft zoowel _die-nen_, _die-ren_, _kie-zen_ met _ie_, als _dien_, _dier_, _kies_. Daarom verwerpen wij de spelling _substanti-ven_, _anti-ke_, _Israëli-ten_ enz., als niet overeenstemmende met _substantief_, _antiek_, _Israëliet_ enz., noch met de algemeen gebruikelijke schrijfwijze _mortieren_, _officieren_, _kommiezen_, _valiezen_, en schrijven regelmatig _motieven_, _substantieven_, _antieken_, _republieken_, _Israëlieten_, _Mennonieten_ enz. (_Grondbeg._ § 82). 9. Daarentegen is de klank, die door _ie_ voorgesteld wordt, te lang en te zwaar voor toonlooze lettergrepen, om welke reden reeds de gebruikelijke spelling de enkele _i_ in _afgodisch_, _Israëlitisch_, _predikant_, _muzikant_, voorschreef. Wij spellen dienovereenkomstig ook _historisch_, _geographisch_, _fabrikant_, _republikein_, _Jezuïtisme_, _motiveeren_ enz. met de enkele _i_, met verwerping van de bij sommigen gebruikelijke schrijfwijze _historiesch_, _fabriekant_, _fabriekaat_, _Jezuietisme_ enz. (_Grondbeg._ § 82 en 84). 10. Slechts in den uitgang ie, van woorden als _balie_, _linie_, _malie_, _olie_, _tralie_ enz., komt ie in eene toonlooze lettergreep voor. Het meervoud dier woorden wordt gespeld: _baliën_, _liniën_, _maliën_ enz. (of _balies_, _linies_, _malies_). Deze spelling dagteekent uit den tijd toen _ie_ nog algemeen als een tweeklank _ië_ werd uitgesproken, en kan dus als regelmatig beschouwd worden. Doch niet te verdedigen is de gebruikelijke spelling der meervouden _harmoniën_, _melodiën_, _reliquiën_, die geheel anders klinken dan _baliën_ enz. Wij spellen daarom de meervouden der woorden op _ie_ op twee wijzen, naar gelang ie toonloos is of den klemtoon heeft, en schrijven: _baliën_, _traliën_, _oliën_, enz.; maar _harmonieën_, _reliquieën_ enz., in overeenstemming met _drieën_, _knieën_, _tweeën_, _zeeën_. Zoo dan ook _genieën_, van _genie_, in onderscheiding van _geniën_, mv. van _genius_. (_Grondbeg._ § 83). 11. _Ie_ en _ij_.--De _ij_ was oorspronkelijk eene lange _i_ en luidde vroeger algemeen, gelijk nog in sommige gewesten, als _ii_ of _ie_. Toen zij den _ei_-klank aannam, had dit ook plaats bij vreemde woorden als _bijbel_, _mijter_, _pijl_, _tijger_, _praktijk_, _fabrijk_, _kolijk_, _muzijk_ enz. Sommige dezer woorden hebben later hun vroegeren _i_-klank hernomen, ofschoon men desniettemin voortging ze met _ij_ te schrijven. Die spelling is thans verkeerd, nu de uitspraak der _ij_ veranderd is. Daarom vervangen wij in al de laatstgenoemde woorden de _ij_ door _ie_, en schrijven _fabriek_, _katholiek_, _koliek_, _muziek_. (_Grondbeg._ § 86). 12. Toen de tweeklank _ië_ in den hedendaagschen klinker _ie_ (_i_) en de lange _i_ in _ij_ (_ei_) overging, hadden er verschillende verwarringen plaats, en begon men ook aan _gerief_, _harmonie_, _poëzie_, _koffie_ enz., den _ij_-klank te geven en dus te spellen: _gerijf_, _harmonij_, _poëzij_, _koffij_ enz. Nu men van die uitspraak teruggekomen is, behoort men ook die schrijfwijze te laten varen, en overeenkomstig de ware uitspraak _gerief_, _harmonie_, _poëzie_ en _koffie_ (evenals _balie_ en _tralie_) te spellen. (_Grondbeg._ § 86). 13. In de namen der maanden _Januarij_, _Februarij_, _Junij_, _Julij_, bestaat een dergelijke strijd tusschen klank en letterteeken; wij schrijven daarom _Januari_, _Februari_, _Juni_, _Juli_, in overeenstemming met de uitspraak en met de Latijnsche spelling _Januari_ voor _Januarii_ enz. (_Grondbeg._ § 87). 14. _Ei_ en _ij_.--Eene dergelijke verwarring als tusschen _ie_ en _ij_ heeft bij _ei_ en _ij_ plaats gegrepen in de woorden _sacristijn_, _karwei_ (zaad) en _malvezei_. Wij schrijven overeenkomstig de afleiding _malvezij_, _sacristein_, nevens _sacristij_, en _karwij_ (zaad), dat in oorsprong niet minder dan in beteekenis verschilt van _karwei_ (werk). (_Grondbeg._ § 88). 15. _Ee_ en _ei_, _oo_ en _oi_.--Men is gewoon aan de _e_ in het woord _heer_ (leger) een klank te geven, die het naast aan den tweeklank _ei_ komt; daarom onderscheiden wij dit woord ook door de spelling van _heer_ als persoonsnaam, en schrijven overeenkomstig de uitspraak: _heir_, _heiren_, _heirscharen_.--Ofschoon de vocaalklank in _oir_ (erfgenaam, Fr. _hoir_) niet van die in _oor_ (lichaamsdeel) verschilt, en de spelling met _oi_ derhalve in strijd is met de uitspraak, zoo hebben wij gemeend om de doelmatigheid, d. i. hier om de duidelijkheid, de gebruikelijke onregelmatige spelling te moeten behouden in een zoo zeldzaam voorkomend woord als _oir_, dat onder den vorm _oor_ niet terstond zou herkend worden. (_Grondbeg._ § 91). 16. De toonlooze _e_ voor de achtervoegsels -_ling_, -_lijk_ en -_loos_.--Wanneer een der achtervoegsels -_ling_, -_lijk_ en -_loos_ achter een stam gevoegd wordt, die niet uitgaat op een klinker of op eene der vloeiende letters _l_, _n_ en _r_, of op eene toonlooze lettergreep, dan ontstaat er in de uitspraak tusschen den stam en het achtervoegsel vanzelf eene toonlooze _e_, die gewoonlijk ook in het schrift wordt uitgedrukt, b. v. in _doopeling_, _goddelijk_, _goddeloos_. Dichters--en ook prozaschrijvers--onderdrukken die _e_ echter niet zelden, en schrijven _godlijk_, _godloos_, en zelfs _zeedlijk_ en _eindloos_, van _zede_ en _einde_. Het is evenwel niet raadzaam in prozastijl te dezen aanzien willekeurig te werk te gaan, dewijl zulks eene verbastering der uitspraak ten gevolge zou kunnen hebben. Wij hebben ons daarom de volgende regels gesteld: De toonlooze _e_ blijft achterwege: 1. Wanneer het grondwoord eindigt op een klinker of een tweeklank; b. v. in _tweeling_, _drieling_, _vrijling_, _kruiling_, _kwalijk_, _leelijk_, _oolijk_ en _vroolijk_. In _vrijelijk_ echter kan de _e_ niet worden gemist, die in de uitspraak altijd gehoord wordt; en nevens de regelmatige vormen _moeilijk_ en _verfoeilijk_ zijn ook _moeielijk_ en _verfoeielijk_ in gebruik. 2. Wanneer het grondwoord eindigt op eene _l_ of _r_, of wel op eene _n_, die voorafgegaan wordt door een helderen klinker of een tweeklank; b. v. in _groenling_, _billijk_, _begeerlijk_, _bekoorlijk_, _persoonlijk_, _aanzienlijk_, _pijnlijk_, _doelloos_, _verwaarloozen_ enz. Wordt de _n_ door een korten klinker voorafgegaan, dan zijn de beide vormen, met en zonder _e_, even goed, b. v. _manlijk_ en _mannelijk_, _beminlijk_ en _beminnelijk_. Het gebruik maakt echter onderscheid tusschen _zinloos_ (zonder zin) en _zinneloos_ (buiten zijne zinnen). 3. Wanneer het grondwoord eindigt op eene toonlooze lettergreep, onverschillig met welken medeklinker deze sluit: b. v. _adellijk_, _eigenlijk_, _geduriglijk_, _koninklijk_, _bodemloos_ enz. 4. Wanneer het grondwoord eindigt op eene _g_, die als _ch_ wordt uitgesproken; b. v. in _behaaglijk_, _ontzaglijk_, _heuglijk_, _genoeglijk_, _welvoeglijk_ enz. De uitlating der _e_ strekt hier om aan de _g_ den verscherpten klank te verzekeren, en dus de spelling met de uitspraak in overeenstemming te brengen. In prozastijl is het niet raadzaam de _e_ weg te laten achter de zachte medeklinkers _b_, _d_ en _g_ (als _g_, niet als _ch_ uitgesproken); b. v. niet uit _onhebbelijk_, _dadelijk_, _dagelijks_, _degelijk_ enz., daar de spelling _onheblijk_, _daadlijk_, _daaglijks_, _deeglijk_, tot de verkeerde uitspraak _onheplijk_, _daatlijk_, _daachlijks_, _deechlijk_ aanleiding zou geven. (_Grondbeg._ § 112). Medeklinkers. De verdubbeling der medeklinkers. 17. De medeklinkers worden in het midden van een woord verdubbeld, wanneer de voorafgaande klinker kort is en de lettergreep den vollen of halven klemtoon heeft; b. v. in _hebben_, _vlaggen_, _dekbedden_, _opstellen_. De regelmatigheid zou dus ook eischen, dat de _ch_ werd verdubbeld in _lachchen_, _lichchaam_, _echcho_ enz. Intusschen heeft deze spelling nooit ingang gevonden, en schreef men doorgaans óf _lagchen_, _ligchaam_, enz., óf _lachen_, _lichaam_. Het was dus noodig, uit die twee gebrekkige schrijfwijzen eene te kiezen, daar aan het invoeren der dubbele _ch_ (_lachchen_ enz.), die eigenlijk de regelmatige spelling zou zijn, wel niet te denken valt. Van die beide gebruikelijke schrijfwijzen is die met de enkele _ch_ nog de minst onregelmatige. Daarom spellen wij _lachen_, _echo_, _lichaam_, _richel_, _tichel_, _bochel_ enz. (_Grondbeg._ § 95). 18. Na eene toonlooze lettergreep is de verdubbeling van den medeklinker niet slechts overtollig, maar zelfs nadeelig voor de uitspraak. Men schrijft _wandelen_, _inboezemen_, _regenen_, _beteren_, _zondigen_; de spelling _wandellen_, _zondiggen_ enz. zou tot eene verkeerde uitspraak aanleiding geven. Niet eenparig echter handelt men bij de uitgangen -_ik_, -_erik_ en -_it_, en schrijft b. v. _leeuwerikken_, _kievitten_ nevens _monniken_ en _diemiten_, ofschoon deze woorden onderling en met die op -_elen_, -_emen_, -_enen_ en -_eren_ gelijkstaan. Het is dus raadzaam, consequent te schrijven _leeuweriken_, _perziken_, _botteriken_, _zwezeriken_, _kieviten_, _diemiten_, en zoo ook _Dokkumer_, _Gorkumer_ enz. Alleen op twee woorden is deze regel niet toepasselijk, t. w. op _kennissen_ en _vonnissen_, die algemeen met _ss_ geschreven worden, naar analogie van _geheimenissen_, _getuigenissen_ enz., waarin de lettergreep _nis_ niet toonloos is, maar den halven klemtoon heeft. Ook in het meervoud der woorden, uitgaande op -_aris_ (Lat. -_arius_), wordt de _s_ verdubbeld: _archivarissen_, _commissarissen_, _notarissen_ enz. 19. Bij twee verschillende medeklinkers heeft in onze taal geene verdubbeling plaats; spellingen b. v. als _kannten_, _stellten_, zooals het Hoogduitsch die in de verbogen vormen der werkwoorden gebruikt, zijn bij ons onbekend. Slechts schijnbaar maken de woorden als _wasschen_, _flesschen_, _visschen_, enz. eene uitzondering. De _ch_ is in de genoemde en alle dergelijke woorden stom geworden, zoodat _wasschen_, _flesschen_, _visschen_ enz. eigenlijk hetzelfde is als _wassen_, _flessen_, _vissen_, waarin de _s_ regelmatig verdubbeld wordt. (_Grondbeg._ § 96). 20. Uit de drie voorgaande § § vloeit de volgende regel voort: Tusschenletters worden in vier gevallen niet verdubbeld, namelijk: 1. niet achter heldere klinkers en tweeklanken; b. v. in _dagen_, _leven_, _blijven_, _huizen_ enz. 2. niet achter toonlooze klinkers, b. v. in _engelen_, _perziken_, _kieviten_ enz.; behalve de _s_ in _kennissen_, _vonnissen_ en in _notarissen_ enz. 3. niet, wanneer er twee verschillende tusschenletters zijn, met de schijnbare uitzondering bij de _sch_ in _wasschen_, _tusschen_ enz. 4. niet wanneer de tusschenletter eene _ch_ is; b. v. in _lachen_, _lichaam_ enz. 21. Het behoeft nauwelijks vermelding, dat deze regels niet van toepassing zijn bij samengestelde en afgeleide woorden, wier deelen onverminkt behooren te blijven. Men schrijft te recht twee _d's_, _g's_ enz. in _hoofddee_l, _waaggeld_, uit _hoofd_ en _deel_, _waag_ en _geld_; en zoo ook twee _l's_ in _adellijk_ en _middellijk_ van _adel_ en _middel_, door aanhechting van het achtervoegsel -_lijk_. (_Grondbeg._ § 113). De halfklinkers _j_ en _w_. 22. De _j_, welke de gebruikelijke spelling in woorden als _baaijen_, _breijen_, _boeijen_, _buijen_ enz. invoegt, is geheel overtollig, nadeelig voor de uitspraak en strijdig met de regelmaat. Zij is overtollig, omdat de klank, dien zij moet voorstellen, vanzelf ontstaat en dus niet behoeft aangeduid te worden. Zij is nadeelig voor de uitspraak, omdat zij slechts aanleiding kan geven, dat men den bedoelden klank te sterk uitspreekt; b. v. in _hooijer_, _leijen_, _strooijen_ ten onrechte even sterk als in (_een goed_) _hooijaar_, _leijonker_, _strooijonker_. Zij strijdt met de analogie, omdat de spelling _baaijen_, _reijen_, _boeijen_, _luije_, _mooije_ enz., om regelmatig te kunnen heeten, niet slechts eene _j_ in _bijjen_, _rijjen_, _pijjen_ enz., maar ook _baaij_, _reij_, _luij_, _mooij_ zou eischen, evenzeer als uit _looden_, _boegen_, _bloote_, _vroege_, de spelling _lood_, _boeg_, _bloot_, _vroeg_ volgt. Wij mochten dus niet aarzelen, door het weglaten der overtollige _j_ de spelling der woorden, waarin tweeklanken op _i_ voorkomen, in overeenstemming te brengen met den erkenden regel betreffende het spellen van de onverbogen vormen der verbuigbare woorden, en zoodoende eene nuttelooze onregelmatigheid uit onze spraakkunst weg te nemen. Wij schrijven uit dien hoofde: _baaien_, _zaaien_, _breien_, _leien_, _gooien_, _hooien_, _buien_, _kruien_, _zaaier_, _hooier_, _kruier_, _bemoeiing_, _voltooiing_ enz., in overeenstemming met _reeën_, _zeeën_, _tweeën_, _theeën_, _drieën_, _knieën_, _spieën_, waarin evenzeer eene flauwe _j_ gehoord wordt. (_Grondbeg._ § 92). 23. De spelling _verw_, _verwpot_, _verwen_ enz. is thans strijdig met de uitspraak, waarin de _w_ door _f_ en _v_ vervangen is. Wij schrijven daarom _verf_, _verfpot_, _verfwaren_, _verven_, _verver_, _ververij_. (_Grondbeg._ § 126). De vloeiende letters _l_ en _n_. 24. Reeds vanouds bestonden er een aantal samenstellingen met _middel_, als _middelpunt_, _middellinie_ enz. In den laatsten tijd is men begonnen ook met _midden_ samen te stellen, en naast _middeleeuwen_ en _middelpunt_ ook _middeneeuwen_, _middenpunt_ enz. te schrijven. Daar nu de beteekenis van _middel_ en _midden_ in al die woorden volkomen dezelfde is, en de eene vorm niet welluidender dan de andere klinkt, bestaat er geene reden om nu zus dan zoo te schrijven. Wij spellen daarom consequent: _middeleeuwen_, _middelevenredig_, _middelpunt_, _Middelnederlandsch_ enz., in overeenstemming met _middeldeur_, _middellandsch_, _middellijf_, _middellijn_, _middelmaat_, _middelmatig_, _middelmuur_, _middelpad_, _middelschot_, _middelsoort_, _middelstand_ enz., waarin men nooit _midden_ aantreft. (_Grondbeg._ § 114). 25. Het manl. achtervoegsel -_ing_ (zie _Gesl._ § 54) wisselde oudtijds af met den uitgang -_ig_, die nog in _honig_ voorkomt. De vorm _honing_, die in de spreektaal de gebruikelijkste is, heeft dus evenveel recht van bestaan als _honig_. Daarom achten wij ons verplicht beide vormen, zoowel _honing_, _honingraten_ enz., als _honig_, _honigraten_ enz., te erkennen. 26. De spelling der verkleinwoorden met eene _n_, als: _boekjen_, _huisjen_, _kopjen_, _schoteltjen_, _boekjens_, _huisjens_, _kopjens_, _schoteltjens_, _stilletjens_, _zachtjens_, is strijdig met de beschaafde uitspraak niet alleen, maar ook met de meeste dialecten. Wij schrijven daarom overeenkomstig de meest algemeene uitspraak: _bankje_, _boekje_, _bloempje_, _huisje_, _kopje_, _stilletjes_, _warmpjes_, _zachtjes_, _zoetjes_ enz. zonder _n_. Anders is het gelegen met de verkleinwoorden op -_ken_ of -_ke_. Deze zijn verouderd en worden alleen nog in den kanselstijl en in sommige dialecten gebezigd, en dan meestal met _n_ uitgesproken. Wij schrijven om die reden _kindeken_, _jongsken_, _dochterken_ enz., te meer daar de beschaafde uitspraak de _n_ volstrekt eischt in _allengskens_ en _zachtkens_. In gemeenzamen stijl evenwel, waar -_ken_ stijf zou klinken, zien wij geen bezwaar in _boekske_, _penningske_ enz. (_Grondbeg._ § 119). De keelletters _g, ch_ en _k_. 27. De geadspireerde keelklank, gevolgd door eene _t_, die tot dezelfde lettergreep behoort, wordt, zonder op de afleiding te letten, overeenkomstig de uitspraak, met _ch_ geschreven, b. v. in _acht_, _biecht_, _dracht_, _gewicht_, _gezicht_, _jacht_, _klacht_, _lucht_, _nacht_, _plecht_, _plechtig_, _plicht_, _recht_, _rechter_, _richten_, _slecht_, _tocht_, _vlucht_, _zucht_ enz., en zoo ook in _geslacht_ en _licht_, in alle beteekenissen, niettegenstaande een aantal der genoemde woorden van stammen met _g_ zijn gevormd, als _dracht_, _jacht_, _klacht_ enz. van _dragen_, _jagen_, _klagen_. Daarentegen blijft de _g_ in de regelmatige vervoeging der werkwoorden, wier stam op _g_ eindigt, en in de zelfst. nw. door achtervoeging van -_te_ gevormd van bijvoegl. nw. op _g_; b. v. in _draagt_, _jaagt_, _klaagt_, _pleegt_, _weegt_, _ligt_ (van _liggen_), _zoogt_, _zuigt_ enz., en in _laagte_, _leegte_, _droogte_, _hoogte_, _vroegte_, _ruigte_, _menigte_ enz., waarin de _t_ steeds tot de volgende lettergreep te behoort. De onvolm. verledene tijden der onregelmatige werkw. _brengen_, _mogen_ en _plegen_ behooren met _ch_ te worden gespeld: _bracht_, _brachten_, _mocht_, _mochten_, _placht_, _plachten_, en zoo ook het verl. deelw. _gebracht_; dewijl de _t_ daarin in alle vormen blijft. Daarentegen behoort men _brengt_, _moogt_, _pleegt_ met _g_ te schrijven, omdat de _t_ niet wordt aangetroffen in de overige vormen van den tegenw. tijd: _breng_, _brengen_, _mag_, _mogen_, _pleeg_, _plegen_. Evenzoo is de spelling _Aagt_ en _aagtappel_ regelmatig, dewijl de _t_ in deze verkorte vormen slechts toevallig op de _g_ volgt, maar er in den onverminkten vorm _Agatha_ door eene _a_ van gescheiden is. Het opvolgen dezer regels maakt een einde aan eene der lastigste onderscheidingen, die de gebruikelijke spelling met zich bracht, en aan de willekeur, die daarbij heerschte. Zoo schreef zij o. a. _ligt_ en _regt_ voor, ofschoon die woorden niet in verband staan met eenig woord, waarin eene _g_ voorkomt. Daarentegen gaf zij aan _geslacht_, _tucht_, _tuchtigen_ de _ch_, hoewel deze woorden met _slag_ en _toog_, _togen_ samenhangen. (_Grondbeg._ § 94). 28. Onze _g_ had oudtijds denzelfden klank als de Fransche _g_ in _grand_, _garde_, en was dus toen eene zachte _k_, gelijk zij thans eene zachte _ch_ kan genoemd worden. Wanneer zij als sluitletter door eene _n_ wordt voorafgegaan, b. v. in _tang_, _ring_, dan heeft zij nog een zweem van haar vroegeren klank behouden en gaat dientengevolge alsdan dikwijls over in _k_, b. v. in _koninklijk_ van _koning_, _aanvankelijk_ van _aanvangen_, _jonkheer_ van _jong_ enz. Het is daarom strijdig met ons taaleigen, aan eene sluitende _g_, door eene _n_ voorafgegaan, den klank eener zachte _ch_ te geven, en haar in _tang_, _tangen_, _ding_, _dingen_, enz. zóó uit te spreken als in _aangaan_, _ingetogen_, _ongelukkig_ enz. Daarom vervangen wij _ng_ door _nk_ in al die gevallen, waarin de spelling met _ng_ meer bijzonder tot de verkeerde uitspraak aanleiding kan geven, namelijk in _koninkrijk_, _jonkheid_, _lankmoedig_, en in de verkleinwoorden op -_je_, gevormd van woorden op -_ing_, wanneer deze lettergreep toonloos is, als in _koninkje_, _woninkje_, _rottinkje_, _kettinkje_ enz. Wanneer -_ing_ door eene toonlooze lettergreep wordt voorafgegaan en dus zelf den halven klemtoon heeft, gelijk b. v. in _wandeling_, _teekening_, dan wordt het verkleinwoord door aanhechting van -_etje_ gevormd: _wandelingetje_, _teekeningetje_ enz., evenals _tangetje_, _ringetje_, _tongetje_ enz. (_Grondbeg._ § 98). 29. Sedert de _ch_ achter de _s_ in het midden en aan het einde der woorden stom geworden is, b. v. in _tusschen_, _menschen_, _disch_, _visch_ enz., heeft men haar ingelascht in sommige woorden, waar zij door de afleiding niet gevorderd wordt. In bijv. nw. als _gansch_, _heesch_ en andere is zulks eenigermate te rechtvaardigen (_Grondbeg._ § 123), maar niet bij _torschen_, waarin de _ch_ volstrekt geen nut doet en met de afleiding strijdt. Wij spellen daarom _torsen_ zonder _ch_. 30. Ten behoeve der duidelijkheid blijven wij, evenals in de gebruikelijke spelling geschiedt, _nog_ (daarenboven, tot nu toe) van _noch_ (ook niet) onderscheiden, ofschoon ook het eerstgenoemde woord volgens de afleiding eene _ch_ behoorde te hebben. In _nochtans_ echter, ofschoon uit _nog dan_ samengesteld, geven wij de voorkeur aan de _ch_, vermits wel deze scherpe keelletter, maar niet de zachte _g_, den overgang der _d_ van _dan_ in de _t_ van _tans_ heeft kunnen veroorzaken, en het woord voor ons gevoel eene eenheid geworden is, waarbij aan de samenstellende deelen niet meer gedacht wordt, zoodat hier alleen de uitspraak behoort gevolgd te worden. 31. De gebruikelijke spelling _Dingsdag_ berust op eene bedorven uitspraak, en maakt van den derden dag der week ten onrechte een _dag der (rechts)gedingen_. Daar de betere uitspraak _Dinsdag_ op vele plaatsen nog in gebruik is, hebben wij gemeend dezen minder verbasterden vorm te moeten verkiezen. Wij schrijven derhalve _Dinsdag_, want het woord is eigenlijk Diesdag, d. i. aan den oorlogsgod _Die_ of _Diu_ gewijd, met ingelaschte _n_, gelijk in _kinkhoest_ uit _kiekhoest_. (_Grondbeg._ § 128). De tongletters _d_ en _t_. 32. Wanneer de _s_ door eene tongletter wordt voorafgegaan, dan is deze de scherpe _t_; uitgezonderd in den 2den nv. der woorden op _d_, en in de bijvoegl. nw. en bijwoorden, door aanhechting van _sch_ en _s_ van woorden op _d_ gevormd; en eindelijk in _loods_ (in de beide beteekenissen), in _gids_ en _smidse_. Ingevolge dezen regel, die op de uitspraak en de afleiding gegrond is, schrijven wij niet alleen _trots_, _scherts_, _plaats_, _rots_ enz. met _t_, maar ook _guts_ van _gieten_; _knots_ van _knotten_; _rits_, _ritsig_, verwant met _wrijten_; _gutsen_, uit het oudere _gussen_ vervormd, en _ritselen_ van onzekere afleiding. Daarentegen met _d_: _Gods_, _des kinds_, _des bloeds_, _goedsmoeds_, _steedsch_ en _steeds_, _gindsch_ en _ginds_ van _gind(er)_. (_Grondbeg._ § 99). 33. De woorden op -_aard_ bestaan eigenlijk uit het bijv. nw. _hard_, gevoegd achter een bijv. of zelfst. nw. Zoo zijn b. v. _bloodaard_, _grijsaard_, _gulzigaard_, gevormd van de bijv. nw. _blood_, _grijs_, _gulzig_, en _bankaard_ van het znw. _bank_. Die woorden behooren dus met de _d_ van _hard_ geschreven te worden: en daar zij oorspronkelijk samenstellingen zijn, laat het gebruik te recht het grondwoord onveranderd en schrijft _lafaard_, _grijsaard_, niet _laffaard_, _grijzaard_. _Grijnzaard_ en _veinzaard_ echter zijn tegen den regel van een werkwoord gevormd en uit _grijnzer_, _veinzer_ verbasterd. Zij kunnen dus niet als samenstellingen beschouwd worden, maar behooren den regel der afleidingen te volgen en (gelijk _veinzer_, _lezer_ enz.) met de _z_ geschreven te worden. (_Grondbeg._ § 100). 34. De meervouden _ritten_ en _binten_ bewijzen, dat de _d_ van _rijden_ en _binden_ in de genoemde woorden tot _t_ is verscherpt, gelijk zulks ten aanzien van de _d_ van _mede_ in het voorzetsel _met_ sinds lang algemeen erkend is. De woorden _rid_, _bind_ en _med_ met _d_ hebben dus feitelijk opgehouden te bestaan, en zijn door _rit_, _bint_ en _met_ vervangen. Het is derhalve regelmatig ook _ritmeester_, _gebinten_ en _metgezel_ te schrijven. (_Grondbeg._ § 102). 35. Dezelfde verscherping heeft de _d_ ondergaan voor het achtervoegsel -_nis_ in de stammen der werkwoorden, die uitgaan op _d_, voorafgegaan door eene _l_ of _n_. Ten onrechte heeft men in _beeldtenis_ en _verbindtenis_ eene _d_ ingevoegd, die aan eene afleiding met _-te_ doet denken. De ware spelling is _beeltenis_ en _verbintenis_, evenals _ontstentenis_, waarin men nooit eene _d_ heeft geschreven, hoewel het op gelijke wijze afstamt van _ontstanden_, bijvorm van _ontstaan_ (in den ouden zin van _ontbreken_). (_Grondbeg._ § 102). 36. Ofschoon de stofnaam _kruit_ (poeder), wat den oorsprong betreft, hetzelfde woord is als _kruid_ (gewas), is het echter thans door de geheel afwijkende beteekenis voor ons gevoel daarvan gescheiden. Reeds hierom is het wenschelijk, het onderscheid van beteekenis ook in de spelling te doen uitkomen. Daar komt bij, dat het woord in den zin van _poeder_ nu, zoo al niet tot de onverbuigbare, dan toch tot de onverbogen woorden behoort, aan welke de taal liefst de scherpe sluitletter pleegt toe te kennen. Het verkeert in hetzelfde geval als _schroot_, dat ook eigenlijk _schrood_ luidde (van 't ww. _schroden_, snijden), en waarnevens nog _schroodbeitel_ en _schroodijzer_ bestaan. Wij schrijven daarom _kruit_ (poeder), _buskruit_, _rattenkruit_, nevens _kruid_ (gewas), _kruiden_, _nieskruid_, _wormkruid_. (_Grondbeg._ § 127). 37. De woorden op -_lei_ en -_hande_ zijn eigenlijk samenstellingen, waarin het eerste lid in den vrouwelijken 2den nv. staat. Regelmatig gevormd zijn derhalve _allerlei_, _eenerlei_, _velerlei_, _menigerlei_, _twintigerlei_ en -_hande_ enz. Daarentegen hebben andere, als _vierderlei_, _vijfderlei_, _zesderlei_ en -_hande_, eene _d_ ingelascht, die echter aan de beteekenis niets toedoet. Ten aanzien van twee woorden handelt het gebruik niet eenparig; men vindt _tweeërlei_, _drieërlei_ (-_hande_), en _tweederlei_, _driederlei_ (-_hande_) geschreven. Het is raadzaam, die onregelmatige vormen te verwerpen en aan de spraakkunstig juiste spelling _tweeërlei_ en _drieërlei_ (-_hande_) de voorkeur te geven. (_Grondbeg._ § 93). 38. De spelling _Kersdag_, _Kersfeest_, _Kersmis_ enz. maakt die woorden geheel onverstaanbaar. Het ongerijmde van die schrijfwijze komt vooral in _kersboom_ belachelijk uit. De herstelling der _t_ van den naam _Kerst_ (_Christus_) doet den zin der woorden begrijpen, en verhindert althans aan eene verkeerde afleiding te denken. Wij schrijven daarom _Kerstdag_, Kerstf__eest, _Kerstmis_, _kerstboom_ enz.--Daarentegen is er geene afdoende reden om in _kermis_ en _kerspel_ de _k_ van _kerk_ weder in te voegen. Sedert de kermissen in ons land niet meer met de feestdagen der kerkpatronen samenvallen, en _spel_ de beteekenis van _rechtsgebied_ verloren heeft, zou de spelling _kerkmis_ en _kerkspel_ deze woorden vooral niet verstaanbaarder maken. Wij behouden daarom de gebruikelijke spelling _kermis_, _kerspel_. 39. Reeds in de middeleeuwen onderging het woord _liicteken_ (_lijkteeken_, d. i. _blijkteeken_) verbastering en ging over in _licteken_ en _litteken_. Het veranderde tevens van beteekenis, en dit had eene miskenning van het geheele woord ten gevolge. Men vatte het op als teeken in het vleesch (_lijk_) en schreef daarom _likteeken_, hetgeen niet verhinderde dat men voortging _litteeken_ uit te spreken. Daar nu de spelling _likteeken_ zoomin de afleiding als de beteekenis duidelijker maakt, schrijven wij overeenkomstig de uitspraak en het eeuwenoude gebruik: _litteeken_. (_Grondbeg._ § 131). De lipletters _v_ en _f_. 40. De gebruikelijke spelling _diefegge_ doet denken aan eene samenstelling van _dief_ met zeker onbekend woord _egge_. Deze uitgang echter is slechts een achtervoegsel; het woord is niet door samenstelling, maar door afleiding gevormd. Het moet derhalve ook op de wijze der afgeleide woorden gespeld worden, dat wil hier zeggen, de _f_ moet in _v_ veranderen: dus _dievegge_, gelijk in _dieverij_, _lieverd_ enz. (_Grondbeg._ § 107). 41. De beschaafde uitspraak heeft de _v_ van _vonk_ in het afgeleide _fonkelen_, wanneer dit woord overdrachtelijk wordt opgevat, tot _f_ verscherpt, en zoodoende een nieuw woord doen ontstaan nevens _vonkelen_, vonken schieten, in de eigenlijke opvatting. Wij schrijven daarom in den oneigenlijken zin _fonkelen_, en dus ook _fonkelnieuw_. (_Grondbeg._ § 111). De sisletters _s_ en _z_. 42. Uit de bijwoordelijke uitdrukking _te zamen_ ontstond eerst het bijw. _tsamen_, en hieruit, door het wegvallen der _t_, nadat zij de _z_ tot _s_ verscherpt had, _samen_. Dit is dus inderdaad in oorsprong een ander woord dan zamen, en de scherpe uitspraak, die nog altijd de heerschende is, steunt op een goeden grond. Wij schrijven daarom _samen_ met _s_ aan het begin van alle samenstellingen, en zoo ook, wanneer het woord alleen staat: _samenkomen_, _samenwerken_, _samenspraak_, _samenhang_ enz. _Te samen_ zou echter niet te verdedigen zijn, dewijl het niets anders kan beteekenen dan _te te zamen_, met dubbel voorzetsel. Daarom schrijven wij: _Zij zullen er te zamen_ (of _er samen_) _heengaan_. Ook blijft de _z_ in het midden der woorden, die door samenstelling of door aanhechting van een voorvoegsel van _zamen_ gevormd zijn, als in _opzamelen_, _inzamelen_, _verzameling_. (_Grondbeg._ § 108). 43. De gebruikelijke spelling schrijft naar eisch der afleiding en uitspraak _geenszins_, maar strijdig met beide _allezins_, _anderzins_, _eenigzins_, _veelzins_. Naar analogie van het geheel onberispelijke _geenszins_, behoort men ook _alleszins_, _anderszins_, _eenigszins_, _veelszins_ te schrijven: eene spelling, die aan alle eischen der spraakkunst beantwoordt. (_Grondbeg._ § 125). 44. Het schrijven van _wijsst_, _boosst_, _loosst_, als overtreffende trappen van _wijs_, _boos_, _loos_, zou met de Nederl. begrippen aangaande de spelling in strijd en iets ongehoords zijn. Daarmede vervalt dan ook de spelling _wijsste_, _boosste_, _loosste_, en, naar analogie hiervan, ook _valschst_, _verschst_ enz. Wij schrijven derhalve, in de gevallen waar dergelijke harde vormen niet te vermijden mochten zijn: _wijst_--_wijste_, _loost_--_looste_, _malscht_--_malschte_ enz., overeenkomstig de gebruikelijke spelling van _Friesch_ (niet _Friessch_), _trotsch_ (niet _trotssch_), van _Fries_ en _trots_, die zelve op _s_ eindigen. Het achtervoegsel -_ster_, dat vrouwelijke persoonsnamen vormt, maakt steeds eene afzonderlijke lettergreep uit, en verschilt dus daarin van -_s_ en -_sch_. Het behoudt daarom zijne _s_, b. v. in _ziekenoppasster_, _mutsenwaschster_ enz. (_Grondbeg._ § 124). De samenstellingen. 45. _Samengestelde woorden_ zijn verbindingen van woorden, die tot één geheel vereenigd zijn met het doel om een nieuw begrip uit te drukken, verschillende van de som der begrippen, die door de afzonderlijke deelen aangeduid worden. Zoo beteekenen b. v. _grootschrift_ en _kleinkind_ iets anders dan _groot schrift_ en _klein kind_. 46. Alle samenstellingen bestaan uit twee deelen, _leden_ genoemd, die echter zelve samenstellingen kunnen zijn; b. v. _huis-knecht_, _op-stellen_, _horloge-maker_, _werk-tuig_, _horlogemakers-werktuig_. 47. De deelen der samengestelde woorden worden aaneen geschreven of door een koppelteeken verbonden, soms met verandering van den vorm van het eerste lid. Hieruit volgt, dat de spelling in de eerste plaats de middelen aan de hand moet geven om te onderkennen, welke opeenvolgingen van woorden samenstellingen zijn en dus óf aaneen geschreven óf door koppelteekens verbonden moeten worden. Vervolgens moet zij ook den aard der veranderingen van het eerste lid doen kennen, voor zooverre deze niet duidelijk uit de uitspraak blijken. Regels voor het onderkennen der samenstellingen. (Grondbeg. § 134-153). 48. Samengestelde woorden--en dus aaneen te schrijven--zijn alle opeenvolgingen van woorden, die los staande óf geene óf een verkeerden zin zouden opleveren. I. Tot de eerste soort behooren alle opeenvolgingen van woorden, die, wanneer zij vaneen geschreven werden, geen verstaanbaren zin zouden opleveren, tenzij men door verandering van den vorm der deelen, door omzetting of invoeging van andere woorden, den zin nader aanduidde; b. v. _ijzerdraad_, _ijzeren draad_; _tweehonderd_, tweemaal honderd; _godmensch_, goddelijk mensen; _zeshoek_, figuur met zes hoeken; _badkuip_, kuip om te baden, enz. Bijzondere soorten der hier bedoelde woorden zijn: 1. De uitdrukkingen, door middel van een achtervoegsel van op zich zelve staande woorden gevormd; t. w.: _a._ Vele zelfst. nw. op -_er_, -_ster_ en -_ing_, als _houthakker_, van _hout hakken_; _droogscheerder_, van _droog scheren_; _invrijheidstelling_, _tekortkoming_, van _in vrijheid stellen_, _te kort komen_. _b._ Vele bijvoegl. nw. op -_ig_ en -_sch_, als _vierhoekig_, van _vier hoeken_; _alledaagsch_, van _alle dagen_, enz. _c._ Alle bijwoordelijke uitdrukkingen met de zoogenaamde bijwoordelijke _s_, als _veeltijds_, _buitendijks_, _terloops_. 2. Die zelfst. nw., wier eerste lid een bijvoegl. nw. is, dat in de rede geene naamvalsveranderingen ondergaat, maar steeds denzelfden vorm behoudt; b. v. _grootmeester_, _oudoom_, _kleinzoon_ enz. Men zegt: _des grootmeesters_, _uwen oudoom_, _zijne kleinzoons_, niet _des grooten meesters_, _uwen ouden oom_, _zijne kleine zoons_, dan met verandering der beteekenissen. 3. De uitdrukkingen, waarin woorden voorkomen met spraakkunstige vormen, die buiten zulke samenstellingen niet meer in gebruik zijn. Hiertoe behooren: _a._ De uitdrukkingen met het eerste lid in den sterken manl. of onz. 2den nv., als _goedsmoeds_, _blootshoofds_ enz., dewijl men niet meer zegt: _des goeds moeds_, _des bloots hoofds_ enz. _b._ De uitdrukkingen, bestaande uit een bijv. nw. in den sterken 2den nv. op -_er_, met een zelfst. nw., in oneigenlijken zin genomen; als _allerwegen_, _langzamerhand_, _toevalligerwijze_ enz. _c._ De uitdrukkingen, bestaande uit een voorzetsel, gevolgd van een 2den nv.; als _binnensmonds_, _buitenshuis_ enz. _d._ De uitdrukkingen, waarin het verbogen lidwoord _de_ _in ter_ is veranderd; als _metterdaad_, _mettertijd_ enz. _e._ De uitdrukkingen, beginnende met _dèr_, _dès_ en _wès_, verouderde 2de nvll. van _die_ en _wie_; als _derhalve_, _desgelijks_, _deskundige_, _weshalve_ enz. II. Tot de tweede soort behooren alle opeenvolgingen van twee woorden, in welke een van beide of beide hunne gewone beteekenis hebben afgelegd, zoodat de zin der vereenigde begrippen een andere is dan die, welken de bloote som der beide begrippen zou medebrengen. Als zoodanig worden aaneen geschreven: 1. De werkwoorden met de voorzetsels _aan_, _achter_, _bij_, _door_, _om_, _onder_, _op_, _over_, _tegen_, _uit_ en _voor_, welke voorzetsels alsdan in bijwoorden zijn overgegaan, en die met de bijwoorden _af_, _mede_ en _toe_, als: _aanbinden_, _doorsteken_, _uithalen_, _afgaan_, _medeloopen_, _toestemmen_ enz. 2. De werkwoorden, verbonden met een zelfst. of bijv. naamw., óf met een bijwoord van wijze, wanneer de beteekenis dier woorden of die van het werkw. zelf is gewijzigd; b. v. _gadeslaan_, _rechtspreken_, _gevangennemen_, _goeddoen_, _vrijlaten_, _voortgaan_, _aaneenbinden_, _ondereenmengen_ enz. Wanneer het eerste woord eene bepaling bij zich nemen of in een der trappen van vergelijking staan kan, is zulks een bewijs, dat er geene samenstelling plaats heeft. Zoo zijn b. v. _staat maken_ en _fraai schrijven_ geene samenstellingen, omdat men kan zeggen _geen staat op iets maken_, _fraaier schrijven_ enz. 3. De bijvoegl. naamw., vergezeld van de bijw. _wel_, _vol_ en _al_, wanneer deze woorden den zin hebben van _zeer_, als _welbespraakt_, _volzalig_, _aloud_ enz.; alsmede de titels, beginnende met _edel_, _hoog_, _wel_ en _zeer_, als _Edelgeboren_, _Hooggeleerd_, _Weledel_, _Zeergeleerd_ enz. 4. De benamingen van kleuren, uit twee bijvoegl. nw. bestaande, als _hooggeel_, _lichtblauw_, _donkerbruin_, _zwartbont_ enz. 5. De voornaamw. _degene_, _diegene_, _hetwelk_, _dezulke_ en _dezelfde_. 6. De bijwoordelijke uitdrukkingen, bestaande uit twee bijwoorden, als _veeleer_, _zoozeer_, _zoolang_, _evengoed_ enz. (verschillende van _veel eer_ of _eerder_, _zoo zeer_, _zoo lang_, _even goed_); of uit een bijwoord en een voorzetsel, dat bijwoord geworden is, als _kortom_, _voluit_ enz. 7. De bijwoorden _hier_, _daar_ en _waar_, gevolgd door een voorzetsel, dat echter in deze verbinding als bijwoord moet opgevat worden. Zoo b. v. _hierdoor_, _daaruit_, _waaronder_ enz. 8. De bijwoordelijke uitdrukkingen, bestaande uit een voorzetsel gevolgd van een zelfst. of bijvoegl. nw., een bijwoord of een voornaamw., wanneer er wijziging van beteekenis plaats heeft; b. v. _achterwege_, _overeind_, _overlang_, _voorzeker_, _voorgoed_, _vanhier_, _vandaar_, _overal_, _ondereen_ enz., verschillende van _voor zeker_, _voor goed_, _van hier_, _van daar_. 9. De bijwoorden _terstond_, _terug_ en _ternauwernood_. 10. De voorzetsels _tegenover_, _rondom_, _niettegenstaande_ en _ingevolge_. Andere uitdrukkingen, die de waarde van een voorzetsel hebben, als _uit hoofde_, _in geval_, _door toedoen_, _met betrekking_ enz., blijven gescheiden, omdat het tweede lid, dat altijd een zelfst. nw. is, steeds zelf eene bepaling vereischt; als _uit hoofde van_, _in geval van_, _met betrekking tot_ enz. 11. Alle uitdrukkingen met de waarde van een voegwoord, waarin de beteekenis van ieder deel niet duidelijk uitkomt; b. v. _alhoewel_, _zoodat_, _doordien_, _dientengevolge_ enz. 12. De tusschenwerpsels _helaas_ en _eilieve_. Het gebruik van het koppelteeken. (Grondbeg. § 154-158). 49. Wanneer het werkelijk aaneen schrijven van de deelen eener samenstelling een woord zou opleveren van een te vreemd voorkomen, of dat wegens zijne lengte moeilijk zou te overzien zijn, dan worden de deelen door een koppelteeken vereenigd. 50. Het koppelteeken wordt derhalve gebezigd: 1. In woorden, waarin eigennamen of van eigennamen gevormde bijv. nw. voorkomen; als in _Cayenne-peper_, _Manilla-sigaren_, _Portorico-tabak_, _Zuidzee-traan_, _Schakel-lijm_ enz., _Berlijnsch-blauw_, _Friesch-groe_n enz., _Engelsch-Russisch_, _Indo-Germaansch_ enz. Niet echter, wanneer de eigennaam in de uitspraak onherkenbaar misvormd of wel geheel vergeten is, als in _portwijn_, _kwassiehout_, _spijkerbalsem_ enz. 2. In titels, bestaande: a. Uit twee bastaardwoorden, als _adjunct-commies_, _minister-resident_, _luitenant-kolonel_ enz. b. Uit een Nederl. woord en een bastaardwoord, die beide reeds op zich zelve titels zijn, of waarvan het achterste een bijv. nw. is; als _grootmeester-nationaal_, _kapitein-geweldiger_, _Staten-Generaal_, _raad-pensionaris_ enz. 3. In geographische namen, bestaande uit een eigennaam en een bijv. nw. of bijwoord; als _Groot-Britannië_, _Nieuw-Holland_, _Noord-Brabant_, _West-Friesland_, _Beneden-Egypte_ enz. Bijvoegl. naamw. echter, van woorden als de hier bedoelde gevormd, worden (volgens § 48, I, 1, _b_) zonder koppelteeken aaneen geschreven; b. v. _Noordhollandsch_, _Oostfriesch_ enz. 4. In samenstellingen, waarin het eerste lid--hetzij een bijv. nw., hetzij een voornaamwoord, lidwoord of telwoord--alleen betrekking heeft op het eerste gedeelte der volgende samenstelling, en niet op dit woord in zijn geheel; als _bolvormige-driehoeksmeting_, _dolle-hondsbeet_, _klein-kinderschooltje_, _oude-mannenhuis_, _ijzeren-spoorweg_, _Sint-Jansdag_, _St.-Catharinagasthuis_, _Lieve-Vrouwenkerk_, _Mijns-Heerenland_, _'s-Gravenhage_, _'s-Hertogenbosch_, _de Vier-Heerenlanden_ enz. De verbindingsklanken tusschen de leden der samenstellingen. (Grondbeg. § 161-213). 51. In de meeste samenstellingen blijft het eerste lid onverminkt; maar niet zelden neemt het een toevoegsel aan, hetwelk _verbindingsklank_ of _verbindingsletter_ genoemd wordt. 52. Verminkingen hebben plaats: _a._ Bij de woorden op eene toonlooze _e_, welke die _e_ ook buiten de samenstelling kunnen missen; b. v. in _aardbewoner_, _eindbesluit_ enz. _b._ Bij de woorden, die in het mv. op -_eren_ of -_ers_ uitgaan. Deze werpen in de samenstelling -_en_ of -_s_ af, als: _kalvermarkt_, _raderwerk_ enz., niet _kalversmarkt_, _raderenwerk_. _c._ Bij werkwoorden, wier eerste lid eene zoogenaamde onbepaalde wijs is. Deze werpen de _n_ weg, b. v. in _spelevaren_, voor _spelen varen_. _d._ Bij de stammen op _d_, voorafgegaan door een helderen klinker of tweeklank, waarin eene _i_ of _u_ voorkomt, t. w. _ij_, _ei_, _ui_, _ie_ en _ou_. Deze werpen, althans in dagelijksche woorden, de d af, als in _rijkunst_, _leiboom_, _luiklok_, _verspiejacht_, _houpaardje_, van _rijd_(_en_), _leid_(_en_), _luid_(_en_), _verspied_(_en_) en _houd_(_en_). 53. De _verbindingsklanken_ zijn -_e_-, -_n_-, -_el_-, -_en_-, -_er_- en -_s_-. In de meeste gevallen leert de uitspraak, wanneer in een woord verbindingsklanken voorkomen, en welke het zijn. Slechts in twee gevallen kan er onzekerheid bestaan, namelijk ten aanzien eener _n_ achter eene toonlooze _e_, b. v. in _paardemarkt_ of _paardenmarkt_; en ten aanzien eener _s_, wanneer het tweede lid met _s_ of _z_ begint, b. v. in _dorpschool_ of _dorpsschool_, _varkenziekte_ of _varkensziekte_. De spelling heeft regels te geven voor het gebruik der verbindings-_n_ en der verbindings-_s_, vermits de _n_ achter de toonlooze _e_ veelal zeer onduidelijk uitgesproken of wel geheel onderdrukt wordt, en eene _s_ in eene volgende _s_ of _z_ wegsmelt. Regels voor het gebruik der verbindings-_n_. 54. Wanneer het tweede lid eener samenstelling met een klinker of eene _h_ aanvangt, voegt men ter vermijding van de gaping (_hiatus_) eene _n_ achter de toonlooze _e_; b. v. in _galgenaas_, _ganzenei_, _brillenhuisje_, _vossenhol_ enz. Uitgezonderd zijn de samenstellingen met het onverbuigbare _mede_, en met die zelfst. nw., welke, gelijk bede, bode, vrede, op eene toonlooze _e_ eindigen, die niet onderdrukt kan worden; b. v. _medearbeider_, _bedehuis_, _bodeambt_, _vredehandel_ enz. Hiertoe behoort ook _minnehandel_, van het oude _minne_, dat thans _min_ luidt, maar in samenstellingen den ouden vorm behoudt, als _minnebrief_, _minnedicht_ enz. 55. In woorden als _'s-Gravendeel_, _'s-Gravenhage_, _'s-Gravenland_, _'s-Heerenberg_, _'s-Hertogenbosch_, _Mijns-Heerenland_, _Prinsenhage_, behoort eene _n_ als teeken van den 2den nv. 56. Wanneer het eerste lid _noodwendig_ de voorstelling van een meervoud medebrengt, dan wordt achter eene toonlooze _e_ eene _n_ gevoegd als teeken van het meervoud; b. v. in _boekenkast_, _brievenbesteller_, _brillenslijper_, _dievenbende_, _hoedenmaker_, _kaarsenmakerij_, _stoelendraaier_ enz. 57. Wanneer het eerste lid _noodwendig_ een enkelvoud voorstelt, schrijft men het woord zonder _n_, behalve in die gevallen, waarin deze letter, volgens § 54, ter vermijding van den hiatus gevorderd wordt. Zoo b. v. _brilleglas_, _bruggegeld_, _eendevleugel_, _galgebrok_, _mollevel_, _paardevijg_, _speldeknop_ enz. Tot deze soort van woorden behooren mede de samenstellingen op -_boom_, wier eerste lid ook op zich zelf als de benaming van den boom gebezigd wordt: b. v. _berkeboom_, _beukeboom_, _eikeboom_ enz. In _galgenaas_, _eendenei_, _duivenoog_, _brillenhuisje_, _bruggenhoofd_ enz., kan de _n_, wegens de volgende klinkers of _h's_ niet gemist worden, ofschoon het eerste lid enkelvoudig is. Evenmin dus ook in _berkenhout_, _eikenhout_ enz. 58. In woorden, het dagelijksch leven betreffende, wordt geene _n_ ingevoegd, wanneer de beteekenis de gedachte aan een enkelvoud maar eenigszins toelaat; dus niet in _flesschebakje_, _hondeketting_, _pennemes_, _pijpedop_, _hoededoos_ enz.--Wanneer echter het enkelvoud geheel tegen de natuurlijke opvatting aandruischt, is ook in zulke woorden de meervoudsvorm met _n_ onvermijdelijk, b. v. in _flesschenrek_, _hondenkoopman_, _pennenkoker_, _speldenkussen_, _speldenwerk_, _takkenbos_ enz. 59. Woorden, wier eerste lid een persoonsnaam is, die zekeren stand in de maatschappij uitdrukt, en het mv. uitsluitend met -_en_ vormt, als _boer_ (_boeren_), _heer_, _slaaf_, _vrouw_ enz., eischen den meervoudsvorm op _n_; b. v. _boerendochter_, _heerenknecht_, _slavendienst_, _vorstentelg_, _vrouwenkleed_ enz. 60. Woorden, wier eerste lid een manlijke diernaam is, die geene samenstellingen met _s_ vormt, nemen eene _n_ als teeken van het meerv. aan, wanneer zij _gewoonlijk_ gebezigd worden in eene beteekenis, waarbij men aan het geheele geslacht denkt; b. v. _apengezicht_, _berenjong_, _drakenbloed_, _hazenlip_, _leeuwenwelp_ enz. 61. De samengestelde namen van planten, wier eerste lid een diernaam is, zijn in twee soorten te onderscheiden. Zij zijn óf namen van lichaamsdeelen, als _ganzetong_; óf zij geven te kennen, dat de plant tot de diersoort in eenige betrekking staat, als slangenwortel. In het eerste geval staat de diernaam in het enkelvoud, b. v. in _kattestaart_, _slangekop_; in het laatste in het meervoud, b. v. in _kattendoorn_, _slangenkruid_. 62. De samengestelde namen op -_boom_, wier eerste lid de vrucht aanduidt die de boom oplevert, of de bloem die hij voortbrengt, hebben het eerste lid in den enkelvoudsvorm; b. v. _kerseboom_, _kastanjeboom_, _rozeboom_, _seringeboom_ enz. 63. De woorden, wier eerste lid _stellig_ nu eens op een enkel- dan op een meervoud ziet, hebben twee vormen, den eenen zonder, den anderen met de _n_, naar gelang der omstandigheden; b. v. _ossevleesch_ en _ossenvleesch_, _gemzeleder_ en _gemzenleder_, _paardestal_ en _paardenstal_. In twijfelachtige gevallen kiest men dien vorm, die het meest te pas komt; b. v. _ossevleesch_, maar _paardenstal_. 64. Wanneer eene samenstelling in haar geheel een zelfst. nw. is, dat uit een bijvoeglijk woord en een zelfst. nw. bestaat, als _hoogepriester_, _zoutevisch_, _roodekool_, _eenhoorn_, dan wordt het bijvoegl. woord gedacht in den 1sten nv. te staan en blijft den vorm van dien nv. onveranderlijk behouden. Zoo zegt men b. v. niet alleen _de hoogepriester_, _de eenhoorn_, maar ook _des hoogepriesters_, _den eenhoorn_ enz. 65. Wanneer het laatste lid eener samenstelling een zelfst. nw., maar het geheele woord een bij- of voegwoord is, dan staat de geheele uitdrukking in den 2den of in den 4den nv., en heeft het eerste lid den vorm, dien geslacht en naamval vereischen. Zoo b. v. _grootendeels_ (2de nv. onz.), _dewijl_ (4de nv. vrouwel.). Regels voor het gebruik der verbindings-_s_. 66. De verbindings-_s_ wordt als teeken van den 2den nv. niet alleen gevoegd achter manl. en onz. woorden, b. v. in _bakkersnering_, _dorpsherberg_, maar ook achter vrouwelijke, als in _stadsbestuur_, _zielsverdriet_, _vriendschapsbetoon_. In woorden, wier tweede lid met _s_ of _z_ begint, wordt zij ingelascht, wanneer ook de overige samenstellingen, waarin het eerste lid voorkomt, ontwijfelbaar eene _s_ hebben. Zoo leeren b. v. _krijgsmansdeugd_, _krijgsmanseed_, _krijgsmanseer_, _dorpsherberg_, _dorpshuis_, _dorpsleeraar_, _stadsmuur_, _stadswal_, _waarheidsliefde_ enz., dat men ook eene _s_ heeft te voegen in _krijgsmansstand_, _dorpsschool_, _stadszegel_, _waarheidszucht_ enz. 67. De woorden, wier eerste lid op -_ier_ eindigt en de beteekenis van een meerv. heeft, of een geheelen stand vertegenwoordigt, lasschen de _s_ in als teeken van het meervoud; b. v. _officierssabel_, _onderofficiersstrepen_ enz. De bastaardwoorden. (_Grondbeg._ § 214-256). 68. De vreemde woorden, die bij ons in gebruik zijn, moeten tot drie klassen gebracht worden. De eerste klasse bestaat uit dezulke, die hun vreemden vorm geheel hebben afgelegd en, in klemtoon zoowel als in klank, aan echt Nederlandsche gelijk zijn geworden; b. v. _ark_, _beest_, _bijbel_, _keten_, _bisschop_, _luipaard_ enz.--De tweede bestaat uit woorden, waaraan niets veranderd is, zoodat zij door ons juist of nagenoeg zoo als in de vreemde taal worden uitgesproken; b. v. _facto_, _incognito_, _cadeau_, _souspied_ enz.--De derde omvat die woorden, welke in de uitspraak wijzigingen hebben ondergaan, die niet voldoende waren om hun het uitheemsch voorkomen geheel te benemen; b. v. _advocaat_, _officier_, _president_, _resolutie_, _sigaar_ enz., die ieder op het gehoor af als vreemdelingen herkent. De zoodanige behooren als 't ware tot twee talen en heeten daarom _bastaardwoorden_. 69. De wijzigingen, waardoor vreemde woorden in bastaardwoorden overgegaan zijn, bepalen zich doorgaans tot de uitgangen. Deze zijn óf geheel aan Nederl. uitgangen gelijk geworden, b. v. in _arti-kel_ (_arti-culus_), óf zij hebben nog altijd een vreemd karakter behouden, maar worden, overeenkomstig de gewijzigde uitspraak, volgens de Nederl. spelregels geschreven; b. v. _majesteit_ (_majestat-is_). Door zulke gedeeltelijke veranderingen aan het einde der woorden zijn de zoogenaamde _bastaarduitgangen_ ontstaan, als -_age_, -_aat_, -_eeren_, -_ier_, -_ij_, -_ijn_ enz. 70. De uitgang -_age_ werd, overeenkomstig de vroegere uitspraak _aadzje_, in de gebruikelijke spelling met _dj_ (-_aadje_) geschreven. Nu deze spelling niet meer aan de uitspraak beantwoordt, hebben wij ons verplicht gerekend de _dj_ te vervangen door de _g_, en zoodoende de woorden als _bagage_, _kijvage_, _pelgrimage_, _slijtage_, _stoffage_ enz. in overeenstemming te brengen met de gewone spelling van _manege_, _logement_, _gelei_, _genie_, _horloge_ enz. 71. De woorden der eerste klasse worden geheel op Nederl. wijze geschreven; als _groep_, _troep_, _kleur_, _klooster_, _koor_, _sier_, _singel_, _troon_ enz. Uitgezonderd zijn: _cedel_ (_ceêl_), _ceder_, _cel_, _cent_, _cijfer_, _cijns_ en _cirkel_, die men steeds met _c_ heeft geschreven, en die met _s_ gespeld niet terstond zouden herkend worden. _Cel_, _cent_ en _cirkel_ blijven hunne vreemde herkomst verraden door de onnederlandsch klinkende afleidsels cellulair, _centesimaal_, _circulaire_, _circulatie_;--_cijfer_ door zijne _f_, die in _v_ had moeten overgaan om aan het woord geheel het voorkomen der Nederl. woorden _drijver_, _ijver_, _kijver_ enz. te geven. 72. De woorden der tweede klasse behouden hunne oorspronkelijke spelling; b. v. _bougie_, _cadeau_, _catalogus_, _museum_, _savoir-vivre_, _vaudeville_ enz. Wanneer zij in de verbuiging een Nederl. uitgang aannemen, als _cadeau's_ (_cadeaux_), _catalogen_ (_catalogi_), _museën_ (nevens _musea_) enz., dan behooren zulke vormen tot de bastaardwoorden. 73. De woorden der derde klasse, de _bastaardwoorden_, moeten wederom in twee soorten onderscheiden worden. De eerste omvat die woorden, welke alleen in gebruik zijn bij hen, die de vreemde talen kennen; de tweede de dagelijksche woorden, bij lieden van allerlei stand in zwang. 74. Tot de eerste soort behooren de benamingen der voorwerpen van weelde, de uitdrukkingen van begrippen, alleen onder meer beschaafden gangbaar, en bepaaldelijk de termen, uitsluitend gebruikelijk in wetenschappen of in kunsten en beroepen, die eene wetenschappelijke opleiding vereischen; als _dejeuneeren_, _disputeeren_, _receptie_, _candelaber_, _lorgnet_, _categorie_, _syllogisme_, _scrupel_, _lancet_, _tachygraaf_ enz. 75. Ten aanzien der woorden dezer klasse hebben wij ons den volgenden regel gesteld: Bastaardwoorden, ontleend uit talen die hetzelfde letterschrift bezigen als het Nederlandsch, worden op de oorspronkelijke wijze geschreven, voor zooverre hunne uitspraak onveranderd gebleven is. Waar deze is gewijzigd en de oorspronkelijke spelling tot eene ongewone uitspraak aanleiding zou geven, wordt de spelling zooveel noodig op Nederl. wijze veranderd. Zoo wordt b. v. _executio_ bij ons _executie_, _decanus_--_decaan_, _république_--_republiek_, _souverain_--_souverein_ enz. 76. Woorden, ontleend uit het Grieksch, dat een ander letterschrift heeft dan onze taal, worden op Latijnsche wijze uitgesproken, en daarom door ons, volgens oud gebruik, op Latijnsche wijze geschreven, met inachtneming evenwel van den regel, in de vorige § gesteld. Wij spellen derhalve: _logica_, _physica_, _hypotenusa_; doch, met verandering der uitgangen: _synode_ (_synodus_), _categorie_ (_categoria_), _geographie_ (_geographia_) enz. 77. De tweede soort bestaat uit de namen van zaken, voorkomende in allerlei beroepen en ambachten, en uitdrukkingen van denkbeelden, aan alle standen eigen; b. v. _penseel_, _vermiljoen_, _stukadoor_, _karkas_, _karakter_, _kapitaal_, _kastelein_, _kwartier_ enz. 78. Op de woorden dezer soort--die meest in de uitspraak eene veel sterkere verandering hebben ondergaan--is de vorige regel niet meer toepasselijk; het gebruik schrijft ze, zooveel doenlijk, op Nederlandsche wijze, b. v. _komfoort_ (schoenmakersterm, fr. _contrefort_), _penseel_ (_penicillum_), _travalje_ (hoefstal, fr. _travail_), _biljart_ (_billard_), _biljet_ (_billet_), _kapittel_ (_capitulum_), _kasteel_ (_castellum_), _sigaar_ (_cigarro_), _sjees_ (_chaise_) enz. 79. Niet alle tot deze soort behoorende woorden echter kunnen op Nederlandsche wijze gespeld worden; b. v. niet _horloge_, _diligence_, _machine_. De spellingen _horlozje_ of _horloozje_, _dilizjanse_, _masjine_ of _maasjine_ zouden al te wanstaltig zijn en toch de juiste uitspraak niet voorstellen. In zulke woorden moet de vreemde spelling--en wel geheel en al--behouden worden: _diligence_, _machine_, _chocolade_ enz., niet _diligense_, _machiene_, _chokolade_, welke noodelooze vermenging van tweeërlei orthographie tegen den goeden smaak zou aandruischen. 80. Tot deze soort moeten twee bepaalde klassen van woorden gebracht worden, namelijk: _a._ Die vreemde woorden, welke ten onzent eene beteekenis hebben aangenomen, die hun in de vreemde taal niet eigen was. Dezulke behooren op Nederl. wijze geschreven te worden, ofschoon zij; in de oorspronkelijke beteekenis gebezigd wordende, de vreemde spelling geheel of gedeeltelijk behouden. Hiertoe zijn te brengen: _dokter_ in den zin van geneeskundige, nevens doctor als titel; _komedie_ (schouwburg) nevens _comedie_ (blijspel); _kommies_ (beambte bij de belastingen, fr. _douanier_), nevens _commies_ (ambtenaar aan een ministerie of bij de posterijen, fr. _commis_); _lokaal_ (vertrek, zaal) nevens het bijv. nw. _locaal_ (plaatselijk) enz. _b._ De vreemde woorden, bij de dichters in gebruik, b. v. _nimf_, _porfier_, _saffier_, _zéfir_ of _zefíer_ enz. De poëzie, uit haren aard afkeerig van vreemde woorden en vormen, heeft de genoemde en dergelijke vreemdelingen, ofschoon zij tot eene hoogere klasse van denkbeelden behooren, sinds lang in Nederlandsch gewaad populair gemaakt. 81. Behalve de vreemde woorden, in de vorige § onder _a_ bedoeld, zijn er nog andere van Latijnschen of Griekschen oorsprong, die op tweeërlei wijze geschreven worden; t. w. dezulke, die onder twee vormen tot ons zijn gekomen, de eene rechtstreeks uit het Latijn of Grieksch, de andere middellijk, door tusschenkomst van het Fransch. De Latijnsche of Grieksche vorm is dan de meer wetenschappelijke of deftige, de Fransche de gewone en dagelijksche. Hiertoe behooren b. v. _praesens_ (tegenwoordige tijd) en _present_ (tegenwoordig), _subject_ (onderwerp) en _sujet_ (in de uitdrukking _een gemeen sujet_), _familie_ (Lat. familia) en het gemeenzame _famielje_ (Fr. _famille_), _dioecese_ en _diocese_, _nummer_ en _nommer_, _oeconomie_ en _economie_, _praeparaten_ en _preparatieven_, _fundament_ en _fondement_, _secunde_ en _seconde_. 82. De door ons aangenomen regels voor het schrijven der vreemde en bastaardwoorden zijn geheel in overeenstemming met de heerschende richting in ons spellingstelsel, waarin zich overal het streven openbaart om de uitspraak juist voor te stellen en de afleiding te doen uitkomen, voor zooverre deze het recht verstand der woorden kan bevorderen. Beide, de uitspraak en de afleiding der vreemde woorden, kunnen natuurlijk slechts door de oorspronkelijke spelling in het licht worden gesteld; doch, waar de uitspraak te zeer gewijzigd is en de kennis der etymologie geen nut kan doen, zou de oorspronkelijke spelling veeleer nadeelig werken, en is dus het volgen der Nederl. regels het rationeelst. Ook het erkennen van twee vormen nevens elkander is eene eigenschap van het Nederlandsch, dat een groot aantal woorden bezit, die twee, sommige zelfs drie vormen hebben, welke òf in gewijzigde beteekenissen òf in verschillende stijlsoorten gebruikelijk zijn. Men denke hier aan _het koord_, met zorg vervaardigd touw, _de koord_ der koordedansers, en _de koorde_ in de meetkunst; aan _het uur_ en _de ure_, aan _de ziel_ en _de ziele_, aan _kleeden_ en _kleederen_, aan _volken_ en _volkeren_ enz. 83. De hier voorgedragene spelling is bovendien voor hen, die zich het meest van vreemde en bastaardwoorden bedienen, namelijk voor allen, die de vreemde talen kennen, buiten tegenspraak de gemakkelijkste, vermits zij hen niet noodzaakt zich nog eene derde, afzonderlijke spelling eigen te maken, die zoowel van de vreemde als van de Nederlandsche verschilt. De eenige moeilijkheid, die zij ook voor dezulken heeft, is te bepalen of een bastaardwoord tot de eerste, dan wel tot de tweede soort gebracht moet worden. Intusschen is die zwarigheid niet zoo groot, als zij schijnt. Het aantal woorden, waarbij men werkelijk in twijfel kan staan, is betrekkelijk gering; en de vraag, die zich bij elk dier woorden voordoet, betreft niet nu deze, dan eene andere bijzonderheid, maar luidt onveranderlijk: _is het woord in gebruik bij het algemeen, of slechts in bepaalde kringen?_ Heeft men die vraag beantwoord, dan is de spelling door de regels in § 75-80 gegeven. In de weinige werkelijk twijfelachtige gevallen, waarin het antwoord van den tact des schrijvers afhangt, zal de beslissing niet bij ieder dezelfde zijn: de een zal een woord volgens den regel in § 75, de ander volgens den regel in § 78 behandelen, hetgeen dan twee verschillende spellingen van hetzelfde woord ten gevolge heeft. Doch niemand kan hierin eene groote ramp zien, wanneer men bedenkt, dat geene der beide schrijfwijzen, zoo slechts de regels goed zijn toegepast, eene taalfout heeten of tot andere verkeerdheden leiden kan. 84. Een ander bezwaar, namelijk dat niet allen, die zich van woorden der eerste soort bedienen, de oorspronkelijke talen (meestal het Fransch, Latijn of Grieksch) verstaan, zoodat er steeds zullen gevonden worden die tot een woordenboek hunne toevlucht moeten nemen, drukt evenzeer op het stelsel dergenen, die de vreemde woorden meer op Nederl. wijze willen gespeld hebben, en b. v. _fyzika_, _kritikus_, _katheder_, _kataloog_ enz. schrijven. Ook dezen moeten evengoed de vreemde talen kennen of eene woordenlijst raadplegen om te weten, dat--volgens hun stelsel--_fyzika_ eene _y_, maar _kritikus_ gewone _i's_, dat _katheder_ eene _th_, maar _kataloog_ eene _t_ hebben moet. 85. Is het bedoelde stelsel [1] niet in staat om de moeilijkheid weg te ruimen, voor welker opheffing het juist opzettelijk is uitgedacht, het bezwaar in § 83 vermeld is daarin veel grooter dan bij het onze. Dat stelsel toch past zijne regels niet slechts toe op bastaardwoorden, maar ook op geheel ongewijzigd overgenomen vreemde woorden, wier klank door de Nederl. spelling meer of minder juist kan voorgesteld worden. Men gaat daarbij echter geheel inconsequent te werk en laat sommige, waarop de regels streng genomen zeer wel toepasselijk zouden zijn, geheel onveranderd, zonder eene grens te kunnen aanduiden, waar de vreemde spelling ophouden en de Nederlandsche beginnen moet. Zoo schrijft men _botanikus_, _kritikus_, _logika_, _kreion_, _portefeulië_, _kompanion_, maar, geheel op Fransche wijze: _bouillon_, _bouilli_, _eau de Cologne_, _entrepot_, _coup d'état_, _bordeaux_ (wijn), terwijl het stelsel volstrekt _odekolonje_, _antrepo_, _koedeta_ of _koedeeta_, _bordo_ eischt: spellingen, die de uitspraak zeker niet minder juist zouden voorstellen dan _konsinië_, _sinialement_, _viniët_, _broeliëeren_, _akkeuliëeren_, gelijk sommigen willen, die van _consigne_, _signalement_, _vignet_, _brouilleeren_, _accueilleeren_. Er is voor dergelijke uitzonderingen geene andere reden te bedenken, dan dat de aangevoerde en meer zulke woorden, op Nederl. wijze geschreven, een al te gedrochtelijk voorkomen zouden hebben. Wij hebben gemeend een stelsel niet te mogen aannemen, dat voor zijne eigene toepassing terugdeinst en daarmede zich zelf veroordeelt, en dat, consequent gevolgd, tot spellingen als _soepjee_ (souspied), _swarree_ (soirée), _koeduilj_ (coup d'oeil) enz. brengt, gelijk het reeds het niet zeer fraai klinkende _ekwipaadje_ heeft doen ontstaan. 86. Daar men--en onzes inziens te recht--alle noodelooze inconsequentiën veroordeelt, en prijs stelt op regelmaat in alles, wat--gelijk de spelling eener taal--op den naam van _stelsel_ aanspraak moet kunnen maken, mogen wij geene vormen goedkeuren als _fyzika_ (_physica_), waarin de Nederl. _f_ en _z_ plaats nemen naast de Gr. _y_, of als _katalogus_ (_catalogus_), waar de Lat. uitgang _us_ in strijd is met de Gr. of Nederl. _k_. Schrijfwijzen, die twee of drie verschillende spellingen, zonder noodzaak en zonder eenig nut, op de willekeurigste wijze vermengen, kunnen niet ordelijk en regelmatig heeten. Wij behouden daarom niet slechts de Gr. _th_ en _y_, maar ook de _c_, _s_ en _ph_, waar de Latijnsch-Grieksche spelling die letterteekens medebrengt. Dat de _ph_ aanleiding kan geven tot eene verkeerde uitspraak bij minkundigen, geeft dezen het recht niet om te eischen dat de geheele natie te hunnen gerieve inconsequent zal handelen. Een onkundige moge _bedelen_ of _legeren_ uitspreken alsof er _bedeelen_ en _legeeren_ geschreven stond, of _bévingen_ met _bevìngen_ verwarren; maar die mogelijke vergissing van lieden, wier kennis zoo gebrekkig is, kan voor de taal geene reden zijn om haar spellingstelsel te veranderen, dat zij eenmaal op goede gronden heeft aangenomen. Het verdeelen der woorden in lettergrepen. (_Grondbeg._ § 257-270). 87. De spelling heeft ook het antwoord te geven op de vraag, tot welke lettergreep bij het afbreken van een woord de tusschenletters moeten gerekend worden, tot de voorgaande of tot de volgende. Te dien aanzien hebben wij de volgende regels aangenomen: 1. In samengestelde woorden blijft iedere letter in het woord, waartoe zij behoort; men breekt derhalve dus af: _kwab-aal_, _eer-ambt_, _mein-eedig_, _door-een_, _elk-ander_ enz. Woorden met voorvoegsels, als _be_-, _ge_-, _her_- enz., en die met de achtervoegsels -_aard_ en -_achtig_, welke eigenlijk samenstellingen zijn, worden als samengestelde woorden behandeld. Men breekt dus af: _be-kleeden_, _her-overen_, _blauw-achtig_, _wreed-aard_ enz., met uitzondering van _grijn-zaard_ en _vein-zaard_: vergel. § 33. 2. Bij afgeleide woorden met achtervoegsels, die met éénen of meer medeklinkers beginnen, wordt het geheele achtervoegsel afgescheiden; b. v. _lief-de_, _hoog-ste_, _gedwee-ste_, _mee-ste_, _bak-ster_, _vlee-schelijk_ enz. Ter wille van de uitspraak moeten _naas-te_ en _bes-te_ worden uitgezonderd. Ook de _t_ en _p_, die in de verkleinwoorden voor den uitgang -_je_ gevoegd worden, en evenzoo de _s_ voor -_ken_ of -_ke_, behooren bij deze achtervoegsels te blijven. Men breekt derhalve dus af: _stoel-tje_, _boon-tje_, _boom-pje_, _penning-ske_, _jong-ske_ enz. 3. In gevallen, die niet tot een der behandelde te brengen zijn, gaat men naar de volgende voorschriften te werk: _a._ Eene alleenstaande tusschenletter behoort tot de volgende lettergreep; b. v. in _dee-len_, _ne-men_, _la-chen_, _li-chaam_. _b._ Van twee tusschenletters behoort de eerste tot de voorgaande, de tweede tot de volgende lettergreep; b. v. in _ber-gen_, _lan-den_, _gan-zen_ enz., en zoo ook bij _ng_ in _lan-ger_, _bren-gen_, _zin-gen_. _c._ Van drie en vier tusschenletters behooren er zooveel tot de volgende lettergreep, als zich gezamenlijk aan het begin van een woord gemakkelijk laten uitspreken. Men breke volgens dezen regel dus af: _vor-sten_, _kor-stig_, _ven-ster_ enz.; maar _amb-ten_, _erw-ten_, _art-sen_, _koort-sen_ enz. _d._ In vreemde woorden en eigennamen gaat men naar de uitspraak te werk, b. v. in _le-proos_, _A-driaan_ enz. Het gebruik der hoofdletters. 88. De hoofdletters of kapitale letters dienen om een woord van andere te onderscheiden en den lezer te waarschuwen, dat het tot eene bijzondere soort behoort. Zij worden daarom gebezigd om een woord te kenmerken als een eigennaam of daarmede gelijkstaande, of als het eerste eener reeks van woorden, die òf niet òf minder nauw met het voorafgaande samenhangen. Hieruit vloeien de volgende bijzondere regels voort: 89. Men schrijft met hoofdletters: 1. Het eerste woord van elken volzin en, in poëzie, van elken dichtregel. 2. Alle eigennamen van personen, als _Albert_, _Arend_, _Rubens_, _Wolf_ enz. Wanneer zij uit de vereeniging van twee woorden bestaan, dan wordt ieder hoofddeel met eene kapitale letter geschreven; b. v. _Jan Steen_, _De Witt_, _Ter Horst_, _Van Erp_ enz. Bij namen, die uit drie deelen bestaan, van welke het eerste een voorzetsel en het tweede een lidwoord is, behoudt het middelste de kleine letter, als _Van den Berg_, _Van der Horst_, _Van de Wall_, _Op den Heuvel_ enz. Ook de bijv. nw., als toenamen achter eigennamen gevoegd, hebben eene hoofdletter; b. v. _Alexander de Groote_, _Karel de Vijfde._ 3. Alle geographische eigennamen, als _Italië_, _Alkmaar_, _de Rijn_, _de Vesuvius_ enz. Zijn zij samengesteld, dan krijgt ook bij deze ieder hoofddeel eene kapitale letter; als _Nieuw-Holland_, _Noord-Brabant_, _de Middellandsche Zee_, _de Kust van Guinea_ enz. 4. De namen van maanden en van week- en feestdagen, als _Januari_, _Maandag_, _Kerstmis_, _Paschen_, _Allerheiligen_, _St.-Pieter_ enz. 5. De gemeene zelfstandige naamwoorden die als eigene gebezigd worden. Dit heeft plaats: _a._ Met persoonsnamen, wanneer zonder nadere aanduiding alleen uit de omstandigheden moet blijken, welke persoon bepaaldelijk bedoeld wordt; b. v. in uitdrukkingen als: _de Koning_ (namelijk der Nederlanden); _de Burgemeester_ (der plaats, waar de schrijver zich bevindt), enz. Dit is natuurlijk ook van toepassing op bijvoegl. woorden, die als zelfst. nw. gebezigd worden, en in hetzelfde geval verkeeren; b. v. _de Booze_, _de overzetting der Zeventigen_. _b._ Met benamingen van zaken, wanneer zij iets aanduiden, dat in de rhetorische _apostrophe_ aangesproken en dus als een persoon voorgesteld wordt; b. v. in uitdrukkingen als: _U roep ik geenszins aan, Verbeelding! Gij, strenge Waarheid, gij alleen spoort me aan tot zingen._ 6. Ieder hoofdwoord in titels, als: _de Heer A_, _Mijnheer_, _Mevrouw_, _Mijne Heeren_, _Dames_, _Weledelgestrenge Heer_, _de Staten-Generaal_, _de Hooge Raad_, _het Hof van Cassatie_ enz. 7. De bijv. nw. van eigennamen afgeleid, als _Amsterdamsch_, _Groningsch_, _Engelsch_, _Russisch_ enz.; evenzoo wanneer zulke woorden, als zelfst. nw. gebezigd, eene taal of een tongval beteekenen: _het Engelsch_, _het Groningsch_. Het sedert eenigen tijd--in navolging van andere talen--opkomende gebruik om bijv. nw. als _Engelsch_, _Fransch_, _Duitsch_ enz. met kleine letter te schrijven, is volstrekt niet aan te bevelen. Het doel der kapitale letter is den lezer te waarschuwen, dat het woord niet een gewoon naamwoord, maar een eigennaam is, en daardoor alle mogelijke verwarring te voorkomen. Die aanwijzing is bij de bijv. nw. even noodzakelijk als bij de eigennamen zelve. 8. Die woorden, die in bijzondere gevallen, door den smaak en het oordeel van den schrijver te bepalen, eene opzettelijke aanwijzing vereischen of van het overige onderscheiden moeten worden, als b. v. _Hij_, _Hem_, _Zijn_, van God gezegd; _de Almacht_; _de Hemel_; _de Kroon_; _de Regeering_; _het Ik_; _in 't Voorleden ligt het Heden_, enz. Het gebruik van het samentrekkingsteeken. 90. Het samentrekkingsteeken (^) dient om aan te duiden, dat eene lettergreep, ten gevolge van de uitlating eener _d_ tusschen twee klinkers, door de samensmelting van twee lettergrepen ontstaan is; als in _daân_, _gebeên_, _gebiên_, _geboôn_, _spoên_, _reên_, uit _daden_, _gebeden_, _gebieden_, _geboden_, _spoeden_, _redenen_. De woorden, waarbij zulk eene samentrekking heeft plaats gehad, zijn vrij talrijk, en--althans voor het groote publiek--niet altijd gemakkelijk te herkennen. Zoo zal niet iedereen gevoelen, dat de woorden _graag_, _kwee_, _kweelen_, _kiel_ (kleedingstuk), _door_ (van een ei), samentrekkingen zijn van _gradig_, _kwede_, _kwedelen_, _kedel_ of _kidel_ en _doder_. Zelfs wanneer het woord nog onveranderd in gebruik is, kan de samentrekking licht onopgemerkt blijven; als bij _weerlichten_ uit _wederlichten_ (hd. _wetterleuchten_), bij _builen_ (bakkerw.) van _buidel_, en andere. Daar derhalve het aanduiden van _alle_ samentrekkingen zeer lastig zou wezen en in de meeste gevallen volstrekt geen nut zou hebben, bezigen wij het samentrekkingsteeken alleen dan, wanneer de ineensmelting van twee lettergrepen, die in den gewonen stijl niet samengetrokken worden, opzettelijk, met bewustheid, plaats heeft ten behoeve van maat, rijm of welluidendheid, als b. v. _daân_, _leên_, _liên_, _doôn_, _voên_, _verneêren_ en dergelijke ongewone vormen, bij welke de opzettelijke aanduiding der samentrekking voor de duidelijkheid wenschelijk is. Bij samentrekkingen echter als _la_ voor _lade_, _mee_ voor _mede_, _slee_ voor _slede_, _leer_ voor _leder_, _neer_ voor _neder_, _veer_ voor _veder_, _weer_ voor _weder_ enz., die in het dagelijksch leven werkelijk zóó worden uitgesproken, achten wij het teeken geheel overtollig. A A, V., a's. A (voorz.). Aagt, V., aagten. Aagtje, O., -jes. Aai, M., aaien. Aaitje, O., -jes. Aaien, aait, aaide, heeft geaaid. Aaiing, V., aaiingen. Aak (vaartuig), V., aken. Aak (boom), M., aken. Aaks, ook Aks, V., aaksen. Aakster. Zie Ekster. Aal (priem), V., alen. Aal (meststof), V. Aal (bier), O., alen. Aal (visch). Als voorwerpsnaam M., alen. Aaltje, O., -jes. Als stofnaam V. Aalbes, V., -bessen. Aalbesseblad, O., -bladeren. Aalbesseboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Aalbessengelei, V. Aalbessen-jam, V. Aalbessenjenever, V. Aalbessennat, O. Aalbessenrist, V., -risten. Aalbessensap, O. Aalbessensaus, V., -sausen. Aalbessentros, M., -trossen. Aalbessenvla, V., -vlaas. Aalbessenwijn, M. Aalbessestruik, M., -struiken. Aalbezie, V., -beziën. Aalbezieboom, Aalbeziënjenever enz. Zie bij Aalbesseboom enz. Aalelger, M., -elgers. Aalfuik, V., -fuiken; -fuikje, O., -jes. Aalgeer, M., -geeren. Aalkaar, V., -karen; -kaartje, O., -jes. Aalkast, V., -kasten; -kastje, O., -jes. Aalkorf, M., -korven; -korfje, O., -jes. Aalkubbe of Aalkub, V., -kubben. Aalkwabbe of Aalkwab, V., -kwabben. Aalmoes, V., aalmoezen. Aalmoesje, O., -jes. Aalmoezenier, M., -nieren en -niers. Aalmoezeniershuis, O., -huizen. Aalmoezenierskamer, V., -kamers. Aalreep, M., -reepen. Aalschaar, V., -scharen. Aalscholver, M., -scholvers. Aalsgeweer, O., -geweren. Aalshuid, V., -huiden. Aalskruik, V., -kruiken. Aalst. Zie Alst. Aalstal, M., -stallen. Aalsteek (recht), M.; (plaats), V., -steken. Aalsteker, M., -stekers. Aalsvel, O., -vellen. Aalt (hetzelfde als Aal, meststof), V. Aalvormig. Aam, O., amen. Aambeeld. Zie Aanbeeld. Aambei, V., -beien. Aambeienkruid, O. Aamborstig, -borstiger, -borstigst. Aamborstigheid, V. Aamt, V. Aamtig. Aan. Aanaarden, aardde aan, heeft aangeaard. Aanaarding, V., -aardingen. Aanaardploeg, M., -ploegen. Aanademen, ademde aan, heeft aangeademd. Aanbakken, bakte aan, is en heeft aangebakken. Aanbakking, V. Aanbaksel, O., -baksels. Aanbassen, baste aan, heeft aangebast. Aanbedeelen, bedeelde aan, heeft aanbedeeld. Aanbeeld, O., -beelden. Aanbeeldje, O., -jes. Aanbeeldsblok, O., -blokken. Aanbeenen, beende aan, heeft aangebeend. Aanbehooren, behoorde aan, heeft aanbehoord. Aanbei. Zie Aambei. Aanbelanden, belandde aan, is aanbeland. Aanbelang, O. Aanbelangen (wat aanbelangt). Aanbellen, belde aan, heeft aangebeld. Aanbermen, bermde aan, heeft aangebermd. Aanberming, V., -bermingen. Aanbesteden, besteedde aan, heeft aanbesteed. Aanbesteding, V., -bestedingen. Aanbesterven, bestierf aan, bestierven aan, is aanbestorven. Aanbestoelen, bestoelde aan, heeft aanbestoeld. Aanbeteren, beterde aan, is aangebeterd. Aanbetreffen, betrof aan, heeft aanbetroffen. Aanbetrouwen, betrouwde aan, heeft aanbetrouwd. Aanbevelen, beval aan, bevalen aan, heeft aanbevolen. Aanbevelenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Aanbeveler, M., -bevelers. Aanbeveling, V., -bevelingen. Aanbevelingsbrief, M., -brieven. Aanbidbaar, -bare. Aanbiddelijk, -lijker, -lijkst. Aanbiddelijkheid, V. Aanbidden, bad aan, baden aan; ook aanbad, aanbaden; heeft aangebeden. Aanbiddenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Aanbidder, M., -bidders. Aanbidding, V., -biddingen. Aanbidster, V., -bidsters. Aanbieden, bood aan, boden aan, heeft aangeboden. Aanbieding, V., -biedingen. Aanbijten, beet aan, beten aan, heeft aangebeten. Aanbinden, bond aan, heeft aangebonden. Aanblaffen, blafte aan, heeft aangeblaft. Aanblaten, blaatte aan, heeft aangeblaat. Aanblazen, blies aan, bliezen aan, heeft aangeblazen. Aanblazing, V. Aanblijven, bleef aan, bleven aan, is aangebleven. Aanblik, M. Aanblikken, blikte aan, heeft aangeblikt. Aanbod, O. Aanboeken, boekte aan, heeft aangeboekt. Aanboord, V. Aanboorden, boordde aan, heeft aangeboord. Aanboorder, M., -boorders. Aanboording, V., -boordingen. Aanboren, boorde aan, heeft aangeboord. Aanbotsen, botste aan, is aangebotst. Aanbouw, M. Aanbouwen, bouwde aan, heeft aangebouwd. Aanbouwing, V., -bouwingen. Aanbouwsel, O., -bouwsels. Aanbranden, brandde aan, is en heeft aangebrand. Aanbranding, V. Aanbrassen, braste aan, heeft aangebrast. Aanbreien, breide aan, heeft aangebreid. Aanbreisel, O., -breisels. Aanbreken, brak aan, braken aan, heeft en is aangebroken. Aanbrengen, bracht aan, heeft aangebracht. Aanbrenger, M., -brengers. Aanbrenging, V. Aanbrengpremie, V., -premiën. Aanbrengsel, O., -brengsels. Aanbrengst, V., -brengsten. Aanbrieven, briefde aan, heeft aangebriefd. Aanbruisen, bruiste aan, is en heeft aangebruist. Aanbrullen, brulde aan, heeft aangebruld. Aanbuigen, boog aan, bogen aan, heeft aangebogen. Aanbulderen, bulderde aan, is aangebulderd. Aandacht, V. Aandachtig, -dachtiger, -dachtigst. Aandachtigheid, V., -heden. Aandak, O., -daken. Aandammen, damde aan, heeft aangedamd. Aandamming, V., -dammingen. Aandansen, danste aan, is aangedanst. Aandeel, O., -deelen. Aandeeltje, O., -jes. Aandeelbewijs, O., -bewijzen. Aandeelhebber, M., -hebbers. Aandeelhouder, M., -houders. Aandekken, dekte aan, heeft aangedekt. Aandenken, O. Aandichten, dichtte aan, heeft aangedicht. Aandichting, V., -dichtingen. Aandienen, diende aan, heeft aangediend. Aandiepen, diepte aan, heeft en is aangediept. Aandieping, V., -diepingen. Aandijken, dijkte aan, heeft aangedijkt. Aandijking, V., -dijkingen. Aandikken, dikte aan, heeft en is aangedikt. Aandoen, deed aan, deden aan, heeft aangedaan. Aandoening, V., -doeningen. Aandoenlijk, -lijker, -lijkst. Aandoenlijkheid, V. Aandossen, doste aan, heeft aangedost. Aandraagster, V., -draagsters. Aandraaien, draaide aan, is en heeft aangedraaid. Aandragen, droeg aan, heeft aangedragen. Aandrager, M., -dragers. Aandrang, M. Aandraven, draafde aan, is en heeft aangedraafd. Aandrentelen, drentelde aan, is aangedrenteld. Aandrift, V. Aandrijven, dreef aan, dreven aan, is en heeft aangedreven. Aandrijver, M., -drijvers. Aandrijving, V., -drijvingen. Aandringen, drong aan, is en heeft aangedrongen. Aandrinken, dronk aan, heeft aangedronken. Aandruischen, druischte aan, heeft aangedruischt. Aandrukken, drukte aan, heeft aangedrukt. Aandrukking, V., -drukkingen. Aanduiden, duidde aan, heeft aangeduid. Aanduiding, V., -duidingen. Aandurven, durfde aan en dorst aan, heeft aangedurfd. Aanduwen, duwde aan, heeft aangeduwd. Aandweilen, dweilde aan, heeft aangedweild. Aandwingen, dwong aan, heeft aangedwongen. Aaneen. Aaneenbehooren, behoorde aaneen, heeft aaneenbehoord. Aaneenbinden, bond aaneen, heeft aaneengebonden. Aaneenbinding, V., -bindingen. Aaneenblijven, bleef aaneen, bleven aaneen, is aaneengebleven. Aaneenbreien, breide aaneen, heeft aaneengebreid. Aaneenbrengen. bracht aaneen, heeft aaneengebracht. Aaneenflansen, flanste aaneen, heeft aaneengeflanst. Aaneengeschakeld. Aaneengesloten. Aaneengroeien, groeide aaneen, is aaneengegroeid. Aaneengroeiing, V. Aaneenhaken, haakte aaneen, heeft aaneengehaakt. Aaneenhangen, hing aaneen, heeft aaneengehangen. Aaneenhechten, hechtte aaneen, heeft aaneengehecht. Aaneenhechting, V., -hechtingen. Aaneenhouden, hield aaneen, heeft aaneengehouden. Aaneenketenen, ketende aaneen, heeft aaneengeketend. Aaneenklampen, klampte aaneen, heeft aaneengeklampt. Aaneenkleven, kleefde aaneen, heeft aaneengekleefd. Aaneenklinken, klonk aaneen, heeft aaneengeklonken. Aaneenkluisteren, kluisterde aaneen, heeft aaneengekluisterd. Aaneenknoopen, knoopte aaneen, heeft aaneengeknoopt. Aaneenkoppelen, koppelde aaneen, heeft aaneengekoppeld. Aaneenkoppeling, V., -koppelingen. Aaneenlasschen, laschte aaneen, heeft aaneengelascht. Aaneenleggen, legde en leide aaneen, heeft aaneengelegd en aaneengeleid. Aaneenliggen, lag aaneen, lagen aaneen, heeft aaneengelegen. Aaneenlijmen, lijmde aaneen, heeft aaneengelijmd. Aaneennaaien, naaide aaneen, heeft aaneengenaaid. Aaneennagelen, nagelde aaneen, heeft aaneengenageld. Aaneenpassen, pasten aaneen, hebben aaneengepast. Aaneenplaatsen, plaatste aaneen, heeft aaneengeplaatst. Aaneenplaatsing, V., -plaatsingen. Aaneenplakken, plakte aaneen, heeft aaneengeplakt. Aaneenrijgen, reeg aaneen, regen aaneen, heeft aaneengeregen. Aaneenschakelen, schakelde aaneen, heeft aaneengeschakeld. Aaneenschakeling, V., -schakelingen. Aaneenschuiven, schoof aaneen, schoven aaneen, heeft en is (zijn) aaneengeschoven. Aaneensluiten, sloot aaneen, sloten aaneen, heeft aaneengesloten. Aaneensluiting, V., -sluitingen. Aaneensmeden, smeedde aaneen, heeft aaneengesmeed. Aaneensnoeren, snoerde aaneen, heeft aaneengesnoerd. Aaneensoldeeren, soldeerde aaneen, heeft aaneengesoldeerd. Aaneenspijkeren, spijkerde aaneen, heeft aaneengespijkerd. Aaneenstaan, stond aaneen, heeft aaneengestaan. Aaneenstrikken, strikte aaneen, heeft aaneengestrikt. Aaneenvlechten, vlocht aaneen, heeft aaneengevlochten. Aaneenvoegen, voegde aaneen, heeft aaneengevoegd. Aaneenvoeging, V., -voegingen. Aaneenwellen, welde aaneen, heeft aaneengeweld. Aaneenzetten, zette aaneen, heeft aaneengezet. Aaneenzitten, zat aaneen, zaten aaneen, heeft aaneengezeten. Aanerven, erfde aan, is en heeft aangeërfd. Aanerving, V., -ervingen. Aanfluiten, floot aan, floten aan, heeft aangefloten. Aanfluiting, V., -fluitingen. Aanfokken, fokte aan, heeft aangefokt. Aanfokker, M., -fokkers. Aanfokking, V., -fokkingen. Aangaan, gaat aan, ging aan, is en heeft aangegaan. Aangaande. Aangang, M., -gangen. Aangapen, gaapte aan, heeft aangegaapt. Aangebedene, M. en V., -gebedenen. Aangeboren. Aangedaan, sterker, heviger aangedaan, het sterkst, hevigst aangedaan. Aangeefster, V., -geefsters. Aangeërfd. Aangehuwd. Aangeklaagde, M. en V., -geklaagden. Aangelande, M. en V., -gelanden. Aangelegen, -gelegener, -gelegenst. Aangelegenheid, V., -heden. Aangemerkt. Aangenaam, -genamer, -genaamst. Aangenaamheid, V., -heden. Aangenomen. Aangespen, gespte aan, heeft aangegespt. Aangetogen. Aangetrouwd. Aangeven, gaf aan, gaven aan, heeft aangegeven. Aangever, M., -gevers. Aangeving, V., -gevingen. Aangezicht, O., -gezichten. Aangezichtje, O., -jes. Aangezichtspijn, V., -pijnen. Aangezien. Aangieren, gierde aan, is aangegierd. Aangieten, goot aan, goten aan, heeft aangegoten. Aangifte en aangift, V., -giften. Aanglimmen, glom aan, glommen aan, is en heeft aangeglommen. Aanglinsteren, glinsterde aan, heeft aangeglinsterd. Aangloeien, gloeide aan, is en heeft aangegloeid. Aangluipen, gluipte aan, heeft aangegluipt. Aangluren, gluurde aan, heeft aangegluurd. Aangolven, golfde aan, is aangegolfd. Aangonzen, gonsde aan, is aangegonsd. Aangorden, gordde aan, heeft aangegord. Aangording, V., -gordingen. Aangrauwen, grauwde aan, heeft aangegrauwd. Aangraven, groef aan, groeven aan, heeft aangegraven. Aangraving, V., -gravingen. Aangrenzend. Aangrijnzen, grijnsde aan, heeft aangegrijnsd. Aangrijpen, greep aan, grepen aan, heeft aangegrepen. Aangrijper, M., -grijpers. Aangrijping, V., -grijpingen. Aangrinniken, grinnikte aan, heeft aangegrinnikt. Aangroei, M. Aangroeien, groeide aan, is aangegroeid. Aangroeiing, V., -groeiingen. Aangroenen, groende aan, is aangegroend. Aangrommen, gromde aan, heeft aangegromd. Aanhaken, haakte aan, heeft aangehaakt. Aanhalen, haalde aan, heeft aangehaald. Aanhalig, -haliger, -haligst. Aanhaligheid, V. Aanhaling, V., -halingen. Aanhalingsteeken, O., -teekens. Aanhang, M. Aanhangeling, M. en V., -hangelingen. V. ook aanhangelinge. Aanhangen, hing aan, heeft aangehangen. Aanhanger, M., -hangers en -hangeren. Aanhangig. Aanhangsel, O., -hangsels en -hangselen. Aanhankelijk, -lijker, -lijkst. Aanhankelijkheid, V. Aanharden, hardde aan, heeft en is aangehard. Aanharding, V., -hardingen. Aanharken, harkte aan, heeft aangeharkt. Aanhebben, heeft aan, had aan, hadden aan, heeft aangehad. Aanhechten, hechtte aan, heeft aangehecht. Aanhechter, M., -hechters. Aanhechting, V., -hechtingen. Aanhechtingspunt, O., -punten; -puntje, O., -jes. Aanhechtsel, O., -hechtsels. Aanheelen, heelde aan, is aangeheeld. Aanhef, M. Aanheffen, hief aan, hieven aan, heeft aangeheven. Aanheffer, M., -heffers. Aanheffing, V., -heffingen. Aanheften. Zie Aanhechten. Aanhelpen, hielp aan, heeft aangeholpen. Aanhijgen, heeg aan, hegen aan, is en heeft aangehegen; ook hijgde aan, is en heeft aangehijgd. Aanhinken, hinkte aan, is aangehinkt. Aanhitsen, hitste aan, heeft aangehitst. Aanhitser, M., -hitsers. Aanhitsing, V., -hitsingen. Aanhoepelen, hoepelde aan, is aangehoepeld. Aanhoeven, hoefde aan, heeft aangehoefd. Aanhollen, holde aan, is aangehold. Aanhoogen, hoogde aan, heeft aangehoogd. Aanhooging, V., -hoogingen. Aanhoopen, hoopte aan, heeft en is aangehoopt. Aanhooping, V., -hoopingen. Aanhoorder, M., -hoorders en -hoorderen. Aanhooren, hoorde aan, heeft aangehoord. Aanhoorig. Aanhoorigheid, V., -heden. Aanhoorster, V., -hoorsters. Aanhoud, M., -houden. Aanhouden, hield aan, heeft aangehouden. Aanhoudend. Aanhoudendheid, V. Aanhouder, M., -houders. Aanhouding, V., -houdingen. Aanhuilen, huilde aan, heeft aangehuild. Aanhuppelen, huppelde aan, is aangehuppeld. Aanhuwelijken, huwelijkte aan, heeft aangehuwelijkt. Aanhuwelijking, V. Aanhuwen, huwde aan, heeft aangehuwd. Aanhuwing, V. Aanijlen, ijlde aan, is aangeijld. Aanjagen, jaagde aan, heeft en is aangejaagd; ook joeg aan. Aanjager, M., -jagers. Aanjuichen, juichte aan, is en heeft aangejuicht. Aanjuiching, V., -juichingen. Aankalken, kalkte aan, heeft aangekalkt. Aankalking, V., -kalkingen. Aankanten (zich -), kantte zich aan, heeft zich aangekant. Aankanting, V. Aankap, M. Aankappen, kapte aan, heeft aangekapt. Aankarren, karde aan, heeft aangekard. Aankeffen, kefte aan, is en heeft aangekeft. Aankermen, kermde aan, is en heeft aangekermd. Aankerven, korf aan, korven aan, heeft aangekorven; ook kerfde aan. Aankerving, V., -kervingen. Aankijken, keek aan, keken aan, heeft aangekeken. Aanklaagster, V., -klaagsters en -klaagsteren. Aanklacht, V., -klachten. Aanklagen, klaagde aan, heeft aangeklaagd. Aanklager, M., -klagers en -klageren. Aanklampen, klampte aan, heeft aangeklampt. Aanklamper, M., -klampers. Aanklamping, V., -klampingen. Aanklauteren, klauterde aan, is aangeklauterd. Aanklauwen, klauwde aan, heeft aangeklauwd. Aankleeden, kleedde aan, heeft aangekleed. Aankleef, M. (met den aankleve van). Aanklemmen, klemde aan, heeft aangeklemd. Aanklemming, V., -klemmingen. Aankleven, kleefde aan, heeft aangekleefd. Aanklever, M., -klevers en -kleveren. Aankleving, V. Aanklimmen, klom aan, klommen aan, is aangeklommen. Aanklinken, klonk aan, heeft aangeklonken. Aankloppen, klopte aan, heeft aangeklopt. Aanklossen, kloste aan, is aangeklost. Aanklotsen, klotste aan, is aangeklotst. Aanknijpen, kneep aan, knepen aan, heeft aangeknepen. Aanknoopen, knoopte aan, heeft aangeknoopt. Aanknooping, V., -knoopingen. Aanknoopingspunt, O., -punten. Aankomeling, M. en V., -komelingen. V. ook aankomelinge. Aankomelingschap, O. Aankomen, komt aan, kwam aan, kwamen aan, is aangekomen. Aankomend. Aankomer, M., -komers. Aankomst, V. Aankondigen, kondigde aan, heeft aangekondigd. Aankondiger, M., -kondigers. Aankondiging, V., -kondigingen. Aankondigster, V., -kondigsters. Aankooien, kooide aan, heeft aangekooid. Aankoop, M., -koopen. Aankoopen, kocht aan, heeft aangekocht. Aankooping, V., -koopingen. Aankoppelen, koppelde aan, heeft aangekoppeld. Aankoppeling, V., -koppelingen. Aankoppen, kopte aan, heeft aangekopt. Aankorsten, korstte aan, is aangekorst. Aankorsting, V., -korstingen. Aankrammen, kramde aan, heeft aangekramd. Aankrijgen, kreeg aan, kregen aan, heeft aangekregen. Aankrijten, kreet aan, kreten aan, heeft aangekreten. Aankruien, krooi aan, krooien aan, heeft en is aangekrooien; ook kruide aan, heeft en is aangekruid. Aankruiing, V., -kruiingen. Aankruipen, kroop aan, kropen aan, is en heeft aangekropen. Aankuieren, kuierde aan, is aangekuierd. Aankunnen, kan aan, kunnen aan, konde en kon aan, konden aan, heeft aangekund. Aankwakken, kwakte aan, heeft aangekwakt. Aankweek, M. Aankweekeling, M. en V., -kweekelingen. V. ook aankweekelinge. Aankweeken, kweekte aan, heeft aangekweekt. Aankweeker, M., -kweekers. Aankweeking, V. Aankweekster, V., -kweeksters. Aanlachen, lachte aan, heeft aangelachen; ook loeg aan, loegen aan. Aanlanden, landde aan, is aangeland. Aanlanding, V., -landingen. Aanlangen, langde aan, heeft aangelangd. Aanlappen, lapte aan, heeft aangelapt. Aanlasschen, laschte aan, heeft aangelascht. Aanlassching, V., -lasschingen. Aanlaten, liet aan, heeft aangelaten. Aanleeren, leerde aan, heeft en is aangeleerd. Aanleg, M. Aanleggen, legde aan en leide aan, heeft aangelegd en aangeleid. Aanlegger, M., -leggers. Aanlegging, V., -leggingen. Aanlegplaats, V., -plaatsen. Aanlegster, V., -legsters en -legsteren. Aanleiden, leidde aan, heeft aangeleid. Aanleider, M., -leiders. Aanleiding, V., -leidingen. Aanlenen. Zie Aanleunen. Aanlengen, lengde aan, heeft en is aangelengd. Aanleunen, leunde aan, heeft aangeleund. Aanleuning, V., -leuningen. Aanleuningspunt, O., -punten. Aanlichten (licht geven), lichtte aan, is aangelicht. Aanlichten (oplichten), lichtte aan, heeft aangelicht. Aanliggen, lag aan, lagen aan, heeft aangelegen. Aanliggend. Aanlijmen, lijmde aan, heeft aangelijmd. Aanloeien, loeide aan, is en heeft aangeloeid. Aanloeren, loerde aan, heeft aangeloerd. Aanloeven, loefde aan, heeft en is aangeloefd. Aanlokkelijk, -lijker, -lijkst. Aanlokkelijkheid, V., -heden. Aanlokken, lokte aan, heeft aangelokt. Aanlokking, V., -lokkingen. Aanloksel, O., -loksels en -lokselen. Aanlonken, lonkte aan, heeft aangelonkt. Aanlooden, loodde aan, heeft aangelood. Aanloop, M., -loopen. Aanloopje, O., -jes. Aanloopen, liep aan, is en heeft aangeloopen. Aanloopkleur, V., -kleuren. Aanloten, lootte aan, is aangeloot. Aanmaak, M. Aanmaanster, V., -maansters. Aanmaken, maakte aan, heeft aangemaakt. Aanmanen, maande aan, heeft aangemaand. Aanmaning, V., -maningen. Aanmarcheeren, marcheerde aan, heeft en is aangemarcheerd. Aanmarsch, M. Aanmatigen (zich -), matigde zich aan, heeft zich aangematigd. Aanmatigend, -matigender, -matigendst. Aanmatiging, V., -matigingen. Aanmelden, meldde aan, heeft aangemeld. Aanmelding, V., -meldingen. Aanmengen, mengde aan, heeft aangemengd. Aanmenging, V., -mengingen. Aanmeren, meerde aan, heeft aangemeerd. Aanmerkelijk, -lijker, -lijkst. Aanmerken, merkte aan, heeft aangemerkt. Aanmerkenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Aanmerking, V., aanmerkingen. Aanmeten, mat aan, maten aan, heeft aangemeten. Aanmetselen, metselde aan, heeft aangemetseld. Aanminnig, -minniger, -minnigst. Aanminnigheid, V., -heden. Aanmoedigen, moedigde aan, heeft aangemoedigd. Aanmoediging, V., -moedigingen. Aanmoeren, moerde aan, heeft aangemoerd. Aanmoeten, moet aan, moest aan, heeft aangemoeten. Aanmogen, mag aan, mogen aan, mocht aan. Aanmonding, V., -mondingen. Aanmonsteren, monsterde aan, heeft aangemonsterd. Aanmonstering, V., -monsteringen. Aanmunten, muntte aan, heeft aangemunt. Aanmunting, V., -muntingen. Aannaaien, naaide aan, heeft aangenaaid. Aannaaiing, V., -naaiingen. Aannaderen, naderde aan, is aangenaderd. Aannadering, V. Aannagelen, nagelde aan, heeft aangenageld. Aannageling, V., -nagelingen. Aanneemster, V., -neemsters. Aannemelijk, -lijker, -lijkst. Aannemelijkheid, V. Aannemeling, M. en V., aannemelingen. V. ook aannemelinge. Aannemen, nam aan, namen aan, heeft aangenomen. Aannemer, M., -nemers. Aannemersfirma, V., -firma's. Aanneming, V., -nemingen. Aannemingsbiljet, O., -biljetten. Aannemingssom, V., -sommen. Aanopperen, opperde aan, heeft aangeopperd. Aanpakken, pakte aan, heeft aangepakt. Aanpalend. Aanpassen, paste aan, heeft aangepast. Aanpeil, M. Aanpeiling, V., -peilingen. Aanpennen, pende aan, heeft aangepend. Aanpersen, perste aan, heeft en is aangeperst. Aanpersing, V. Aanpijpen, pijpte aan, heeft aangepijpt. Aanplakbiljet, O., -biljetten. Aanplakbord, O., -borden. Aanplakken, plakte aan, heeft aangeplakt. Aanplakker, M., -plakkers. Aanplakking, V., -plakkingen. Aanplant, M. Aanplanten, plantte aan, heeft aangeplant. Aanplanting, V., -plantingen. Aanpleisteren, pleisterde aan, heeft aangepleisterd. Aanplempen, plempte aan, heeft aangeplempt. Aanplemping, V., -plempingen. Aanploegen, ploegde aan, heeft aangeploegd. Aanploeging, V., -ploegingen. Aanpooten (voortgang maken), pootte aan, heeft aangepoot. Aanporder, M., -porders. Aanporren, porde aan, heeft aangepord. Aanporring, V., -porringen. Aanporster, V., -porsters. Aanpoten (aanplanten), pootte aan, heeft aangepoot. Aanpoting, V., -potingen. Aanpraaien, praaide aan, heeft aangepraaid. Aanpraten, praatte aan, heeft aangepraat. Aanpreeken, preekte aan, heeft aangepreekt. Aanpressen, preste aan, heeft aangeprest. Aanprijzen, prees aan, prezen aan, heeft aangeprezen. Aanprijzer, M., -prijzers. Aanprijzing, V., -prijzingen. Aanprikkelaar, M., -prikkelaars en -prikkelaren. Aanprikkelen, prikkelde aan, heeft aangeprikkeld. Aanprikkeling, V., -prikkelingen. Aanprikken, prikte aan, heeft aangeprikt. Aanpunten, puntte aan, heeft aangepunt. Aanpunter, M., -punters. Aanpunting, V., -puntingen. Aanpuntring, M., -ringen. Aanpuntschijf, V., -schijven. Aanraden, ried aan, heeft aangeraden; ook raadde aan. Aanrader, M., -raders. Aanraken, raakte aan, heeft aangeraakt. Aanraking, V., -rakingen. Aanrakingspunt, O., -punten. Aanrakken, rakte aan, heeft aangerakt. Aanrammelen, rammelde aan, is aangerammeld. Aanranden, randde aan, heeft aangerand. Aanrander, M., -randers en -randeren. Aanranding, V., -randingen. Aanratelen, ratelde aan, is aangerateld. Aanrazeeren, razeerde aan, heeft aangerazeerd. Aanrazen, raasde aan, is en heeft aangeraasd. Aanrecht, O., -rechten. Aanrechtbank, V., -banken; -bankje, O., -jes. Aanrechten (opdisschen), rechtte aan, heeft aangerecht. Aanrechter. Zie Aanrichter. Aanrechting, V., -rechtingen. Aanrechtkeuken, V., -keukens. Aanrechttafel, V., -tafels. Aanreiken, reikte aan, heeft aangereikt. Aanreiking, V., -reikingen. Aanrekenen, rekende aan, heeft aangerekend. Aanrennen, rende aan, is en heeft aangerend; ook ron aan, is en heeft aangeronnen. Aanrichten (veroorzaken), richtte aan, heeft aangericht. Aanrichting, V. Aanrijden, reed aan, reden aan, is en heeft aangereden. Aanrijgen, reeg aan, regen aan, heeft aangeregen. Aanristen, ristte aan, heeft aangerist. Aanristing, V., -ristingen. Aanrit, M. Aanritselen, ritselde aan, heeft aangeritseld. Aanroeien, roeide aan, is en heeft aangeroeid. Aanroepen, riep aan, heeft aangeroepen. Aanroeper, M., -roepers. Aanroeping, V., -roepingen. Aanroeren, roerde aan, heeft aangeroerd. Aanroering, V., -roeringen. Aanroesten, roestte aan, is aangeroest. Aanrollen, rolde aan, heeft en is aangerold. Aanrooken, rookte aan, heeft aangerookt. Aanruischen, ruischte aan, is en heeft aangeruischt. Aanrukken, rukte aan, heeft en is aangerukt. Aanschaffen, schafte aan, heeft aangeschaft. Aanschaffing, V., -schaffingen. Aanschakelen, schakelde aan, heeft aangeschakeld. Aanscharrelen, scharrelde aan, is aangescharreld. Aanschellen, schelde aan, heeft aangescheld. Aanscherpen, scherpte aan, heeft aangescherpt. Aanscherping, V., -scherpingen. Aanschieten, schoot aan, schoten aan, heeft en is aangeschoten. Aanschijn, O. Aanschikken, schikte aan, is aangeschikt. Aanschoffelen (langzaam gaan), schoffelde aan, is aangeschoffeld. Aanschoffelen (losmaken), schoffelde aan, heeft aangeschoffeld. Aanschommelen, schommelde aan, is aangeschommeld. Aanschouw, M. Aanschouwbaar, -baarder, -baarst. Aanschouwelijk of aanschouwlijk, -lijker, -lijkst. Aanschouwelijkheid, V. Aanschouwen, aanschouwde, heeft aanschouwd. Aanschouwer, M., -schouwers en -schouweren. Aanschouwing, V., -schouwingen. Aanschouwingsvermogen, O. Aanschrapen, schraapte aan, heeft aangeschraapt. Aanschrappen, schrapte aan, heeft aangeschrapt. Aanschreeuwen, schreeuwde aan, heeft aangeschreeuwd. Aanschrijden, schreed aan, schreden aan, is aangeschreden. Aanschrijven, schreef aan, schreven aan, heeft aangeschreven. Aanschrijving, V., -schrijvingen. Aanschrijvingsbiljet, O., -biljetten. Aanschroeven, schroefde aan, heeft aangeschroefd. Aanschuifelen, schuifelde aan, is aangeschuifeld. Aanschuinen, schuinde aan, heeft aangeschuind. Aanschuiven, schoof aan, schoven aan, heeft en is aangeschoven. Aanschuiving, V., -schuivingen. Aansjokken, sjokte aan, is aangesjokt. Aansjorren, sjorde aan, heeft aangesjord. Aansjorring, V., -sjorringen. Aansjouwen, sjouwde aan, heeft en is aangesjouwd. Aanslaan, slaat aan, sloeg aan, heeft en is aangeslagen. Aanslag, M., -slagen. Aanslagbeitel, M., -beitels. Aanslagbiljet, O., -biljetten. Aanslagkom, V., -kommen. Aanslagraam, O., -ramen. Aanslagrooster, M., -roosters. Aanslagsteen, M., -steenen. Aanslagstoel, M., -stoelen. Aansleepen (voorttrekken), sleepte aan, heeft aangesleept. Aansleeping, V., -sleepingen. Aanslenteren, slenterde aan, is aangeslenterd. Aanslepen (voortgaan), sleepte aan, is aangesleept. Aansleuren, sleurde aan, heeft en is aangesleurd. Aanslibben, slibde aan, is aangeslibd. Aanslibbing, V., -slibbingen. Aanslibsel, O., -slibsels. Aanslijken, slijkte aan, is aangeslijkt. Aanslijking, V., -slijkingen. Aanslijmen, slijmde aan, is aangeslijmd. Aanslijpen, sleep aan, slepen aan, heeft aangeslepen. Aanslingeren, slingerde aan, heeft en is aangeslingerd. Aansloffen, slofte aan, is aangesloft. Aansluiken, slook aan, sloken aan, heeft aangesloken. Aansluipen, sloop aan, slopen aan, is aangeslopen. Aansluiten, sloot aan, sloten aan, heeft en is aangesloten. Aansluiting, V., -sluitingen. Aansluitingsplaats, V., -plaatsen. Aansluitingspunt, O., -punten. Aansmeden, smeedde aan, heeft aangesmeed. Aansmelten, smolt aan, heeft aangesmolten. Aansmelting, V. Aansmeren, smeerde aan, heeft aangesmeerd. Aansmering, V., -smeringen. Aansmijten, smeet aan, smeten aan, heeft aangesmeten. Aansnauwen, snauwde aan, heeft aangesnauwd. Aansnede en Aansnee, V., -sneden. Aansnellen, snelde aan, is aangesneld. Aansnijden, sneed aan, sneden aan, heeft aangesneden. Aansnijding, V. Aansnoeren, snoerde aan, heeft aangesnoerd. Aansnorren, snorde aan, is aangesnord. Aansnuiven, snoof aan, snoven aan, is aangesnoven. Aansoldeeren, soldeerde aan, heeft aangesoldeerd. Aanspannen, spande aan, heeft en is aangespannen. Aanspanner, M., -spanners. Aanspanning, V., -spanningen. Aanspatten, spatte aan, is aangespat. Aanspelden, speldde aan, heeft aangespeld. Aanspeten, speette aan, heeft aangespeet. Aanspieën en aanspijen, spiede en spijde aan, heeft aangespied en aangespijd. Aanspijkeren, spijkerde aan, heeft aangespijkerd. Aanspijlen, spijlde aan, heeft aangespijld. Aanspinnen, spon aan, sponnen aan, heeft aangesponnen. Aansplitsen, splitste aan, heeft aangesplitst. Aansplitsing, V., -splitsingen. Aanspoeden, spoedde aan, is aangespoed. Aanspoelen, spoelde aan, heeft en is aangespoeld. Aanspoeling, V., -spoelingen. Aanspoelsel, O., -spoelsels. Aansporen (opwekken), spoorde aan, heeft aangespoord. Aansporen (met den spoorwagen), spoorde aan, is en heeft aangespoord. Aansporing, V., -sporingen. Aanspraak, V., -spraken. Aanspraakje, O., -jes. Aansprakelijk en aanspraaklijk. Aansprakelijkheid, V. Aanspreken, sprak aan, spraken aan, heeft aangesproken. Aanspreker, M., -sprekers. Aanspringen, sprong aan, is en heeft aangesprongen. Aanstaan, staat aan, stond aan, heeft aangestaan. Aanstaand. Aanstaande, M. en V., -staanden. Aanstaarten, staartte aan, heeft aangestaart. Aanstalte, V., -stalten. Aanstampen, stampte aan, heeft en is aangestampt. Aanstamper, M., -stampers. Aanstamping, V., -stampingen. Aanstappen, stapte aan, is en heeft aangestapt. Aanstaren, staarde aan, heeft aangestaard. Aansteekkast, V., -kasten. Aansteigeren, steigerde aan, is aangesteigerd. Aanstekelijk, -lijker, -lijkst. Aanstekelijkheid, V. Aansteken, stak aan, staken aan, heeft en is aangestoken. Aanstekend, -stekender, -stekendst. Aansteker, M., -stekers. Aansteking, V., -stekingen. Aanstellen, stelde aan, heeft aangesteld. Aansteller, M., -stellers. Aanstellerig. Aanstelling, V., -stellingen. Aanstemmen, stemde aan, heeft aangestemd. Aanstempelen, stempelde aan, heeft aangestempeld. Aanstempeling, V. Aansterken, sterkte aan, is aangesterkt. Aansterven, stierf aan, stierven aan, is aangestorven. Aanstevenen, stevende aan, is en heeft aangestevend. Aanstijven (stijver worden), stijfde aan, is aangestijfd. Aanstijven (stijver maken, t. w. linnen), steef aan, steven aan, heeft aangesteven. Aanstikken, stikte aan, heeft aangestikt. Aanstippen, stipte aan, heeft aangestipt. Aanstipping, V., -stippingen. Aanstoffen, stofte aan, heeft aangestoft. Aanstoken, stookte aan, heeft aangestookt. Aanstonds. Aanstookster, V., -stooksters. Aanstoomen, stoomde aan, is en heeft aangestoomd. Aanstoot, M. Aanstootelijk, -lijker, -lijkst. Aanstootelijkheid, V., -heden. Aanstooten, stiet aan, heeft aangestooten; ook stootte aan. Aanstootend. Aanstooting, V., -stootingen. Aanstoppen, stopte aan, heeft aangestopt. Aanstormen, stormde aan, is en heeft aangestormd. Aanstort, O., -storten: Aanstorten, stortte aan, heeft en is aangestort. Aanstorting, V., -stortingen. Aanstouwen (samenpakken), stouwde aan, heeft aangestouwd. Aanstralen, straalde aan, heeft aangestraald. Aanstranden, strandde aan, is aangestrand. Aanstranding, V. Aanstrepen, streepte aan, heeft aangestreept. Aanstreping, V., -strepingen. Aanstrijden, streed aan, streden aan, heeft aangestreden. Aanstrijken, streek aan, streken aan, is en heeft aangestreken. Aanstrikken, strikte aan, heeft aangestrikt. Aanstrompelen, strompelde aan, is aangestrompeld. Aanstroomen, stroomde aan, is en heeft aangestroomd. Aanstudeeren, studeerde aan, heeft aangestudeerd. Aanstuiven, stoof aan, stoven aan, is aangestoven. Aanstuiving, V., -stuivingen. Aansturen, stuurde aan, heeft aangestuurd. Aanstuwen (aanduwen), stuwde aan, heeft aangestuwd. Aansukkelen, sukkelde aan, is aangesukkeld. Aantal, O. Aantasten, tastte aan, heeft aangetast. Aantasting, V., -tastingen. Aanteekenaar, M., -teekenaars en -teekenaren. Aanteekenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Aanteekenen, teekende aan, heeft aangeteekend. Aanteekengeld, O., -gelden. Aanteekening, V., -teekeningen. Aanteekeningetje, O., -jes. Aanteekeningspartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes. Aanteekenkantoor, O., -kantoren. Aantelen, teelde aan, heeft aangeteeld. Aanteling, V., -telingen. Aantellen, telde aan, heeft aangeteld. Aanteren, teerde aan, heeft aangeteerd. Aantijgen, teeg aan, tegen aan, heeft aangetegen; ook tijgde aan, heeft aangetijgd. Aantijger, M., -tijgers. Aantijging, V., -tijgingen. Aantikken, tikte aan, heeft aangetikt. Aantillen, tilde aan, heeft aangetild. Aantimmeren, timmerde aan, heeft aangetimmerd. Aantimmering, V., -timmeringen. Aantocht, M. Aantoonen, toonde aan, heeft aangetoond. Aantoonend. Aantooner, M., -tooners. Aantooning, V. Aantooveren, tooverde aan, heeft aangetooverd. Aantorsen, torste aan, heeft aangetorst. Aantrappen, trapte aan, heeft aangetrapt. Aantrede en aantree, V., -treden. Aantreden, trad aan, traden aan, is en heeft aangetreden. Aantreffen, trof aan, troffen aan, heeft aangetroffen. Aantrekkelijk, -lijker, -lijkst. Aantrekkelijkheid, V., -heden. Aantrekken, trok aan, trokken aan, heeft en is aangetrokken. Aantrekker, M., -trekkers. Aantrekking, V. Aantrekkingskracht, V. Aantrekkingsvermogen, O. Aantrippelen, trippelde aan, is aangetrippeld. Aantrouwen, trouwde aan, heeft aangetrouwd. Aantrouwing, V. Aantuigen, tuigde aan, heeft aangetuigd. Aanvaarden, aanvaardde, heeft aanvaard. Aanvaarder, M., -vaarders. Aanvaarding, V., -vaardingen. Aanvaardster, V., -vaardsters. Aanvaart, V. Aanval, M., -vallen. Aanvallen, viel aan, is en heeft aangevallen. Aanvallend. Aanvallenderwijze en -wijs. Aanvaller, M., -vallers. Aanvallig, -valliger, -valligst. Aanvalligheid, V., -heden. Aanvalsfront, O., -fronten. Aanvalskolonne, V., -kolonnen en -kolonnes. Aanvalskreet, M., -kreten. Aanvalsmijn, V., -mijnen. Aanvalsplan, O., -plannen. Aanvalspunt, O., -punten. Aanvalssein, O., -seinen. Aanvalsteeken, O., -teekens. Aanvalsvertooning, V., -vertooningen. Aanvalswapen, O., -wapenen en -wapens. Aanvalswerk, O., -werken. Aanvalswijze en -wijs, V., -wijzen. Aanvang, M. Aanvangen, ving aan, heeft en is aangevangen. Aanvanger, M., -vangers. Aanvangspunt, O., -punten. Aanvankelijk. Aanvaren, voer aan, is en heeft aangevaren. Aanvaring, V., -varingen. Aanvatten, vatte aan, heeft aangevat. Aanvatter, M., -vatters. Aanvatting, V., -vattingen. Aanvechten, vocht aan, heeft aangevochten. Aanvechter, M., -vechters. Aanvechting, V., -vechtingen. Aanvegen, veegde aan, heeft aangeveegd. Aanverdienen, verdiende aan, heeft aanverdiend. Aanversterven, verstierf aan, verstierven aan, is aanverstorven. Aanversterving, V. Aanvertrouwen, vertrouwde aan, heeft aanvertrouwd. Aanverwant. Aanverwant, M., -verwanten. Aanverwante, V., -verwanten. Aanverwantschap, V. Aanvetten, vette aan, heeft en is aangevet. Aanvijlen, vijlde aan, heeft aangevijld. Aanvlakken, vlakte aan, heeft aangevlakt. Aanvlakking, V., -vlakkingen. Aanvlammen, vlamde aan, is en heeft aangevlamd. Aanvlechten, vlocht aan, heeft aangevlochten. Aanvliegen, vloog aan, vlogen aan, is en heeft aangevlogen. Aanvlieten, vloot aan, vloten aan, is aangevloten. Aanvloeien, vloeide aan, is aangevloeid. Aanvlotten (aandrijven), vlotte aan, is aangevlot. Aanvlotten (in vlotten aanvoeren), vlotte aan, heeft aangevlot. Aanvoegen, voegde aan, heeft aangevoegd. Aanvoegend. Aanvoeging, V., -voegingen. Aanvoegsel, O., -voegsels en -voegselen. Aanvoelen, voelde aan, heeft aangevoeld. Aanvoer, M., -voeren. Aanvoerbuis, V., -buizen. Aanvoerder, M., -voerders. Aanvoerdoek, O. Aanvoeren, voerde aan, heeft aangevoerd. Aanvoering, V. Aanvoerpijp, V., -pijpen. Aanvoerrol, V., -rollen. Aanvonken, vonkte aan, is aangevonkt. Aanvraag en aanvrage, V., -vragen. Aanvragen, vraagde aan, heeft aangevraagd; ook vroeg aan. Aanvriezen, vroor aan, vroren aan, heeft en is aangevroren en aangevrozen. Aanvriezing, V. Aanvullen, vulde aan, heeft aangevuld. Aanvulling, V., -vullingen. Aanvullingsexamen, O., -examens. Aanvullingskohier, O., -kohieren. Aanvullingsmanschap, V., -manschappen. Aanvullingsspant, O., -spanten. Aanvullingstroepen (mv.), M. Aanvulsel, O., -vulsels. Aanvuren, vuurde aan, heeft aangevuurd. Aanvuring, V., -vuringen. Aanwaaien, waaide aan, is en heeft aangewaaid; ook woei aan, woeien aan. Aanwachten, wachtte aan, heeft aangewacht. Aanwaggelen, waggelde aan, is aangewaggeld. Aanwakkeren, wakkerde aan, heeft en is aangewakkerd. Aanwandelen, wandelde aan, is en heeft aangewandeld. Aanwas, M., -wassen. Aanwassen, wies aan, wiesen aan, is aangewassen. Aanwassing, V., -wassingen. Aanwellen, welde aan, heeft aangeweld. Aanwendbaar, -bare. Aanwenden, wendde aan, heeft aangewend. Aanwending, V. Aanwenken, wenkte aan, heeft aangewenkt. Aanwennen (zich -), wende (zich) aan, heeft (zich) aangewend. Aanwenning, V., -wenningen. Aanwensel, O., -wensels en -wenselen. Aanwenst, V., -wensten. Aanwentelen, wentelde aan, heeft en is aangewenteld. Aanwenteling, V., -wentelingen. Aanwerken, werkte aan, heeft aangewerkt. Aanwerpen, wierp aan, heeft aangeworpen. Aanwerven, wierf aan, wierven aan, heeft aangeworven. Aanwerver, M., -wervers. Aanwerving, V., -wervingen. Aanwetten, wette aan, heeft aangewet. Aanweven, weefde aan, heeft aangeweven. Aanwezen, O. Aanwezend. Aanwezig. Aanwezigheid, V. Aanwijeren, wijerde aan, heeft aangewijerd. Aanwijsbaar, -bare. Aanwijsster, V., -wijssters. Aanwijzen, wees aan, wezen aan, heeft aangewezen. Aanwijzend. Aanwijzer, M., -wijzers. Aanwijzing, V., -wijzingen. Aanwinnen, won aan, wonnen aan, heeft aangewonnen. Aanwinning, V., -winningen. Aanwinst, V., -winsten. Aanwippen, wipte aan, is aangewipt. Aanwitten, witte aan, heeft aangewit. Aanwoekeren, woekerde aan, heeft en is aangewoekerd. Aanwortelen, wortelde aan, is aangeworteld. Aanwrijven, wreef aan, wreven aan, heeft aangewreven. Aanzaaien, zaaide aan, heeft aangezaaid. Aanzagen, zaagde aan, heeft aangezaagd. Aanzakken, zakte aan, is aangezakt. Aanzanden, zandde aan, heeft aangezand. Aanzeg, M. Aanzeggen, zeide aan, heeft aangezegd en aangezeid. Aanzegger, M., -zeggers. Aanzegging, V., -zeggingen. Aanzeghuis, O., -huizen. Aanzeilen, zeilde aan, is en heeft aangezeild. Aanzeiling, V., -zeilingen. Aanzenden, zond aan, heeft aangezonden. Aanzetbuis, V., -buizen. Aanzethamer, M., -hamers. Aanzethout, O., -houten. Aanzetklos, M., -klossen. Aanzetrasp, V., -raspen. Aanzetriem, M., -riemen. Aanzetschroef, V., -schroeven. Aanzetsel, O., -zetsels. Aanzetstaal, O., -stalen. Aanzetster, V., -zetsters. Aanzetstuk, O., -stukken. Aanzetten, zette aan, heeft en is aangezet. Aanzetter, M., -zetters. Aanzetting, V., -zettingen. Aanzetvijl, V., -vijlen. Aanzeulen, zeulde aan, heeft en is aangezeuld. Aanzicht, O., -zichten. Aanzichten, aanzichtte. Aanzien, zag aan, zagen aan, heeft aangezien. Aanzien, O. Aanziend. Aanzienlijk, -lijker, -lijkst. Aanzienlijkheid, V. Aanzijn, O. Aanzitten, zat aan, zaten aan, heeft aangezeten. Aanzitting, V. Aanzoek, O., -zoeken. Aanzoeken, zocht aan, heeft aangezocht. Aanzoeten, zoette aan, heeft en is aangezoet. Aanzoeting, V., -zoetingen. Aanzuigen (zich -), zoog zich aan, zogen zich aan, heeft zich aangezogen. Aanzuiging, V. Aanzuiveren, zuiverde aan, heeft aangezuiverd. Aanzuivering, V., -zuiveringen. Aanzweepen, zweepte aan, heeft aangezweept. Aanzwellen, zwol aan, zwollen aan, is aangezwollen. Aanzwemmen, zwom aan, zwommen aan, is en heeft aangezwommen. Aanzweven, zweefde aan, is aangezweefd. Aanzwoegen, zwoegde aan, is aangezwoegd. Aap, M., apen. Aapje, O., -jes. Aapachtig. Aapjessnuif, V. Aapjeszeep, V. Aar (korenaar), V., aren. Aartje, O., -jes. Aar (ader), V., aren. Aartje, O., -jes. Aard, M., Aardje, O. Aardachtig. Aardachtigheid, V. Aardaker, M., -akers; -akertje, O., -jes. Aardamandel, V., -amandels. Aardangel, V. Aardappel, M., -appelen en -appels; -appeltje, O., -jes. Aardappelboer, M., -boeren; -boertje, O., -jes. Aardappel-croquette, V., -croquettes. Aardappeldeeg, O. Aardappelmeel, O. Aardappelplant, V., -planten. Aardappelsoep, V. Aardappelstijfsel, V. Aardappelstroop, V. Aardappeltaart, V., -taarten; -taartje, O., -jes. Aardappelziekte, V. Aardbei, V., -beien. Ook Aardbezie. Aardbeitje, O., -jes. Aardbeienbed, O., -bedden. Aardbeiengelei, V. Aardbeien-jam, V. Aardbeienteelt, V. Aardbeientijd, M. Aardberging, V., -bergingen. Aardbeschrijver, M., -beschrijvers en -beschrijveren. Aardbeschrijving, V., -beschrijvingen. Aardbeving, V., -bevingen. Aardbevingsmeter, M., -meters. Aardbewoner, M., -bewoners en -bewoneren. Aardbezie (aardbei), V., aardbeziën (aardbeien). Aardbezieboom, M., -boomen. Aardbeziënbed, O., -bedden. Aardbezieplant, V., -planten. Aardbeziestruik, M., -struiken. Aardbodem, M. Aardbol, M. Aardboog, M., -bogen. Aardboor, V., -boren. Aardbrand, M., -branden. Aardbrood, O. Aardbuil, V., -builen. Aardduivel, M., -duivels. Aarde, V. Aardebaan, V., -banen. Aardegoed, O. Aarden, aardde, heeft geaard. Aarden (bijv. nw.). Aardewerk, O. Aardewerkschuit, V., -schuiten. Aardewerkswinkel, M., -winkels. Aardgeest, M., -geesten. Aardgewas, O., -gewassen. Aardglobe, V., -globes. Aardgoed, O. Aardgordel, M., -gordels. Aardhaling, V. -halingen. Aardhars, V. en O., -harsen. Aardhommel, M., -hommels. Aardhoop, M., -hoopen. Aardig, aardiger, aardigst. Aardigheid, V., -heden; -heidje, O., -jes. Aardigjes. Aardklomp, M., -klompen. Aardklont, V., -klonten. Aardkloot, M., -klooten. Aardkluit, V., -kluiten. Aardkorst, V. Aardkrekel, M., -krekels. Aardkuil, M., -kuilen. Aardkunde, V. Aardkundig. Aardkundige, M. en V., -kundigen. Aardlaag, V., -lagen. Aardlevering, V., -leveringen. Aardmand, V., -manden. Aardmannetje, O., -mannetjes. Aardmeetkunst, V. Aardmeter, M., -meters. Aardmeting, V., -metingen. Aardmier, V., -mieren; -miertje, O., -jes. Aardmijt, V., -mijten. Aardmolm en -mulm, O. Aardmos, O., -mossen. Aardmuis, V., -muizen; -muisje, O., -jes. Aardnoot, V., -noten; -nootje, O., -jes. Aardolie, V., -oliën. Aardparkiet, M., -parkieten. Aardpeer, V., -peren. Aardpek, O. Aardpimpernoot, V., -noten; -nootje, O., -jes. Aardplakker, M., -plakkers. Aardrijk, O. Aardrijksbeschrijver, M., -beschrijvers en -beschrijveren. Aardrijksbeschrijving, V., -beschrijvingen. Aardrijkskunde, V. Aardrijkskundige, M. en V., -kundigen. Aardroering, V., -roeringen. Aardrol, V., -rollen. Aardrolling, V. Aardrook, M. Aardsch. Aardschgezind, -gezinder, -gezindst. Aardschgezindheid, V. Aardschheid, V. Aardschok, M., -schokken. Aardschors, V. Aardschudding, V., -schuddingen. Aardschuit, V., -schuiten. Aardslak, V., -slakken. Aardslang, V., -slangen. Aardspin, V., -spinnen. Aardstamper, M., -stampers. Aardster, V., -sterren. Aardstrik, M., -strikken. Aardtor, V., -torren. Aardtrapper, M., -trappers. Aardvarken, O., -varkens. Aardvast. Aardveil, O. Aardverf, V., -verven. Aardverschuiving, V., -verschuivingen. Aardvloo, V., -vlooien. Aardvork, V., -vorken. Aardvrucht, V., -vruchten. Aardwas, O. Aardwerk, O., -werken. Aardwerker, M., -werkers. Aardwind, V., -winden. Aardwolf, M., -wolven. Aardworm en -wurm, M., -wormen en -wurmen; -wormpje en -wurmpje, O., -jes. Aardzak, M., -zakken. Aars, M., aarzen. Aarsje, O., -jes. Aarsvin, V., -vinnen. Aartsbedrieger, M., -bedriegers. Aartsbedriegster, V., -bedriegsters. Aartsbisdom, O., -bisdommen. Aartsbisschop, M., -bisschoppen. Aartsbisschoppelijk. Aartsdeugniet, M., -deugnieten. Aartsdiaken, M., -diakenen en -diakens. Aartsdiakenschap, O., -schappen. Aartsdiocese, V., ook -diocees, O., -diocesen. Aartsdomkop, M., -domkoppen. Aartsengel, M., -engelen. Aartshertog, M., -hertogen. Aartshertogdom, O., -dommen. Aartshertogelijk. Aartshertogin, V., -hertoginnen. Aartskanselier, M., -kanseliers en -kanselieren. Aartsketter, M., -ketters. Aartsleugenaar, M., -leugenaars en -leugenaren. Aartsliefhebber, M., -liefhebbers. Aartspriester, M., -priesters. Aartspriesterschap, O., -schappen. Aartsschelm, M., -schelmen. Aartsvader, M., -vaders en -vaderen. Aartsvaderlijk. Aartsvijand, M., -vijanden. Aartsvijandin, V., -vijandinnen. Aarzelen, aarzelde, heeft geaarzeld. Aarzeling, V., aarzelingen. Aas (spijs), O. Aas (gewicht en eenheid in 't spel), O., azen. Aasje, O., -jes. Aasdomsrecht, O. Aasjager, M., -jagers. Aasklauw, M., -klauwen. Aasraaf, M., -raven. Aastor, V., -torren. Aasvlieg, V., -vliegen. Ab of abc, O., AB's of ABC's. Abandonneeren, abandonneerde, heeft geabandonneerd. Ab-bank, V., -banken; -bankje, O., -jes. Abberdaan. Zie Labberdaan. Ab-boek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Ab-bord, O., -borden; -bordje, O., -jes. Abdij, V., abdijen. Abdis, V., abdissen. Abeel, M., abeelen. Abeeltje, O., -jes. Abel, abeler, abelst. Abelheid, V., -heden; -heidje, O., -jes. Abelmosch, V. Ab-kind, O., -kinderen; -kindje, O., -kindertjes. Ablatief en ablativus, M., ablatieven. Abolitie, V. Abonneeren, abonneerde, heeft en is geabonneerd. Abonnement, O., abonnementen. Abonnementsconcert, O., -concerten. Abonnementskaart, V., -kaarten. Abonnementsvoorstelling, V., -voorstellingen. Ab-plank, V., -planken; -plankje, O., -jes. Abracadabra, O. Abrikoos (naam van den boom), M.; (naam van de vrucht), V., abrikozen. Abrikoosje, O., -jes. Abrikozeboom, M., -boomen. Abrikozengelei, V. Abrikozentaart, V., -taarten; -taartje, O., -jes. Abrikozepit, V., -pitten; -pitje, O., -jes. Ab-school, V., -scholen; -schooltje, O., -jes. Absint, O. en V. Absolutie, V. Absolutisme, O. Absoluut, absoluter, absoluutst. Absolveeren, absolveerde, heeft geabsolveerd. Abstract, abstracter, abstractst. Abstractie, V., abstractiën en abstracties. Abstraheeren, abstraheerde, heeft geabstraheerd. Abt, M., abten. Abuis, O., abuizen. Abuisje, O., -jes. Abuseeren, abuseerde, heeft geabuseerd. Abusief, abusieve. Abusievelijk. Acacia, M., acacia's. Academie, V., academiën en academies. Academiefeest, O., -feesten. Academiegebouw, O., -gebouwen. Academiejaar, O., -jaren. Academiestad, V., -steden. Academievergadering, V., -vergaderingen. Academievriend, M., -vrienden. Academisch. Accent, O., accenten. Accentje, O., -jes. Accentueeren, accentueerde, heeft geaccentueerd. Acceptant, M., acceptanten. Acceptatie, V., acceptatiën en acceptaties. Accepteeren, accepteerde, heeft geaccepteerd. Accijns, M., accijnzen. Accountant, M., accountants. Accumulator, M., accumulatoren. Accuraat, accurater, accuraatst. Accuratesse, V. Accusatief en accusativus, M., accusatieven. Acetyleengas, O. Acetyleenlantaren, -lantaarn, V., -lantarens, -lantaarns. Ach. Acht (ban), V. Acht (toezicht), V. Acht (telwoord). Als znw., V., achten. Achtje, O., -jes. Achtbaar, -baarder, -baarst. Achtbaarheid, V., -heden. Achtehalf, -halve. Achtel, O., achtels. Achteling, M., achtelingen. Achteloos, achteloozer, achteloost. Achteloosheid, V., -heden. Achten, achtte, heeft geacht. Achtendeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes. Achtenswaard, -waarder, -waardst. Achtenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Achtenswaardigheid, V. Achtentwintiger, M., -twintigers. Achter. Achteraan. Achteraanblijven, bleef achteraan, bleven achteraan, is achteraangebleven. Achteraankomen, komt achteraan, kwam achteraan, kwamen achteraan, is achteraangekomen. Achteraanloopen, liep achteraan, heeft en is achteraangeloopen. Achteraanzeilen, zeilde achteraan, heeft achteraangezeild. Achteraf. Achteraf, O., -affen. Achterafbrengen, bracht achteraf, heeft achterafgebracht. Achterbaks (bijw.). Achterbaksch (bnw.). Achterband, M., -banden. Achterbank, V., -banken. Achterbeen, O., -beenen. Achterbeslag, O., -beslagen. Achterblijfster, V., -blijfsters. Achterblijven, bleef achter, bleven achter, is achtergebleven. Achterblijver, M., -blijvers. Achterboelijn, V., -boelijns. Achterboom, M., -boomen. Achterbout, M., -bouten. Achterbuur, M. en V., -buren. Achterbuurt, V., -buurten. Achterdeel (plank), V., -delen. Achterdeel (gedeelte), O., -deelen. Achterdeur, V., -deuren. Achterdocht, V. Achterdochtig, -dochtiger, -dochtigst. Achterdochtigheid, V. Achterdoek, O., -doeken. Achterdwarstouw, O., -touwen. Achtereen. Achtereenvolgend. Achtereenvolgens. Achtereinde, O., -einden. Achterelkander. Achteren. (Naar -, ten -, van -). Achtergaan, gaat achter, ging achter, heeft achtergegaan. Achtergang, V., -gangen. Achtergrond, M., -gronden. Achterhalen, achterhaalde, heeft achterhaald. Achterhaling, V., -halingen. Achterhande (van acht soorten). Achterhandsbeentje, O., -beentjes. Achterheen. Achterhoede, V., -hoeden. Achterhoek, M., -hoeken. Achterhoofd, O., -hoofden; -hoofdje, O., -jes. Achterhouden, hield achter, heeft achtergehouden. Achterhoudend, -houdender, -houdendst. Achterhoudendheid, V. Achterhoudend, V. Achterhuis, O., -huizen. Achterin. Achterkabel, M., -kabels. Achterkamer, V., -kamers. Achterkant, M., -kanten. Achterkasteel, O., -kasteelen. Achterklap, M. Achterklappen. Achterklapper, M., -klappers. Achterklapster, V., -klapsters. Achterkleinzoon, M., -zonen en -zoons. Achterkousig, -kousiger, -kousigst. Achterkousigheid, V. Achterlader, M., -laders. Achterlap, M., -lappen. Achterlast, M., -lasten. Achterlaten, liet achter, heeft achtergelaten. Achterlating, V. Achterleen, O., -leenen. Achterlei (van acht soorten). Achterliggen, lag achter, lagen achter, heeft achtergelegen. Achterlijk, -lijker, -lijkst. Achterlijkheid, V., -heden. Achterloopen, liep achter, heeft achtergeloopen. Achterloopsch. Achterloopschheid, V. Achterluik, O., -luiken. Achtermiddag, M., -middagen. Achterna. Achternaad, M., -naden. Achternagaan, gaat achterna, ging achterna, is en heeft achternagegaan. Achternaloopen, liep achterna, is en heeft achternageloopen. Achternarijden, reed achterna, reden achterna, is en heeft achternagereden. Achternasturen, stuurde achterna, heeft achternagestuurd. Achternazenden, zond achterna, heeft achternagezonden. Achternazetten, zette achterna, heeft achternagezet. Achternazitten, zat achterna, zaten achterna, heeft achternagezeten. Achterneef, M., -neven. Achterom. Achterom, O. Achteromloopen, liep achterom, is achteromgeloopen. Achteronder, O. Achterop. Achteropkomen, komt achterop, kwam achterop, kwamen achterop, is achteropgekomen. Achteroploopen, liep achterop, is achteropgeloopen. Achterover. Achteroverliggen, lag achterover, lagen achterover, heeft achterovergelegen. Achterovervallen, viel achterover, is achterovergevallen. Achterplecht, V., -plechten. Achterpoort, V., -poorten. Achterpoot, M., -pooten. Achterruim, O. Achterschip, O., -schepen. Achterspil, O., -spillen. Achterst. Achterstaan, stond achter, heeft achtergestaan. Achterstaand. Achterstal, M., -stallen. Achterstallig. Achterstand, M., -standen. Achterste, O. Achterstel, O., -stellen. Achterstellen, stelde achter, heeft achtergesteld. Achterstelling, V. Achtersteven, M., -stevens. Achterstijl, M., -stijlen. Achterstraat, V., -straten. Achterstreng, V., -strengen. Achterstuk, O., -stukken. Achtertalie, V., -talies. Achtertrap, V., -trappen. Achteruit. Achteruit, O. Achteruitje, O., -jes. Achteruitboeren, boerde achteruit, is en heeft achteruitgeboerd. Achteruitdeinzen, deinsde achteruit, is achteruitgedeinsd. Achteruitgaan, gaat achteruit, ging achteruit, is achteruitgegaan. Achteruitgang, M. Achteruitkrabbelen, krabbelde achteruit, is achteruitgekrabbeld. Achteruitkrabben, krabde achteruit, is achteruitgekrabd. Achteruitleeren, leerde achteruit, is en heeft achteruitgeleerd. Achteruitloopen, liep achteruit, is achteruitgeloopen. Achteruitraken, raakte achteruit, is achteruitgeraakt. Achteruitrijden, reed achteruit, reden achteruit, is en heeft achteruitgereden. Achteruitschoppen, schopte achteruit, heeft achteruitgeschopt. Achteruitschuiven, schoof achteruit, schoven achteruit, heeft achteruitgeschoven. Achteruitslaan, slaat achteruit, sloeg achteruit, heeft achteruitgeslagen. Achteruitvallen, viel achteruit, is achteruitgevallen. Achteruitwerken, werkte achteruit, heeft achteruitgewerkt. Achteruitwijken, week achteruit, weken achteruit, is achteruitgeweken. Achteruitzeilen, zeilde achteruit, is achteruitgezeild. Achteruitzetten, zette achteruit, heeft achteruitgezet. Achteruitzitten, zat achteruit, zaten achteruit, heeft achteruitgezeten. Achtervak, O., -vakken. Achtervertrek, O., -vertrekken. Achtervoegen, voegde achter, heeft achtergevoegd. Achtervoeging, V. Achtervoegsel, O., -voegsels; -voegseltje, O., -jes. Achtervolgen, achtervolgde, is en heeft achtervolgd. Achtervolgens. Achtervolging, V., -volgingen. Achterwaarts (bijw.). Achterwaartsch (bnw.). Achterweg, M., -wegen. Achterwege. Achterwerk, O., -werken. Achterwiel, O., -wielen. Achterzak, M., -zakken. Achterzeilen, zeilde achter, is en heeft achtergezeild. Achtgeving, V. Achthelmig. Achthoek, M., -hoeken; -hoekje, O., -jes. Achthoekig. Achthonderd. Achting, V. Achtjarig. Achtkant (bnw.). Achtkant, O., -kanten; -kantje, O., -jes. Achtkantig. Achtlettergrepig. Achtmaal. Achtmaandsch. Achtmannig. Achtponder, M., -ponders. Achtpootig. Achtpuntig. Achtregelig. Achtste. Achtste, O., achtsten. Achtstetje, O., -jes. Achtstijlig. Achttal, O., -tallen. Achttien. Achttiende. Achtvlak, O., -vlakken. Achtvlakkig. Achtvoetig. Achtvoud, O., -vouden. Achtvoudig. Achtwerf. Achtzaam, achtzamer, achtzaamst. Achtzijdig. Acrobaat, M., -baten. Acrobatentoer, M., -toeren. Acteeren, acteerde, heeft geacteerd. Acteur, M., acteurs. Acteursloopbaan, V. Actie, V., actiën en acties. Actief, actiever, actiefst. Actief, O. Activiteit, V. Actrice, V., actrices. Actualiteit, V. Actueel, actueele. Acustiek, V. Adagio, O., adagio's. Adamsappel, M., -appels en -appelen. Adamskostuum, O. Adamsvork, V. Adat, V. Adatrecht, O. Adder, V., adders en adderen. Addertje, O., -jes. Adderengebroed, O. Adderengebroedsel, O. Addertong, V., -tongen. Addervaren, V., -varens. Additioneel, additioneele. Adel, M. Adelaar, M., adelaren en adelaars. Adelaarsblik, M., -blikken. Adelaarshout, O. Adelaarsnest, O., -nesten. Adelaarsoog, O., -oogen. Adelaarssteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes. Adelaarsveer, V., -veren. Adelaarsvleugel, M., -vleugels en -vleugelen. Adelaarsvlucht, V., -vluchten. Adelborst, M., -borsten; -borstje, O., -jes. Adelbrief, M., -brieven. Adeldom, M. Adelen, adelde, heeft geadeld. Adellijk. Adelstand, M. Adeltrots, M. Adem, M. Ademen, ademde, heeft geademd. Ademhalen, haalde adem, heeft ademgehaald. Ademhaling, V., -halingen. Ademhalingsproces, O. Ademhalingswerktuig, O., -werktuigen. Ademloos, -looze. Ademtocht, M. Ader (aar), V., aderen. Adertje, O., -jes. Aderbreuk, V., -breuken. Aderig, aderiger, aderigst. Aderlaten, heeft adergelaten. Aderlater, M., -laters. Aderlating, V., -latingen; -latinkje, O., -jes. Aderlijk. Aderspat, V., -spatten. Adhaesie, V. Adieu. Adjectief, O., adjectieven. Adjudant, M., adjudanten. Adjudant-onderofficier, M., -officieren. Adjunct, M., adjuncten. Adjunct-administrateur, M., adjunct-administrateuren en -teurs. Adjunct-commies, M., adjunct-commiezen. Adjunct-houtvester, M., adjunct-houtvesters. Administrateur, M., administrateuren en administrateurs. Administratie, V., administratiën en administraties. Administratief, administratieve. Admiraal, M., admiraals en admiralen. Admiraal-generaal, M., admiraals- en admiralen-generaal. Admiraalschap (ambt van admiraal), O. Admiraalsschip, O., -schepen. Admiraalsuniform, V., -uniformen. Admiraalsvlag, V., -vlaggen. Admiraalzeilen, O. Admiraliteit, V., admiraliteiten. Admiraliteitscollege, O., -colleges. Admiraliteitshof, O. Admiraliteitskamer, V., -kamers. Admissie, V. Admissie-examen, O., -examens. Admitteeren, admitteerde, heeft geadmitteerd. Adonis, M., Adonissen. Adonisje, O., -jes. Adoniseeren (zich -), adoniseerde zich, heeft zich en is geadoniseerd. Adres, O., adressen. Adresje, O., -jes. Adresbeweging, V., -bewegingen. Adresboek, O., -boeken. Adreskaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes. Adressant, M., adressanten. Adressante, V., adressanten. Adresseeren, adresseerde, heeft geadresseerd. Adspirant en aspirant, M., adspiranten en aspiranten. Adspirant-ingenieur, M., adspirant-ingenieurs. Advenant (Naar -). Advent, M. Adverteeren, adverteerde, heeft geadverteerd. Advertentie, V., advertentiën en advertenties. Advertentieblad, O., -bladen. Advertentiebureau, O., -bureau's. Advertentiekosten (mv.), M. Advies, O., adviezen. Adviesje, O., -jes. Adviesjacht, O., -jachten. Adviseeren, adviseerde, heeft geadviseerd. Adviseur, M., adviseurs. Advocaat, M., advocaten. Advocaatje, O., -jes. Advocaat-generaal, M., advocaten-generaal. Advocatenborrel, V. Advocatenkamer, V., -kamers. Advocatenkantoor, V., -kantoren. Advocatenstreek, M., -streken; -streekje, O., -jes. Advocaterij, V. Aequator, M. Aëroliet, M., aërolieten. Aëronaut, M., aëronauten. Aëroplaan, V., aëroplanen. Aesculaap, M., aesculapen. Aesthetica, V. Aesthetisch. Aether, M. Af. Afbaarden, baardde af, heeft afgebaard. Afbaarder, M., -baarders. Afbaarzen, baarsde af, heeft afgebaarsd. Afbabbelen, babbelde af, heeft afgebabbeld. Afbakenen, bakende af, heeft afgebakend. Afbakening, V., -bakeningen. Afbakken, bakte af, heeft afgebakken. Afbarsten, barstte af, is afgebarsten; ook borst af, is afgeborsten. Afbasten, bastte af, heeft en is afgebast. Afbedelen, bedelde af, heeft afgebedeld. Afbeelden, beeldde af, heeft afgebeeld. Afbeelding, V., -beeldingen. Afbeeldinkje, O., -jes. Afbeeldsel, O., -beeldsels en -beeldselen. Afbeitelen, beitelde af, heeft afgebeiteld. Afbersten. Zie Afbarsten. Afbestellen, bestelde af, heeft afbesteld. Afbetalen, betaalde af, heeft afbetaald. Afbetaling, V., -betalingen. Afbetten, bette af, heeft afgebet. Afbeulen, beulde af, heeft afgebeuld. Afbidden, bad af, baden af, heeft afgebeden. Afbidding, V. Afbijten, beet af, beten af, heeft afgebeten. Afbikken, bikte af, heeft afgebikt. Afbiljoenen, biljoende af, heeft afgebiljoend. Afbinden, bond af, heeft afgebonden. Afbinder, M., -binders. Afbinding, V., -bindingen. Afblaaspijp, V., -pijpen. Afbladderen, bladderde af, is afgebladderd. Afbladen, blaadde af, heeft afgeblaad. Afblakeren, blakerde af, heeft afgeblakerd. Afblaren, blaarde af, is afgeblaard. Afblazen, blies af, bliezen af, heeft afgeblazen. Afblijven, bleef af, bleven af, is afgebleven. Afbliksemen, bliksemde af, heeft afgebliksemd. Afblokken (zich -), blokte zich af, heeft zich en is afgeblokt. Afboeken, boekte af, heeft afgeboekt. Afboenen, boende af, heeft afgeboend. Afbonken, bonkte af, heeft afgebonkt. Afbonzen, bonsde af, heeft en is afgebonsd. Afboomen, boomde af, heeft en is afgeboomd. Afborstelen, borstelde af, heeft afgeborsteld. Afborsteling, V., -borstelingen. Afbottelen, bottelde af, heeft afgebotteld. Afbouwen, bouwde af, heeft afgebouwd. Afbraak, V. Afbranden, brandde af, is en heeft afgebrand. Afbranding, V., -brandingen. Afbrandsel, O. Afbrassen, braste af, is afgebrast. Afbreien, breide af, heeft afgebreid. Afbreken, brak af, braken af, heeft en is afgebroken. Afbreker, M., -brekers. Afbreking, V., -brekingen. Afbrengen, bracht af, heeft afgebracht. Afbrenger, M., -brengers. Afbrenging, V. Afbreuk, V. Afbroddelen, broddelde af, heeft afgebroddeld. Afbrokkelen, brokkelde af, heeft en is afgebrokkeld. Afbrokkeling, V. Afbruien, bruide af, heeft en is afgebruid. Afbruisen, bruiste af, is afgebruist. Afbuien, buide af, is afgebuid. Afbuigen, boog af, bogen af, heeft en is afgebogen. Afbuitelen, buitelde af, is en heeft afgebuiteld. Afdak, O., -daken. Afdakje, O., -jes. Afdakking, V., -dakkingen. Afdalen, daalde af, is afgedaald. Afdaling, V., -dalingen. Afdammen, damde af, heeft afgedamd. Afdamming, V., -dammingen. Afdamminkje, O., -jes. Afdanken, dankte af, heeft afgedankt. Afdanken, V., -dankingen. Afdansen, danste af, heeft en is afgedanst. Afdeelen, deelde af, heeft afgedeeld. Afdeeling, V., -deelingen. Afdeelinkje, O., -jes. Afdeelings-chef, M., -chefs. Afdeinzen, deinsde af, is afgedeinsd. Afdeinzing, V. Afdekken, dekte af, heeft afgedekt. Afdekker, M., -dekkers. Afdekkerij, V., -dekkerijen. Afdekking, V., -dekkingen. Afdienen, diende af, heeft afgediend. Afdieven, diefde af, heeft afgediefd. Afdijken, dijkte af, heeft afgedijkt. Afdijking, V., -dijkingen. Afdingen, dong af, heeft afgedongen. Afdinger, M., -dingers. Afdingster, V., -dingsters. Afdoen, deed af, deden af, heeft afgedaan. Afdoend. Afdoener, M., -doeners. Afdoening, V., -doeningen. Afdokken, dokte af, heeft afgedokt. Afdolen, doolde af, is afgedoold. Afdoling, V., -dolingen. Afdonderen, donderde af, is en heeft afgedonderd. Afdoppen, dopte af, heeft en is afgedopt. Afdorschen, dorschte af, heeft afgedorscht. Afdraaien, draaide af, is en heeft afgedraaid. Afdraaier, M., -draaiers. Afdraaiing, V., -draaiingen. Afdragen, droeg af, heeft afgedragen. Afdrager, M., -dragers. Afdraven, draafde af, is en heeft afgedraafd. Afdreigen, dreigde af, heeft afgedreigd. Afdreiging, V., -dreigingen. Afdrentelen, drentelde af, is afgedrenteld. Afdribbelen, dribbelde af, is afgedribbeld. Afdrift, V. Afdrijven, dreef af, dreven af, is en heeft afgedreven. Afdrijvend. Afdrijver, M., -drijvers. Afdrijving, V., -drijvingen. Afdringen, drong af, heeft afgedrongen. Afdrinken, dronk af, heeft afgedronken. Afdrogen, droogde af, heeft afgedroogd. Afdroging, V., -drogingen. Afdruipbak, M., -bakken. Afdruipen, droop af, dropen af, is afgedropen. Afdruiping, V., -druipingen. Afdruk, M., -drukken. Afdrukje, O., -jes. Afdrukken, drukte af, heeft afgedrukt. Afdruksel, O., -druksels en -drukselen. Afdrukseltje, O., -jes. Afdruppelen, druppelde af, is afgedruppeld. Afdruppeling, V. Afdruppen, drupte af, is afgedrupt. Afduikelen, duikelde af, heeft en is afgeduikeld. Afduwen, duwde af, heeft afgeduwd. Afdwalen, dwaalde af, is afgedwaald. Afdwaling, V., -dwalingen. Afdweilen, dweilde af, heeft afgedweild. Afdweiling, V., -dweilingen. Afdwingen, dwong af, heeft afgedwongen. Afeischen, eischte af, heeft afgeëischt. Afeten, at af, aten af, heeft afgegeten. Afexerceeren, exerceerde af, heeft afgeëxerceerd. Affaire, V., affaires. Affeilen, feilde af, heeft afgefeild. Affiche, O., affiches. Affietsen, fietste af, heeft afgefietst. Affodil en Affodille, V., affodillen. Affront, O., affronten. Affronteeren, affronteerde, heeft geaffronteerd. Affuit, V., affuiten. Affutselen, futselde af, heeft afgefutseld. Afgaan, gaat af, ging af, is en heeft afgegaan. Afgang, M., -gangen. Afgebliksemd. Afgebroken. Afgebruiken, gebruikte af, heeft afgebruikt. Afgedokterd. Afgedonderd. Afgedraaid. Afgeduiveld. Afgeknot, -geknotte. Afgelasten, gelastte af, heeft afgelast. Afgeleefd. Afgeleefdheid, V. Afgelegen, -gelegener, -gelegenst. Afgelegenheid, V. Afgemat, -gematte. Afgematheid, V. Afgemeten, -gemetener, -gemetenst. Afgemetenheid, V. Afgepast, -gepaster, meest afgepast. Afgepastheid, V. Afgerazend. Afgericht, -gerichter, -gerichtst. Afgerichtheid, V. Afgerukt. Afgescheidene, M. en V., -gescheidenen. Afgescheidenheid, V. Afgesloofd. Afgesloofdheid, V. Afgesloten. Afgeslotenheid, V. Afgesneden. Afgestampt. Afgestompt. Afgestorvene, M. en V., -gestorvenen. Afgetobd. Afgetrokken, -getrokkener, -getrokkenst. Afgetrokkenheid, V. Afgevaardigde, M. en V., -gevaardigden. Afgevast. Afgeven, gaf af, gaven af, heeft afgegeven. Afgever, M., -gevers. Afgeving, V. Afgewend. Afgezaagd, -gezaagder, -gezaagdst. Afgezant, M., -gezanten. Afgezante, V., -gezanten. Afgezien. Afgezonderd. Afgieren, gierde af, is afgegierd. Afgieten, goot af, goten af, heeft afgegoten. Afgieter, M., -gieters. Afgieting, V., -gietingen. Afgietsels, O., -gietsels. Afgietseldiertje, O., -diertjes. Afgifte en Afgift, V. Afglijden, gleed af, gleden af, is afgegleden. Afglijding, V., -glijdingen. Afglippen, glipte af, is afgeglipt. Afgod, M., -goden. Afgodje, O., -jes. Afgodeeren, afgodeerde, heeft geafgodeerd. Afgodendienaar, M., -dienaars en -dienaren. Afgodendienst, M. Afgodentempel (van twee of meer afgoden), M., -tempels en -tempelen. Afgoderij, V., -goderijen. Afgodes, V., -godessen. Afgodisch. Afgodist, M., -godisten. Afgodsbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes. Afgodstempel (van éénen afgod), M., -tempels en -tempelen. Afgolven, golfde af, heeft en is afgegolfd. Afgooien, gooide af, heeft afgegooid. Afgrauw, M. Afgrauwen, grauwde af, heeft afgegrauwd. Afgraven, groef af, groeven af, heeft afgegraven. Afgraving, V., -gravingen. Afgrazen, graasde af, heeft afgegraasd. Afgrazing, V. Afgreppelen, greppelde af, heeft afgegreppeld. Afgrijpen, greep af, grepen af, heeft afgegrepen. Afgrijselijk en afgrijslijk, -lijker, -lijkst. Afgrijselijkheid en Afgrijslijkheid, V., -heden. Afgrijzen, O. Afgrijzing, V. Afgrissen, griste af, heeft afgegrist. Afgrommen, gromde af, heeft afgegromd. Afgrond, M., -gronden. Afgronden, grondde af, heeft afgegrond. Afgunst, V. Afgunstig, -gunstiger, -gunstigst. Afgunstigheid, V., -heden. Afgutsen, gutste af, is en heeft afgegutst. Afhaken, haakte af, heeft afgehaakt. Afhaker, M., -hakers. Afhaking, V., -hakingen. Afhakken, hakte af, heeft afgehakt. Afhakker, M., -hakkers. Afhalen, haalde af, heeft afgehaald. Afhaler, M., -halers. Afhaling, V. Afhameren, hamerde af, heeft afgehamerd. Afhandelen, handelde af, heeft afgehandeld. Afhandeling, V. Afhandig. Afhangeling, M. en V., -hangelingen. V. ook afhangelinge. Afhangen, hing af, heeft afgehangen. Afhangzaag, V., -zagen; -zaagje, O., -jes. Afhankelijk en Afhanklijk, -lijker, -lijkst. Afhankelijkheid en Afhanklijkheid, V. Afhappen, hapte af, heeft afgehapt. Afharen, haarde af, heeft en is afgehaard. Afharken, harkte af, heeft afgeharkt. Afhaspelen, haspelde af, heeft afgehaspeld. Afhebben, heeft af, had af, hadden af, heeft afgehad. Afhechten, hechtte af, heeft afgehecht. Afheffen, hief af, hieven af, heeft afgeheven. Afheien, heide af, heeft afgeheid. Afheinen, heinde af, heeft afgeheind. Afheining, V., -heiningen. Afheininkje, O., -jes. Afhellen, helde af, heeft afgeheld. Afhelling, V., -hellingen. Afhelpen, hielp af, heeft afgeholpen. Afhengelen, hengelde af, heeft afgehengeld. Afhielen, hielde af, heeft afgehield. Afhijschen, heesch af, heschen af, heeft afgeheschen. Afhoeven, hoefde af, heeft afgehoefd. Afhollen, holde af, heeft en is afgehold. Afhoogen, hoogde af, heeft afgehoogd. Afhouden, hield af, heeft afgehouden. Afhouding, V. Afhouwen, hieuw af, heeft afgehouwen. Afhouwing, V., -houwingen. Afhuilen, huilde af, heeft afgehuild. Afhuren, huurde af, heeft afgehuurd. Afhuring, V., -huringen. Afhuurder, M., -huurders. Afhuurster, V., -huursters. Afijlen, ijlde af, is afgeijld. Afjacht, V. Afjachten, jachtte af, heeft afgejacht. Afjagen, jaagde af, heeft afgejaagd; ook joeg af. Afjakkeren, jakkerde af, heeft afgejakkerd. Afjakkering, V., -jakkeringen. Afjapen, jaapte af, heeft afgejaapt. Afkaatsen, kaatste af, heeft en is afgekaatst. Afkaatsing, V., -kaatsingen. Afkabbelen, kabbelde af, heeft en is afgekabbeld. Afkabbeling, V. Afkaden, kaadde af, heeft afgekaad. Afkading, V., -kadingen. Afkakelen, kakelde af, heeft afgekakeld. Afkalken, kalkte af, heeft en is afgekalkt. Afkalking, V. Afkalven (van aardwerken), kalfde af, is afgekalfd. Afkalving, V., -kalvingen. Afkammen, kamde af, heeft afgekamd. Afkamming, V., -kammingen. Afkantelen, kantelde af, heeft en is afgekanteld. Afkanteling, V. Afkanten, kantte af, heeft afgekant. Afkanting, V. Afkapen, kaapte af, heeft afgekaapt. Afkappen, kapte af, heeft afgekapt. Afkapper, M., -kappers. Afkapping, V., -kappingen. Afkappingsteeken, O., -teekens. Afkapsel, O., -kapsels. Afkauwen, kauwde af, heeft afgekauwd. Afkeer, M. Afkeeren, keerde af, heeft en is afgekeerd. Afkeerig, -keeriger, -keerigst. Afkeerigheid, V., -heden. Afkeering, V., -keeringen. Afkeilen, keilde af, heeft afgekeild. Afkerven, korf af, korven af, heeft afgekorven; ook kerfde af. Afketsen, ketste af, heeft en is afgeketst. Afkeurder, M., -keurders. Afkeuren, keurde af, heeft afgekeurd. Afkeurenswaard, -waarder, -waardst. Afkeurenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Afkeuring, V., -keuringen. Afkeurinkje, O., -jes. Afkijken, keek af, keken af, heeft afgekeken. Afkijker, M., -kijkers. Afkijkster, V., -kijksters. Afkijven, keef af, keven af, heeft afgekeven. Afkladden, kladde af, heeft afgeklad. Afklagen (zich -), klaagde zich af, heeft zich en is afgeklaagd. Afklappen, klapte af, heeft en is afgeklapt. Afklaren, klaarde af, heeft en is afgeklaard. Afklauteren, klauterde af, is en heeft afgeklauterd. Afklemmen, klemde af, heeft afgeklemd. Afklemming, V. Afkleppen, klepte af, heeft afgeklept. Afkletsen, kletste af, heeft afgekletst. Afkleuren, kleurde af, heeft afgekleurd. Afklimmen, klom af, klommen af, is afgeklommen. Afklimming, V. Afklinken, klonk af, heeft afgeklonken. Afklooven, kloofde af, heeft afgekloofd. Afkloppen, klopte af, heeft afgeklopt. Afklopper, M., -kloppers. Afklopping, V., -kloppingen. Afkluiven, kloof af, kloven af, heeft afgekloven. Afknabbelen, knabbelde af, heeft afgeknabbeld. Afknabbeling, V. Afknagen, knaagde af, heeft afgeknaagd. Afknaging, V. Afknakken, knakte af, is en heeft afgeknakt. Afknallen, knalde af, is afgeknald. Afknappen, knapte af, is en heeft afgeknapt. Afknapping, V. Afknarpen, knarpte af, heeft afgeknarpt. Afknauwen, knauwde af, heeft afgeknauwd. Afknellen, knelde af, heeft afgekneld. Afknelling, V. Afknevelen, knevelde af, heeft afgekneveld. Afkneveling, V., -knevelingen. Afknibbelen, knibbelde af, heeft afgeknibbeld. Afknijpen, kneep af, knepen af, heeft en is afgeknepen. Afknijper, M., -knijpers. Afknijping, V., -knijpingen. Afknippen, knipte af, heeft afgeknipt. Afknipper, M., -knippers. Afknipsel, O., -knipsels. Afkniptang, V., -tangen; -tangetje, O., -jes. Afknoeien, knoeide af, heeft afgeknoeid. Afknotten, knotte af, heeft afgeknot. Afknotter, M., -knotters. Afknotting, V., -knottingen. Afknutselen, knutselde af, heeft afgeknutseld. Afkoelen, koelde af, heeft en is afgekoeld. Afkoeler, M., -koelers. Afkoeling, V., -koelingen. Afkoelingswet, V., -wetten. Afkoken, kookte af, heeft en is afgekookt. Afkoker (aardappel), M., afkokers. Afkoking, V., -kokingen. Afkomen, komt af, kwam af, kwamen af, is afgekomen. Afkomst, V. Afkomstig. Afkondigen, kondigde af, heeft afgekondigd. Afkondiger, M., -kondigers. Afkondiging, V., -kondigingen. Afkondigster, V., -kondigsters. Afkooksel, O., -kooksels. Afkookseltje, O., -jes. Afkoop, M., -koopen. Afkoopbaar, -bare. Afkoopbaarheid, V. Afkoopbaarstelling, V., -stellingen. Afkoopen, kocht af, heeft afgekocht. Afkooper, M., -koopers. Afkooping, V., -koopingen. Afkoopprijs, M., -prijzen. Afkoopsom, V., -sommen. Afkoopster, V., -koopsters. Afkoppelen, koppelde af, heeft afgekoppeld. Afkoppeling, V. Afkorsten, korstte af, heeft en is afgekorst. Afkorsting, V. Afkorten, kortte af, heeft afgekort. Afkorting, V. Afkrabbelen, krabbelde af, heeft afgekrabbeld. Afkrabben, krabde af, heeft afgekrabd. Afkrabber, M., -krabbers. Afkrabbertje, O., -jes. Afkrabsel, O. Afkrassen, kraste af, heeft en is afgekrast. Afkrijgen, kreeg af, kregen af, heeft afgekregen. Afkrimpen, kromp af, is afgekrompen. Afkronkelen, kronkelde af, is afgekronkeld. Afkrooien, krooide af, heeft afgekrooid. Afkrooier, M., -krooiers. Afkruien, krooi af, krooien af, heeft en is afgekrooien; ook kruide af, heeft en is afgekruid. Afkruiing, V. Afkruimelen, kruimelde af, heeft en is afgekruimeld. Afkruipen, kroop af, kropen af, is en heeft afgekropen. Afkuieren, kuierde af, is en heeft afgekuierd. Afkunnen, kan af, kunnen af, konde en kon af, konden af, heeft afgekund. Afkussen, kuste af, heeft afgekust. Afkwakken, kwakte af, is en heeft afgekwakt. Aflaat, M., -laten. Aflaatbrief, M., -brieven. Aflaathandel, M. Aflaatster, V., -laatsters. Aflachen (zich -), lachte zich af, heeft zich en is afgelachen. Afladen, laadde af, heeft afgeladen. Aflader, M., -laders. Aflading, V., -ladingen. Aflakken, lakte af, heeft afgelakt. Aflandig. Aflangen, langde af, heeft afgelangd. Aflappen, lapte af, heeft afgelapt. Aflaten, liet af, heeft afgelaten. Aflater, M., -laters. Aflating, V. Aflaveeren, laveerde af, is en heeft afgelaveerd. Afleenen, leende af, heeft afgeleend. Afleener, M., -leeners. Afleening, V. Afleeren, leerde af, heeft en is afgeleerd. Afleesklep, V., -kleppen; -klepje, O., -jes. Aflegboel, M., -boelen; -boeltje, O., -jes. Afleggen, legde af en leide af, heeft afgelegd en afgeleid. Aflegger, M., -leggers. Afleggertje, O., -jes. Afleggerij, V. Aflegging, V., -leggingen. Aflegster, V., -legsters. Afleidbaar, -bare. Afleiden, leidde af, heeft afgeleid. Afleider, M., -leiders. Afleidertje, O., -jes. Afleiding, V., -leidingen. Afleidinkje, O., -jes. Afleidingsuitgang, M., -uitgangen. Afleidkunde, V. Afleidkundig. Afleidkundige, M. en V., -kundigen. Afleidsel, O., -leidsels. Afleken, leekte af, is afgeleekt. Aflekken, lekte af, is afgelekt. Aflekking, V. Aflenzen, lensde af, is afgelensd. Afletteren, letterde af, heeft afgeletterd. Afleven, leefde af, heeft afgeleefd. Afleveraar, M., -leveraars. Afleveren, leverde af, heeft afgeleverd. Aflevering, V., -leveringen. Afleveringsrol, V., -rollen. Aflezen, las af, lazen af, heeft afgelezen. Aflezer, M., -lezers. Aflezing, V., -lezingen. Aflichten, lichtte af, heeft afgelicht. Aflichting, V., -lichtingen. Afliggen, lag (zich) af, lagen (zich) af, heeft (zich) en is afgelegen. Aflijmen, lijmde af, heeft afgelijmd. Aflijvig. Aflijvigheid, V. Aflikken, likte af, heeft afgelikt. Afloeren, loerde af, heeft afgeloerd. Aflokken, lokte af, heeft afgelokt. Aflokking, V., -lokkingen. Aflonken, lonkte af, heeft afgelonkt. Aflooden, loodde af, heeft afgelood. Aflooding, V. Afloogen, loogde af, heeft afgeloogd. Aflooging, V. Afloop, M., -loopen. Afloopje, O., -jes. Afloopen, liep af, is en heeft afgeloopen. Aflosbaar, -bare. Aflossen, loste af, heeft afgelost. Aflosser, M., -lossers. Aflossing, V., -lossingen. Aflossingstermijn, M., -termijnen. Afluiden, luidde af, heeft afgeluid. Afluiding, V. Afluisteren, luisterde af, heeft afgeluisterd. Afluizen, luisde af, heeft afgeluisd. Afmaaien, maaide af, heeft afgemaaid. Afmaaier, M., -maaiers. Afmaaiing, V., -maaiingen. Afmaken, maakte af, heeft afgemaakt. Afmaker, M., -makers. Afmakertje, O., -jes. Afmaking, V., -makingen. Afmalen (geheel malen), maalde af, heeft afgemalen. Afmalen (afschilderen), maalde af, heeft afgemaald. Afmaler, M., -malers. Afmanen, maande af, heeft afgemaand. Afmarcheeren, marcheerde af, is afgemarcheerd. Afmarsch, V. Afmartelen, martelde af, heeft afgemarteld. Afmarteling, V., -martelingen. Afmatten, matte af, heeft afgemat. Afmattend, -mattender, -mattendst. Afmatting, V., -mattingen. Afmelken, molk af, heeft afgemolken. Afmennen, mende af, heeft afgemend. Afmergelen, mergelde af, heeft afgemergeld. Afmergeling, V. Afmesten, mestte af, heeft afgemest. Afmeten, mat af, maten af, heeft afgemeten. Afmeter, M., -meters. Afmeting, V., -metingen. Afmetselen, metselde af, heeft afgemetseld. Afmijnen, mijnde af, heeft afgemijnd. Afmijner, M., -mijners. Afmijning, V., -mijningen. Afmoeten, moet af, moest af, heeft afgemoeten. Afmogen, mag af, mogen af, mocht af. Afmonsteren, monsterde af, heeft afgemonsterd. Afmonstering, V., -monsteringen. Afmunten, muntte af, heeft afgemunt. Afnaaien, naaide af, heeft afgenaaid. Afneemdoek, M., -doeken. Afneemster, V., -neemsters. Afnemen, nam af, namen af, heeft en is afgenomen. Afnemer, M., -nemers. Afnemertje, O., -jes. Afneming, V., -nemingen. Afneuzen, neusde af, heeft afgeneusd. Afnijpen, neep af, nepen af, heeft afgenepen. Afnijping, V., -nijpingen. Afnommeren en afnummeren, nommerde (nummerde) af, heeft afgenommerd (afgenummerd). Afnommering en afnummering, V. Afoogen, oogde af, heeft afgeoogd. Afoogsten, oogstte af, heeft afgeoogst. Afpachten, pachtte af, heeft afgepacht. Afpadig. Afpadigheid, V., -heden. Afpakken, pakte af, heeft afgepakt. Afpakker, M., -pakkers. Afpakking, V., -pakkingen. Afpalen, paalde af, heeft afgepaald. Afpaling, V., -palingen. Afpanden, pandde af, heeft afgepand. Afpanding, V., -pandingen. Afpassen, paste af, heeft afgepast. Afpassing, V., -passingen. Afpeil, M. Afpeilen, peilde af, heeft afgepeild. Afpeiling, V., -peilingen. Afpeinzen, peinsde af, heeft afgepeinsd. Afpelen, peelde af, heeft afgepeeld. Afpeling, V., -pelingen. Afpellen, pelde af, heeft en is afgepeld. Afpenhamer, M., -hamers; -hamertje, O., -jes. Afpennen, pende af, heeft afgepend. Afpenner, M., -penners. Afpenning, V., -penningen. Afperken, perkte af, heeft afgeperkt. Afperking, V., -perkingen. Afpersen, perste af, heeft afgeperst. Afperser, M., -persers. Afpersing, V., -persingen. Afpeuteren, peuterde af, heeft afgepeuterd. Afpeuzelen, peuzelde af, heeft afgepeuzeld. Afpijnen, pijnde af, heeft afgepijnd. Afpijnigen, pijnigde af, heeft afgepijnigd. Afpijniging, V. Afpijning, V. Afpikken, pikte af, heeft afgepikt. Afpingelen, pingelde af, heeft afgepingeld. Afplaggen, plagde af, heeft afgeplagd. Afplakken, plakte af, heeft afgeplakt. Afplatten, platte af, heeft afgeplat. Afplatting, V., -plattingen. Afpleiten, pleitte af, heeft afgepleit. Afplekken, plekte af, heeft afgeplekt. Afpletten, plette af, heeft afgeplet. Afploegen, ploegde af, heeft afgeploegd. Afploeging, V., -ploegingen. Afploffen, plofte af, is en heeft afgeploft. Afplooien, plooide af, heeft afgeplooid. Afploten, plootte af, heeft afgeploot. Afpluizen (bij pluisjes afplukken), ploos af, plozen af, heeft afgeplozen. Afpluizen (pluisjes wegnemen of loslaten), pluisde af, heeft en is afgepluisd. Afpluizer, M., -pluizers. Afpluizing, V., -pluizingen. Afplukken, plukte af, heeft afgeplukt. Afplukker, M., -plukkers. Afplukking, V. Afplukster, V., -pluksters. Afplunderen, plunderde af, heeft afgeplunderd. Afplundering, V. Afpoeieren, poeierde af, heeft en is afgepoeierd. Afpoeiering, V. Afpoetsen, poetste af, heeft afgepoetst. Afpolderen, polderde af, heeft afgepolderd. Afpoldering, V., -polderingen. Afpollen, polde af, heeft afgepold. Afpompen, pompte af, heeft afgepompt. Afpomping, V. Afprakkezeeren, prakkezeerde af, heeft afgeprakkezeerd. Afpraten, praatte af, heeft afgepraat. Afpreeken, preekte af, heeft afgepreekt. Afpressen, preste af, heeft afgeprest. Afpressing, V., -pressingen. Afprevelen, prevelde af, heeft afgepreveld. Afproeven, proefde af, heeft afgeproefd. Afpunten, puntte af, heeft afgepunt. Afpunter, M., -punters. Afpunting, V., -puntingen. Afraadster, V., -raadsters en -raadsteren. Afrabbelen, rabbelde af, heeft afgerabbeld. Afraden, ried af, heeft afgeraden; ook raadde af. Afrader, M., -raders en -raderen. Afrafelen, rafelde af, heeft en is afgerafeld. Afrafeling, V. Afraffelen, raffelde af, heeft afgeraffeld. Afragen, raagde af, heeft afgeraagd. Afraken, raakte af, is afgeraakt. Aframmelen, rammelde af, heeft afgerammeld. Afranselen, ranselde af, heeft afgeranseld. Afrapen, raapte af, heeft afgeraapt. Afraspen, raspte af, heeft afgeraspt. Afrasping, V., -raspingen. Afrasterdraad (voorwerp), M., -draden; (stof), O. Afrasteren, rasterde af, heeft afgerasterd. Afrastering, V., -rasteringen. Afreeden, reedde af, heeft afgereed. Afreeding, V. Afreehekel, M., -hekels. Afregenen, regende af, heeft en is afgeregend. Afreiken, reikte af, heeft afgereikt. Afreis en Afreize, V. Afreizen, reisde af, is en heeft afgereisd. Afrekenen, rekende af, heeft afgerekend. Afrekening, V., -rekeningen. Afrennen, rende af, is en heeft afgerend. Afrepelen, repelde af, heeft afgerepeld. Afrepeling, V. Africhten, richtte af, heeft afgericht. Africhter, M., -richters. Africhting, V., -richtingen. Africhtster, V., -richtsters. Afrij (het afrijden), M.; (helling bij 't afrijden), V. Afrijden, reed af, reden af, is en heeft afgereden. Afrijgen, reeg af, regen af, heeft afgeregen. Afrijten, reet af, reten af, heeft afgereten. Afrijzen, rees af, rezen af, is afgerezen. Afrijzing, V. Afrikaan (persoon), M., Afrikanen. Afrikaantje, O., -jes. Afrikaan (plant), V., afrikanen. Afrikaantje, O., -jes. Afrikaander, M., Afrikaanders. Afrikaansch. Afrikaansch (taal), O. Afristen, ristte af, heeft afgerist. Afrit, M. Afritsen, ritste af, heeft afgeritst. Afritsing, V., -ritsingen. Afroeien, roeide af, is en heeft afgeroeid. Afroepen, riep af, heeft afgeroepen. Afroeper, M., -roepers. Afroeping, V., -roepingen. Afroepster, V., -roepsters. Afroesten, roestte af, is afgeroest. Afroffelen, roffelde af, heeft afgeroffeld. Afrolbaar, -bare. Afrolbord, O., -borden; -bordje, O., -jes. Afrollen, rolde af, heeft en is afgerold. Afrolling, V., -rollingen. Afronden, rondde af, heeft afgerond. Afronding, V., -rondingen. Afrondingsfrees, V., -freezen. Afrondingsmachine, V., -machines. Afrondingsvijl, V., -vijlen. Afronselen, ronselde af, heeft afgeronseld. Afrooien, rooide af, heeft afgerooid. Afrooken, rookte af, heeft afgerookt. Afroomen, roomde af, heeft afgeroomd. Afrooven (ontrooven), roofde af, heeft afgeroofd. Afrossen, roste af, heeft afgerost. Afrossing, V., -rossingen. Afrotten, rotte af, is afgerot. Afrotting, V. Afroven (van 't roofje ontdoen), roofde af, heeft afgeroofd. Afroving, V. Afruien, ruide af, heeft afgeruid. Afruilen, ruilde af, heeft afgeruild. Afruischen, ruischte af, heeft en is afgeruischt. Afrukken, rukte af, heeft en is afgerukt. Afrukker, M., -rukkers. Afrukking, V., -rukkingen. Afsabelen, sabelde af, heeft afgesabeld. Afschaafsel, O., -schaafsels. Afschaduwen, schaduwde af, heeft afgeschaduwd. Afschaduwing, V., -schaduwingen. Afschaffen, schafte af, heeft afgeschaft. Afschaffer, M., -schaffers en -schafferen. Afschaffing, V., -schaffingen. Afschaffingsgenootschap, O., -genootschappen. Afschaffingsmaatschappij, V., -maatschappijen. Afschafster, V., -schafsters en -schafsteren. Afschaken, schaakte af, heeft afgeschaakt. Afschalen, schaalde af, heeft afgeschaald. Afschampen, schampte af, is afgeschampt. Afschamper, M., -schampers. Afschampertje, O., -jes. Afschamping, V., -schampingen. Afschansen, schanste af, heeft afgeschanst. Afschaveelen en afschavielen, schaveelde (schavielde) af, is afgeschaveeld (afgeschavield). Afschaveeling en afschavieling, V. Afschaven, schaafde af, heeft en is afgeschaafd. Afschavielen. Zie Afschaveelen. Afschaving, V., -schavingen. Afscheep, M. Afscheerder, M., -scheerders. Afscheid, O. Afscheidje, O., -jes. Afscheidbaar, -bare. Afscheidbaarheid, V. Afscheidelijk. Afscheidelijkheid, V. Afscheiden, scheidde af, is en heeft afgescheiden. Afscheider, M., -scheiders. Afscheiding, V., -scheidingen. Afscheidinkje, O., -jes. Afscheidingslijn, V., -lijnen. Afscheidingsmuur, M., -muren. Afscheidingssloot, V., -slooten. Afscheidingsvat, O., -vaten. Afscheidnemen, O. Afscheidneming, V. Afscheidsbezoek, O., -bezoeken. Afscheidsbrief, M., -brieven; -briefje, O., -jes. Afscheidsel, O., -scheidsels en -scheidselen. Afscheidseltje, O., -jes. Afscheidsgroet, M., -groeten; -groetje, O., -jes. Afscheidskus, M., -kussen; -kusje, O., -jes. Afscheidspreek, V., -preeken. Afscheidsrede, V., -redenen. Afschelferen. Zie Afschilferen. Afschellen, schelde af, heeft afgescheld. Afschemeren, schemerde af, heeft afgeschemerd. Afschenken (afgieten), schonk af, heeft afgeschonken. Afschenken (in de pijpenmakerij), schenkte af, heeft afgeschenkt. Afschenker, M., -schenkers. Afschenkertje, O., -jes. Afschenking, V., -schenkingen. Afschepen, scheepte af, heeft afgescheept. Afscheper, M., -schepers. Afscheping, V., -schepingen. Afscheppen, schepte af, heeft afgeschept. Afscheren, schoor af, schoren af, heeft afgeschoren. Afschermen, schermde af, heeft afgeschermd. Afscherven, scherfde af, heeft en is afgescherfd. Afschetsen, schetste af, heeft afgeschetst. Afschetsing, V., -schetsingen. Afscheuren, scheurde af, heeft en is afgescheurd. Afscheuring, V., -scheuringen. Afschieten, schoot af, schoten af, heeft en is afgeschoten. Afschijn, M. Afschijnen, scheen af, schenen af, heeft afgeschenen. Afschijnsel, O., -schijnsels en -schijnselen. Afschijven, schijfde af, heeft afgeschijfd. Afschikken, schikte af, is en heeft afgeschikt. Afschilderen, schilderde af, heeft afgeschilderd. Afschildering, V., -schilderingen. Afschilferen en afschelferen, schilferde (schelferde) af, is en heeft afgeschilferd (afgeschelferd). Afschilfering en afschelfering, V., -schilferingen (-schelferingen). Afschillen, schilde af, heeft en is afgeschild. Afschimpen, schimpte af, heeft afgeschimpt. Afschitteren, schitterde af, heeft afgeschitterd. Afschommelen, schommelde af, is afgeschommeld. Afschooien, schooide af, heeft afgeschooid. Afschoppen, schopte af, heeft afgeschopt. Afschot, O. Afschouw, M. Afschouwen, schouwde af, heeft afgeschouwd. Afschouwer, M., -schouwers. Afschouwing, V. Afschraapschaar, V., -scharen; -schaartje, O., -jes. Afschraapsel, O. Afschrabben, schrabde af, heeft afgeschrabd. Afschrabber, M., -schrabbers. Afschrabbing, V., -schrabbingen. Afschrabsel, O. Afschrapen, schraapte af, heeft afgeschraapt. Afschraper, M., -schrapers. Afschrapertje, O., -jes. Afschraping, V., -schrapingen. Afschrappen, schrapte af, heeft afgeschrapt. Afschrapper, M., -schrappers. Afschrapping, V., -schrappingen. Afschrapsel, O. Afschreeuwen, schreeuwde (zich) af, heeft (zich) en is afgeschreeuwd. Afschrift, O., -schriften. Afschriftje, O., -jes. Afschriftenboek, O., -boeken. Afschrijfgeld, O., -gelden. Afschrijfloon, O., -loonen. Afschrijfpunt, V., -punten; -puntje, O., -jes. Afschrijfster, V., -schrijfsters en -schrijfsteren. Afschrijven, schreef (zich) af, schreven (zich) af, heeft (zich) en is afgeschreven. Afschrijver, M., -schrijvers en -schrijveren. Afschrijvertje, O., -jes. Afschrijving, V., -schrijvingen. Afschrijvingsbank, V., -banken. Afschrik, M. Afschrikken, schrikte af, is en heeft afgeschrikt. Afschrikking, V. Afschrikwekkend, -wekkender, -wekkendst. Afschrobben, schrobde af, heeft afgeschrobd. Afschroeien, schroeide af, heeft en is afgeschroeid. Afschroeven, schroefde af, heeft afgeschroefd. Afschudden, schudde af, heeft afgeschud. Afschuieren, schuierde af, heeft afgeschuierd. Afschuimen, schuimde af, is en heeft afgeschuimd. Afschuinen, schuinde af, heeft afgeschuind. Afschuining, V., -schuiningen. Afschuiven, schoof af, schoven af, heeft en is afgeschoven. Afschuiving, V., -schuivingen. Afschuren, schuurde af, heeft en is afgeschuurd. Afschuring, V., -schuringen. Afschutsel, O., -schutsels en -schutselen. Afschutseltje, O., -jes. Afschutten, schutte af, heeft afgeschut. Afschutting, V., -schuttingen. Afschuttinkje, O., -jes. Afschuw, M. Afschuwbaar, -baarder, -baarst. Afschuwelijk, -lijker, -lijkst. Afschuwelijkheid, V., -heden. Afschuwwekkend, -wekkender, -wekkendst. Afseinen, seinde af, heeft afgeseind. Afseining, V., -seiningen. Afseizen, seisde af, heeft afgeseisd. Afseizing, V. Afsijpelen, sijpelde af, is en heeft afgesijpeld. Afsijpeling, V. Afsjorren, sjorde af, heeft afgesjord. Afsjouwen, sjouwde (zich) af, heeft (zich) en is afgesjouwd. Afslaan, slaat af, sloeg af, heeft en is afgeslagen. Afslag, M., -slagen. Afslagje, O., -jes. Afslager, M., -slagers. Afslaven (zich -), slaafde zich af, heeft zich en is afgeslaafd. Afslechten, slechtte af, heeft en is afgeslecht. Afslechthamer, M., -hamers; -hamertje, O., -jes. Afsleepen (aftrekken), sleepte af, heeft afgesleept. Afslenteren, slenterde af, is afgeslenterd. Afslepen (afhangen), sleepte af, heeft afgesleept. Afsleuren, sleurde af, heeft afgesleurd. Afslibberen, slibberde af, is afgeslibberd. Afslieren, slierde af, is afgeslierd. Afslijpen, sleep af, slepen af, heeft afgeslepen. Afslijpsel, O. Afslijten, sleet af, sleten af, heeft en is afgesleten. Afslijting, V. Afslingeren, slingerde af, heeft en is afgeslingerd. Afsloffen, slofte af, heeft en is afgesloft. Afslonzen, slonsde af, heeft afgeslonsd. Afsloopen, sloopte af, heeft afgesloopt. Afslooten, slootte af, heeft afgesloot. Afslooting, V., -slootingen. Afslorpen en afslurpen, slorpte (slurpte) af, heeft afgeslorpt (afgeslurpt). Afslorping en Afslurping, V. Afsloven, sloofde (zich) af, heeft (zich) afgesloofd. Afsloving, V. Afsluipen, sloop af, slopen af, is afgeslopen. Afsluitdijk, M., -dijken. Afsluiten, sloot af, sloten af, heeft afgesloten. Afsluiter, M., -sluiters. Afsluiting, V., -sluitingen. Afsluitinkje, O., -jes. Afsluitingsdeelen (mv.), O. Afsluitingshek, O., -hekken. Afsluitingsmuur, M., -muren. Afsluitingsstelsel, O., -stelsels. Afsluitingstoestel, M. en O., -toestellen. Afslurpen. Zie Afslorpen. Afsmakken, smakte af, heeft afgesmakt. Afsmallen, smalde af, heeft afgesmald. Afsmeden, smeedde af, heeft afgesmeed. Afsmeeken, smeekte af, heeft afgesmeekt. Afsmeeking, V. Afsmelten, smolt af, is en heeft afgesmolten. Afsmeren, smeerde af, heeft afgesmeerd. Afsmetten, smette af, heeft afgesmet. Afsmijten, smeet af, smeten af, heeft afgesmeten. Afsnauw, M. Afsnauwen, snauwde af, heeft afgesnauwd. Afsnede en Afsnee, V., -sneden. Afsnellen, snelde af, is en heeft afgesneld. Afsnijden, sneed af, sneden af, heeft afgesneden. Afsnijder, M., -snijders. Afsnijding, V., -snijdingen. Afsnijdsel, O., -snijdsels. Afsnijhout, O., -houten. Afsnijschaar, V., -scharen; -schaartje, O., -jes. Afsnipperen, snipperde af, heeft afgesnipperd. Afsnoeien, snoeide af, heeft afgesnoeid. Afsnoepen, snoepte af, heeft afgesnoept. Afsnorren, snorde af, is afgesnord. Afsnuiten (eene kaars), snoot af, snoten af, heeft afgesnoten. Afsnuiten (een stuk hout), snuitte af, heeft afgesnuit. Afsnuiting, V. Afsnuitsel, O., -snuitsels. Afsollen, solde (zich) af, heeft (zich) en is afgesold. Afsoppen, sopte af, heeft afgesopt. Afspaden, spaadde af, heeft afgespaad. Afspanen, spaande af, heeft afgespaand. Afspannen, spande af, heeft afgespannen. Afspatten, spatte af, is afgespat. Afspelden, speldde af, heeft afgespeld. Afspelen, speelde (zich) af, heeft (zich) en is afgespeeld. Afspeten, speette af, heeft afgespeet. Afspeuren, speurde af, heeft afgespeurd. Afspieden, spiedde af, heeft afgespied. Afspiegelen, spiegelde af, heeft afgespiegeld. Afspiegeling, V., -spiegelingen. Afspinnen, spon af, sponnen af, heeft afgesponnen. Afspitten, spitte af, heeft afgespit. Afsplijten, spleet af, spleten af, is en heeft afgespleten. Afsplinteren, splinterde af, is en heeft afgesplinterd. Afspoelen, spoelde af, heeft en is afgespoeld. Afspoeling, V., -spoelingen. Afsponsen, sponste af, heeft afgesponst. Afsporen, spoorde af, heeft afgespoord. Afspouwen, spouwde af, heeft afgespouwen. Afspraak, V., -spraken. Afspraakje, O., -jes. Afspreken, sprak af, spraken af, heeft en is afgesproken. Afspringen, sprong af, is en heeft afgesprongen. Afspruiten, sproot af, sproten af, is afgesproten. Afspruitsel, O., -spruitsels. Afspuiten, spoot af, spoten af, heeft afgespoten. Afstaan, staat af, stond af, heeft afgestaan. Afstammeling, M. en V., -stammelingen. V. ook afstammelinge. Afstammen, stamde af, is afgestamd. Afstamming, V. Afstammingstheorie, V., -theorieën. Afstampen, stampte af, heeft afgestampt. Afstand, M., -standen. Afstandsmeting, V., -metingen. Afstandsrit, M., -ritten. Afstandswijzer, M., -wijzers. Afstapelen, stapelde af, heeft afgestapeld. Afstappen, stapte af, is en heeft afgestapt. Afstaren, staarde af, heeft afgestaard. Afsteekbeitel, M., -beitels; -beiteltje, O., -jes. Afsteeksel, M., -steeksels. Afsteken, stak af, staken af, heeft en is afgestoken. Afsteker, M., -stekers. Afsteking, V., -stekingen. Afstel, O. Afstelen, stal af, stalen af, heeft afgestolen. Afstellen, stelde af, heeft afgesteld. Afstelling, V., -stellingen. Afstemmen, stemde af, heeft afgestemd. Afstemmer, M., -stemmers. Afstemming, V., -stemmingen. Afstempelen, stempelde af, heeft afgestempeld. Afstempeling, V. Afsterven, stierf af, stierven af, is afgestorven. Afsterving, V. Afstevenen, stevende af, is afgestevend. Afstijgen, steeg af, stegen af, is afgestegen. Afstikken, stikte af, heeft afgestikt. Afstippen, stipte af, heeft afgestipt. Afstoffen, stofte af, heeft afgestoft. Afstoken, stookte af, heeft afgestookt. Afstommelen, stommelde af, is en heeft afgestommeld. Afstompen, stompte af, heeft afgestompt. Afstomping, V. Afstoomen, stoomde af, is en heeft afgestoomd. Afstootbank, V., -banken. Afstootboom, M., -boomen. Afstooten, stiet af, heeft afgestooten; ook stootte af. Afstooter, M., -stooters. Afstootijzer, O., -ijzers. Afstooting, V., -stootingen. Afstoppen, stopte af, heeft afgestopt. Afstormen, stormde af, heeft en is afgestormd. Afstorten, stortte af, heeft en is afgestort. Afstorting, V. Afstoven, stoofde af, heeft afgestoofd. Afstraffen, strafte af, heeft afgestraft. Afstraffing, V., -straffingen. Afstralen, straalde af, heeft en is afgestraald. Afstraling, V., -stralingen. Afstraten, straatte af, heeft afgestraat. Afstrijden, streed af, streden af, heeft afgestreden. Afstrijken, streek af, streken af, is en heeft afgestreken. Afstrompelen, strompelde af, is en heeft afgestrompeld. Afstroomen, stroomde af, is en heeft afgestroomd. Afstrooming, V., -stroomingen. Afstroopen, stroopte af, heeft afgestroopt. Afstroopschaaf, V., -schaven; -schaafje, O., -jes. Afstudeeren, studeerde af, heeft afgestudeerd. Afstuiten, stuitte af, is en heeft afgestuit. Afstuiting, V. Afstuiven, stoof af, stoven af, is afgestoven. Afstuiving, V., -stuivingen. Afsturen, stuurde af, heeft afgestuurd. Afstuwen, stuwde af, heeft en is afgestuwd. Afsuffen (zich -), sufte (zich) af, heeft (zich) en is afgesuft. Afsukkelen, sukkelde af, is en heeft afgesukkeld. Afsullen, sulde af, is afgesuld. Aftafelen, tafelde af, heeft afgetafeld. Aftakelen, takelde af, heeft en is afgetakeld. Aftakeling, V. Aftandsch. Aftap, M. Aftapkraan, V., -kranen; -kraantje, O., -jes. Aftappen, tapte af, heeft afgetapt. Aftapper, M., -tappers. Aftapping, V., -tappingen. Aftapplug, V., -pluggen. Aftarnen, tarnde af, heeft en is afgetarnd. Aftarren, tarde af, heeft afgetard. Afteekenaar, M., -teekenaars. Afteekenen, teekende af, heeft afgeteekend. Afteekening. V., -teekeningen. Afteilen, teilde af, heeft afgeteild. Aftelegrapheeren, telegrapheerde af, heeft afgetelegrapheerd. Aftelephoneeren, telephoneerde af, heeft afgetelephoneerd. Aftellen, telde af, heeft afgeteld. Aftelliedje, O., -jes. Aftelling, V., -tellingen. Aftelrijmpje, O., -jes. Aftikken, tikte af, heeft afgetikt. Aftillen, tilde af, heeft afgetild. Aftimmeren, timmerde af, heeft afgetimmerd. Aftobben, tobde af, heeft afgetobd. Aftocht, M., -tochten. Aftonnen, tonde af, heeft afgetond. Aftoomen, toomde af, heeft afgetoomd. Aftoonen, toonde af, heeft afgetoond. Aftooveren, tooverde af, heeft afgetooverd. Aftoppen, topte af, heeft afgetopt. Aftornen, tornde af, heeft en is afgetornd. Aftouwen, touwde af, heeft afgetouwd. Aftrappen, trapte af, heeft afgetrapt. Aftred, M. Aftreden, trad af, traden af, is en heeft afgetreden. Aftreding, V. Aftrek, M., -trekken. Aftrekje, O., -jes. Aftrekhekel, M., -hekels. Aftrekken, trok af, trokken af, heeft en is afgetrokken. Aftrekker, M., -trekkers. Aftrekking, V., -trekkingen. Aftrekriem, M., -riemen. Aftrekrol, V., -rollen. Aftreksel, O., -treksels; -trekseltje, O., -jes. Aftreksom, V., -sommen. Aftrektouw, O., -touwen. Aftrekvijl, V., -vijlen. Aftreuren, treurde af, heeft afgetreurd. Aftroetelen, troetelde af, heeft afgetroeteld. Aftroeven, troefde af, heeft afgetroefd. Aftroever, M., -troevers. Aftroffelen, troffelde af, heeft afgetroffeld. Aftroggelen, troggelde af, heeft afgetroggeld. Aftrommelen, trommelde af, heeft afgetrommeld. Aftrompetten, trompette af, heeft afgetrompet. Aftroonen, troonde af, heeft afgetroond. Aftuigen, tuigde af, heeft afgetuigd. Aftuiging, V. Aftuimelen, tuimelde af, is afgetuimeld. Afturven, turfde af, heeft afgeturfd. Aftweernen, tweernde af, heeft afgetweernd. Aftwijnen, twijnde af, heeft afgetwijnd. Afvaardigen, vaardigde af, heeft afgevaardigd. Afvaardiger, M., -vaardigers. Afvaardiging, V., -vaardigingen. Afvaart, V., -vaarten. Afvagen, vaagde af, heeft afgevaagd. Afval (het afvallen), M. Afval (het afgevallene), O. Afvallen, viel af, is afgevallen. Afvallig, -valliger, -valligst. Afvallige, M. en V., -valligen. Afvalligheid, V. Afvangen, ving af, heeft afgevangen. Afvaren, voer af, is en heeft afgevaren. Afvechten, vocht af, heeft afgevochten. Afveegsel, O. Afvegen, veegde af, heeft afgeveegd. Afveger, M., -vegers. Afveging, V., -vegingen. Afvenen, veende af, heeft afgeveend. Afvening, V., -veningen. Afvergen, vergde af, heeft afgevergd. Afverven, verfde af, heeft afgeverfd. Afveteren, veterde af, heeft afgeveterd. Afvijlen, vijlde af, heeft afgevijld. Afvijler, M., -vijlers. Afvijling, V., -vijlingen. Afvijlrasp, V., -raspen. Afvijlsel, O. Afvillen, vilde af, heeft afgevild. Afvisschen, vischte af, heeft afgevischt. Afvlakken, vlakte af, heeft afgevlakt. Afvlechten, vlocht af, heeft afgevlochten. Afvleien, vleide af, heeft afgevleid. Afvlekken, vlekte af, heeft afgevlekt. Afvlieden, vlood af, vloden af, is afgevloden. Afvliegen, vloog af, vlogen af, is en heeft afgevlogen. Afvlieten, vloot af, vloten af, is afgevloten. Afvlijmen, vlijmde af, heeft afgevlijmd. Afvloeibuis, V., -buizen. Afvloeien, vloeide af, is en heeft afgevloeid. Afvloeiing, V., -vloeiingen. Afvloeipijp, V., -pijpen. Afvlooien, vlooide af, heeft afgevlooid. Afvlotten, vlotte af, is en heeft afgevlot. Afvluchten, vluchtte af, is afgevlucht. Afvoederen, voederde af, heeft afgevoederd. Afvoedering, V. Afvoegen, voegde af, heeft afgevoegd. Afvoer, M. Afvoerbank, V., -banken. Afvoerbuis, V., -buizen. Afvoerder, M., -voerders. Afvoeren, voerde af, heeft afgevoerd. Afvoergeul, V., -geulen. Afvoering, V. Afvoerkanaal, O., -kanalen. Afvoerpijp, V., -pijpen. Afvoerrol, V., -rollen. Afvorderen, vorderde af, heeft afgevorderd. Afvordering, V., -vorderingen. Afvormen, vormde af, heeft afgevormd. Afvouwen, vouwde af, heeft afgevouwen. Afvragen, vraagde af, heeft afgevraagd; ook vroeg af. Afvraging, V. Afvreten, vrat af, vraten af, heeft afgevreten. Afvreting, V. Afvriezen, vroor af, vroren af, heeft en is afgevroren en afgevrozen. Afvriezing, V. Afvrijen, vrijde af, heeft afgevrijd; ook vree af, vreeën af, heeft afgevreeën. Afvuren, vuurde af, heeft afgevuurd. Afwaaien, waaide af, heeft en is afgewaaid; ook woei af, woeien af. Afwaarts (bijw.). Afwaartsch (bnw.). Afwachten, wachtte af, heeft afgewacht. Afwachting, V. Afwaggelen, waggelde af, is afgewaggeld. Afwaken (zich -), waakte zich af, heeft zich en is afgewaakt. Afwallen, walde af, heeft afgewald. Afwalling, V., -wallingen. Afwandelen, wandelde af, is en heeft afgewandeld. Afwasschen, wiesch af, wieschen af, heeft afgewasschen; ook waschte af. Afwassching, V., -wasschingen. Afwateren, waterde af, heeft afgewaterd. Afwatering, V., -wateringen. Afweeken, weekte af, heeft en is afgeweekt. Afweeking, V., -weekingen. Afweenen, weende af, heeft afgeweend. Afweer, M. Afweerbaar, -bare. Afweerder, M., -weerders. Afweerster, V., -weersters. Afwegen, woog af, wogen af, heeft afgewogen. Afweger, M., -wegers. Afweging, V., -wegingen. Afweiden, weidde af, heeft afgeweid. Afweiding, V., -weidingen. Afwenden, wendde af, heeft en is afgewend. Afwending, V., -wendingen; -wendinkje, O., -jes. Afwenken, wenkte af, heeft afgewenkt. Afwennen, wende af, heeft en is afgewend. Afwenning, V. Afwentelen, wentelde af, heeft en is afgewenteld. Afwenteling, V. Afweren, weerde af, heeft afgeweerd. Afwering, V., -weringen. Afwerken, werkte (zich) af, heeft (zich) en is afgewerkt. Afwerker, M., -werkers. Afwerking, V. Afwerkschaaf, V., -schaven. Afwerkster, V., -werksters. Afwerpen, wierp af, heeft afgeworpen. Afwerping, V. Afweten (laten -). Afweven, weefde af, heeft afgeweven. Afwezen, O. Afwezend. Afwezendheid, V. Afwezig. Afwezigheid, V. Afwieden, wiedde af, heeft afgewied. Afwiegelen, wiegelde af, heeft en is afgewiegeld. Afwijken, week af, weken af, is afgeweken. Afwijking, V., -wijkingen. Afwijzen, wees af, wezen af, heeft afgewezen. Afwijzig, afwijziger, afwijzigst. Afwijzing, V., -wijzingen. Afwillen, wil af, wilde (wou) af, heeft afgewild. Afwimpelen, wimpelde af, heeft afgewimpeld. Afwimpeling, V. Afwinden, wond af, heeft afgewonden. Afwinder, M., -winders. Afwinding, V., -windingen. Afwinnen, won af, wonnen af, heeft afgewonnen. Afwippen, wipte af, is en heeft afgewipt. Afwisschen, wischte af, heeft afgewischt. Afwisselen, wisselde af, heeft afgewisseld. Afwisselend. Afwisseling, V., -wisselingen. Afwitten, witte af, heeft afgewit. Afwoelen, woelde af, heeft afgewoeld. Afwrijven, wreef af, wreven af, heeft afgewreven. Afwrijving, V., -wrijvingen. Afwringen, wrong af, heeft afgewrongen. Afwroeten, wroette af, heeft afgewroet. Afwuiven, wuifde af, heeft afgewuifd. Afzaaien, zaaide af, heeft afgezaaid. Afzaat, M., -zaten. Afzaatsgewijze. Afzabbelen, zabbelde af, heeft afgezabbeld. Afzabberen, zabberde af, heeft afgezabberd. Afzadelen, zadelde af, heeft afgezadeld. Afzadeling, V. Afzagen, zaagde af, heeft afgezaagd. Afzaging, V., -zagingen. Afzakken (dalen), zakte af, is afgezakt. Afzakken (in zakken doen), zakte af, heeft afgezakt. Afzakker, M., -zakkers. Afzakkertje, O., -jes. Afzakking, V., -zakkingen. Afzanden, zandde af, heeft afgezand. Afzanderij, V., -zanderijen. Afzanding, V., -zandingen. Afzeepen, zeepte af, heeft afgezeept. Afzegelen, zegelde af, heeft afgezegeld. Afzeggen, zeide af, heeft afgezegd en afgezeid. Afzegging, V., -zeggingen. Afzeilen, zeilde af, is en heeft afgezeild. Afzeiling, V. Afzenden, zond af, heeft afgezonden. Afzender, M., -zenders. Afzending, V., -zendingen. Afzendster, V., -zendsters. Afzengen, zengde af, heeft afgezengd. Afzenging, V. Afzet, M. Afzetbaar, -bare. Afzetbaarheid, V. Afzetgebied, O. Afzetnet, O., -netten. Afzetplank, V., -planken. Afzetsel, O., -zetsels en -zetselen. Afzetseltje, O., -jes. Afzetster, V., -zetsters. Afzetten, zette af, heeft en is afgezet. Afzettend. Afzetter, M., -zetters. Afzetterij, V., -zetterijen. Afzettertje, O., -jes. Afzetting, V., -zettingen. Afzetzaag, V., -zagen; -zaagje, O., -jes. Afzeulen, zeulde af, heeft afgezeuld. Afzeven, zeefde af, heeft afgezeefd. Afzichtelijk, -lijker, -lijkst. Afzichtelijkheid, V., -heden. Afzichten (met de zicht afmaaien), zichtte af, heeft afgezicht. Afzien, zag af, zagen af, heeft afgezien. Afzienbaar, -bare. Afzienbaarheid, V. Afziften, zifte af, heeft afgezift. Afzifting, V. Afzijgen (afzakken), zeeg af, zegen af, is afgezegen. Afzijgen (doen afvloeien), zeeg af, zegen af, heeft afgezegen. Afzijn. Afzijn, O. Afzingen, zong af, heeft afgezongen. Afzitten, zat af, zaten af, is en heeft afgezeten. Afzoden, zoodde af, heeft afgezood. Afzoeken, zocht af, heeft afgezocht. Afzoeking, V. Afzoenen, zoende af, heeft afgezoend. Afzoeten, zoette af, heeft afgezoet. Afzoetwater, O. Afzonderen, zonderde af, heeft afgezonderd. Afzondering, V., -zonderingen. Afzonderingskuur, V., -kuren. Afzonderlijk. Afzoomen, zoomde af, heeft afgezoomd. Afzouten (zouten), zoutte af, heeft afgezouten. Afzouten (afschepen), zoutte af, heeft afgezout. Afzouting, V. Afzuchten, zuchtte (zich) af, heeft (zich) en is afgezucht. Afzuigen, zoog af, zogen af, heeft afgezogen. Afzuiging, V., -zuigingen. Afzwaaien, zwaaide af, heeft en is afgezwaaid. Afzwalpen, zwalpte af, heeft en is afgezwalpt. Afzweepen, zweepte af, heeft afgezweept. Afzweerder, M., -zweerders. Afzwemmen, zwom af, zwommen af, heeft en is afgezwommen. Afzweren (met een eed verwerpen), zwoer af, heeft afgezworen. Afzweren (door verzwering afvallen), zwoor af, zworen af, is afgezworen. Afzwering, V., -zweringen. Afzwerven, zwierf af, zwierven af, is afgezworven. Afzwerving, V., -zwervingen. Afzwetsen, zwetste af, heeft afgezwetst. Afzweven, zweefde af, is afgezweefd. Afzwoegen, zwoegde (zich) af, heeft (zich) en is afgezwoegd. Agaat (stofnaam), O.; (steen), M., agaten. Agaatje, O., -jes. Agaten (bnw.). Ageeren, ageerde, heeft geageerd. Agent, M., agenten. Agentje, O., -jes. Agentschap, O., -schappen; -schapje, O., -jes. Agentuur, V., agenturen. Agentuurtje, O., -jes. Agger, M. Agio, M. Agitatie, V., agitatiën en agitaties. Agiteeren, agiteerde, heeft geagiteerd. Agurk. Zie Augurk. Ah. Aha. Ahorn, M., ahornen. Ahorntje, O., -jes. Ahornen (bnw.). Ai (tusschenw.). Ai (dier), M., ai's. Ajakkes. Ajasses. Ajuin (vrucht), M., ajuinen. Als stofnaam, V. Ajuintje, O., -jes. Ajuinachtig. Akant, M., akanten. Akefietje, O., -jes. Akelei, V., akeleien. Akelig, akeliger, akeligst. Akeligheid, V., -heden. Aker (eikel en emmer), M., akers. Akertje, O., -jes. Akerspek, O. Akervarken, O., -varkens. Akker, M., akkers. Akkertje, O., -jes. Akkeraarde, V. Akkerbouw, M. Akkeren, akkerde, heeft geakkerd. Akkerland, O., -landen. Akkermaal, O. Akkermaalsbosch, O., -bosschen. Akkermaalshout, O. Akkerman, M., -lieden en -lui. Akkermannetje (kwikstaart), O. Akkoord, O., akkoorden. Akkoordje, O., -jes. Akolei. Zie Akelei. Akoniet (plant), V., akonieten; (vergif), O. Aks en Akst, V., aksen en aksten. Akte, V., akten. Akte-examen, O., -examens. Al, als zelfst. nw., O. Al (bijw. en voegw.). Alaan (bijw.). Alant, M. Alantswijn, M. Alantswortel, M., -wortels. Alarm, O. Alarmeeren, alarmeerde, heeft gealarmeerd. Alarmklok, V., -klokken. Alarmkreet, M., -kreten. Alarmpeil, O. Alarmsein, O., -seinen. Alarmtrom, V., -trommen. Albast, O. Albasten (bnw.). Albatros, M., albatrossen. Albe, V., alben. Albedil, M. en V., -bedillen. Albehoeder, M. Albeschik, M. en V., -beschikken. Albestuur, O. Albestuurder, M. Albino, M. en V., albino's. Album, O., albums. Albumblad, O., -bladen; -blaadje, O., -jes. Albumine, V. Albumvers, O., -verzen; -versje, O., -jes. Alchimie, V. Alchimist, M., alchimisten. Alchimisterij, V. Alcohol, M. Alcoholisch. Alcoholisme, O. Alcoholvrij. Aldaar. Aldra. Aldus. Aleer. Alexandrijn, M., alexandrijnen. Alft, M., alften. Alge, V., algen. Algebra, V. Algebraisch. Algeheel, -geheele. Algemeen, -gemeener, -gemeenst. Algemeen, O. Algemeenheid, V., -heden. Algenoegzaam, -zame. Algenoegzaamheid, V. Algoede, M. Algoedheid, V. Alhier. Alhoewel. Alias, M., aliassen. Alibi, O., alibi's. Alikas, M., alikassen. Alikruik, V., alikruiken. Alinea, V., alinea's. Alk, V., alken. Alkje, O., -jes. Alkoof, V., alkoven. Alkoofje, O., -jes. Alkoran, M. Allebeide en allebei. Alledaagsch. Alledaagschheid, V. Alleen. Alleenblijven, bleef alleen, bleven alleen, is alleengebleven. Alleenhandel, V. Alleenheerschappij, V. Alleenheerscher, M., -heerschers. Alleenig. Alleenlaten, liet alleen, heeft alleengelaten. Alleenlijk. Alleenspraak, V., -spraken. Alleenstaan, stond alleen, heeft alleengestaan. Alleenzaligmakend. Allegaar. Allegaartje, O., -jes. Allegorie, V., allegorieën. Allegorisch. Allegro, O., allegro's. Allemaal. Alleman. Allemansgading, V. Allemansgek, M., -gekken. Allemansvriend, M., -vrienden. Allengs. Allengskens. Allenthalve. Allerbest. Allerchristelijkst. Allerhande. Allerhande (koekjes), O. Allerheiligen (-dag, M., -dagen; -feest, O., -feesten). Allerhoogst. Allerhoogste, M. Allerlei. Allerliefst. Allermeest. Allernaast. Allerwegen. Allerzielen (-dag, M., -dagen; -feest, O., -feesten). Alles. Allesbehalve. Alleszins. Alliage, V., alliages. Alliantie, V., alliantiën en allianties. Allicht. Alliteratie, V. Allo (tusschenwerpsel). Allocutie, V., allocutiën en allocuties. Allodiaal, allodiale. Allodium, O. Allonge-pruik, V., -pruiken. Allooi, O. Alluviaal, alluviale. Alluvium, O. Almacht, V. Almachtig. Almachtige, M. Almachtigheid, V. Almanak, M., almanakken. Almanakje, O., -jes. Almede. Almogend. Almogende, M. Almogendheid, V. Aloë, V., aloë's. Alom. Alomtegenwoordig. Alomtegenwoordigheid, V. Alomvattend. Aloud. Aloudheid, V. Alp (berg), M., Alpen. Alpenclub, V. Alpenroos, V., -rozen. Alpenstok, M., -stokken. Alpha, V., alpha's. Alphabet, O., alphabetten. Alphabetisch. Alphabetiseeren, alphabetiseerde, heeft gealphabetiseerd. Alpinisme, O. Alpinist, M., en Alpiniste, V.; alpinisten. Alras. Alreede en alree. Alreeds. Alruin, V. Als. Alsdan. Alsem, M. Alsembeker, M. Alsjeblieft en asjeblieft. Alsmede. Alsnog. Alsnu. Alsof. Alst en aalst (alsem), V. Alstoen. Alt, V. Altaar, O. en M., altaren. Altaartje, O., -jes. Altaarkaars, V., -kaarsen. Altaarstuk, O., -stukken. Altaartafel, V., -tafels en- -tafelen. Altegader. Altemaal. Altemet. Alternatief, O., alternatieven. Althans. Altijd. Altijddurend. Altoos. Altoosdurend. Altpartij, V., -partijen. Altsleutel, M., -sleutels. Altstem, V., -stemmen. Aluin, V. Aluinaarde, V. Aluinen, aluinde, heeft gealuind. Aluinoplossing, V., -oplossingen. Aluinsteen, M. Alvast (bijw.). Alvermogen, O. Alvermogend. Alvermogendheid, V. Alvleeschklier, V., -klieren. Alvleeschsap, O. Alvorens. Alwaar. Alweder en alweer. Alwetend. Alwetende, M. Alwetendheid, V. Alwijs. Alwijze, M. Alwillensdwaas, M., -dwazen. Alziend. Alziende, M. Alzijdig. Alzoo. Alzulk. Amalgaam, O., amalgamen. Amalgama, O., amalgama's en amalgamen. Amandel (boom), M., amandels; (vrucht), V., amandelen en amandels. Amandeltje, O., -jes. Amandelbroodje, O., -broodjes. Amandelmelk, V. Amandelpas, ook -pars, -pers, O. Amandelzeep, V. Amarant, V., amaranten. Amaril, V. Amarilletje, O., -jes. Amarilmolen, M., -molens. Amarilpapier, O. Amateur-photograaf, M., -photografen. Amazone, V., Amazonen. Amazonenkleed, O., -kleederen. Amazonenrivier, V. Ambacht, O., ambachten. Ambachtsbaas, M., -bazen. Ambachtsheer, M., -heeren. Ambachtsheerlijkheid, V., -heden. Ambachtsman, M., -lieden en -lui. Ambachtsschool, V., -scholen. Ambachtsvrouw, V., -vrouwen. Ambassade, V., ambassades. Ambassadeur, M., ambassadeuren en ambassadeurs. Amber, M. Ambergeur, M., -geuren. Ambergrijs, O. Ambitie, V. Ambitieus, ambitieuzer, ambitieust. Ambrozijn, O. Ambt, O., ambten. Ambtje, O., -jes. Ambtelijk. Ambteloos, -looze. Ambtenaar, M., ambtenaars en ambtenaren. Ambtenaartje, O., -jes. Ambtenaarsleven, O. Ambtenaarsloopbaan, V. Ambtenaarsstand, M. Ambtenaarstraktement, O., -traktementen. Ambtenaarswoning, V., -woningen. Ambtgenoot, M., -genooten. Ambtman, M., -lieden. Ambtsbediening, V., -bedieningen. Ambtsbezigheid, V., -heden. Ambtsbroeder, M., -broeders. Ambtseed, M., -eeden. Ambtsgeheim, O., -geheimen. Ambtsgewaad, O., -gewaden. Ambtshalve. Ambtskleed, O., -kleederen. Ambtspenning, M., -penningen. Ambtsplicht, M., -plichten. Ambtsteeken, O., -teekenen. Ambtsverrichting, V., -verrichtingen. Ambtsvervulling, V. Ambtsvoorganger, M., -voorgangers. Ambtswoning, V., -woningen. Ambulance, V., ambulances. Ambulance-dienst, M. Ambulance-dokter, M., -dokters. Ambulance-trein, M. Ambulance-wagen, M., -wagens. Amechtig, amechtiger, amechtigst. Amechtigheid, V. Amen, O. Amendeeren, amendeerde, heeft geamendeerd. Amendement, O., amendementen. Amendementje, O., -jes. Amerij, V. Amerijtje, O., -jes. Americanisme, O., -ismen. Amerikaan, M., Amerikanen. Amerikaansch. Amersfoorder (tabak), V. Amethist, M., amethisten. Ameublement, O., -menten. Amfioen, O. Amfioenkit, O., -kitten. Amfioenpacht, V. Ammoniak, M. Ammunitie, V. Amnestie, V., amnestieën. Amokmaker, M., -makers. Amortisatie, V., amortisatiën en amortisaties. Amortisatiefonds, O., -fondsen. Amortiseeren, amortiseerde, heeft geamortiseerd. Ampel (znw.), V., ampels. Ampel (bnw. en bijw.). Amper. Amphitheater, O., amphitheaters. Amphitheatersgewijze. Amstel, M. Amstellander, M., Amstellanders. Amsterdammer, M., Amsterdammers. Amulet, V., amuletten. Amuletje, O., -jes. Amuseeren, amuseerde, heeft geamuseerd. Amusement, O., amusementen. Anachronisme, O., -ismen. Anagram, O., anagrammen. Analogie, V., analogieën. Analoog, analoge. Analyse, V., analysen. Analytisch. Ananas, V., ananassen. Ananassenkast, V., -kasten. Anarchie, V. Anarchist, M., anarchisten. Anarchistenkomplot, O., -komplotten. Anarchistenproces, O., -processen. Anathema, O., anathema's. Anatomie, V. Anatomisch. Anatoom, M., anatomen. Ancienniteit, V. Andante, O., andantes. Ander. Anderdaagsch. Anderdeels. Anderhalf, -halve. Andermaal. Anders. Andersdenkend. Andersom. Anderszins. Anderwerf. Andijvie, V. Andoren, M., andorens. Anekdote, V., anekdoten en anekdotes. Anekdotenjager, M., -jagers. Anemie, V. Anemiek. Anemisch. Anemoon, V., anemonen. Angel, M., angels. Angeltje, O., -jes. Anglicaan, M., Anglicanen. Anglicaansch. Anglicisme, O., anglicismen. Anglist, M., anglisten. Angst, M., angsten. Angstgeschrei, O. Angstig, angstiger, angstigst. Angstkreet, M., -kreten. Angstvallig, -valliger, -valligst. Angstvalligheid, V. Angstverwekkend. Angstzweet, O. Anijl, M. Anijs, M. Anijsdrop, V. Anijsmelk, V. Anijszaad, O. Aniline, V. Anisette, V. Anjelier, V., anjelieren. Anjer, V., anjers. Anker, O., ankers. Ankertje, O., -jes. Ankerboei, V., -boeien. Ankeren, ankerde, heeft geankerd. Ankergrond, M., -gronden. Ankerhorloge, O., -horloges. Ankerkuil, M., -kuilen. Ankerneut, V., -neuten. Ankerrust, V., -rusten. Annexatie, V., annexatiën en annexaties. Annexatieplan, O., -plannen. Annexeeren, annexeerde, heeft geannexeerd. Anoniem, anonieme. Anonymus, M., anonymi. Anonymiteit, V. Ansjovis, V., ansjovissen. Ansjovisvangst, V. Antagonist, M., antagonisten. Antecedent, O., antecedenten. Anthologie, V., anthologieën. Anthraciet, O. Anthracietkool, V., -kolen. Anthropologie, V. Anthropoloog, M., anthropologen. Antichrist, M., Antichristen. Anticritiek, V., -critieken. Antiek, antieker, antiekst. Antilope, V., antilopen. Antipathie, V. Antirevolutionnair. Antwoord, O., antwoorden. Antwoordje, O., -jes. Antwoorden, antwoordde, heeft geantwoord. Antwoorder, M., antwoorders. Apart. Apartje, O., apartjes. Apegapen. Apenbakkes, O., -bakkesen. Apenbek, M., -bekken. Apenbroodboom, M., -boomen. Apengezicht, O., -gezichten. Apenhaar (tabak), O. Apenkool, V. Apenkop, M., -koppen. Apenkuur, V., -kuren; -kuurtje, O., -jes. Apenliefde, V. Apenrok, M., -rokken; -rokje, O., -jes. Apenspel, O. Apentuin, M., -tuinen. Aperij, V., aperijen. Aperijtje, O., -jes. Apin, V., apinnen. Apocrief, apocriefe. Apodictisch. Apostel (godsgezant), M., apostelen. Apostel (scheepsw.), V., apostelen en apostels. Apostelschap, O. Apostolisch. Apotheek, V., apotheken. Apotheker, M., apothekers. Apothekersbediende, M., -bedienden. Apothekersexamen, O., -examens. Apothekersfleschje, O., -fleschjes. Apothekersjongen, M., -jongens. Appel, M., appelen en appels. Appeltje, O., -jes. Appèl (beroep), O., appèls. Appelaar, M., appelaars. Appelbloesem, M. (-bloesems); en O. (kleur, en soort van gebakken steen), zonder mv. Appelbol, M., -bollen. Appelboom, M., -boomen. Appelboor, V., -boren; -boortje, O., -jes. Appelflauwte, V., -flauwten. Appellant, M., appellanten. Appellante, V., appellanten. Appelleeren, appelleerde, heeft geappelleerd. Appelmoes, O. en V. Appelpent, V. Appelprol, V. Appelstroop, V. Appetijt, M. Applaudisseeren, applaudisseerde, heeft geapplaudisseerd. Applaudissement, O. Approbatie, V., approbatiën en approbaties. Approbeeren, approbeerde, heeft geapprobeerd. April, V. Zie Opril. April, M. Aprillen, aprilde, heeft geaprild. Aquarel, V., aquarellen. Ar (arreslee), V., arren. Arretje, O., -jes. Ar (bnw.). In arren moede. Arabesk, V., arabesken. Arabier, M., Arabieren. Arabisch. Arak, V. Arbeid, M. Arbeiden, arbeidde, heeft gearbeid. Arbeider, M., arbeiders. Arbeidersbevolking, V., -bevolkingen. Arbeidersbeweging, V., -bewegingen. Arbeidersvraagstuk, O. Arbeiderswoning, V., -woningen. Arbeidsbeurs, V., -beurzen. Arbeidscontract, O. Arbeidsdag, M., -dagen. Arbeidsduur, M. Arbeidsloon, O., -loonen. Arbeidsman, M., -lieden en -lui. Arbeidsovereenkomst, V. Arbeidster, V., arbeidsters. Arbeidsvermogen, O. Arbeidsvolk, O. Arbeidswet, V. Arbeidzaam, -zamer, -zaamst. Arbeidzaamheid, V. Arbiter, M., arbiters. Arbitrage, V. Arcade, V., arcaden en arcades. Arcadia, V., arcadia's. Arceeren, arceerde, heeft gearceerd. Arceering, V., arceeringen. Archaeologie, V. Archaeoloog, M., -logen. Archaïsme, O., archaïsmen. Archief, O., archieven. Archiefgebouw, O., -gebouwen. Archiefstuk, O., -stukken. Archiefwezen, O. Archipel, M., archipels. Architect, M., architecten. Architectonisch. Architectuur, V. Architraaf, V., architraven. Archivaris, M., archivarissen. Arduin, O. Arduinen (bnw.). Arduinsteen (steen), M.; (stof), O. Are (vierkante roede), V., aren. Arend, M., arenden. Arendje, O., -jes. Arendsblik, M., -blikken. Arendsklauw, M., -klauwen. Arendsnest, O., -nesten. Arendsneus, M., -neuzen. Arendsoog, O., -oogen. Arendsvleugel, M., -vleugels. Arendsvlucht, V. Argeloos, -loozer, -loost. Argeloosheid, V. Argentaan, O. Arglist, V. Arglistig, -listiger, -listigst. Arglistigheid, V., -heden. Argument, O., argumenten. Argusoog, O., -oogen. Argwaan, M. Argwanen, argwaande, heeft geargwaand. Argwanend, -wanender, -wanendst. Aria, V., aria's. Aristocraat, M., aristocraten. Aristocraatje, O., -jes. Aristocratie, V. Aristocratisch. Ark, V., arken. Arkel (uitbouw), M. Arm, M., armen. Armpje, O., -jes. Arm, armer, armst. Armada, V., en armade, armada's en armades. Armband, M., -banden; -bandje, O., -jes. Armbestuur, O., -besturen. Armbeweging, V., -bewegingen. Arme, M. en V., armen. Armelijk. Armenbuurt, V., -buurten. Armenconcert, O., -concerten. Armengeld, O. Armenhuis en armhuis, O., -huizen. Armenkas, V., -kassen. Armenkerk en armkerk, V. Armenpraktijk, V. Armenschool, V., -scholen. Armenverpleging, V. Armenverzorging, V. Armenwet, V. Armenzakje, O., -jes. Armenzorg, V. Armhartig, -hartiger, -hartigst. Armhartigheid, V. Arminiaan, M., Arminianen. Armlastig. Armoede, V. Armoedje, O. Armoedig, armoediger, armoedigst. Armoedigheid, V. Armoedzaaier, M. Armozijn, O., armozijnen. Armsgat, O., -gaten. Armstoel, M., -stoelen. Armwezen, O. Armzalig, -zaliger, -zaligst. Armzaligheid, V., -heden. Aroma, O., aroma's. Aromatisch. Aronskelk, M., -kelken. Arren (of narren), arde, heeft geard. Arreslede en -slee, V., -sleden en -sleeën. Arrest, O., arresten. Arrestant, M., arrestanten. Arrestante, V., arrestanten. Arrestantenhok, O., -hokken. Arresteeren, arresteerde, heeft gearresteerd. Arrondissement, O., arrondissementen. Arrondissementje, O., -jes. Arrondissements-rechtbank, V., -banken. Arrondissements-rechter, M., -rechters. Arrondissements-schoolopziener, M., -opzieners. Arsenaal, O., arsenalen. Arsenicum, O. Articuleeren, articuleerde, heeft gearticuleerd. Artikel, O., artikelen en artikels. Artikeltje, O., -jes. Artikelsgewijze. Artillerie, V. Artillerie-park, O., -parken. Artillerie-vuur, O. Artillerist, M., artilleristen. Artisjok, V., artisjokken. Artist, M., artisten. Artiste, V., artisten. Artistiek. Arts, M., artsen. Artsenij, V., artsenijen. Artsenijbereidkunde, V. Artsenwet, V. Artsexamen, O., -examens. As (van een rad), V., assen. Asbest, O. Asceet, M., asceten. Asch, (stof), V. Aschbelt, V., -belten. Aschbezem, M., -bezems. Aschblond. Aschdag, M. Aschhoop, M., -hoopen. Aschkar, V., -karren. Aschman, M., -lieden en -lui. Aschstaal, M., -stalen. Aschwoensdag en asschewoensdag, M. Asem, M. Asjeblieft. Asperge, V., asperges. Asperge-bed, O., -bedden. Asperge-tang, V., -tangen. Asphalt, O. Aspirant en adspirant, M., aspiranten. Assaut, O., assauts. Asschepoester, V. Assignaat, O., assignaten. Assignatie, V., assignatiën en assignaties. Assistent, M., assistenten. Assistent-resident, M., assistent-residenten. Assuradeur, M., assuradeuren en assuradeurs. Assurantie, V., assurantiën en assuranties. Assurantie-kantoor, O., -kantoren. Assurantie-premie, V., -premiën. Assureeren, assureerde, heeft geassureerd. Aster, V., asters. Asthma, O. Asthmapapier, O. Asthmatisch. Astrant, astranter, astrantst. Astronomie, V. Astronomisch. Astronoom, M., astronomen. Asyl, O., asylen. Atavisme, O. Aterling, M. en V., aterlingen, V. ook aterlinge. Atheïsme, O. Atheïst, M., atheïsten. Athenaeum, O., Athenaeums en Athenaea. Athleet, M., athleten. Atlas (kaartenboek), M., atlassen. Atlas (stof), O. Atmosfeer, V., atmosferen. Atmosferisch. Atoom, O., atomen; atoompje, O., -jes. Atoomgewicht, O., -gewichten. Atoomtheorie, V. Attentie, V., attentiën en attenties. Attest, O., attesten. Attestje, O. Attestatie, V., attestatiën en attestaties. Attesteeren, attesteerde, heeft geattesteerd. Aubade, V., aubades. Auctie, V., auctiën en aucties. Auctie-prijs, M., -prijzen. Auctionaris, M., auctionarissen. Audientie, V., audientiën en audienties. Audientieblad, O., -bladen. Auditeur-militair, M., auditeuren-militair en auditeurs-militair. Augurk, V., augurken. Augurkje, O., -jes. Augustus, M. Aula, V., aula's. Aureool, V., aureolen. Autaar. Zie Altaar. Auteur, M., auteurs. Auteursrecht, O. Authenticiteit, V. Authentiek, authentieke. Autocraat, M., autocraten. Automaat, M., automaten. Automatisch. Automobiel, M., automobielen. Automobilisme, O. Autoriteit, V., autoriteiten. Autoriteitsgeloof, O. Aval, O. Aveelzaad, O. Avegaar, M., avegaars en avegaren. Aveling, V., avelingen. Averechts (bijw.). Averechtsch (bnw.). Averij, V., averijen. Averij-grosse, V. Averuit, V. Aviatiek, V. Avond, M., avonden. Avondje, O., -jes. Avondbeurt, V., -beurten. Avondblad, O., -bladen. Avond-editie, V., -edities. Avondeten, O. Avondgebed, O., -gebeden. Avondkerk, V., -kerken. Avondlicht, O. Avondlied, O., -liederen. Avondlucht, V. Avondmaal, O. Avondmaalsbeker, M., -bekers. Avondmaalsgoed, O. Avondmaalsviering, V., -vieringen. Avondmalen, -maalde, heeft geavondmaald. Avondrood, O. Avondschool, V., -scholen. Avondster, V. Avondzang, M. Avondzitting, V., -zittingen. Avonturen, avontuurde, heeft geavontuurd. Avonturier, M., avonturiers. Avonturierster, V., avonturiersters. Avontuur, O., avonturen. Avontuurtje, O., -jes. Avontuurlijk. Axioma, O., axioma's. Azalea, V., azalea's. Azen, aasde, heeft geaasd. Aziaat, M., Aziaten. Azig, ook azing (Friesche rechter), M., azigen en azingen. Azijn, M., azijnen. Azijnachtig, -achtiger, -achtigst. Azijnhout, O. Azijnmakerij, V., -makerijen. Azijnstok, M., -stokken. Azijnzuur, O. Azimuth, O. Azimuthskompas, O., -kompassen. Azimuthspeiling, V., -peilingen. Azing (Friesche rechter). Zie Azig. Azing (het azen), V. Azuren (bnw.). Azuur, O. B B, V., b's. Ba. Baadje, O. Baai (wollen stof), V., baaien. Baai (zeearm), V., baaien. Baai (roode -, wijn), V. Baaierd, M. Baai-tabak, V. Baaivanger, M., -vangers. Baak, V., baken. Baakstok, M., -stokken. Baal, V., balen. Baaltje, O., -jes. Baan, V., banen. Baantje, O., -jes. Baanbreker, M., -brekers. Baanderheer, M., -heeren. Baanvak, O., -vakken. Baanveger, M., -vegers. Baanwachter, M., -wachters. Baar (nieuweling), M., baren. Baar (draagwerktuig), V., baren. Baar (golf), V., baren. Baar (staaf), V., baren. Baar (bnw.), bare. Baarblijkelijk, -lijker, -lijkst. Baarblijkelijkheid, V. Baard, M., baarden. Baardje, O., -jes. Baardeloos, -looze. Baardig, baardiger, baardigst. Baardschrapper, M., -schrappers. Baarlijk. Baarmoeder, V., -moeders. Baars (een visch), M., baarzen. Als stofnaam, V. Baarsje, O., -jes. Baarvlies, O., -vliezen. Baas (meester), M., bazen. Baasje, O., -jes. Baas (voetstuk), V., bazen. Baasschap, O. Baat, V., baten. Baatzucht, V. Baatzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst. Baatzuchtigheid, V. Babbelaar, M., babbelaars. Babbelaarster, V., babbelaarsters. Babbelachtig, -achtiger, -achtigst. Babbelarij, V., babbelarijen. Babbelen, babbelde, heeft gebabbeld. Babbelguigje, O., -jes. Babbelkous, M. en V., -kousen; -kousje, O., -jes. Babijn, V., babijnen. Baboe, V., baboe's. Babok, M., babokken. Babokkig, babokkiger, babokkigst. Bacchanaal, O., bacchanalen. Bacil, M., bacillen. Bacove, V., bacoven. Bacovencultuur, V. Bacterie, V., bacteriën. Bacteriologie, V. Bacteriologisch. Bacterioloog, M., bacteriologen. Bad, O., baden. Badje, O., -jes. Baden, baadde, heeft gebaad. Bader, M., baders. Badgast, M. en V., -gasten. Badhemd, O., -hemden. Badhuis, O., -huizen. Badinrichting, V., -inrichtingen. Badkachel, V., -kachels. Badkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Badknecht, M., -knechts. Badkoets, V., -koetsen; -koetsje, O., -jes. Badkostuum, O., -kostuums. Badkuip, V., -kuipen. Badkuur, V., -kuren. Badmeester, M., -meesters. Badmuts, V., -mutsen. Badplaats, V., -plaatsen. Badvrouw, V., -vrouwen. Baffen, bafte, heeft gebaft. Bag, V., baggen. Bagage, V., bagages. Bagagereçu, O., -reçu's. Bagagewagen, M., -wagens. Bagatel, V. en O., bagatellen. Bagatelletje, O., -jes. Bagger, V. Baggeren, baggerde, heeft gebaggerd. Baggerman, M., -lieden en -lui. Baggermolen, M., -molens. Baggernet, O., -netten. Baggerpraam, V., -pramen. Baggerschuit, V., -schuiten. Bagno, O., bagno's. Bajadère, V., bajadèren en bajadères. Bajonet, V., bajonetten. Bajonetaanval, M., -aanvallen. Bajonetscheede, V., -scheeden. Bajonetsteek, M., -steken. Bak, M., bakken. Bakje, O., -jes. Bakbeest, O., -beesten. Bakboord, O., -boorden. Bakboordswacht, V., -wachten. Baken, O., bakens. Bakenen, bakende, heeft gebakend. Bakengeld, O., -gelden. Bakenmeester, M., -meesters. Bakenwezen, O. Baker, V., bakers. Bakerdienst, M., -diensten. Bakeren, bakerde, heeft gebakerd. Bakerkind, O., -kinderen. Bakermand, V., -manden. Bakermat, V., -matten. Bakermoer, V., -moers. Bakerpop, V., -poppen. Bakerpraat, M., -praatje, O., -jes. Bakerrijm, O., -rijmen. Bakerspeld, V., -spelden. Bakhuis (bakkes), O., bakhuizen. Bakkebaard, M., -baarden; -baardje, O., -jes. Bakkeleien, bakkeleide, heeft gebakkeleid. Bakken (koken), bakte, heeft gebakken. Bakken (op 't verkeerbord spelen), bakte, heeft gebakt. Bakker, M., bakkers. Bakkerij, V., bakkerijen. Bakkerin, V., bakkerinnen. Bakkersbedrijf, O. Bakkersbeweging, V., -bewegingen. Bakkersbond, M., -bonden. Bakkersgezel, M., -gezellen. Bakkersknecht, M., -knechts. Bakkersleerling, M., -leerlingen. Bakkersnering, V., -neringen. Bakkersoven, M., -ovens. Bakkersschotel, M., -schotels. Bakkerstor, V., -torren. Bakkerswagen, M., -wagens. Bakkerswinkel, M., -winkels. Bakkes, O., bakkesen. Bakkesje, O., -jes. Bakloon, O., -loonen. Bakmeel, O. Bakoven, M., -ovens. Bakpan, V., -pannen. Baksel, O., baksels. Bakseltje, O., -jes. Baksmaat, M., -maats. Bakstag, O., -stagen. Bakstagskoelte, V. Baksteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes. Baktrog, M., -troggen. Bakvisch, V. Bakzeilhalen, haalde bakzeil, heeft bakzeilgehaald. Bal (rond lichaam), M., ballen. Balletje, O., -jes. Bal (danspartij), O., bals. Balanceeren, balanceerde, heeft gebalanceerd. Balanceermes, O., -messen. Balanceerstok, M., -stokken. Balans, V., balansen. Balansje, O., -jes. Balansboek, O., -boeken. Balansenmaker, M., -makers. Balansrekening, V., -rekeningen. Balboekje, O., -boekjes. Baldadig, baldadiger, baldadigst. Baldadigheid, V., -heden. Baldakijn, M., baldakijns en baldakijnen. Balderen, balderde, heeft gebalderd. Balein (de stof), O.; (het bewerkte), V., baleinen. Baleinen (bnw.). Balg, M., balgen. Balie, V., baliën en balies. Baliekluiver, M., -kluivers. Baliemand, V., -manden. Baliewelsprekendheid, V. Baljapon, V., -japonnen en -japons. Baljaren, baljaarde, heeft gebaljaard. Baljuw, M., baljuwen en baljuws. Balk, M., balken. Balkje, O., -jes. Balken, balkte, heeft gebalkt. Balklaag, V., -lagen. Balkon, O., balkons. Balkonkamer, V., -kamers. Balkostuum, O., -kostumes. Ballade, V., balladen en ballades. Ballast, M., ballasten. Ballasten, ballastte, heeft geballast. Ballastondernemer, M., -ondernemers. Ballastschuitje, O., -schuitjes. Ballen, balde, heeft gebald. Ballet, O., balletten. Balletdanseres, V., -danseressen. Balletmeester, M., -meesters. Balletmuziek, V. Balling, M. en V., ballingen; V. ook ballinge. Ballingschap, V. Ballon, M., ballons. Ballotage, V., ballotages. Balloteeren, balloteerde, heeft geballoteerd. Baloorig, balooriger, baloorigst. Baloorigheid, V. Balsem, M., balsems. Balsemachtig. Balsemen, balsemde, heeft gebalsemd. Balsemgeur, M., -geuren. Balsemine, V., balseminen. Balsturig, balsturiger, balsturigst. Balsturigheid, V. Baltoilet, O., -toiletten. Balustrade, V., balustraden en balustrades. Balzaal, V., -zalen. Bamboes en bamboe, O., bamboezen. Ban, M., bannen. Banaal, banaler, banaalst. Banaan, V., bananen. Banaliteit, V., banaliteiten. Banco, O. Band (de stof), O.; (een stuk der stof), M., banden. Bandje, O., -jes. Bandelier, M., bandelieren en bandeliers. Bandeloos, -looze. Bandeloosheid, V. Banderol, V., banderollen. Bandiet, M., bandieten. Bandietentroep, M., -troepen. Bandrekel, M., -rekels. Banen, baande, heeft gebaand. Bang, banger, bangst. Bangheid, V. Bangigheid, V. Bangmakerij, V., -makerijen. Banier, V., banieren. Banierdrager, M., -dragers. Banjer, M., banjers. Banjerheer, M., -heeren. Bank, V., banken. Bankje, O., -jes. Bankbiljet, O., -biljetten; -biljetje, O., -jes. Bankbreuk, V. Bankbriefje, O., -briefjes. Bankdisconto, O. Banken, bankte, heeft gebankt. Banket, O., banketten. Banketbakker, M., -bakkers. Banketeerder, M., banketeerders. Banketeeren, banketeerde, heeft gebanketeerd. Bankethammetje, O., -hammetjes. Banketletter, V., -letters. Bankhouder, M., -houders. Bankier, M., bankiers. Bankiertje, O., -jes. Bankiershuis, O., -huizen. Bankierskantoor, O., -kantoren. Banknoot, V., -noten; -nootje, O., -jes. Bankoctrooi, O., -octrooien. Bankpapier, O. Bankroet, O., bankroeten. Bankroetje, O., -jes. Bankroetier, M., bankroetiers. Bankschroef, V., -schroeven. Bankwerker, M., -werkers. Bankwet, V., -wetten. Bankwezen, O. Bankzaak, V., -zaken. Banneling, M. en V., bannelingen. V. ook bannelinge. Bannen, bande, heeft gebannen. Banning, V. Banvloek, M. Bar, barder, barst. Barak, V., barakken. Barbaar, M., barbaren. Barbaarsch. Barbaarschheid, V., -heden. Barbarisme, O., barbarismen. Barbeel, M., barbeelen. Barbier, M., barbieren en barbiers. Barbiertje, O., -jes. Barbieren, barbierde, heeft gebarbierd. Barbiersjongen, M., -jongens. Barbierswinkel, M., -winkels. Barcarolle, V., barcarolles. Bard, M., barden. Baren, baarde, heeft gebaard. Barensnood, M. Barensteel, M., barenstelen. Barenswee, O. en V., -weeën. Baret, V., baretten. Baretje, O., -jes. Barg, M., bargen. Barge, V., barges. Barghout, O., -houten. Bargoensch, O. Barheid, V., -heden. Baring, V. Bark, V., barken. Barkas, V., barkassen. Barm, M., barmen. Barmhartig, -hartiger, -hartigst. Barmhartigheid, V., -heden. Barmte, V., barmten. Barnen, barnde, heeft gebarnd. Barning, V. Barnsteen, O. Barnsteenen (bnw.). Barnsteenzuur, O. Barok, barokker, barokst. Barometer, M., barometers. Barometerstand, M., -standen. Baron, M., barons en baronnen. Barones, V., baronessen. Baronie, V., baronieën. Barrevoeter, M., barrevoeters. Barrevoets. Barribaal, M., barribalen. Barricade, V., barricaden. Barricadeeren, barricadeerde, heeft gebarricadeerd. Barricaden-oorlog, M. Barrière, V., barrières. Barrière-tractaat, O. Barsch, barscher, barscht. Barschheid, V. Barst, M., barsten. Barstje, O., -jes. Barsten, barstte, is gebarsten; ook borst, is geborsten. Bas (baszanger), M., bassen. Bas (speeltuig en baspartij), V., bassen. Basalt, O. Basalten (bnw.). Bas-aria, V., -aria's. Bascule, V., basculen en bascules. Basiliek, V., basilieken. Basilisk, M., basilisken. Basis, V., basissen of bases. Basnoot, V., -noten. Baspartij, V., -partijen. Bas-relief, O., bas-reliefs. Bassa, M., bassa's. Bassen, baste, heeft gebast. Bassethoorn en -horen, M., -hoorns en -horens. Bassist, M., bassisten. Basstem, V., -stemmen. Bast, M., basten. Basta, V., basta's. Basta (genoeg). Bastaard en basterd, M., bastaarden en bastaards of basterds. Bastaardij, V. Bastaardwoord, O., -woorden. Bastachtig. Basteloos, -looze. Basterdnachtegaal, M., -nachtegalen en -nachtegaals. Basterdsuiker, V. Bastion, O., bastions. Baszanger, M., -zangers. Bataaf, M., Bataven. Bataafsch. Bataljon, O., bataljons. Batavier, M., Batavieren. Bate. Zie Baat. Bate (Ten -). Baten, baatte, heeft gebaat. Batig. Batikken, batikte, heeft gebatikt. Batist, O. Batisten (bnw.). Batterij, V., batterijen. Bauwen, bauwde, heeft gebauwd. Baviaan, M., bavianen. Baviaantje, O., -jes. Bavianengezicht, O., -gezichten. Bazaar en bazar, M., bazaars en bazars. Bazelen, bazelde, heeft gebazeld. Bazin, V., bazinnen. Bazinnetje, O., -jes. Bazuin, V., bazuinen. Bazuingeschal, O. Beaarding, V. Beademen, beademde, heeft beademd. Beambte, M. en V., beambten. Beamen, beaamde, heeft beaamd. Beaming, V. Beangst. Beangstheid, V. Beangstigen, beangstigde, heeft beangstigd. Beangstiging, V. Beantwoorden, beantwoordde, heeft beantwoord. Beantwoorder, M., beantwoorders. Beantwoording, V., beantwoordingen. Bearbeiden, bearbeidde, heeft bearbeid. Bearbeider, M., bearbeiders. Bearbeiding, V., bearbeidingen. Beasemen, beasemde, heeft beasemd. Bebinden, bebond, heeft bebonden. Beblaard. Bebloeden, bebloedde, heeft bebloed. Beboeten, beboette, heeft beboet. Beboeting, V., beboetingen. Bebolwerken, bebolwerkte, heeft bebolwerkt. Bebouwen, bebouwde, heeft bebouwd. Bebouwer, M., bebouwers. Bebouwing, V., bebouwingen. Becijferen, becijferde, heeft becijferd. Becijfering, V., becijferingen. Bed, O., bedden. Bedje, O., -jes. Bedaagd, bedaagder, bedaagdst. Bedaagdheid, V. Bedaard, bedaarder, bedaardst. Bedaardheid, V. Bedacht. Bedachtzaam, -zamer, -zaamst, Bedachtzaamheid, V. Bedammen, bedamde, heeft bedamd. Bedankbrief, M., -brieven. Bedanken, bedankte, heeft bedankt. Bedanking, V. Bedankje, O., -jes. Bedaren, bedaarde, heeft en is bedaard. Bedaring, V. Bedauwen, bedauwde, heeft bedauwd. Beddedeken, V., -dekens. Beddegoed, O. Beddejak, O., -jakken. Beddekussen, O., -kussens. Beddekwast, M., -kwasten. Beddelaken, O., -lakens. Bedden, bedde, heeft gebed. Beddenmaker, M., -makers. Beddenwinkel, M., -winkels. Beddepan, V., -pannen. Beddeplank, V., -planken. Beddesprei, V., -spreien. Beddetafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes. Beddetijk, V. Beddewarmer, M., -warmers. Beddezak, M., -zakken. Bedding, V., beddingen. Bede, V., beden. Bededag, M., -dagen. Bedeelen, bedeelde, heeft bedeeld. Bedeeler, M., bedeelers. Bedeeling, V., bedeelingen. Bedeesd, bedeesder, bedeesdste. Bedeesdheid, V. Bedehuis, O., -huizen. Bedekken, bedekte, heeft bedekt. Bedekking, V., bedekkingen. Bedeklokje, O. Bedeksel, O., bedeksels en bedekselen. Bedekt, bedekter, bedektst. Bedektelijk. Bedelaar, M., bedelaars en bedelaren. Bedelaarsdeken, V., -dekens. Bedelaarsdoelen, M. Bedelaarskolonie, V., -koloniën. Bedelaarster, V., bedelaarsters. Bedelares, V., bedelaressen. Bedelarij, V. Bedelbrief, M., -brieven. Bedelbroeder, M., -broeders. Bedelbrok, M. en O., -brokken. Bedelbrood, O. Bedelen, bedelde, heeft gebedeld. Bedelkind, O., -kinderen. Bedelmonnik, M., -monniken. Bedelorde, V., -orden. Bedelpartij, V., -partijen. Bedelstaf, M. Bedelven, bedolf, bedolven, heeft bedolven. Bedelzak, M., -zakken. Bedenkdag, M., -dagen. Bedenkelijk, -lijker, -lijkst. Bedenkelijkheid, V. Bedenken, bedacht, heeft bedacht. Bedenking, V., bedenkingen. Bedenktijd, M. Bederf, O. Bederfelijk, -lijker, -lijkst. Bederfelijkheid, V. Bederfwerend. Bederven, bedierf, bedierven, heeft en is bedorven. Bederver, M., bedervers. Bedestond, M., -stonden. Bedevaart, V., -vaarten. Bedevaartganger, M., -gangers. Bedevaartgangster, V., -gangsters. Bedgenoot, M., -genooten. Bedgenoote, V., -genooten. Bedgordijn, V. en O., -gordijnen. Bedienaar, M., bedienaren en bedienaars. Bedienares, V., bedienaressen. Bediende, M. en V., bedienden. Bediendenkamer, V., -kamers. Bediendentafel, V., -tafels. Bedienen, bediende, heeft bediend. Bediening, V., bedieningen. Bedijen, bedijde, is bedijd. Bedijken, bedijkte, heeft bedijkt. Bedijker, M., bedijkers. Bedijking, V., bedijkingen. Bedilal, M. en V., bedilallen. Bedillen, bedilde, heeft bedild. Bediller, M., bedillers. Bedilziek, -zieker, -ziekst. Bedilzucht, V. Beding, O., bedingen. Bedingen, bedong, heeft bedongen. Bedisselen, bedisselde, heeft bedisseld. Bedlegerig. Bedlegerigheid, V. Bedoelen, bedoelde, heeft bedoeld. Bedoeling, V., bedoelingen. Bedoen, bedeed, bededen, heeft bedaan. Bedompt, bedompter, bedomptst. Bedomptheid, V. Bedonderen, bedonderde, heeft bedonderd. Bedotten, bedotte, heeft bedot. Bedotter, M., bedotters. Bedrag, O., bedragen. Bedragen, bedroeg, heeft bedragen. Bedreigen, bedreigde, heeft bedreigd. Bedreiging, V., bedreigingen. Bedremmeld, bedremmelder, bedremmeldst. Bedremmeldheid, V. Bedremmelen, bedremmelde, heeft bedremmeld. Bedreven, bedrevener, bedrevenst. Bedrevenheid, V. Bedriegen, bedroog, bedrogen, heeft bedrogen. Bedrieger, M., bedriegers. Bedriegerij, V., bedriegerijen. Bedrieglijk, -lijker, -lijkst. Bedrieglijkheid, V. Bedriegster, V., bedriegsters. Bedrijf, O., bedrijven. Bedrijfal, M. en V., bedrijfallen. Bedrijfsbelasting, V., -belastingen. Bedrijfskapitaal, O., -kapitalen. Bedrijten, bedreet, bedreten, heeft bedreten. Bedrijven, bedreef, bedreven, heeft bedreven. Bedrijvend. Bedrijver, M., bedrijvers. Bedrijvig, bedrijviger, bedrijvigst. Bedrijvigheid, V. Bedrillen, bedrilde, heeft bedrild. Bedrinken, bedronk, heeft bedronken. Bedroefd, bedroefder, bedroefdst. Bedroefdheid, V. Bedroeven, bedroefde, heeft bedroefd. Bedrog, O. Bedroppelen en bedruppelen, bedroppelde (bedruppelde), heeft bedroppeld (bedruppeld). Bedruipen, bedroop, bedropen, heeft bedropen. Bedrukken, bedrukte, heeft bedrukt. Bedrukt, bedrukter, bedruktst. Bedruktheid, V. Bedruppelen. Zie Bedroppelen. Bedsermoen, O., -sermoenen. Bedstede en bedstee, V., -steden. Bedsteetje, O., -jes. Beducht, beduchter, beduchtst. Beduchtheid, V. Beduiden, beduidde, heeft beduid. Beduidenis, V. Beduiding, V., beduidingen. Beduimelen, beduimelde, heeft beduimeld. Beduimeling, V., beduimelingen. Bedunken, O. Beduusd. Bedwang, O. Bedwelmd. Bedwelmen, bedwelmde, heeft bedwelmd. Bedwelming, V., bedwelmingen. Bedwingen, bedwong, heeft bedwongen. Bedwinger, M., bedwingers. Beëedigen, beëedigde, heeft beëedigd. Beëediger, M., beëedigers. Beëediging, V., beëedigingen. Beefaal, M., -alen. Beek, V., beken. Beekje, O., -jes. Beekbunge, V. Beeld, O., beelden. Beeldje, O., -jes. Beelden, beeldde, heeft gebeeld. Beeldenaar, M., beeldenaars. Beeldendienaar, M., -dienaars. Beeldendienst, M. Beeldengalerij, V., -galerijen. Beeldenstorm, M. Beelderig, beelderiger, beelderigst. Beeldhouwen, beeldhouwde, heeft gebeeldhouwd. Beeldhouwer, M., -houwers. Beeldhouwerij, V. Beeldhouwkunst, V. Beeldhouwwerk, O., -werken. Beeldig, beeldiger, beeldigst. Beeldjeskoop, M., -koopen. Beeldrijk, -rijker, -rijkst. Beeldrijkheid, V. Beeldschoon. Beeldspraak, V., -spraken. Beeldstormer, M., -stormers. Beeldstormerij, V., -stormerijen. Beeltenis, V., beeltenissen. Beemd, M., beemden. Beemdklaver, V. Been, O., beenen. (Op de been). Beentje, O., -jes. Been (gebeente), O., beenderen. Beentje, O., -jes. Beenachtig. Beenbreuk, V., -breuken. Beenderasch, V. Beenderhuis, O., -huizen. Beendermeel, O. Beendersoep, V. Beendroog. Beenen (bnw.). Beeneter, M., -eters. Beenig, beeniger, beenigst. Beenzwart, O. Beer (varken, waterkeering, muurstut en heiblok), M., beeren. Beertje, O., -jes. Beer (verscheurend dier), M., beren. Beertje, O., -jes. Beer (drek), M. Beerput, M., -putten. Beërven, beërfde, heeft beërfd. Beërving, V. Beest, O., beesten (V. in De beest spelen). Beestje, O., -jes. Beestachtig, -achtiger, -achtigst. Beestachtigheid, V., -heden. Beestenboel, M. Beestenmarkt, V., -markten. Beestenspel, O., -spellen. Beestenstal, M., -stallen. Beestentemmer, M., -temmers. Beestig, beestiger, beestigst. Beestigheid, V., -heden. Beet (hap), M., beten. Beet (wortel), V., beten. Beethebben, heeft beet, had beet, hadden beet, heeft beetgehad. Beetje, O., -jes. Beetkrijgen, kreeg beet, kregen beet, heeft beetgekregen. Beetnemen, nam beet, namen beet, heeft beetgenomen. Beetpakken, pakte beet, heeft beetgepakt. Beetwortel, M., -wortels en -wortelen. Beetwortelsuiker, V., -suikers. Beetwortelsuikerfabriek, V., -fabrieken. Bef, V., beffen. Befje, O., -jes. Befaamd, befaamder, befaamdst. Befaamdheid, V. Begaafd, begaafder, begaafdst. Begaafdheid, V., -heden. Begaan, beging, heeft en is begaan. Begaanbaar, -bare. Begaanbaarheid, V. Begaffelen, begaffelde, heeft begaffeld. Begapen, begaapte, heeft begaapt. Begeefster, V., begeefsters. Begeeren, begeerde, heeft begeerd. Begeerig, begeeriger, begeerigst. Begeerigheid, V. Begeerlijk, -lijker, -lijkst. Begeerlijkheid, V., -heden. Begeerte, V., begeerten. Begekken, begekte, heeft begekt. Begeleiden, begeleidde, heeft begeleid. Begeleider, M., begeleiders. Begeleiding, V., begeleidingen. Begeleidster, V., begeleidsters. Begenadigen, begenadigde, heeft begenadigd. Begenadiging, V. Begeven, begaf, begaven, heeft begeven. Begever, M., begevers. Begeving, V. Begieten, begoot, begoten, heeft begoten. Begieting, V., begietingen. Begiftigen, begiftigde, heeft begiftigd. Begiftiging, V., begiftigingen. Begijn, V., begijnen. Begijntje, O., -jes. Begijnenhof en begijnhof, O., -hoven. Begijnenkoek, M., -koeken. Begijnenrijst. V. Begin, O. Beginneling, M. en V., -lingen. V. ook beginnelinge. Beginnen, begon, begonnen, heeft en is begonnen. Beginner, M., beginners. Beginsel, O., beginselen en beginsels. Beginselloos. Beginselloosheid, V. Beginselvastheid, V. Beglazen, beglaasde, heeft beglaasd. Begluren, begluurde, heeft begluurd. Begoochelen, begoochelde, heeft begoocheld. Begoocheling, V., begoochelingen. Begraafplaats, V., -plaatsen. Begraasd. Begrafenis, V., begrafenissen. Begrafenisfonds, O., -fondsen. Begrafeniskosten (mv.), M. Begrafenisonderneming, V., -ondernemingen. Begrafenisrecht, O., -rechten. Begrauwen, begrauwde, heeft begrauwd. Begraven, begroef, begroeven, heeft begraven. Begraver, M., begravers. Begraving, V., begravingen. Begrazen, begraasde, heeft begraasd. Begrenzen, begrensde, heeft begrensd. Begrenzing, V., begrenzingen. Begrijpelijk, -lijker, -lijkst. Begrijpelijkheid, V. Begrijpen, begreep, begrepen, heeft begrepen. Begrimmen, begrimde, heeft begrimd. Begrinden, begrindde, heeft begrind. Begrip, O., begrippen. Begripsverwarring, V., -verwarringen. Begroeien, begroeide, is begroeid. Begroeiing, V., begroeiingen. Begroeten, begroette, heeft begroet. Begroeting, V., begroetingen. Begrooten, begrootte, heeft begroot. Begrooting, V., begrootingen. Begrootingscijfer, O., -cijfers. Begrootingsdebat, O., -debatten. Begrootingsjaar, O., -jaren. Begruizen, begruisde, heeft begruisd. Beguichelen, beguichelde, heeft beguicheld. Beguicheling, V., beguichelingen. Begunstigen, begunstigde, heeft begunstigd. Begunstiger, M., begunstigers. Begunstiging, V., begunstigingen. Begunstigster, V., begunstigsters. Behaaglijk, -lijker, -lijkst. Behaaglijkheid, V. Behaagziek, -zieker, -ziekst. Behaagzucht, V. Behaard. Behagen, behaagde, heeft behaagd. Behalen, behaalde, heeft behaald. Behaling, V. Behalve. Behameren, behamerde, heeft behamerd. Behandelen, behandelde, heeft behandeld. Behandeling, V., behandelingen. Behangen, behing, heeft behangen. Behanger, M., behangers. Behangersknecht, M., -knechts. Behangersrekening, V., -rekeningen. Behangerstafel, V., -tafels. Behangerswinkel, M., -winkels. Behangsel, O., behangsels. Behangselpapier, O., -papieren. Behartigen, behartigde, heeft behartigd. Behartigenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Behartiger, M., behartigers. Behartiging, V. Beheer, O. Beheerder, M., beheerders. Beheeren, beheerde, heeft beheerd. Beheering, V., beheeringen. Beheerschen, beheerschte, heeft beheerscht. Beheerscher, M., beheerschers. Beheerscheres, V., beheerscheressen. Beheersching, V., beheerschingen. Beheerster, V., beheersters. Beheien, beheide, heeft beheid. Beheinen, beheinde, heeft beheind. Beheining, V., beheiningen. Beheksen, behekste, heeft behekst. Beheksing, V., beheksingen. Behelpen, behielp, heeft beholpen. Behelzen, behelsde, heeft behelsd. Behemot, M., behemots. Behendig, behendiger, behendigst. Behendigheid, V. Behept. Behoeden, behoedde, heeft behoed. Behoeder, M., behoeders. Behoedmiddel, O., -middelen. Behoedster, V., behoedsters. Behoedzaam, -zamer, -zaamst. Behoedzaamheid, V. Behoef, O. (Ten behoeve van). Behoefte, V., behoeften. Behoeftig, behoeftiger, behoeftigst. Behoeftigheid, V. Behoeven, behoefde, heeft behoefd. Behooren, behoorde, heeft behoord. Behoorlijk, -lijker, -lijkst. Behoorlijkheid, V. Behoud, O. Behouden, behield, heeft behouden. Behoudenis, V. Behoudens. Behouder, M., behouders. Behouding, V. Behoudsman, M., -lieden. Behoudster, V., behoudsters. Behouwen, behieuw, heeft behouwen. Behuisd. Behulp, O. Behulpzaam, -zamer, -zaamst. Behulpzaamheid, V. Behuwdbroeder, M., -broeders. Behuwddochter, V., -dochters. Behuwdmoeder, V., -moeders. Behuwdvader, M., -vaders. Behuwdzoon, M., -zonen en -zoons. Behuwdzuster, V., -zusters. Behuwelijken, behuwelijkte, heeft behuwelijkt. Behuwen, behuwde, heeft behuwd. Bei (Turksche titel), M., bei's. Bei (bezie), V., beien. Beiaard, M., beiaards. Beiaarden, beiaardde, heeft gebeiaard. Beide (van zaken). Beiden (van personen). Beiden, beidde, heeft gebeid. Beiderhande. Beiderlei. Beieren, beierde, heeft gebeierd. Beijveren, beijverde, heeft beijverd. Beijzelen, beijzelde, heeft beijzeld. Beitel, M., beitels. Beiteltje, O., -jes. Beitelen, beitelde, heeft gebeiteld. Bejaard, bejaarder, bejaardst. Bejaardheid, V. Bejag, O. Bejagen, bejaagde, heeft bejaagd; ook bejoeg. Bejager, M., bejagers. Bejaging, V., bejagingen. Bejammeren, bejammerde, heeft bejammerd. Bejammerenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Bejammerenswaardigheid, V. Bejegenen, bejegende, heeft bejegend. Bejegening, V., bejegeningen. Bek, M., bekken. Bekje, O., -jes. Bekaaid, bekaaider, bekaaidst. Bekabbelen, bekabbelde, heeft bekabbeld. Bekaden, bekaadde, heeft bekaad. Bekading, V., bekadingen. Bekaf (bek-af). Bekalken, bekalkte, heeft bekalkt. Bekamen, bekaamde, is bekaamd. Bekampen, bekampte, heeft bekampt. Bekamping, V., bekampingen. Bekappen, bekapte, heeft bekapt. Bekapping, V., bekappingen. Bekeerder, M., bekeerders. Bekeeren, bekeerde (zich), heeft (zich) bekeerd. Bekeering, V., bekeeringen. Bekeeringsijver, M. Bekeeringszucht, V. Bekeerlijk, -lijker, -lijkst. Bekeerlijkheid, V. Bekeerling, M. en V., bekeerlingen. V. ook bekeerlinge. Bekend, bekender, bekendst. Bekende, M. en V., bekenden. Bekendheid, V. Bekendmaken, maakte bekend, heeft bekendgemaakt. Bekendmaker, M., -makers. Bekendmaking, V., -makingen. Bekendstaan, stond bekend, heeft bekendgestaan. Bekendwording, V. Bekennen, bekende, heeft bekend. Bekenner, M., bekenners. Bekenning, V., bekenningen. Bekentenis, V., bekentenissen. Beker, M., bekers. Bekertje, O., -jes. Bekeren, bekerde, heeft gebekerd. Bekeurder, M., bekeurders. Bekeuren, bekeurde, heeft bekeurd. Bekeuring, V., bekeuringen. Bekijk, O. Bekijken, bekeek, bekeken, heeft bekeken. Bekijker, M., bekijkers. Bekijking, V. Bekijkster, V., bekijksters. Bekijven, bekeef, bekeven, heeft bekeven. Bekken, O., bekkens. Bekkentje, O., -jes. Bekkeneel, O., bekkeneelen. Bekkesnijden, O. Bekkesnijder, M., -snijders. Beklaaglijk, -lijker, -lijkst. Beklaaglijkheid, V. Bekladden, bekladde, heeft beklad. Bekladder, M., bekladders. Beklag, O. Beklagen, beklaagde, heeft beklaagd. Beklagenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Beklagenswaardigheid, V. Beklager, M., beklagers. Beklaging, V., beklagingen. Beklant, beklanter, beklantst. Beklappen, beklapte, heeft beklapt. Beklapper, M., beklappers. Beklauteren, beklauterde, heeft beklauterd. Bekleeden, bekleedde, heeft bekleed. Bekleeder, M., bekleeders. Bekleeding, V., bekleedingen. Bekleedsel, O., bekleedsels. Beklembrief, M., -brieven. Beklemd. Beklemdheid, V., -heden. Beklemmen, beklemde, heeft beklemd. Beklemming, V., beklemmingen. Beklemrecht, O. Beklijven, beklijfde, heeft beklijfd. Beklimmen, beklom, beklommen, heeft beklommen. Beklimming, V., beklimmingen. Beklinken, beklonk, heeft beklonken. Beklonteren, beklonterde, heeft beklonterd. Beknabbelen, beknabbelde, heeft beknabbeld. Beknagen, beknaagde, heeft beknaagd. Beknellen, beknelde, heeft bekneld. Beknibbelen, beknibbelde, heeft beknibbeld. Beknibbeling, V., beknibbelingen. Beknopt, beknopter, beknoptst. Beknoptheid, V. Beknorren, beknorde, heeft beknord. Bekocht. Bekoelen, bekoelde, heeft en is bekoeld. Bekoeling, V., bekoelingen. Bekoken, bekookte, heeft bekookt. Bekomen, bekomt, bekwam, bekwamen, heeft en is bekomen. Bekoming, V. Bekommerd. Bekommerdheid, V. Bekommeren, bekommerde, heeft bekommerd. Bekommering, V., bekommeringen. Bekommernis, V., bekommernissen. Bekomst, V. Bekonkelen, bekonkelde, heeft bekonkeld. Bekoopen, bekocht, heeft bekocht. Bekoorder, M., bekoorders. Bekoorlijk, -lijker, -lijkst. Bekoorlijkheid, V., -heden. Bekoorster, V., bekoorsters. Bekoren, bekoorde, heeft bekoord. Bekoring, V., bekoringen. Bekorsten, bekorstte, heeft bekorst. Bekorten, bekortte, heeft bekort. Bekorting, V., bekortingen. Bekostigen, bekostigde, heeft bekostigd. Bekostiging, V. Bekrabbelen, bekrabbelde, heeft bekrabbeld. Bekrabben, bekrabde, heeft bekrabd. Bekrachtigen, bekrachtigde, heeft bekrachtigd. Bekrachtiger, M., bekrachtigers. Bekrachtiging, V., bekrachtigingen. Bekransen, bekranste, heeft bekranst. Bekrassen, bekraste, heeft bekrast. Bekreunen (zich -), bekreunde zich, heeft zich bekreund. Bekrijten, bekreet, bekreten, heeft bekreten. Bekrimpen, bekromp, heeft bekrompen. Bekrimping, V., bekrimpingen. Bekrompen, bekrompener, bekrompenst. Bekrompenheid, V. Bekronen, bekroonde, heeft bekroond. Bekroning, V., bekroningen. Bekrozen. Bekruiden, bekruidde, heeft bekruid. Bekruien, bekrooi, bekrooien, heeft bekrooien; ook bekruide, heeft bekruid. Bekruipen, bekroop, bekropen, heeft bekropen. Bekruisen, bekruiste, heeft bekruist. Bekuipen, bekuipte, heeft bekuipt. Bekuiping, V. Bekwaam, bekwamer, bekwaamst. Bekwaamheid, V., -heden. Bekwamen, bekwaamde, heeft bekwaamd. Bekwaming, V. Bekweelen, bekweelde, heeft bekweeld. Bekwijlen, bekwijlde, heeft bekwijld. Bel, V., bellen. Belletje, O., -jes. Belaagster, V., belaagsters. Belabberd, belabberder, belabberdst. Belabberdheid, V. Belachelijk, -lijker, -lijkst. Belachelijkheid, V. Belachen, belachte, heeft belachen; ook beloeg. Beladen, belaadde, heeft beladen. Belading, V., beladingen. Belagen, belaagde, heeft belaagd. Belager, M., belagers. Belaging, V., belagingen. Belanden, belandde, is beland. Belang, O., belangen. Belangeloos, -loozer, -loost. Belangeloosheid, V. Belangen, belangde, heeft belangd. Belangende. Belanghebbende, M. en V., -hebbenden. Belangrijk, -rijker, -rijkst. Belangrijkheid, V. Belangstellen, stelde belang, heeft belanggesteld. Belangstellend, -stellender, -stellendst. Belangstelling, V. Belastbaar, -bare. Belastbaarheid, V. Belasten, belastte, heeft belast. Belasteren, belasterde, heeft belasterd. Belastering, V., belasteringen. Belasting, V., belastingen. Belastingbiljet, O., -biljetten. Belastingkantoor, O., -kantoren. Belastingkiezer, M., -kiezers. Belastingplichtige, M. en V., -plichtigen. Belastingschuldige, M. en V., -schuldigen. Belastingwet, V., -wetten. Belatten, belatte, heeft belat. Belboei, V., -boeien. Beleedigen, beleedigde, heeft beleedigd. Beleediger, M., beleedigers. Beleediging, V., beleedigingen. Beleefd, beleefder, beleefdst. Beleefdelijk. Beleefdheid, V., -heden. Beleefdheidsbezoek, O., -bezoeken. Beleefdheidshalve. Beleefdheidsvorm, M., -vormen. Beleenbaar, -bare. Beleenbank, V., -banken. Beleenen, beleende, heeft beleend. Beleener, M., beleeners. Beleening, V., beleeningen. Beleg, O. Belegen. Belegeraar, M., belegeraars. Belegeren, belegerde, heeft belegerd. Belegering, V., belegeringen. Belegeringsgeschut, O. Belegeringskunst, V. Belegeringsspel, O., -spellen; -spelletje, O., -jes. Belegeringstrein, M., -treinen. Beleggen, belegde en beleide, heeft belegd en beleid. Belegger, M., beleggers. Belegging, V., beleggingen. Beleghout, O., -houten. Belegsel, O., belegsels. Belegseltje, O., -jes. Belegstuk, O., -stukken. Beleid, O. Beleiden, beleidde, heeft beleid. Beleider, M., beleiders. Beleidvol. Belekken, belekte, heeft belekt. Belemmeraar, M., belemmeraars. Belemmeren, belemmerde, heeft belemmerd. Belemmering, V., belemmeringen. Belenden, belendde, heeft belend. Belending, V., belendingen. Belet, O. Bel-étage, V., -étages. Beletsel, O., beletselen en beletsels. Beletseltje, O., -jes. Beletten, belette, heeft belet. Beletting, V. Beleven, beleefde, heeft beleefd. Belezen, belas, belazen, heeft belezen. Belezen, belezener, belezenst. Belezenheid, V. Belezer, M., belezers. Belezing, V., belezingen. Belg, M., Belgen. Belgen (zich -), belgde zich, heeft zich gebelgd. Belgicisme, O., belgicismen. Belging, V., belgingen. Belgisch. Belgziek, -zieker, -ziekst. Belhamel, M., -hamels. Belichamen, belichaamde, heeft belichaamd. Belichaming, V. Beliegen, beloog, belogen, heeft belogen. Belieger, M., beliegers. Believen, beliefde, heeft beliefd. Verg. Blieven. Believen, O. Belijden, beleed, beleden, heeft beleden. Belijdenis, V., belijdenissen. Belijdenisgeschenk, O., -geschenken. Belijder, M., belijders. Belijderes, V., belijderessen. Belijmen, belijmde, heeft belijmd. Belijnen, belijnde, heeft belijnd. Belikken, belikte, heeft belikt. Bellefleur, V., -fleuren. Bellefleurtje, O., -jes. Bellen, belde, heeft gebeld. Bellettrie, V. Bellettrist, M., bellettristen. Beloerder, M., beloerders. Beloeren, beloerde, heeft beloerd. Belofte, V., beloften. Beloftenis, V., beloftenissen. Beloken. Belommeren, belommerde, heeft belommerd. Belommering, V. Belonken, belonkte, heeft belonkt. Beloonen, beloonde, heeft beloond. Belooner, M., belooners. Belooning, V., belooningen. Belooninkje, O., -jes. Beloonster, V., beloonsters. Beloop, O. Beloopen, beliep, beliepen, heeft beloopen. Beloven, beloofde, heeft beloofd. Belover, M., belovers. Belroos, V. Belt, V., belten. Beluiden (ook beluien), beluidde (beluide), heeft beluid. Beluisteraar, M., beluisteraars. Beluisteren, beluisterde, heeft beluisterd. Belust, beluster. Belustheid, V. Belvedere, O., belvederes. Bemachtigen, bemachtigde, heeft bemachtigd. Bemachtiging, V. Bemalen (met den watermolen), bemaalde, heeft bemalen. Bemalen (beschilderen), bemaalde, heeft bemaald. Bemaling, V., bemalingen. Bemalingswerktuig, O., -werktuigen. Bemannen, bemande, heeft bemand. Bemanning, V., bemanningen. Bemantelen, bemantelde, heeft bemanteld. Bemanteling, V., bemantelingen. Bemerkbaar, -baarder, -baarst. Bemerken, bemerkte, heeft bemerkt. Bemesten, bemestte, heeft bemest. Bemesting, V., bemestingen. Bemiddelaar, M., bemiddelaars. Bemiddelaarster, V., bemiddelaarsters. Bemiddelares, V., bemiddelaressen. Bemiddeld, bemiddelder, bemiddeldst. Bemiddeldheid, V. Bemiddelen, bemiddelde, heeft bemiddeld. Bemiddeling, V. Bemind, beminder, bemindst. Beminde, M. en V., beminden. Beminlijk en beminnelijk, -lijker, -lijkst. Beminlijkheid, V. Beminnaar, M., beminnaren en beminnaars. Beminnares, V., beminnaressen. Beminnen, beminde, heeft bemind. Beminnenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Beminnenswaardigheid, V. Bemodderen, bemodderde, heeft bemodderd. Bemoedigen, bemoedigde, heeft bemoedigd. Bemoediging, V., bemoedigingen. Bemoeial, M. en V., bemoeiallen. Bemoeien, bemoeide, heeft bemoeid. Bemoeienis, V., bemoeienissen. Bemoeiing, V., bemoeiingen. Bemoeilijken, bemoeilijkte, heeft bemoeilijkt. Bemoeilijking, V., bemoeilijkingen. Bemoeisel, O., bemoeisels. Bemoeiziek. Bemoeizucht, V. Bemorsen, bemorste, heeft bemorst. Bemost. Bemuren, bemuurde, heeft bemuurd. Bemuring, V., bemuringen. Ben, V., bennen. Bennetje, O., -jes. Benaaien, benaaide, heeft benaaid. Benaarstigen, benaarstigde, heeft benaarstigd. Benaasten, benaastte, heeft benaast. Benaasting, V., benaastingen. Benadeelen, benadeelde, heeft benadeeld. Benadeeler, M., benadeelers. Benadeeling, V., benadeelingen. Benaderen, benaderde, heeft benaderd. Benadering, V., benaderingen. Benaming, V., benamingen. Benard, benarder, benardst. Benardheid, V. Benarren, benarde, heeft benard. Benauwd, benauwder, benauwdst. Benauwdheid, V., -heden. Benauwen, benauwde, heeft benauwd. Benauwer, M., benauwers. Benauwing, V., benauwingen. Bende, V., benden. Beneden. Benedeneinde, O. Benedenhuis, O., -huizen. Benedenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Benedenste. Benedenswinds. Benedenwaarts. Benedenzaal, V., -zalen. Benedictijn, M., Benedictijnen. Benefice, O. Benefice-voorstelling, V., -voorstellingen. Benemen, benam, benamen, heeft benomen. Benemer, M., benemers. Beneming, V. Benepen, benepener, benepenst. Benepenheid, V. Benevelen, benevelde, heeft beneveld. Beneveling, V., benevelingen. Benevens. Bengaalsch-vuur, O. Bengel, M., bengels. Bengelen, bengelde, heeft gebengeld. Bengelkruid, O. Benieuwd. Benieuwen, benieuwde, heeft benieuwd. Benijden, benijdde, heeft benijd. Benijdenswaardig, -waardiger, -waardigst of meer en meest -waardig. Benijdenswaardigheid, V. Benijder, M., benijders. Benijdster, V., benijdsters. Benijpen, beneep, benepen, heeft benepen. Benoembaar, -bare. Benoembaarheid, V. Benoemde, M. en V., benoemden. Benoemen, benoemde, heeft benoemd. Benoemer, M., benoemers. Benoeming, V., benoemingen. Benoemingsbrief, M., -brieven. Benoodigd. Benoodigdheid, V., -heden. Benoorden. Bent, V. Benul, O. Benzine, V. Benzine-motor, M., -motors en -motoren. Benzoë, V. Benzoëbloemen, V. Beoefenaar, M., beoefenaars en beoefenaren. Beoefenen, beoefende, heeft beoefend. Beoefening, V. Beoliën, beoliede, heeft beolied. Beoogen, beoogde, heeft beoogd. Beooging, V. Beoordeelaar, M., beoordeelaars en beoordeelaren. Beoordeelen, beoordeelde, heeft beoordeeld. Beoordeeling, V., beoordeelingen. Beoorlogen, beoorloogde, heeft beoorloogd. Beoosten. Bepaald, bepaalder, bepaaldst. Bepaaldelijk. Bepaaldheid, V. Bepakken, bepakte, heeft bepakt. Bepakking, V., bepakkingen. Bepakt. Bepalen, bepaalde, heeft bepaald. Bepaler, M., bepalers. Bepaling, V., bepalingen. Bepalinkje, O., -jes. Beparelen, beparelde, heeft bepareld. Bepeinzen, bepeinsde, heeft bepeinsd. Bepeinzing, V., bepeinzingen. Bepekken (ook bepikken), bepekte, heeft bepekt. Beperken, beperkte, heeft beperkt. Beperker, M., beperkers. Beperking, V., beperkingen. Beperkt, beperkter, beperktst. Beperktheid, V. Bepikken (ook bepekken), bepikte, heeft bepikt. Bepissen, bepiste, heeft bepist. Beplakken, beplakte, heeft beplakt. Beplanken, beplankte, heeft beplankt. Beplanking, V., beplankingen. Beplanten, beplantte, heeft beplant. Beplanter, M., beplanters. Beplanting, V., beplantingen. Bepleisteren, bepleisterde, heeft bepleisterd. Bepleistering, V., bepleisteringen. Bepleiten, bepleitte, heeft bepleit. Bepleiting, V., bepleitingen. Beploegbaar, -bare. Beploegen, beploegde, heeft beploegd. Beploeging, V., beploegingen. Bepluimen, bepluimde, heeft bepluimd. Bepluisd. Bepluizen, beploos, beplozen, heeft beplozen. Bepoten, bepootte, heeft bepoot. Bepoting, V., bepotingen. Bepraten, bepraatte, heeft bepraat. Bepreeken, bepreekte, heeft bepreekt. Beproefbaar, -bare. Beproefd, beproefder, beproefdst. Beproefster, V., beproefsters. Beproeven, beproefde, heeft beproefd. Beproever, M., beproevers. Beproeving, V., beproevingen. Beraad, O. Beraadslagen, beraadslaagde, heeft beraadslaagd. Beraadslager, M., beraadslagers. Beraadslaging, V., beraadslagingen. Berad. Beraden, beried, heeft beraden, ook beraadde. Beraden, beradener, beradenst. Beradenheid, V. Beramen, beraamde, heeft beraamd. Beramer, M., beramers. Beraming, V., beramingen. Berapen, beraapte, heeft beraapt. Berberis, V., berberissen. Berberissestruik, M., -struiken. Berd, O., (te berde brengen). Berechten, berechtte, heeft berecht. Berechter, M., berechters. Berechting, V., berechtingen. Beredderaar, M., beredderaars. Beredderen, beredderde, heelt beredderd. Bereddering, V., beredderingen. Beredding, V. Bereden. Beredeneerd, beredeneerder, beredeneerdst. Beredeneeren, beredeneerde, heeft beredeneerd. Beregenen, beregende, is beregend. Bereiden, bereidde, heeft bereid. Bereider, M., bereiders. Bereiding, V., bereidingen. Bereids. Bereidsel, O., bereidselen en bereidsels. Bereidster, V., bereidsters. Bereidvaardig, -vaardiger, -vaardigst. Bereidvaardigheid, V. Bereidwillig, -williger, -willigst. Bereidwilligheid, V. Bereik, O. Bereikbaar, -bare. Bereikbaarheid, V. Bereiken, bereikte, heeft bereikt. Bereiking, V. Bereisd, bereisder. Bereizen, bereisde, heeft bereisd. Berekenaar, M., berekenaars. Berekenbaar, -bare. Berekenen, berekende, heeft berekend. Berekening, V., berekeningen. Berenhuid, V., -huiden. Berenjong, O., -jongen. Berenklauw (klauw van een beer, en plant), M., -klauwen. Berenkuil, M., -kuilen. Berenleider, M., -leiders. Berenmuts, V., -mutsen. Berennen, berende, heeft berend. Berenner, M., berenners. Berenning, V., berenningen. Berenoor, O., -ooren. Berg, M., bergen. Bergje, O., -jes. Bergachtig, -achtiger, -achtigst. Bergachtigheid, V. Bergaf. Bergafwaarts (bijw.). Bergamot, V., bergamotten. Bergamotje, O., -jes. Bergamotolie, V. Bergamotpeer, V., -peren. Bergen, borg, heeft geborgen. Bergengte, V., -engten. Berger, M., bergers. Berggeld, O. Berghout, O., -houten. Berging, V. Bergketen, V., -ketenen en -ketens. Bergklimaat, O. Bergland, O., -landen. Bergloon, O., -loonen. Bergop. Bergpas, M., -passen. Bergplaats, V., -plaatsen; -plaatsje, O., -jes. Bergrede, V. Bergrug, M., -ruggen. Bergtop, M., -toppen. Beriberi, V. Bericht, O., berichten. Berichtje, O., -jes. Berichten, berichtte, heeft bericht. Berichter, M., berichters. Berichtgever, M., -gevers. Berichtster, V., berichtsters. Berieken (ook beruiken), berook, beroken, heeft beroken. Berijdbaar, -bare. Berijden, bereed, bereden, heeft bereden. Berijder, M., berijders. Berijdster, V., berijdsters. Berijmen, berijmde, heeft berijmd. Berijmer, M., berijmers. Berijming, V., berijmingen. Beril (steen), M., berillen; (stof), O. Berin (wijfjesbeer), V., berinnen. Beringen, beringde, heeft beringd. Berispelijk, -lijker, -lijkst. Berispelijkheid, V. Berispen, berispte, heeft berispt. Berisper, M., berispers. Berisping, V., berispingen. Berk, M., berken. Berkje, O., -jes. Berkeboom, M., -boomen. Berkemeier, M., berkemeiers. Berken (bnw.). Berkenbast, M., -basten. Berkenhout, O. Berkenhouten (bnw.). Berkenrijs, O., -rijzen. Berkoen, M., berkoenen. Berlijnsch-blauw, O. Berm, M., bermen. Bermsloot, V., -slooten. Beroemd, beroemder, beroemdst. Beroemdheid, V., -heden. Beroemen, beroemde, heeft beroemd. Beroep, O., beroepen. Beroepbaar, -bare. Beroepbaarheid, V. Beroepen, beriep, heeft beroepen. Beroepene, M. en V., beroepenen. Beroeper, M., beroepers. Beroeping, V., beroepingen. Beroepsbezigheid, V., -heden. Beroepsbrief, M., -brieven. Beroepshalve. Beroepsplicht, M., -plichten. Beroepsraad, M., -raden. Beroepswet, V. Beroerd, beroerder, beroerdst. Beroerdeling, M., beroerdelingen. Beroerder, M., beroerders. Beroerdheid, V., -heden. Beroeren, beroerde, heeft beroerd. Beroering, V., beroeringen. Beroerling, M., -lingen. Beroerte, V., beroerten en beroertes. Beroesten, beroestte, is beroest. Beroesting, V. Berokkenen, berokkende, heeft berokkend. Berokkening, V. Beroofster, V., beroofsters. Berooid, berooider, berooidst. Berooidheid, V. Berooken, berookte, heeft berookt. Berooking, V., berookingen. Berooven, beroofde, heeft beroofd. Beroover, M., beroovers. Berooving, V., beroovingen. Berouw, O. Berouwen, berouwde, heeft berouwd. Berouwhebbend. Berouwvol. Berrie, V., berries. Berst. Zie Barst. Bersten. Zie Barsten. Berucht, beruchter, beruchtst. Beruchtheid, V. Beruiken (ook berieken), berook, beroken, heeft beroken. Berusten, berustte, heeft berust. Berusting, V. Bes, V., bessen. Besje, O., -jes. Bes (oude vrouw). Zie Best, V. Besausen, besauste, heeft besaust. Beschaafd, beschaafder, beschaafdst. Beschaafdheid, V. Beschaamd, beschaamder, beschaamdst. Beschaamdheid, V. Beschaarder, M., beschaarders. Beschaarster, V., beschaarsters. Beschadigen, beschadigde, heeft beschadigd. Beschadiger, M., beschadigers. Beschadiging, V., beschadigingen. Beschaduwen, beschaduwde, heeft beschaduwd. Beschaduwing, V. Beschamen, beschaamde, heeft beschaamd. Beschaming, V. Beschansen, beschanste, heeft beschanst. Beschansing, V., beschansingen. Bescharen, beschaarde, heeft beschaard. Beschaven, beschaafde, heeft beschaafd. Beschaver, M., beschavers. Beschaving, V., beschavingen. Beschavingsgeschiedenis, V. Bescheid, O., bescheiden. Bescheiden, bescheidde, heeft bescheiden. Bescheiden, bescheidener, bescheidenst. Bescheidenheid, V. Bescheidenlijk. Beschenken, beschonk, heeft beschonken. Beschenking, V. Bescheren, beschoor, beschoren, heeft beschoren. Beschering, V. Beschermeling, M. en V., beschermelingen. V. ook beschermelinge. Beschermen, beschermde, heeft beschermd. Beschermengel, M., -engelen. Beschermer, M., beschermers. Beschermgeest, M., -geesten. Beschermgod, M., -goden. Beschermgodin, V., -godinnen. Beschermheer, M., -heeren. Beschermheilige, M. en V., -heiligen. Bescherming, V., beschermingen. Beschermster, V., beschermsters. Beschieten, beschoot, beschoten, heeft beschoten. Beschieting, V. Beschijnen, bescheen, beschenen, heeft beschenen. Beschijten, bescheet, bescheten, heeft bescheten. Beschik, O. Beschikal, M. en V., beschikallen. Beschikbaar, -bare. Beschikbaarheid, V. Beschikken, beschikte, heeft beschikt. Beschikker, M., beschikkers. Beschikking, V., beschikkingen. Beschikster, V., beschiksters. Beschilderen, beschilderde, heeft beschilderd. Beschildering, V. Beschimmeld. Beschimmeldheid, V. Beschimmelen, beschimmelde, is beschimmeld. Beschimpen, beschimpte, heeft beschimpt. Beschimper, M., beschimpers. Beschimping, V., beschimpingen. Beschoeien, beschoeide, heeft beschoeid. Beschoeiing, V., beschoeiingen. Beschonken. Beschonkenheid, V. Beschoren. Beschot, O., beschotten. Beschotje, O., -jes. Beschouwen, beschouwde, heeft beschouwd. Beschouwer, M., beschouwers. Beschouwing, V., beschouwingen. Beschreien, beschreide, heeft beschreid. Beschreienswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Beschrijden, beschreed, beschreden, heeft beschreden. Beschrijfster, V., beschrijfsters. Beschrijven, beschreef, beschreven, heeft beschreven. Beschrijver, M., beschrijvers. Beschrijving, V., beschrijvingen. Beschrijvingsbiljet, O., -biljetten. Beschrijvingsbrief, M., -brieven. Beschroomd, beschroomder, beschroomdst. Beschroomdheid, V. Beschuit, V., beschuiten. Beschuitje, O., -jes. Beschuitbakker, M., -bakkers. Beschuitbus, V., -bussen. Beschuitkruimel, V., -kruimels; -kruimeltje, O., -jes. Beschuittrommel, V., -trommels. Beschuldigde, M. en V., beschuldigden. Beschuldigen, beschuldigde, heeft beschuldigd. Beschuldiger, M., beschuldigers. Beschuldiging, V., beschuldigingen. Beschuldigster, V., beschuldigsters. Beschutsel, O., beschutsels. Beschutten, beschutte, heeft beschut. Beschutter, M., beschutters. Beschutting, V., beschuttingen. Besef, O. Beseffeloos, -looze. Beseffeloosheid, V. Beseffen, besefte, heeft beseft. Besingelen, besingelde, heeft besingeld. Beslaan, beslaat, besloeg, heeft en is beslagen. Beslag, O. Beslagmaker, M., -makers. Beslapen, besliep, heeft beslapen. Beslaping, V. Beslechten, beslechtte, heeft beslecht. Beslechter, M., beslechters. Beslechting, V., beslechtingen. Beslechtster, V., beslechtsters. Beslijken, beslijkte, heeft beslijkt. Beslijpen, besleep, beslepen, heeft beslepen. Beslissen, besliste, heeft beslist. Beslissend, beslissender, beslissendst. Beslissing, V., beslissingen. Beslommeren, beslommerde, heeft beslommerd. Beslommering, V., beslommeringen. Beslooten, beslootte, heeft besloot. Besloten. Besluipen, besloop, beslopen, heeft beslopen. Besluit, O., besluiten. Besluiteloos, -loozer, -loost. Besluiteloosheid, V. Besluiten, besloot, besloten, heeft besloten. Besmeren, besmeerde, heeft besmeerd. Besmettelijk, -lijker, -lijkst. Besmettelijkheid, V., -heden. Besmetten, besmette, heeft besmet. Besmetting, V., besmettingen. Besmetverklaring, V., -verklaringen. Besnaren, besnaarde, heeft besnaard. Besneden. Besneeuwd. Besnijden, besneed, besneden, heeft besneden. Besnijdenis, V. Besnijder, M., besnijders. Besnijding, V., besnijdingen. Besnoeibaar, -bare. Besnoeien, besnoeide, heeft besnoeid. Besnoeier, M., besnoeiers. Besnoeiing, V., besnoeiingen. Besnuffelen, besnuffelde, heeft besnuffeld. Besnuffeling, V., besnuffelingen. Besogne, V., besognes. Besogneeren, besogneerde, heeft gebesogneerd. Besognekamer, V., -kamers. Besommen, besomde, heeft besomd. Besomming, V., besommingen. Bespannen, bespande, heeft bespannen. Bespanning, V., bespanningen. Besparen, bespaarde, heeft bespaard. Besparing, V., besparingen. Bespatten, bespatte, heeft bespat. Bespelen, bespeelde, heeft bespeeld. Bespeling, V. Bespeuren, bespeurde, heeft bespeurd. Bespeuring, V. Bespieden, bespiedde, heeft bespied. Bespieder, M., bespieders. Bespieding, V., bespiedingen. Bespiedster, V., bespiedsters. Bespiegelaar, M., -laars. Bespiegelen, bespiegelde, heeft bespiegeld. Bespiegeling, V., bespiegelingen. Bespikkelen, bespikkelde, heeft bespikkeld. Bespitten, bespitte, heeft bespit. Bespoedigen, bespoedigde, heeft bespoedigd. Bespoediging, V. Bespoelen, bespoelde, heeft bespoeld. Bespoeling, V., bespoelingen. Bespotster, V., bespotsters. Bespottelijk, -lijker, -lijkst. Bespottelijkheid, V., -heden. Bespotten, bespotte, heeft bespot. Bespotter, M., bespotters. Bespotting, V., bespottingen. Bespraakt, bespraakter, bespraaktst. Bespraaktheid, V. Besprek, O. Bespreken, besprak, bespraken, heeft besproken. Bespreking, V., besprekingen. Besprengen, besprengde, heeft besprengd. Besprenging, V., besprengingen. Besprenkelen, besprenkelde, heeft besprenkeld. Besprenkeling, V., besprenkelingen. Bespringen, besprong, heeft besprongen. Bespringer, M., bespringers. Bespringing, V., bespringingen. Besproeien, besproeide, heeft besproeid. Besproeiing, V., besproeiingen. Bespugen, bespoog, bespogen, heeft bespogen. Bespuiten, bespoot, bespoten, heeft bespoten. Bespuwen, bespuwde, heeft bespuwd. Besseboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Bessengelei, V., -geleien. Bessenjenever, V. Bessennat, O. Bessenrist, V., -risten. Bessensap (het sap van bessen), O.; (als toebereide drank), V. Bessentros, M., -trossen. Bessenvla, V., -vlaas. Bessenwijn, M. Bessestruik, M., -struiken. Best. Best (oude vrouw), V., besten. Bestje, O., -jes. Ook Bes. Bestaan, bestond, heeft bestaan. Bestaan, O. Bestaanbaar, -bare. Bestaanbaarheid, V. Bestaansmiddel, O., -middelen. Bestaanszin, M., -zinnen. Bestaken, bestaakte, heeft bestaakt. Bestaking, V., bestakingen. Bestand, O. Bestand (bnw.). Bestanddeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes. Bestedeling, M. en V., bestedelingen. V. ook bestedelinge. Bestedelinghuis, O., -huizen. Besteden, besteedde, heeft besteed. Besteder, M., besteders. Besteding, V., bestedingen. Besteedster, V., besteedsters. Besteekband, M., -banden. Besteeksel, O., besteeksels. Bestek, O., bestekken. Bestekje, O., -jes. Bestekamer, V., -kamers. Besteken, bestak, bestaken, heeft bestoken. Bestel, O. Bestel (beschuit), V., bestellen. Bestelbrief, M., -brieven. Bestelen, bestal, bestalen, heeft bestolen. Bestelgeld, O. Bestelgoed, O., -goederen. Bestelhuis, O., -huizen. Besteling, V. Bestelkantoor, O., -kantoren. Bestellen, bestelde, heeft besteld. Besteller, M., bestellers. Bestelling, V., bestellingen. Bestellinkje, O., -jes. Bestellingsbiljet, O., -biljetten. Bestellingslijst, V., -lijsten. Bestelloon, O., -loonen. Bestelpen, bestelpte, heeft bestelpt. Bestemaat, M., -maats. Bestemaatje, O., -jes. Bestemmen, bestemde, heeft bestemd. Bestemming, V., bestemmingen. Bestemoer, V., -moers. Bestempelen, bestempelde, heeft bestempeld. Bestempeling, V., bestempelingen. Bestendig, bestendiger, bestendigst. Bestendigen, bestendigde, heeft bestendigd. Bestendigheid, V. Bestendiging, V. Besterven, bestierf, bestierven, is bestorven. Bestevaar, M., -vaars. Bestevenen, bestevende, heeft bestevend. Bestier, O. Bestierder, M., bestierders. Bestieren, bestierde, heeft bestierd. Bestiering, V., bestieringen. Bestig. Bestijgen, besteeg, bestegen, heeft bestegen. Bestijging, V., bestijgingen. Bestippelen, bestippelde, heeft bestippeld. Bestippen, bestipte, heeft bestipt. Bestoken, bestookte, heeft bestookt. Bestoker, M., bestokers. Bestoking, V., bestokingen. Bestoppen, bestopte, heeft bestopt. Bestormen, bestormde, heeft bestormd. Bestorming, V., bestormingen. Bestorten, bestortte, heeft bestort. Bestorting, V., bestortingen. Bestorven. Bestoven. Bestraffen, bestrafte, heeft bestraft. Bestraffer, M., bestraffers. Bestraffing, V., bestraffingen. Bestralen, bestraalde, heeft bestraald. Bestraling, V., bestralingen. Bestraten, bestraatte, heeft bestraat. Bestrating, V., bestratingen. Bestrijden, bestreed, bestreden, heeft bestreden. Bestrijder, M., bestrijders. Bestrijding, V., bestrijdingen. Bestrijken, bestreek, bestreken, heeft bestreken. Bestrijking, V., bestrijkingen. Bestrikken, bestrikte, heeft bestrikt. Bestrooien, bestrooide, heeft bestrooid. Bestruiven, bestruifde, heeft bestruifd. Bestudeeren, bestudeerde, heeft bestudeerd. Bestuiven, bestoof, bestoven, heeft en is bestoven. Besturen, bestuurde, heeft bestuurd. Bestuur, O., besturen. Bestuurder, M., bestuurders en bestuurderen. Bestuurderes, V., bestuurderessen. Bestuurdersbond, M., -bonden. Bestuursacademie, V. Bestuurskamer, V., -kamers. Bestuursloge, V., -loges. Bestuurstafel, V., -tafels. Bestuurster, V., bestuursters. Bestuursvergadering, V., -vergaderingen. Bestuursvorm, M., -vormen. Bestuwen, bestuwde, heeft bestuwd. Besuikeren, besuikerde, heeft besuikerd. Betaalbaar, -bare. Betaalbaarstelling, V., -stellingen. Betaalbrief, M., -brieven. Betaaldag, M., -dagen. Betaalkantoor, O., -kantoren. Betaalkas, V., -kassen. Betaalmeester, M., -meesters. Betaalmiddel, O., -middelen. Betaalsheer, M., -heeren. Betaalsrol, V., -rollen. Betaaltijd, M., -tijden. Betalen, betaalde, heeft betaald. Betaler, M., betalers. Betaling, V., betalingen. Betalingsperiode, V., -perioden. Betalingstermijn, M., -termijnen. Betamelijk, -lijker, -lijkst. Betamelijkheid, V., -heden. Betamen, betaamde, heeft betaamd. Betasten, betastte, heeft betast. Betasting, V., betastingen. Bete, V., beten. Beteekenen, beteekende, heeft beteekend. Beteekening, V. Beteekenis, V., beteekenissen. Beteekenisvol. Betel, V. Betelkauwen, O. Betelnoot, V., -noten; O., -nootje. Betemmen, betemde, heeft betemd. Betemming, V. Beter. Beteren (van beter), beterde, heeft en is gebeterd. Beteren (met teer besmeren), beteerde, heeft beteerd. Beterhand, V. Betering, V. Beternis, V. Beterschap, V. Beteugelen, beteugelde, heeft beteugeld. Beteugeling, V., beteugelingen. Beteuniebloem, V., -bloemen. Beteuterd. Beteuterdheid, V. Beteutering, V. Betichten, betichtte, heeft beticht. Betichter, M., betichters. Betichting, V., betichtingen. Betichtster, V., betichtsters. Betijen (Laten -). Betimmeren, betimmerde, heeft betimmerd. Betimmering, V., betimmeringen. Beting, V., betings. Betitelen, betitelde, heeft betiteld. Betiteling, V., betitelingen. Betogen (deelw.). Beton, O. Betonblok, O., -blokken. Betonen (den toon plaatsen), betoonde, heeft betoond. Betoning, V., betoningen. Betonnen, betonde, heeft betond. Betonning, V., betonningen. Betoog, O., betoogen. Betoogje, O., -jes. Betoogbaar, -bare. Betoogen, betoogde, heeft betoogd. Betooger, M., betoogers. Betooggrond, M., -gronden. Betooging, V., betoogingen. Betoogtrant, M. Betoomen, betoomde, heeft betoomd. Betoomer, M., betoomers. Betooming, V., betoomingen. Betoon, O. Betoonen (doen blijken), betoonde, heeft betoond. Betooning, V., betooningen. Betooveren, betooverde, heeft betooverd. Betoovering, V., betooveringen. Betoudovergrootmoeder, V., -grootmoeders. Betoudovergrootvader, M., -grootvaders. Betraand. Betrachten, betrachtte, heeft betracht. Betrachter, M., betrachters. Betrachting, V., betrachtingen. Betraliën, betraliede, heeft betralied. Betrappen, betrapte, heeft betrapt. Betreden, betrad, betraden, heeft betreden. Betreding, V. Betreffen, betrof, betroffen, heeft betroffen. Betreffende. Betrekkelijk. Betrekkelijkheid, V. Betrekken, betrok, betrokken, heeft en is betrokken. Betrekker, M., betrekkers. Betrekking, V., betrekkingen. Betreuren, betreurde, heeft betreurd. Betreurenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Betrokken, betrokkener, betrokkenst. Betrokkene, M. en V., betrokkenen. Betrokkenheid, V. Betrouwbaar, -bare. Betrouwen, betrouwde, heeft betrouwd. Betten, bette, heeft gebet. Betuigen, betuigde, heeft betuigd. Betuiging, V., betuigingen. Betuinen, betuinde, heeft betuind. Betuttelen, betuttelde, heeft betutteld. Betweetster, V., -weetsters. Betweter, M., -weters. Betweterij, V., -weterijen. Betwijfelen, betwijfelde, heeft betwijfeld. Betwistbaar, -baarder, -baarst. Betwistbaarheid, V. Betwisten, betwistte, heeft betwist. Betwister, M., betwisters. Betwisting, V., betwistingen. Beu. Beug, V., beugen. Beugbak, M., -bakken. Beugel, M., beugels. Beugeltje, O., -jes. Beugelbaan, V., -banen. Beugelen, beugelde, heeft gebeugeld. Beugelnet, O., -netten. Beugelschaaf, V., -schaven. Beugeltasch, V., -tasschen. Beuglijn, V., -lijnen. Beugvaart, V. Beugvisscherij, V. Beuk, M., beuken. Beukje, O., -jes. Beukeblad, O., -bladen; -blaadje, O., -jes. Beukeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Beukelaar, M., beukelaars. Beuken (bnw.). Beuken, beukte, heeft gebeukt. Beukenbast, M., -basten. Beukenbosch, O., -bosschen. Beukenhout, O. Beukenhouten (bnw.). Beukenlaan, V., -lanen; -laantje, O., -jes. Beukenoot, V., -noten; -nootje, O., -jes. Beuker, M., beukers. Beukhamer, M., -hamers. Beul, M., beulen. Beulen, beulde, heeft gebeuld. Beulenwerk, O. Beulin, V., beulinnen. Beuling, M., beulingen. Beulschap, O. Beulshanden (door -). Beulsknecht, M., -knechts en -knechten. Beulswerk, O. Beun (vischkaar), V., beunen. Beun (zolder), V., beunen. Beunhaas, M., -hazen. Beunhazen, beunhaasde, heeft gebeunhaasd. Beunhazerij, V. Beurder, M., beurders. Beuren, beurde, heeft gebeurd. Beuring, V., beuringen. Beurs, V., beurzen. Beursje, O., -jes. Beursbelasting, V., -belastingen. Beursbengel, M. Beursbericht, O., -berichten. Beursbezoeker, M., -bezoekers. Beursch, beurscher, beurscht. Beurschheid, V. Beursgebouw, O., -gebouwen. Beursklok, V., -klokken. Beursnoteering, V., -noteeringen. Beurspolis, V., -polissen. Beurstelegram, O., -telegrammen. Beurstijd, M., -tijden. Beurstijding, V., -tijdingen. Beursuur, O., -uren. Beursvacantie, V., -vacantiën. Beurt, V., beurten. Beurtje, O., -jes. Beurtelings (bijw.). Beurtelingsch (bnw.). Beurtman, M., -mannen. Beurtschip, O., -schepen. Beurtschipper, M., -schippers. Beurtveer, O., -veren. Beurtzang, M., -zangen. Beurzensnijder, M., -snijders. Beurzig, beurziger, beurzigst. Beurzigheid, V. Beuzelaar, M., beuzelaars. Beuzelaarster, V., beuzelaarsters. Beuzelachtig, -achtiger, -achtigst. Beuzelachtigheid, V. Beuzelarij, V., beuzelarijen. Beuzelen, beuzelde, heeft gebeuzeld. Beuzeling, V., beuzelingen. Beuzelpraat, M. Beuzelpraatje, O., -jes. Beuzeltaal, V. Beuzelwerk, O. Bevaarbaar, -baarder, -baarst. Bevaarbaarheid, V. Bevallen (behagen), beviel, heeft bevallen. Bevallen (baren), beviel, is bevallen. Bevallig, bevalliger, bevalligst. Bevalligheid, V., -heden. Bevalling, V., bevallingen. Bevang, O. Bevangen, beving, heeft bevangen. Bevanging, V. Bevaren, bevoer, heeft bevaren. Bevaren, bevarener, bevarenst. Bevaring, V. Bevattelijk, -lijker, -lijkst. Bevattelijkheid, V. Bevatten, bevatte, heeft bevat. Bevatting, V. Bevattingsvermogen, O. Bevechten, bevocht, heeft bevochten. Beveiligen, beveiligde, heeft beveiligd. Beveiliger, M., beveiligers. Beveiliging, V., beveiligingen. Beveiligster, V., beveiligsters. Bevel, O., bevelen. Bevelen, beval, bevalen, heeft bevolen. Beveler, M., bevelers. Bevelhebber, M., -hebbers. Bevelhebberschap, O. Beveling, V., bevelingen. Bevelschrift, O., -schriften. Bevelvoerder, M., -voerders. Bevelvoering, V. Beven, beefde, heeft gebeefd. Bever (dier), M., bevers; (stof), O. Beverbont, O. Bevergeil, O. Beverig, beveriger, beverigst. Beverigheid, V. Bevernel, V. Bevestigen, bevestigde, heeft bevestigd. Bevestigend. Bevestiger, M., bevestigers. Bevestiging, V., bevestigingen. Bevijlen, bevijlde, heeft bevijld. Bevind, O. Bevinden, bevond, heeft bevonden. Bevinding, V., bevindingen. Beving, V., bevingen. Bevingeren, bevingerde, heeft bevingerd. Bevisschen, bevischte, heeft bevischt. Bevitten, bevitte, heeft bevit. Bevlakken, bevlakte, heeft bevlakt. Bevlekken, bevlekte, heeft bevlekt. Bevlekking, V., bevlekkingen. Bevleugelen, bevleugelde, heeft bevleugeld. Bevlijtigen (zich -), bevlijtigde zich, heeft zich bevlijtigd. Bevloeren, bevloerde, heeft bevloerd. Bevloering, V., bevloeringen. Bevochten, bevochtte, heeft bevocht. Bevochtigen, bevochtigde, heeft bevochtigd. Bevochtiging, V., bevochtigingen. Bevoegd, bevoegder, bevoegdst. Bevoegdheid, V., -heden. Bevoelen, bevoelde, heeft bevoeld. Bevoeling, V., bevoelingen. Bevolken, bevolkte, heeft bevolkt. Bevolking, V., bevolkingen. Bevolkingscijfer, O., -cijfers. Bevolkingskaart, V., -kaarten. Bevolkingsleer, V. Bevolkingsregister, O., -registers. Bevolkingsstatistiek, V. Bevolkt, bevolkter, bevolktst. Bevolktheid, V. Bevoogden, bevoogdde, heeft bevoogd. Bevoogding, V. Bevoordeelen, bevoordeelde, heeft bevoordeeld. Bevoordeeling, V. Bevooroordeeld. Bevooroordeeldheid, V. Bevoorrechten, bevoorrechtte, heeft bevoorrecht. Bevoorrechting, V., bevoorrechtingen. Bevoorwaarden, bevoorwaardde, heeft bevoorwaard. Bevorderaar, M., bevorderaars. Bevorderaarster, V., bevorderaarsters. Bevorderen, bevorderde, heeft bevorderd. Bevordering, V., bevorderingen. Bevorderlijk, -lijker, -lijkst. Bevorens. Bevrachten, bevrachtte, heeft bevracht. Bevrachter, M., bevrachters. Bevrachting, V., bevrachtingen. Bevragen, bevraagde, heeft bevraagd; ook bevroeg. Bevredigen, bevredigde, heeft bevredigd. Bevrediging, V., bevredigingen. Bevreemden, bevreemdde, heeft bevreemd. Bevreemding, V. Bevreesd, bevreesder. Bevreesdheid, V. Bevriend. Bevriezen, bevroor, bevroren, is en heeft bevroren en bevrozen. Bevriezing, V. Bevrijden, bevrijdde, heeft bevrijd. Bevrijder, M., bevrijders. Bevrijding, V. Bevrijdingsoorlog, M., -oorlogen. Bevroeden, bevroedde, heeft bevroed. Bevruchten, bevruchtte, heeft bevrucht. Bevruchting, V., bevruchtingen. Bevuilen, bevuilde, heeft bevuild. Bewaaien, bewaaide, heeft bewaaid; ook bewoei. Bewaakster, V., bewaaksters. Bewaarder, M., bewaarders. Bewaargeld, O., -gelden. Bewaargever, M., -gevers. Bewaargeving, V. Bewaarheiden en bewaarheden, bewaarheidde, heeft bewaarheid. Bewaarkluis, V., -kluizen. Bewaarmiddel, O., -middelen. Bewaarnemer, M., -nemers. Bewaarneming, V. Bewaarplaats, V., -plaatsen. Bewaarschool, V., -scholen. Bewaarschoolhouderes, V., -houderessen. Bewaarstelling, V. Bewaarster, V., bewaarsters. Bewaken, bewaakte, heeft bewaakt. Bewaker, M., bewakers. Bewaking, V. Bewallen, bewalde, heeft bewald. Bewalling, V., bewallingen. Bewandelen, bewandelde, heeft bewandeld. Bewandeling, V. Bewapenen, bewapende, heeft bewapend. Bewapening, V. Bewaren, bewaarde, heeft bewaard. Bewaring, V. Bewasemen, bewasemde, heeft bewasemd. Bewasschen (schoonmaken), bewiesch, bewieschen, heeft bewasschen. Bewassching, V. Bewassen (begroeien), bewies, bewiesen, is bewassen. Bewateren, bewaterde, heeft bewaterd. Bewatering, V., bewateringen. Beweegbaar, -baarder, -baarst. Beweegbaarheid, V. Beweeggrond, M., -gronden. Beweegkracht, V., -krachten. Beweeglijk, -lijker, -lijkst. Beweeglijkheid, V. Beweegrad, O., -raderen. Beweegreden, V., -redenen. Beweenen, beweende, heeft beweend. Beweerder, M., beweerders. Bewegen, bewoog, bewogen, heeft bewogen. Beweging, V., bewegingen. Bewegingsverschijnsel, O., -verschijnselen. Beweiden, beweidde, heeft beweid. Beweldadigen, beweldadigde, heeft beweldadigd. Beweren, beweerde, heeft beweerd. Bewering, V., beweringen. Bewerkelijk, -lijker, -lijkst. Bewerkelijkheid, V. Bewerken, bewerkte, heeft bewerkt. Bewerker, M., bewerkers. Bewerking, V., bewerkingen. Bewerkstelligen, bewerkstelligde, heeft bewerkstelligd. Bewerkstelliging, V. Bewerkster, V., bewerksters. Bewerktuigen, bewerktuigde, heeft bewerktuigd. Bewerktuiging, V. Bewerpen, bewierp, heeft beworpen. Bewesten. Bewierooken, bewierookte, heeft bewierookt. Bewierooker, M., bewierookers. Bewijs, O., bewijzen. Bewijsbaar, -bare. Bewijsbaarheid, V. Bewijsgrond, M., -gronden. Bewijskracht, V. Bewijslast, M. Bewijsmiddel, O., -middelen. Bewijsplaats, V., -plaatsen. Bewijsstuk, O., -stukken. Bewijsvoering, V., -voeringen. Bewijzen, bewees, bewezen, heeft bewezen. Bewilligen, bewilligde, heeft bewilligd. Bewilliger, M., bewilligers. Bewilliging, V., bewilligingen. Bewimpelen, bewimpelde, heeft bewimpeld. Bewimpeling, V., bewimpelingen. Bewind, O. Bewinden, bewond, heeft bewonden. Bewindhebber, M., -hebbers. Bewinding, V., bewindingen. Bewindsel, O., bewindsels. Bewindsman, M., -lieden. Bewindvoerder, M., -voerders. Bewoelen, bewoelde, heeft bewoeld. Bewoeling, V., bewoelingen. Bewolken, bewolkte, heeft bewolkt. Bewolking, V. Bewonderaar, M., bewonderaars. Bewonderaarster, V., bewonderaarsters. Bewonderen, bewonderde, heeft bewonderd. Bewonderenswaardig, -waardiger, -waardigst of meer en meest -waardig. Bewondering, V. Bewonen, bewoonde, heeft bewoond. Bewoner, M., bewoners. Bewoning, V. Bewoonbaar, -bare. Bewoonbaarheid, V. Bewoonster, V., bewoonsters. Bewoorden, bewoordde, heeft bewoord. Bewoording, V., bewoordingen. Bewust. Bewusteloos, -looze. Bewusteloosheid, V. Bewustheid, V. Bewustzijn, O. Bezaaien, bezaaide, heeft bezaaid. Bezaaier, M., bezaaiers. Bezaaiing, V., bezaaiingen. Bezaan, V., bezanen. Bezaansmast, M., -masten. Bezaansschoot, M., -schooten. Bezabbelen, bezabbelde, heeft bezabbeld. Bezabberen, bezabberde, heeft bezabberd. Bezadigd, bezadigder, bezadigdst. Bezadigdheid, V. Bezakken, bezakte, is bezakt. Bezanden, bezandde, heeft bezand. Bezanding, V. Bezeeren, bezeerde, heeft bezeerd. Bezeeveren, bezeeverde, heeft bezeeverd. Bezegelen, bezegelde, heeft bezegeld. Bezegeling, V., bezegelingen. Bezeild. Bezeildheid, V. Bezeilen, bezeilde, heeft bezeild. Bezem, M., bezems. Bezempje, O., -jes. Bezembinden, O. Bezembinder, M., -binders. Bezembinderij, V., -binderijen. Bezemschoon, -schoone. Bezemsteel, M., -stelen. Bezemstok, M., -stokken. Bezending, V., bezendingen. Bezet, bezetter, bezetst. Bezeten. Bezetene, M. en V., bezetenen. Bezetenheid, V. Bezetheid, V. Bezetteling, M., bezettelingen. Bezetten, bezette, heeft bezet. Bezetting, V., bezettingen. Bezichtigen, bezichtigde, heeft bezichtigd. Bezichtiging, V. Bezie, V., beziën. Bezield, bezielder, bezieldst. Bezielen, bezielde, heeft bezield. Bezieling, V. Bezien, bezag, bezagen, heeft bezien. Bezienswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Bezienswaardigheid, V., -heden. Bezig, beziger, bezigst. Bezigen, bezigde, heeft gebezigd. Bezigheid, V., -heden. Bezighouden, hield bezig, heeft beziggehouden. Bezijden. Bezingen, bezong, heeft bezongen. Bezinger, M., bezingers. Bezinken, bezonk, is bezonken. Bezinking, V., bezinkingen. Bezinksel, O., bezinksels. Bezinnen, bezon, bezonnen, heeft bezonnen. Bezit, O. Bezitrecht, O. Bezitster, V., bezitsters. Bezittelijk. Bezitten, bezat, bezaten, heeft bezeten. Bezitter, M., bezitters. Bezitting, V., bezittingen. Bezoar, M. Bezoden, bezoodde, heeft bezood. Bezoedelen, bezoedelde, heeft bezoedeld. Bezoedeling, V., bezoedelingen. Bezoek, O., bezoeken. Bezoekje, O., -jes. Bezoeken, bezocht, heeft bezocht. Bezoeker, M., bezoekers. Bezoeking, V., bezoekingen. Bezoekster, V., bezoeksters. Bezolderen, bezolderde, heeft bezolderd. Bezoldering, V. Bezoldigen, bezoldigde, heeft bezoldigd. Bezoldiging, V., bezoldigingen. Bezondigen (zich -), bezondigde zich, heeft zich bezondigd. Bezonnen. Bezonnenheid, V. Bezoomen, bezoomde, heeft bezoomd. Bezopen, bezopener, bezopenst. Bezopenheid, V. Bezorgd, bezorgder, bezorgdst. Bezorgdheid, V., -heden. Bezorgen, bezorgde, heeft bezorgd. Bezorger, M., bezorgers. Bezorging, V., bezorgingen. Bezuiden. Bezuinigen, bezuinigde, heeft bezuinigd. Bezuiniging, V., bezuinigingen. Bezuinigingsmaatregel, M., -maatregelen. Bezuinigingswoede, V. Bezuipen, bezoop, bezopen, heeft bezopen. Bezuren, bezuurde, heeft bezuurd. Bezwaar, O., bezwaren. Bezwaard, bezwaarder, bezwaardst. Bezwaarder, M., bezwaarders. Bezwaardheid, V., -heden. Bezwaarlijk, -lijker, -lijkst. Bezwaarnis, V., bezwaarnissen. Bezwaarschrift, O., -schriften. Bezwadderen, bezwadderde, heeft bezwadderd. Bezwalken, bezwalkte, heeft bezwalkt. Bezwalking, V., bezwalkingen. Bezwangeren, bezwangerde, heeft bezwangerd. Bezwangering, V. Bezwaren, bezwaarde, heeft bezwaard. Bezwarend, bezwarender, bezwarendst. Bezwaring, V. Bezweerder, M., bezweerders. Bezweet, bezweette. Bezwemmen, bezwom, bezwommen, heeft bezwommen. Bezweren, bezwoer, heeft bezworen. Bezwering, V., bezweringen. Bezweringsboek, O., -boeken. Bezweringsformulier, O., -formulieren. Bezweringsvoorschrift, O., -voorschriften. Bezwijken, bezweek, bezweken, is bezweken. Bezwijmen, bezwijmde, is bezwijmd. Bezwijming, V., bezwijmingen. Bibberen, bibberde, heeft gebibberd. Bibbering, V. Bibliograaf, M., bibliografen. Bibliographie, V., bibliographieën. Bibliomaan, M., bibliomanen. Bibliomanie, V. Bibliothecaris, M., bibliothecarissen. Bibliotheek, V., bibliotheken. Bibliotheekcommissie, V., -commissiën. Bidbank, V., -banken; -bankje, O., -jes. Biddag, M., -dagen. Bidden, bad, baden, heeft gebeden. Bidder, M., bidders. Bidplaats, V., -plaatsen. Bidprentje, O., -prentjes. Bidster, V., bidsters. Bidstoel, M., -stoelen; -stoeltje, O., -jes. Bidstond, M., -stonden. Biduur, O., -uren. Bidvertrek, O., -vertrekken. Biecht, V., biechten. Biechteling, M. en V., biechtelingen. V. ook biechtelinge. Biechten, biechtte, heeft gebiecht. Biechter, M., biechters. Biechtkind, O., -kinderen. Biechtpenning, M., -penningen. Biechtpuntje, O., -puntjes. Biechtspiegel, M., -spiegels. Biechtstoel, M., -stoelen. Biechtvader, M., -vaders. Bieden, bood, boden, heeft geboden. Bieder, M., bieders. Biedster, V., biedsters. Biefstuk, M., biefstukken. Biefstukje, O., -jes. Bier, O., bieren. Bierazijn, M. Bierbottelarij, V., -bottelarijen. Bierbrouwer, M., -brouwers. Bierbrouwerij, V., -brouwerijen. Bierbuik, M., -buiken. Bierdrinker, M., -drinkers. Bierdrager, M., -dragers. Bierenbrood, O. Bierflesch, V., -flesschen. Bierglas, O., -glazen. Bierhuis, O., -huizen. Bierkan, V., -kannen. Bierkelder, M., -kelders. Bierkruik, V., -kruiken. Bierpomp, V., -pompen. Biersteker, M., -stekers. Bierstekerij, V., -stekerijen. Bierton, V., -tonnen. Biervat, O., -vaten; -vaatje, O., -jes. Bierwagen, M., -wagens. Bies, V., biezen. Biesje, O., -jes. Biesbouw, M. Biesjesdeeg, O. Bieslook, O. Biest, V. Biesvormig. Biet, V., bieten. Bietebauw, M., bietebauwen. Biezen (bnw.). Biezenkistje, O., -jes. Bifurcatie, V., bifurcaties. Bifurqueeren, bifurqueerde, heeft gebifurqueerd. Big, V., biggen. Biggetje, O., -jes. Bigamie, V. Biggelen, biggelde, heeft gebiggeld. Biggenkruid, O. Bigot, bigotter, bigotst. Bigotterie, V. Bij. Bij, V., bijen. Bijtje, O., -jes. Bijaldien. Bijbaantje, O., -baantjes. Bijbank, V., -banken. Bijbedoeling, V., -bedoelingen. Bijbegrip, O., -begrippen. Bijbehoorend. Bijbel, M., bijbels. Bijbeltje, O., -jes. Bijbelboek, O., -boeken. Bijbelcritiek, V. Bijbelgeloof, O. Bijbelgenootschap, O., -genootschappen. Bijbellezing, V., -lezingen. Bijbelplaats, V., -plaatsen. Bijbelsch. Bijbeltekst, M., -teksten. Bijbelvast, -vaster. Bijbelvertaling, V., -vertalingen. Bijbelwoord, O., -woorden. Bijbetalen, betaalde bij, heeft bijbetaald. Bijbetaling, V., -betalingen. Bijbeteekenis, V., -beteekenissen. Bijbinden, bond bij, heeft bijgebonden. Bijblad, O., -bladen. Bijblaadje, O., -jes. Bijblijven, bleef bij, bleven bij, is bijgebleven. Bijboek, O., -boeken. Bijboeken, boekte bij, heeft bijgeboekt. Bijboeking, V. Bijboeten, boette bij, heeft bijgeboet. Bijbrassen, braste bij, heeft bijgebrast. Bijbrengen, bracht bij, heeft bijgebracht. Bijdehand en bijderhand. Bijdehandsch en bijderhandsch. Bijdenkbeeld, O., -beelden. Bijdoen, deed bij, deden bij, heeft bijgedaan. Bijdraaien, draaide bij, heeft en is bijgedraaid. Bijdrage, V., -dragen. Bijdraagje, O., -jes. Bijdragen, droeg bij, heeft bijgedragen. Bijdrukken, drukte bij, heeft bijgedrukt. Bijeen. Bijeenbehooren, behoorde bijeen, heeft bijeenbehoord. Bijeenblijven, bleef bijeen, bleven bijeen, is bijeengebleven. Bijeenbrengen, bracht bijeen, heeft bijeengebracht. Bijeendoen, deed bijeen, deden bijeen, heeft bijeengedaan. Bijeendrijven, dreef bijeen, dreven bijeen, heeft bijeengedreven. Bijeengooien, gooide bijeen, heeft bijeengegooid. Bijeenhalen, haalde bijeen, heeft bijeengehaald. Bijeenhangen, hing bijeen, heeft bijeengehangen. Bijeenhouden, hield bijeen, heeft bijeengehouden. Bijeenkomen, komt bijeen, kwam bijeen, kwamen bijeen, is bijeengekomen. Bijeenkomst, V., -komsten. Bijeenleggen, legde en leide bijeen, heeft bijeengelegd en bijeengeleid. Bijeenliggen, lag bijeen, lagen bijeen, heeft bijeengelegen. Bijeenplaatsen, plaatste bijeen, heeft bijeengeplaatst. Bijeenplaatsing, V. Bijeenrapen, raapte bijeen, heeft bijeengeraapt. Bijeenroepen, riep bijeen, heeft bijeengeroepen. Bijeenroeping, V., -roepingen. Bijeenscharrelen, scharrelde bijeen, heeft bijeengescharreld. Bijeenschrapen, schraapte bijeen, heeft bijeengeschraapt. Bijeenstaan, staat bijeen, stond bijeen, heeft bijeengestaan. Bijeentellen, telde bijeen, heeft bijeengeteld. Bijeentrekken, trok bijeen, trokken bijeen, heeft en is bijeengetrokken. Bijeenvoegen, voegde bijeen, heeft bijeengevoegd. Bijeenvoeging, V., -voegingen. Bijeenwerpen, wierp bijeen, heeft bijeengeworpen. Bijeenzamelen, zamelde bijeen, heeft bijeengezameld. Bijeenzameling, V., -zamelingen. Bijeenzijn, is bijeen, was bijeen, waren bijeen, is bijeengeweest. Bijeenzijn, O. Bijeenzitten, zat bijeen, zaten bijeen, heeft bijeengezeten. Bijeenzoeken, zocht bijeen, heeft bijeengezocht. Bijenangel, M., -angels. Bijenblad, O. Bijenbrood, O. Bijencel, V., -cellen; -celletje, O., -jes. Bijeneter, M., -eters. Bijenhouder, M., -houders. Bijenkap, V., -kappen. Bijenkoningin, V. Bijenkorf, M., -korven. Bijenrecht, O. Bijenteelt, V. Bijenwas, O. Bijenzwerm, M., -zwermen. Bijfiguur, V., -figuren. Bijgaan, gaat bij, ging bij, is bijgegaan. Bijgaand. Bijgelegen. Bijgeloof, O. Bijgeloovig, -gelooviger, -geloovigst. Bijgeloovigheid, V., -heden. Bijgenaamd. Bijgeval. Bijgeven, gaf bij, gaven bij, heeft bijgegeven. Bijgevolg. Bijgewas, O., -gewassen. Bijgewasje, O., -jes. Bijgroeien, groeide bij, is bijgegroeid. Bijhalen, haalde bij, heeft bijgehaald. Bijhaling, V. Bijhangen, hing bij, heeft bijgehangen. Bijhangsel, O., -hangsels. Bijharken, harkte bij, heeft bijgeharkt. Bijhebbend. Bijhooren, hoorde bij, heeft bijgehoord. Bijhouden, hield bij, heeft bijgehouden. Bijhouding, V. Bijkaart, V., -kaarten. Bijkans. Bijkantoor, O., -kantoren. Bijker, M., bijkers. Bijkeuken, V., -keukens; -keukentje, O., -jes. Bijkok, M., -koks. Bijkomen, komt bij, kwam bij, kwamen bij, is bijgekomen. Bijkomst, V. Bijkomstig. Bijkrabbelen, krabbelde bij, is bijgekrabbeld. Bijkruipen, kroop bij, kropen bij, is bijgekropen. Bijl, V., bijlen. Bijltje, O., -jes. Bijlage, V., -lagen. Bijlaagje, O., -jes. Bijlander, M., -landers. Bijlandig. Bijlbrief, M., -brieven. Bijleggen, legde en leide bij, heeft bijgelegd en bijgeleid. Bijlegger, M., -leggers. Bijlegging, V., -leggingen. Bijlichten, lichtte bij, heeft bijgelicht. Bijliggen, lag bij, lagen bij, heeft bijgelegen. Bijloopen, liep bij, is bijgeloopen. Bijlooper, M., -loopers. Bijmaan, V., -manen. Bijmengen, mengde bij, heeft bijgemengd. Bijmenging, V. Bijna. Bijnaam, M., -namen. Bijomstandigheid, V., -omstandigheden. Bijoogmerk, O., -oogmerken. Bijoorzaak, V., -oorzaken. Bijpaard, O., -paarden. Bijpad, O., -paden. Bijpaadje, O., -jes. Bijpassen, paste bij, heeft bijgepast. Bijproduct, O., -producten. Bijrekenen, rekende bij, heeft bijgerekend. Bijroepen, riep bij, heeft bijgeroepen. Bijschaven, schaafde bij, heeft bijgeschaafd. Bijschenken, schonk bij, heeft bijgeschonken. Bijschieten, schoot bij, schoten bij, heeft bijgeschoten. Bijschikken, schikte bij, heeft en is bijgeschikt. Bijschilderen, schilderde bij, heeft bijgeschilderd. Bijschrift, O., -schriften. Bijschrijven, schreef bij, schreven bij, heeft bijgeschreven. Bijschrijving, V., -schrijvingen. Bijschuiven, schoof bij, schoven bij, heeft en is bijgeschoven. Bijslaap (verkeer), M. Bijslaap (persoon), M. en V., -slapen. Bijslag, M., -slagen. Bijslagje, O., -jes. Bijslapen, O. Bijslaper, M., -slapers. Bijsleepen, sleepte bij, heeft bijgesleept. Bijsmaak, M., -smaken. Bijsmaakje, O., -jes. Bijsmeden, smeedde bij, heeft bijgesmeed. Bijsmijten, smeet bij, smeten bij, heeft bijgesmeten. Bijsnuiten (een stuk hout), snuitte bij, heeft bijgesnuit. Bijspringen, sprong bij, heeft bijgesprongen. Bijstaan, staat bij, stond bij, heeft bijgestaan. Bijstand, M. Bijstander, M., -standers. Bijsteken, stak bij, staken bij, heeft bijgestoken. Bijstellen, stelde bij, heeft bijgesteld. Bijstelling, V., -stellingen. Bijstellingszin, M., -zinnen. Bijster. Bijstrijken, streek bij, streken bij, heeft bijgestreken. Bijstroom, M., -stroomen. Bijt, V., bijten. Bijtje, O., -jes. Bijtellen, telde bij, heeft bijgeteld. Bijten (happen), beet, beten, heeft gebeten. Bijten (bijt hakken), bijtte, heeft gebijt. Bijtend, bijtender, bijtendst. Bijter, M., bijters. Bijthakken, O. Bijthakker, M., -hakkers. Bijtijds. Bijtmiddel, O., -middelen. Bijtrekken, trok bij, trokken bij, heeft bijgetrokken. Bijval, M., -vallen. Bijvalletje, O., -jes. Bijvallen, viel bij, is bijgevallen. Bijvalsbetuiging, V., -betuigingen. Bijverdienste, V.-verdiensten. Bijvoegen, voegde bij, heeft bijgevoegd. Bijvoegend. Bijvoeging, V., -voegingen. Bijvoeglijk. Bijvoegsel, O., -voegsels en -voegselen. Bijvoet, M. Bijvorm, M., -vormen. Bijwagen, M., -wagens. Bijweg, M., -wegen. Bijwegje, O., -jes. Bijwerk, O., -werken. Bijwerkje, O., -jes. Bijwerpen, wierp bij, heeft bijgeworpen. Bijwezen, O. Bijwijf, O., -wijven. Bijwijlen. Bijwijzen, wees bij, wezen bij, heeft bijgewezen. Bijwitten, witte bij, heeft bijgewit. Bijwonen, woonde bij, heeft bijgewoond. Bijwoner, M., -woners. Bijwoning, V. Bijwoord, O., -woorden. Bijwoordelijk. Bijzaak, V., -zaken. Bijzaakje, O., -jes. Bijzet, M. Bijzetten, zette bij, heeft bijgezet. Bijzetting, V., -zettingen. Bijziend, -ziender, -ziendst. Bijziendheid, V. Bijzijn, O. Bijzin, M., -zinnen. Bijzit, V., -zitten. Bijzitten, zat bij, zaten bij, heeft bijgezeten. Bijzitter, M., -zitters. Bijzitterschap, O. Bijzon, V., -zonnen. Bijzonder, bijzonderder, bijzonderst. Bijzonderheid, V., -heden. Bik, O. Bikhamer, M., -hamers. Bikkel, M., bikkels. Bikkeltje, O., -jes. Bikkelen, bikkelde, heeft gebikkeld. Bikkelspel, O. Bikken, bikte, heeft gebikt. Biksteen, M. Bil, V., billen. Billetje, O., -jes. Bilateraal, -laterale. Bilhamer, M., -hamers. Bilijzer, O., -ijzers. Biljart, O., biljarten. Biljartje, O., -jes. Biljartbal, M., -ballen. Biljartconcours, O., -concoursen. Biljarten, biljartte, heeft gebiljart. Biljartkamer, V., -kamers. Biljartkeu, V., -keuen en -keus. Biljartlaken, O. Biljartspel, O., -spelen. Biljartzaal, V., -zalen. Biljet, O., biljetten. Biljetje, O., -jes. Biljoen (metaal), O. Billen, bilde, heeft gebild. Biller, M., billers. Billijk, billijker, billijkst. Billijken, billijkte, heeft gebillijkt. Billijkerwijze en -wijs. Billijkheid, V. Billijkheidshalve. Billioen (getal), O., billioenen. Bilnaad, M. Bilzenkruid, O. Bimetallisme, O. Binden, bond, heeft gebonden. Binder, M., binders. Bindgaren, O., -garens. Binding, V. Bindrijs, O. Bindsel, O., bindsels. Bindspier, V., -spieren. Bindster, V., bindsters. Bindtouw, O., -touwen. Bindweefsel, O., -weefsels. Bink, M., binken. Binkje, O., -jes. Binnen. Binnenband, M., -banden. Binnenbetimmering, V., -betimmeringen. Binnenbrand, M., -branden. Binnenbrengen, bracht binnen, heeft binnengebracht. Binnendeur, V., -deuren. Binnendijken, dijkte binnen, heeft binnengedijkt. Binnendijks. Binnendoorgaan, ging binnendoor, is binnendoorgegaan. Binnendringen, drong binnen, is binnengedrongen. Binnengaan, gaat binnen, ging binnen, is binnengegaan. Binnengaats. Binnengalerij, V., -galerijen. Binnenhalen, haalde binnen, heeft binnengehaald. Binnenhof, O., -hoven. Binnenhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes. Binnenin. Binnenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Binnenkomen, komt binnen, kwam binnen, kwamen binnen, is binnengekomen. Binnenkoorts, V., -koortsen. Binnenkort. Binnenkruipen, kroop binnen, kropen binnen, is binnengekropen. Binnenland, O., -landen. Binnenlandsch. Binnenloodsen, loodste binnen, heeft binnengeloodst. Binnenloodsing, V. Binnenmoeder, V., -moeders. Binnenmuur, M., -muren. Binnenplaats, V., -plaatsen; -plaatsje, O., -jes. Binnenruimte, V., -ruimten. Binnenrukken, rukte binnen, is binnengerukt. Binnenshuis. Binnenskamers. Binnenslands. Binnensluipen, sloop binnen, slopen binnen, is binnengeslopen. Binnensmonds. Binnenstad, V., -steden. Binnenste, O. Binnenstijds. Binnenstoomen, stoomde binnen, is binnengestoomd. Binnenstormen, stormde binnen, is binnengestormd. Binnentreden, trad binnen, traden binnen, is binnengetreden. Binnenvaart, V. Binnenvader, M., -vaders. Binnenvallen, viel binnen, is binnengevallen. Binnenvertrek, O., -vertrekken; -vertrekje, O., -jes. Binnenvetje, O., -jes. Binnenvetter, M., -vetters. Binnenvoering, V. Binnenwaarts. Binnenwater, O., -wateren. Binnenweg, M., -wegen; -wegje, O., -jes. Binnenwerk, O. Binnenwerks. Binnenwind, M., -winden. Binnenzak, M., -zakken; -zakje, O., -jes. Binnenzeilen, zeilde binnen, is binnengezeild. Binocle, V., binocles. Bint, O., binten. Biograaf, M., biografen. Biographie, V., biographieën. Biographisch. Bioloog, M., biologen. Biologie, V. Biologisch. Birkwortel, M., -wortels. Bis. Biscuit (soort van aardewerk), O. Bisdom, O., bisdommen. Bismuth, O. Bisschop (kerkvoogd), M., bisschoppen. Bisschop (drank), V. Bisschoppelijk. Bisschopsambt, O. Bisschopshoed, M., -hoeden. Bisschopsmijter, M., -mijters. Bisschopsmuts, V., -mutsen. Bisschopsstaf, M., -staven. Bisseeren, bisseerde, heeft gebisseerd. Bit, O., bitten. Bitje, O., -jes. Bits, bitser, bitst. Bitsheid, V., -heden. Bitsig, bitsiger, bitsigst. Bitsigheid, V. Bitter, bitterder, bitterst. Bitter, O. of M. Bittertje, O., -jes. Bitterachtig, -achtiger, -achtigst. Bitterheid, V., -heden. Bitterkaraf, V., -karaffen; -karafje, O., -jes. Bitterkers, V. Bitterkoekje, O., -jes. Bittertafel, V., -tafels. Bitterwater, O., -wateren. Bivouak, O., bivouakken. Bivouakeeren, bivouakeerde, heeft gebivouakeerd. Bizar, bizarre. Bizon, M., bizons. Blaadje. Zie Blad. Blaag, M. en V., blagen. Blaam, V. Blaar, V., blaren. Blaartje, O., -jes. Blaartrekkend. Blaas, V., blazen. Blaasje, O., -jes, Blaasbalg, M., -balgen; -balgje, O., -jes. Blaasinstrument, O., -instrumenten. Blaaskaak, M., -kaken. Blaaskakerij, V. Blaaskramp, V. Blaasontsteking, V., -ontstekingen. Blaaspijp, V., -pijpen. Blad, O., bladen, bladeren, bladers en blaren. Blaadje, O., blaadjes en bladertjes. Bladeren, bladerde, heeft gebladerd. Bladerloos, -looze. Bladerrijk, -rijker, -rijkst. Bladgoud, O. Bladgroente, V., -groenten. Bladluis, V., -luizen. Bladscheede, V., -scheeden. Bladsteel, M., -stelen. Bladstil. Bladvulling, V., -vullingen. Bladwesp, V., -wespen. Bladwijzer, M., -wijzers. Bladzijde, V., -zijden. Blaffen, blafte, heeft geblaft. Blaffer, M., blaffers. Blaffer, ook Blafferd (register), M., blaffers en blafferds. Blaken, blaakte, heeft geblaakt. Blaker, M., blakers. Blakertje, O., -jes. Blakeren, blakerde, heeft geblakerd. Blakstil. Blameeren, blameerde, heeft geblameerd. Blanco. Blanco-biljet, O., -biljetten. Blanco-krediet, O., -kredieten. Blank, blanker, blankst. Blanketsel, O., blanketsels. Blanketten, blankette, heeft geblanket. Blankheid, V. Blaren, blaarde, heeft geblaard. Blaten, blaatte, heeft geblaat. Blauw, blauwer, blauwst. Blauwachtig, -achtiger, -achtigst. Blauwbaard, M. Blauwbekken, blauwbekte, heeft geblauwbekt. Blauwbes, V., -bessen. Blauwblauw (- laten). Blauwboekje, O., -boekjes. Blauwen, blauwde, heeft geblauwd. Blauwkiel, M., -kielen. Blauwkleurig. Blauwkous, V., -kousen. Blauwkuip, V., -kuipen. Blauwlakensch. Blauwsel, O. of V. Blauwselfabriek, V., -fabrieken. Blauwtje, O., -jes. Blauwverven, O. Blauwverver, M., -ververs. Blauwvoet, M., -voeten. Blauwzijden (bnw.). Blauwzuur, O. Blazen, blies, bliezen, heeft geblazen. Blazer, M., blazers. Blazoen, O., blazoenen. Bleek, bleeker, bleekst. Bleek, V., bleeken. Bleekje, O., -jes. Bleeken, bleekte, heeft gebleekt. Bleeker, M., bleekers. Bleekerij, V., bleekerijen. Bleekershond, M., -honden. Bleekerswagen, M., -wagens. Bleekheid, V. Bleekloon, O., -loonen. Bleekpoeder, O. Bleekrood. Bleekster, V., bleeksters. Bleekveld, O., -velden; -veldje, O., -jes. Bleekwater, O. Bleekzucht, V. Blees, V., blezen. Blei, V., bleien. Bleitje, O., -jes. Blein, V., bleinen. Bleintje, O., -jes. Bles (witte vlek), V.; (paard), M., blessen. Blesje, O., -jes. Blespaard, O., -paarden. Blesseeren, blesseerde, heeft geblesseerd. Blessure en Blessuur, V., blessuren. Bleu. Bleuheid, V. Bliek, V., blieken. Blieven, bliefde. Verg. Believen. Blij en Blijde, blijder, blijdst. Blijde, V., blijden. Blijde. Zie Blij. Blijdschap, V. Blijgeestig, -geestiger, -geestigst. Blijgeestigheid, V. Blijheid, V. Blijk, O., blijken. Blijkje, O., -jes. Blijkbaar, -baarder, -baarst. Blijkbaarheid, V. Blijken, bleek, bleken, is gebleken. Blijkens. Blijmoedig, -moediger, -moedigst. Blijmoedigheid, V. Blijspel, O., -spelen. Blijspeldichter, M., -dichters. Blijven, bleef, bleven, is gebleven. Blik (opslag der oogen), M., blikken. Blikje, O., -jes. Blik (geplet metaal en keukengereedschap), O. Blikje, O., -jes. Blikaars, M., -aarzen. Blikgat, O. Blikjesmes, O., -messen. Blikken (bnw.) Blikken (met de oogleden), blikte, heeft geblikt. Blikken (de schors aftrekken), blikte, heeft geblikt. Blikkeren, blikkerde, heeft geblikkerd. Bliksem, M., bliksems. Bliksemafleider, M., -afleiders. Bliksemen, bliksemde, heeft gebliksemd. Bliksemlicht, O. Bliksems (bijw.). Bliksemsch (bnw.). Bliksemstraal, M., -stralen. Bliksemtrein, M., -treinen. Blikslager, M., -slagers. Blikslagerij, V., -slagerijen. Blikslagersknecht, M., -knechts. Blikslagerswinkel, M., -winkels. Blikvuren, blikvuurde, heeft geblikvuurd. Blikvuur, O., -vuren. Blikwerk, O. Blind, blinder, blindst. Blind, O., blinden. Blindje, O., -jes. Blinddoeken, blinddoekte, heeft geblinddoekt. Blinde, M., en V., blinden. Blinde-darmontsteking, V., -ontstekingen. Blindeeren, blindeerde, heeft geblindeerd. Blindelings. Blindeman, M., -mannen en -mans. Blindemannetje, O. Blinden, blindde, heeft geblind. Blinden-instituut, O., -instituten. Blindenschrift, O. Blindgeborene, M. en V., -geborenen. Blindheid, V. Blinken, blonk, heeft geblonken. Blinkerd, M., blinkerds. Blinkworm, M., -wormen. Bloed, O. Bloed (sukkel), M., bloeden. Bloedje, O., -jes. Bloedarmoede, V. Bloedbad, O. Bloedbruiloft, V. Bloeddiarrhee, v. Bloeddorst, M. Bloeddorstig, -dorstiger, -dorstigst. Bloedeloos, -looze. Bloedeloosheid, V. Bloeden, bloedde, heeft gebloed. Bloederig, bloederiger, bloederigst. Bloedgeld, O. Bloedhond, M., -honden. Bloedig, bloediger, bloedigst. Bloeding, V., bloedingen. Bloedkleur, V. Bloedkleurig. Bloedlichaampje, O., -jes. Bloedloogzout, O. Bloedplakkaat, O., -plakkaten. Bloedraad, M. Bloedrijk, -rijker, -rijkst. Bloedschande, V. Bloedsomloop, M. Bloedspuwing, V., -spuwingen. Bloedstelpend. Bloedstorting, V. Bloedvat, O., -vaten. Bloedvergieten, O. Bloedverwant, M., -verwanten. Bloedverwante, V., -verwanten. Bloedverwantschap, V. Bloedvlek, V., -vlekken; -vlekje, O., -jes. Bloedwarm. Bloedworst, V., -worsten. Bloedwraak, V. Bloedzuiger, M., -zuigers. Bloei, M. Bloeien, bloeide, heeft gebloeid. Bloeimaand, V. Bloeisel, O. Bloeitijd, M. Bloeiwijze, V., -wijzen. Bloem, V., bloemen. Bloempje en bloemetje, O., -jes. Bloembodem, M., -bodems. Bloemencorso, O., -corso's. Bloemengeur, M. Bloemenmaakster, V., -maaksters. Bloemenmand, V., -manden; -mandje, O., -jes. Bloemenmeisje, O., -meisjes. Bloemhof, M., -hoven. Bloemig, bloemiger, bloemigst. Bloemist, M., bloemisten. Bloemisterij, V., bloemisterijen. Bloemkelk, M., -kelken. Bloemkool, V., -koolen. Bloemkrans, M., -kransen. Bloemkroon, V., -kronen. Bloemlezing, V., -lezingen. Bloemmarkt, V., -markten. Bloemperk, O., -perken. Bloempot, M., -potten. Bloemstuk, O., -stukken. Bloemzaad, O., -zaden. Bloemzoet. Bloesem, M., bloesems. Bloesempje, O., -jes. Blok, O., blokken en bloks. Blokje, O., -jes. Blokhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes. Blokkade, V., blokkades. Blokkeeren, blokkeerde, heeft geblokkeerd. Blokkeering, V., blokkeeringen. Blokken, blokte, heeft geblokt. Blokkendoos, V., -doozen. Blokkenmaker, M., -makers. Blokker, M., blokkers. Blokland, O., -landen. Blokstelsel, O. Blom (voor bloem), V., blommen. Blommetje, O., -jes. Blond, blonder, blondst. Blondheid, V. Blondine, V., blondines. Blondje, O., -jes. Bloo, blooder, bloodst. Bloodaard, M., bloodaards. Bloohartig, -hartiger, -hartigst. Blooheid, V. Bloot, blooter, blootst. Blootelijk. Blooten (bloot maken), blootte, heeft gebloot. Blootgeven (zich -), gaf zich bloot, gaven zich bloot, heeft zich blootgegeven. Blootleggen, legde en leide bloot, heeft blootgelegd en blootgeleid. Blootliggen, lag bloot, lagen bloot, heeft blootgelegen. Blootshoofds. Blootstaan, staat bloot, stond bloot, heeft blootgestaan. Blootstellen, stelde bloot, heeft blootgesteld. Blootsvoets. Blos, M. Blosje, O., -jes. Blouse, V., blouses. Blouwel, M., blouwels. Blouwen, blouwde, heeft geblouwd. Blozen, bloosde, heeft gebloosd. Blozend. Bluf, M., bluffen. Blufje, O., -jes. Bluffen, blufte, heeft gebluft. Bluffer, M., bluffers. Blufferij, V., blufferijen. Blunder, M., blunders. Bluschgereedschap, O., -schappen. Bluschgranaat, V., -granaten. Bluschmiddel, O., -middelen. Bluschster, V., bluschsters. Blusschen, bluschte, heeft gebluscht. Blusscher, M., blusschers. Blussching, V., blusschingen. Blut. Bluts, V., blutsen. Blutsen, blutste, heeft geblutst. Blutsing, V., blutsingen. Blutskoorts, V., -koortsen. Boa, V., boa's. Bobbekop, M., -koppen. Bobbel, M., bobbels. Bobbeltje, O., -jes. Bobbelen, bobbelde, heeft gebobbeld. Bobbelig, bobbeliger, bobbeligst. Bobbeling, V., bobbelingen. Bobberd, M., bobberds. Bobberen, bobberde, heeft gebobberd. Bobbering, V., bobberingen. Bobijn, V., bobijnen. Bobijnen, bobijnde, heeft gebobijnd. Bochel, M., bochels. Bocheltje, O., -jes. Bochelaar, M., bochelaars. Bochelen, bochelde, heeft gebocheld. Bocheljoen, M., bocheljoenen. Bocht (afgesloten ruimte), M., bochten. Bocht (buiging), V., bochten. Bochtje, O., -jes. Bocht (slechte waar), O. Bochten, bochtte, heeft gebocht. Bochtig, bochtiger, bochtigst. Bochtigheid, V. Bochtknier, V., -knieren. Bockbier, O. Bod, O. Bode, M. en V., boden. Bodem, M., bodems. Bodempje, O., -jes. Bodembloemig. Bodemen, bodemde, heeft gebodemd. Bodemerij, V., bodemerijen. Bodemerijbrief, M., -brieven. Bodemloos, -looze. Bodemrad, O., -raderen. Bodemstuk, O., -stukken. Bodenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Bodenloon, O. Bodeschap, O. Boe. Boedel (ook Boel), M., boedele. Boedeltje, O., -jes. Boedelafstand, M. Boedelbeschrijving, V., -beschrijvingen. Boedelredder, M., -redders. Boedelscheiding, V., -scheidingen. Boef, M., boeven. Boefje, O., -jes. Boeg, M., boegen. Boeganker, O., -ankers. Boegband, M., -banden. Boegen, boegde, heeft geboegd. Boeghout, O., -houten. Boegkruisen, boegkruiste, heeft geboegkruist. Boeglam. Boegseeren, boegseerde, heeft geboegseerd. Boegseerlijn, V., -lijnen. Boegsel, O., boegsels. Boegspriet, M., -sprieten. Boegstag, O., -stagen. Boeha, ook Boha. Boei (kluister), V., boeien. Boei (ton), V., boeien. Boeien, boeide, heeft geboeid. Boeiend, boeiender, boeiendst. Boeier, M., boeiers. Boeiertje, O., -jes. Boeiplank, V., -planken. Boeireep, M., -reepen. Boeisel, O., boeisels. Boek, O., boeken. Boekje, O., -jes. Boekaankondiging, V., -aankondigingen. Boekachtig, -achtiger, -achtigst. Boekanier, M., boekanieren en boekaniers. Boekbeoordeeling, V., -beoordeelingen. Boekbeschouwing, V., -beschouwingen. Boekbinden, O. Boekbinder, M., -binders. Boekbinderij, V., -binderijen. Boekbinderslijm, V. Boekbinderspers, V., -persen. Boekdeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes. Boekdrukken, O. Boekdrukker, M., -drukkers. Boekdrukkerij, V., -drukkerijen. Boekdrukkunst, V. Boekdrukpers, V., -persen. Boekeboom, M., -boomen. Boekel, M., boekels. Boekeltje, O., -jes Boeken, boekte, heeft geboekt. Boekenhanger, M., -hangers; -hangertje, O., -jes. Boekenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Boekenkast, V., -kasten; -kastje, O., -jes. Boekenkennis, V. Boekenkist, V., -kisten. Boekenkraam, V., -kramen. Boekenlijst, V., -lijsten. Boekenminnaar, M., -minnaars. Boekenplank, V., -planken. Boekenrek, O., -rekken; -rekje, O., -jes. Boekenschorpioen, M., -schorpioenen. Boekenstalletje, O., -jes. Boekentaal, V. Boekentasch, V., -tasschen. Boekenwijsheid, V. Boeker, M., boekers. Boekerig. Boekerij, V., boekerijen. Boekerijtje, O., -jes. Boekgeschenk, O., -geschenken. Boekhandel, M. Boekhandelaar, M., -handelaars. Boekhouden, O. Boekhouder, M., -houders. Boeking, V. Boekjaar, O., -jaren. Boekpens, V., -pensen. Boekschuld, V., -schulden. Boekske en Boeksken, O., boekskes en boekskens. Boekstaven, boekstaafde, heeft geboekstaafd. Boekverkooper, M., -verkoopers. Boekverkooping, V., -verkoopingen. Boekverzameling, V., -verzamelingen. Boekweit, V. Boekweitebrij, V. Boekweitebrood, O. Boekweiteflensje, O., -flensjes. Boekweitegort en Boekendegort of Boekedegort, V. Boekweitekoek en Boekendekoek, M., -koeken. Boekweitemeel, O. Boekweiten (bnw.). Boekwerk, O., -werken. Boekwinkel, M., -winkels. Boekworm, M., -wormen. Boel (menigte), M., boelen. Boeltje, O., -jes. Boel (bijzit), M. en V., boelen. Boelage, V. Boeldag, M., -dagen. Boeleerder, M., boeleerders. Boeleeren, boeleerde, heeft geboeleerd. Boeleerster, V., boeleersters. Boelhuis, O., -huizen. Boelig. Boelijn, V., boelijns. Boelkenskruid, O. Boelschap, O. Boeman, M. Boemeltrein, M., -treinen. Boender, M., boenders. Boendertje, O., -jes. Boenen, boende, heeft geboend. Boenlap, M., -lappen. Boenwas, O. of V. Boer, M., boeren. Boertje, O., -jes. Boerderij, V., boerderijen. Boerderijtje, O., -jes. Boeren, boerde, heeft geboerd. Boerenarbeider, M., -arbeiders. Boerenbedrieger, M., -bedriegers. Boerenbedrijf, O. Boerenbedrog, O. Boerenboon, V., -boonen. Boerenbrood, O. Boerenbruiloft, V., -bruiloften. Boerendans, M., -dansen. Boerendeern, V., -deernen en -deerns. Boerendochter, V., -dochters. Boerendracht, V. Boerenerf, O., -erven. Boerengrauw, O. Boerenherberg, V., -herbergen. Boerenhofstede, V., -hofsteden. Boerenhuis, O., -huizen. Boerenjasmijn, V., -jasmijnen. Boerenjongen, M., -jongens. Boerenkermis, V., -kermissen. Boerenkers, V. Boerenkinkel, M., -kinkels. Boerenknecht, M., -knechts. Boerenkool, V., -koolen. Boerenkost, M. Boerenkrijt, O., -krijtje, O., -krijtjes. Boerenleenbank, M., -banken. Boerenmeid, V., -meiden. Boerenoorlog, M. Boerenplaats, V., -plaatsen. Boerenplatting, V., -plattings. Boerenschoolmeester, M., -meesters. Boerenschromen, boerenschroomde, heeft geboerenschroomd. Boerenschroom, M. Boerenstand, M. Boerenwagen, M., -wagens. Boerenwerk, O. Boerenwinkel, M., -winkels. Boerenwoning, V., -woningen. Boerenzoon, M., -zoons en -zonen. Boerenzwaluw, V., -zwaluwen. Boerin, V., boerinnen. Boerinnetje, O., -jes. Boerinnenmuts, V., -mutsen. Boerinnenrok, M., -rokken. Boersch, boerscher, boerscht. Boerschheid, V., -heden. Boert, V. Boerten, boertte, heeft geboert. Boertend. Boertenderwijze en -wijs. Boerterij, V., boerterijen. Boertig, boertiger, boertigst. Boertigheid, V., -heden. Boes, V., boezen. Boete, V., boeten. Boetedag, M., -dagen. Boetedoening, V., -doeningen. Boeteling, M. en V., boetelingen. V. ook boetelinge. Boeten, boette, heeft geboet. Boetgewaad, O., -gewaden. Boetgezang, O., -gezangen. Boetgezant, M., -gezanten. Boetkleed, O., -kleederen. Boetpredikatie, V., -predikatiën en -predikaties. Boetprediker, M., -predikers. Boetpreek, V., -preeken. Boetpsalm, M., -psalmen. Boetseerder, M., boetseerders. Boetseeren, boetseerde, heeft geboetseerd. Boetseering, V., boetseeringen. Boetseerkunst, V. Boetseerstok, M., -stokken. Boetvaardig, -vaardiger, -vaardigst. Boetvaardigheid, V. Boevenjacht, V. Boevenklok, V. Boevennet, O., -netten. Boevenpraat, M. Boevenstreek, M., -streken. Boevenstuk, O., -stukken. Boeventaal, V. Boeverij, V., boeverijen. Boezel, O. Boezeltje, O., -jes. Boezelaar, M., boezelaars. Boezelaartje, O., -jes. Boezem, M., boezems. Boezempje, O., -jes. Boezemland, O., -landen. Boezemrecht, O. Boezemstand, M., -standen. Boezemvriend, M., -vrienden. Boezemwater, O., -wateren. Boezeroen, O. en M., boezeroenen. Boezeroentje, O., -jes. Bof, M., boffen. Bofje, O., -jes. Boffen, bofte, heeft geboft. Boffer, M., boffers. Bofferd, M., bofferds. Bogen, boogde, heeft geboogd. Bogenmaker, M., -makers. Boha, ook Boeha. Bojaar, M., Bojaren. Bok (dier), M., bokken. Bokje, O., -jes. Bok (vaartuig), V., bokken. Bokaal, V., bokalen. Bokaaltje, O., -jes. Bokachtig, -achtiger, -achtigst. Bokachtigheid, V., -heden. Bokkeleder en -leer, en Bokkenleder en -leer, O. Bokkelederen en -leeren, en Bokkenlederen en -leeren (bnw.). Bokkenwagen, M., -wagens. Bokkepruik, V. Bokkesprong, M., -sprongen. Bokkevel, O., -vellen. Bokkig, bokkiger, bokkigst. Bokkigheid, V., -heden. Bokking, M., bokkingen. Bokkinkje, O., -jes. Bokkinghang, M., -hangen. Bokkingrookerij, V., -rookerijen. Boksbaard, M. Boksbeugel, M., -beugels. Boksblok, O., -blokken. Boksboon, V. Bokse, V., boksen. Boksen, bokste, heeft gebokst. Bokser, M., boksers. Bokshoorn en -horen, M., -hoorns en -horens. Bokspoot, M., -pooten. Boksvoet (sater), M., -voeten. Boktor, V., -torren. Bol, M., bollen. Bolletje, O., -jes. Bol, boller, bolst. Bolbaan, V., -banen. Bolder, M., bolders. Bolderwagen, M., -wagens. Boldriehoek, M., -driehoeken. Boldriehoeksmeting, V. Bolfunctie, V., -functies. Bolgewas, O., -gewassen. Bolheid, V. Bolk, V., bolken. Bollaag, V., -lagen. Bolleboos, M., -boozen. Bollebuis, V., -buizen; -buisje, O., -jes. Bollejagen, O. Bollen, bolde, heeft gebold. Bollenbakker, M., -bakkers. Bollig. Bolligheid, V. Bolrond. Bolster, M., bolsters. Bolsteren, bolsterde, heeft gebolsterd. Bolton, V., -tonnen. Bolus, M., bolussen. Bolvorm, M. Bolvormig. Bolvormige-driehoeksmeting, V. Bolwerk, O., -werken. Bolwerkje, O., -jes. Bolwerken, bolwerkte, heeft gebolwerkt. Bolworm, M., -wormen. Bolzaad, O. Bom, V., bommen. Bommetje, O., -jes. Bombardeeren, bombardeerde, heeft gebombardeerd. Bombardement, O., -menten. Bombarie, V. Bombastisch. Bombazijn, O., bombazijnen. Bombazijnen (bnw.). Bombeen, O., -beenen. Bomgat, O., -gaten. Bomijs (bom-ijs), O. Bommel, M., bommels. Bommen, bomde, heeft gebomd. Bomschuit, V., -schuiten. Bon, M., bons. Bonnetje, O., -jes. Bonbons (mv.). Bond, M., bonden. Bondgenoot, M., -genooten. Bondgenoote, V., -genooten. Bondgenootschap, O., -schappen. Bondig, bondiger, bondigst. Bondigheid, V. Bondsraad, M. Bondsstaat en Bondstaat, M., -staten. Bongel, M., bongels. Bonis (In -). Bonk, V.; voor een persoon, M., bonken. Bonkje, O., -jes. Bonken, bonkte, heeft gebonkt. Bonker, M., bonkers. Bonkerig, bonkeriger, bonkerigst. Bonne, V., bonnes. Bonnefooi (Op de -). Bonnet, V., bonnetten. Bonnetje, O., -jes. Bons, V., bonzen. Bonsje, O., -jes. Bont, O., bonten. Bontje, O., -jes. Bont, bonter, bontst. Bonten (bnw.). Bontheid, V. Bontwerk, O. Bontwerker, M., -werkers. Bonzen, bonsde, heeft gebonsd. Bonzing. Zie Bunzing. Boodschap, V., boodschappen. Boodschaplooper, M., -loopers. Boodschappen, boodschapte, heeft geboodschapt. Boodschapper, M., boodschappers. Boog, M., bogen. Boogje, O., -jes. Booglamp, V., -lampen. Boogschutter, M., -schutters. Boogswijze en -wijs. Boogvenster, O., -vensters. Boom, M., boomen. Boompje, O., -jes. Boom (slagboom), M., boomen. Boombast, M., -basten. Boomblad, O., -bladeren. Boomen, boomde, heeft geboomd. Boomgaard, M., -gaarden. Boomig, boomiger, boomigst. Boomklerk, M., -klerken. Boomklimmer, M., -klimmers. Boomkweeker, M., -kweekers. Boomstam, M., -stammen. Boomswijze en -wijs. Boomtak, M., -takken. Boomwol, V. Boon, V., boonen. Boontje, O., -jes. Booneboom, M., -boomen. Boonenbrood, O. Boonenkruid, O. Boonenmeel, O. Boonensoep, V. Boonenstaak, M., -staken. Boonenveld, O., -velden. Boor, V., boren. Boortje, O., -jes. Boor (borium), O. Boord (rand enz.), M., boorden. Boordje, O., -jes. Boord (van een schip), O. Boorden, boordde, heeft geboord. Boordendoos, V., -doozen. Boordevol, -volle. Boordevolletje, O., -jes. Boordlint, O., -linten. Boordsel, O., boordsels. Boorgat, O., -gaten. Boorijzer, O., -ijzers. Boorlepel, M., -lepels. Booromslag, M., -omslagen. Boorwater, O. Boorzuur, O. Boos, boozer, boost. Boosaardig, -aardiger, -aardigst. Boosaardigheid, V., -heden. Boosdoener, M., -doeners. Boosheid, V., -heden. Booswicht, M., -wichten. Boot (een vaartuig), V., booten en boots. Bootje, O., -jes. Boot (halssieraad), V., booten. Bootje, O., -jes. Bootsen, bootste, heeft gebootst. Bootsgezel, M., -gezellen. Bootshaak, M., -haken. Bootsman, M., -lieden en -lui. Bootsmansmaat, M., -maats. Bootsvolk, O. Boottocht, M., -tochten. Bootwerker, M., -werkers. Booze, M. Boozigheid, V., -heden. Borat (ook Brat), O. Borax, V. Bord, O., borden. Bordje, O., -jes. Bordeel, O., bordeelen. Bordeelhouder, M., -houders. Bordes, O., bordessen. Bordesje, O., -jes. Bordig, bordiger, bordigst. Bordigheid, V. Bordpapier, O. Bordpapieren (bnw.). Borduren, borduurde, heeft geborduurd. Borduurgaren, O. Borduurkatoen, O. Borduurnaald, V., -naalden. Borduurpatroon, O., -patronen. Borduurraam, O., -ramen. Borduursel, O., borduursels. Borduurster, V., borduursters. Borduurwerk, O., -werken. Boren, boorde, heeft geboord. Borg, M., borgen. Borgen, borgde, heeft geborgd. Borgketting, M., -kettingen. Borgstelling, V., -stellingen. Borgstrop, M., -stroppen. Borgtocht, M., -tochten. Borgtochtelijk. Boring, V., boringen. Born, V., bornen. Borrel, M., borrels. Borreltje, O., -jes. Borrelen, borrelde, heeft geborreld. Borrelflesch, V., -flesschen. Borrelpraat, M. Borreluur, O. Borst (lichaamsdeel), V., borsten. Borst (knaap), M., borsten. Borstbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes. Borstbeen, O. Borstel, M., borstels. Borsteltje, O., -jes. Borstelachtig. Borstelen, borstelde, heeft geborsteld. Borstelig, borsteliger, borsteligst. Borstharnas, O., -harnassen. Borsthouder, M., -houders. Borstkas, V. Borstklep. V., -kleppen. Borstkruiden, mv., O. Borstkruis, O., -kruisen. Borstkwaal, V., -kwalen. Borstlijder, M., -lijders. Borstplaat, V., -platen; -plaatje, O., -jes. Borstwering, V., -weringen. Borst (ziekte), O. Bos (bundel), M. en O., bossen. Bosje, O., -jes. Bos (bus), V., bossen. Bosje, O., -jes. Bosch, O., bosschen. Boschje, O., -jes. Boschachtig, -achtiger, -achtigst. Boschbes, V., -bessen. Boschbrand, M., -branden. Boschduif, V., -duiven. Boschduivel, M., -duivels. Boschgeus, M., -geuzen. Boschgrond, M., -gronden. Boschjesman, M., -mannen. Boschwachter, M., -wachters. Bosschage, O., bosschages. Bossen, boste, heeft gebost. Bosser, M., bossers. Bossing, V., bossingen. Boston, O. Bostontafeltje, O., -tafeltjes. Bot (visch), V., botten. Botje, O., -jes. Bot (knop), V., botten. Botje, O., -jes. Bot (been), O., botten. Botje, O., -jes. Bot, botter, botst. Botanie, V. Botanisch. Botaniseeren, botaniseerde, heeft gebotaniseerd. Botboer, M., -boeren. Boter, V. Botertje, O., -jes. Boterbiesje, O., -biesjes. Boterbloem, V., -bloemen; -bloempje, -bloemetje, O., -jes. Boterboer, M., -boeren. Botercontrôle, V. Boteren, boterde, heeft geboterd. Boterfabriek, V., -fabrieken. Boterham, V., -hammen; -hammetje, O., -jes. Boterletter, V., -letters. Boterpot, M., -potten. Botersaus, V., -sausen. Boterspaan, V., -spanen. Botertand, M., -tanden. Boterton, V., -tonnen. Botervat, O., -vaten, -vaatje, O., -vaatjes. Botervlootje, O., -jes. Boterwaag, V., -wagen. Boterwarmer, M., -warmers. Boterwet, V. Boterzuur, O. Botheid, V., -heden. Botmuil, M. en V., -muilen. Bots, V., botsen. Botsje, O., -jes. Botsen, botste, heeft gebotst. Botsing, V., botsingen. Bottel, V., bottels. Bottelarij, V., bottelarijen. Bottelen, bottelde, heeft gebotteld. Bottelier, M., bottelieren en botteliers. Botteliersmaat, M., -maats. Botteloef, M., -loeven. Botten, botte, is gebot. Botter, M., botters. Botterik, M., botteriken. Botuit (bot-uit). Botvieren, vierde bot, heeft botgevierd. Botwagen, M., -wagens. Botweg. Boud, bouder, boudst. Bouffante, V., bouffantes. Bougie, V., bougies. Bouillon, M. Bouillonkop, M., -koppen. Bouquet, M., bouquetten. Bouquetje, O., -jes. Bout (ijzeren staaf, been enz.), M., bouten. Boutje, O., -jes. Bout (eendvogel), M., bouten. Boutgat, O., -gaten. Boutig, boutiger, boutigst. Boutje (liefje), O., -jes. Bouw, M. Bouwboer, M., -boeren. Bouwcommissie, V., -commissies. Bouwdoos, V., -doozen. Bouwen, M., bouwens. Bouwen, bouwde, heeft gebouwd. Bouwer, M., bouwers. Bouwerij, V., bouwerijen. Bouwgereedschap, O., -schappen. Bouwgrond, M., -gronden. Bouwheer, M., -heeren. Bouwing, V. Bouwknecht, M., -knechts. Bouwkundige, M., -kundigen. Bouwkunst, V. Bouwland, O. Bouwman, M., -lieden en -lui. Bouwmateriaal, O., -materialen. Bouwmeester, M., -meesters. Bouwsteen, M., -steenen. Bouwstijl, M., -stijlen. Bouwstof, V., -stoffen. Bouwterrein, O., -terreinen. Bouwtijd, M. Bouwtrant, M. Bouwvak, O. Bouwval, M., -vallen. Bouwvallig, -valliger, -valligst. Bouwvalligheid, V. Bouwverordening, V., -verordeningen. Boven. Bovenaan. Bovenaardsch. Bovenal. Bovenarm, M., -armen. Bovenbeschreven. Bovenbroek, V., -broeken. Bovendien. Bovendrijven, dreef boven, dreven boven, heeft bovengedreven. Bovengemeld. Bovengenoemd. Bovenhuis, O., -huizen. Bovenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Bovenlander, M., -landers. Bovenlucht, V. Bovenmate. Bovenmenschelijk. Bovennatuurkunde, V. Bovennatuurlijk. Bovenop. Bovenstaand. Bovenste. Bovenuit. Bovenzinnelijk. Bowl, M., bowl's. Boycotten, boycotte, heeft geboycot. Braadaal, M., -alen. Braadappel, M., -appelen en -appels. Braadharing, M., -haringen. Braadoven, M., -ovens. Braadpan, V., -pannen. Braadslede en -slee, V., -sleden en -sleeën. Braadspit, O., -speten en -spitten. Braadvet, O. Braaf, braver, braafst. Braafheid, V. Braak, V. Braak (- liggen). Braakland, O. Braakloop, M. Braakmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes. Braaknoot, V., -noten. Braakpoeder en -poeier, O.; (geneesmiddel), V., -poeders en -poeiers; -poedertje en -poeiertje, O., -jes. Braaksel, O. Braakwortel, M., -wortels. Braam, V., bramen. Braampje, O., -jes. Braambosch, O., -bosschen. Braamstruik, M., -struiken. Brabander, M., Brabanders. Brabant, O. Brabantsch. Brabbelaar, M., brabbelaars. Brabbelen, brabbelde, heeft gebrabbeld. Brabbeltaal, V. Bracelet, M., braceletten. Brachycephaal. Braden, braadde, heeft gebraden. Brak (jachthond), M., brakken. Brak (ook Barak), V., brakken. Brak, brakker brakst. Braken, braakte, heeft gebraakt. Braker, M., brakers. Brakheid, V. Braking, V., brakingen. Brallen, bralde, heeft gebrald. Bram, M., brammen. Bramra, V., -raas. Bramsteng, V., -stengen. Bramzeil, O., -zeilen. Brancard, M., brancards. Brand, M., branden. Brandje, O., -jes. Brandalarm, O. Brandassurantie, V., -assurantiën. Brandbaar, -baarder, -baarst. Brandbaarheid, V. Brandbrief, M., -brieven. Brandemmer, M., -emmers. Brandemoris, M. Brandemorisje, O., -jes. Branden, brandde, heeft gebrand. Brandendheet, -heete. Brander, M., branders. Branderig, branderiger, branderigst. Branderigheid, V. Branderij, V., branderijen. Brandewijn, M., -wijnen; -wijntje, O., -jes. Brandgevaar, O. Brandhaak, M., -haken. Brandhout, O. Brandig, brandiger, brandigst. Brandigheid, V. Brandijzer, O., -ijzers. Branding, V., brandingen. Brandkast, V., -kasten. Brandkraan, V., -kranen. Brandladder, V., -ladders. Brandlucht, V. Brandmeester, M., -meesters. Brandmerk, O., -merken. Brandmerken, brandmerkte, heeft gebrandmerkt. Brandnetel, V., -netels. Brandoven, M., -ovens. Brandpenning, M., -penningen. Brandpiket, O., -piketten. Brandpunt, O., -punten. Brandschatten, brandschatte, heeft gebrandschat. Brandschatting, V., -schattingen. Brandschel, V., -schellen. Brandscherm, O., -schermen. Brandschilderen, brandschilderde, heeft gebrandschilderd. Brandslang, V., -slangen. Brandspiegel, M., -spiegels; -spiegeltje, O., -jes. Brandspuit, V., -spuiten; -spuitje, O., -jes. Brandspuithuisje, O., -huisjes. Brandstapel, M., -stapels. Brandstichten, O. Brandstichter, M., -stichters. Brandstof, V., -stoffen. Brandvrij. Brandwaarborgmaatschappij, V., -maatschappijen. Brandwacht, V., als persoon M. Brandweer, V. Brandweerkazerne, V., -kazernes. Brandweerman, M., -mannen. Brandwonde, V., -wonden. Brandzeil, O., -zeilen. Brani, M., brani's. Bras, M., brassen. Brasem, M., brasems. Brasempje, O., -jes. Braspartij, V., -partijen. Brassen, braste, heeft gebrast. Brasser, M., brassers. Brasserij, V., brasserijen. Brat (ook Borat), O. Bravade, V., bravades. Braveeren, braveerde, heeft gebraveerd. Bravo-geroep, O. Breed, breeder, breedst. Breedheid, V. Breedsprakig, -sprakiger, -sprakigst. Breedsprakigheid, V. Breedte, V., breedten. Breedtecirkel, M., -cirkels. Breedtegraad, M., -graden. Breedvoerig, -voeriger, -voerigst. Breedvoerigheid, V. Breedvoetig, -voetiger, -voetigst. Breefok, V., -fokken. Breekbaar, -baarder, -baarst. Breekbaarheid, V. Breekbeitel, M., -beitels. Breekijzer, O., -ijzers. Breeuwen, breeuwde, heeft gebreeuwd. Breeuwer, M., breeuwers. Breeuwhamer, M., -hamers. Breeuwstoel, M., -stoelen. Breidel, M., breidels. Breideltje, O., -jes. Breidelen, breidelde, heeft gebreideld. Breideling, V., breidelingen. Breidelloos, -loozer, -loost. Breien, breide, heeft gebreid. Breier, M., breiers. Breigaren, O. Breigoed, O. Breikatoen, O. Breiklos, M., -klossen. Breikoker, M., -kokers. Breikous, V., -kousen; -kousje, O., -jes. Breimachine, V., -machines. Brein (de hersenen), O. Breinaald, V., -naalden. Breipen, V., -pennen. Breischool, V., -scholen; -schooltje, O., -jes. Breister, V., breisters. Breitobbetje, O., -tobbetjes. Breiwerk, O. Breiwol, V. Breizak, M., -zakken. Brekebeen, M., -beenen. Breken, brak, braken, heeft en is gebroken. Brekespel, M. en V., -spellen. Breking, V. Brem, V. Bremstruik, M., -struiken. Brengen, bracht, heeft gebracht. Brenger, M., brengers. Brengster, V., brengsters. Bres, V., bressen. Bretel, V., bretellen en bretels. Breuk, V., breuken. Breukje, O., -jes. Breukband, M., -banden. Brevier, O., brevieren. Brief, M., brieven. Briefje, O., -jes. Briefkaart, V., -kaarten. Briefkaartenalbum, O., -albums. Briefport en Briefporto, O., -porto's. Briefwisseling, V. Bries, V. Briesje, O., -jes. Brieschen, brieschte, heeft gebriescht. Brievenbesteller, M., -bestellers. Brievenboek, O., -boeken. Brievenbus, V., -bussen. Brievendekker, M., -dekkers. Brievenpost (bode), M., -posten. Brievenpost (posterij), V., -posten. Brieventasch, V., -tasschen; -taschje, O., -jes. Brievenweger, M., -wegers. Brievenzak, M., -zakken. Brigade, V., brigaden en brigades. Brigadier, M., brigadiers. Brij, V., brijen. Brijn (zoutwater), O. Brijzel, V., brijzelen en brijzels. Brijzeltje, O., -jes. Brijzelen, brijzelde, heeft gebrijzeld. Brik, V., brikken. Briket, V., briketten. Briksteen, M., -steenen. Bril, M., brillen. Brilletje, O., -jes. Briljant, M., briljanten. Briljant, ook Brillant. Brilledoos, V., -doozen. Brilleglas, O., -glazen. Brillen, brilde, heeft gebrild. Brillenhuisje, O., -huisjes. Brillenmaker, M., -makers. Brillenslijper, M., -slijpers. Brink, M., brinken. Brit, M., Britten. Britannië, O. Britannisch. Brits, V., britsen. Britsch. Britsen, britste, heeft gebritst. Broche, V., broches. Brochure, V., brochures. Broddelaar, M., broddelaars. Broddelen, broddelde, heeft gebroddeld. Broddelwerk, O. Brodden, brodde, heeft gebrod. Broed, O. Broeden, broedde, heeft gebroed. Broeder, M., broeders en broederen. Broederdienst, M. Broederlijk, -lijker, -lijkst. Broederlijkheid, V. Broederloos, -looze. Broedermoord, M., -moorden. Broeder-overste, M., -oversten. Broederschap (de betrekking), O.; (vereeniging van broeders), V., -schappen. Broedertje (gebakje), O., -jes. Broedsch. Broedschheid, V. Broedsel, O., broedsels. Broedplaats, V., -plaatsen. Broedstoof, V., -stoven; -stoofje, O., -jes. Broeibak, M., -bakken. Broeieend, V., -eenden. Broeiei, O., -eieren. Broeien, broeide, heeft gebroeid. Broeierij, V., broeierijen. Broeihen, V., -hennen. Broeiing, V. Broeikas en -kast, V., -kassen en -kasten. Broeikuip, V., -kuipen. Broeinest, O., -nesten. Broeioven, M., -ovens. Broeisel, O., broeisels. Broeitijd, M. Broek (kleedingstuk), V., broeken. Broekje, O., -jes. Broek (bedijkt land), V. Broek (moerassig land), O. Broeken, broekte, heeft gebroekt. Broekengoed, O. Broekenstof en Broekstof, V. Broeksband, M., -banden. Broekspijp, V., -pijpen. Broekzak, M., -zakken. Broer, M., broers. Broertje, O., -jes. Brok, M. en O., brokken. Brokje, O., -jes. Brokkelen, brokkelde, heeft gebrokkeld. Brokkelig, brokkeliger, brokkeligst. Brokkeling, V., brokkelingen. Brokken, brokte, heeft gebrokt. Brombeer, M., -beren. Bromkever, M., -kevers. Brommen, bromde, heeft gebromd. Brommer, M., brommers. Brommig, brommiger, brommigst. Bromvlieg, V., -vliegen. Bron, V., bronnen. Bronnenstudie, V. Brons, O., bronzen. Bronskleur, V. Bronskleurig. Bronsperiode, V. Bronst, V. Bronsten, bronstte, heeft gebronst. Bronstig, bronstiger, bronstigst. Bronsttijd, M. Bronwater, O., -wateren. Bronzen, bronsde, heeft gebronsd. Bronzen (bnw.). Brood, O., brooden. Broodje, O., -jes. Broodbakker, M., -bakkers. Broodbakkerij, V., -bakkerijen. Brooddronken, -dronkener, -dronkenst. Brooddronkenheid, V. Broodeloos, -looze. Broodfabriek, V., -fabrieken. Broodkar, V., -karren. Broodmand, V., -manden. Broodmes, O., -messen. Broodnijd, M. Broodnoodig. Broodschrijver, M., -schrijvers. Broodsgebrek, O. Broodsuiker, V. Broodtrommel, V., -trommels. Broodwinning, V., -winningen. Broodzetting, V., -zettingen. Broos, V., brozen. Broosje, O., -jes. Broos, brozer, broost. Broosheid, V. Bros, brosser, brost. Brosheid, V. Brouillon, O., brouillons. Brouwen (bier), brouwde, heeft gebrouwen. Brouwen (met de stem), brouwde, heeft gebrouwd. Brouwer, M., brouwers. Brouwerij, V., brouwerijen. Brouwerspaard, O., -paarden. Brouwerswagen, M., -wagens. Brouwhuis, O., -huizen. Brouwketel, M., -ketels. Brouwkuip, V., -kuipen. Brouwsel, O., brouwsels. Brouwster, V., brouwsters. Brug, V., bruggen. Bruggetje en Brugje, O., -jes. Brugbalans, V., -balansen. Bruggegeld, O. Bruggenhoofd, O., -hoofden. Bruggewachter, M., -wachters. Brui, M. Bruid, V., bruiden. Bruidje, O., -jes. Bruidegom en Bruigom, M., bruidegoms en bruigoms. Bruidsbouquet, M., -bouquetten. Bruidsdagen (mv.), M. Bruidsgift, V., -giften. Bruidsjapon, V., -japonnen en -japons. Bruidsjonker, M., -jonkers. Bruidskleed, O., -kleederen en -kleeren. Bruidsmeisje, O., -meisjes. Bruidspartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes. Bruidsschat, M., -schatten. Bruidsstoet, M. Bruidssuiker, V., -suikers. Bruidstijd, M. Bruidstranen (mv.), M. Bruidszuster, V., -zusters. Bruien, bruide, heeft en is gebruid. Bruier, M., bruiers. Bruierij, V., bruierijen. Bruigomspijp, V., -pijpen. Bruikbaar, -baarder, -baarst. Bruikbaarheid, V. Bruiker, M., bruikers. Bruikleen, O., -leenen. Bruiloft, V., bruiloften. Bruiloftsdag, M., -dagen. Bruiloftsdicht, O., -dichten. Bruiloftsdisch, M. Bruiloftsfeest, O., -feesten. Bruiloftsgast, M. en V., -gasten. Bruiloftskleed, O., -kleederen en -kleeren. Bruiloftslied, O., -liederen; -liedje, O., -jes. Bruiloftsmaal, O., -malen. Bruiloftsvers, O., -verzen; -versje, O., -jes. Bruin, bruiner, bruinst. Bruin (bruin paard), M., bruinen. Bruintje, O., -jes. Bruin (bruine kleur), O. Bruinachtig, -achtiger, -achtigst. Bruineeren, bruineerde, heeft gebruineerd. Bruineerijzer, O., -ijzers. Bruineersel, O. Bruineerstaal, O. Bruinen, bruinde, heeft en is gebruind. Bruingeel, -gele. Bruinheid, V. Bruinkolen (mv.), V. Bruinkoolbriket, V., -briketten. Bruinoog, M. en V., -oogen. Bruinoogig. Bruinsteen, O. Bruinvisch, M., -visschen; -vischje, O., -jes. Bruis, V. en O. Bruisen, bruiste, heeft gebruist. Bruispoeder en -poeier, O. Brulboei, V., -boeien. Brullen, brulde, heeft gebruld. Brunet, V., brunetten. Brunetje, O., -jes. Brusk. Brutaal, brutaler, brutaalst. Brutaliseeren, brutaliseerde, heeft gebrutaliseerd. Brutaliteit, V., brutaliteiten. Bruto. Bruto-gewicht, O., -gewichten. Bruto-winst, V., -winsten. Budget, O., budgetten en budgets. Budgetrecht, O. Buffel, M., buffels. Buffeltje, O., -jes. Buffelachtig, -achtiger, -achtigst. Buffelachtigheid, V., -heden. Buffelen, buffelde, heeft gebuffeld. Buffelhuid, V., -huiden. Buffeljacht, V., -jachten. Buffelleder en -leer, O. Buffelvel, O., -vellen. Buffer, M., buffers. Bufferstaat, M., -staten. Buffet, O., buffetten. Buffetje, O., -jes. Buffetjuffrouw, V., -juffrouwen. Buffetmaatschappij, V. Bui, V., buien. Buitje, O., -jes. Buidel (ook Buil), M., buidels (builen). Buideltje, O., -jes. Buideldier, O., -dieren. Buien, buide, heeft gebuid. Buigbaar, -baarder, -baarst. Buigbaarheid, V. Buigen, boog, bogen, heeft en is gebogen. Buigijzer, O., -ijzers. Buiging, V., buigingen. Buiginkje, O., -jes. Buigpunt, O., -punten. Buigspier, V., -spieren. Buigtang, V., -tangen. Buigzaam, -zamer, -zaamst. Buigzaamheid, V. Buiig, buiiger, buiigst. Buiigheid, V. Buik, M., buiken. Buikje, O., -jes. Buikholte, V. Buikig, buikiger, buikigst. Buikloop, M. Buikpijn, V., -pijnen. Buikriem, M., -riemen. Buikspreken, O. Buikspreker, M., -sprekers. Buikvlies, O. Buikvliesontsteking, V., -ontstekingen. Buikziek. Buikziekte, V., -ziekten. Buil (gezwel), V., builen. Builtje, O., -jes. Buil (buidel; meelbuil), M., builen. Buildoek, O. Builen, builde, heeft gebuild. Builkist, V., -kisten. Builzolder, M., -zolders. Buis (pijp), V., buizen. Buisje, O., -jes. Buis (haringbuis), V., buizen. Buisje, O., -jes. Buis (kleedingstuk), O., buizen. Buisje, O., -jes. Buisjesdag, M. Buit, M. Buitelaar, M., buitelaars. Buitelen, buitelde, heeft en is gebuiteld. Buiteling, V., buitelingen. Buiten, buitte, heeft gebuit. Buiten (lustplaats), O., buitens. Buitentje, O., -jes. Buiten. Buitenband, M., -banden. Buitenbeentje, O., -jes. Buitendeur, V., -deuren. Buitendien. Buitendijks. Buitendrijven, dreef buiten, dreven buiten, heeft buitengedreven. Buitengaats. Buitengemeen, -gemeener, -gemeenst. Buitengemeente, V., -gemeenten. Buitengewoon, -gewoner, -gewoonst. Buitenhof, O. Buitenkansje, O., -jes. Buitenland, O., -landen. Buitenlander, M., -landers. Buitenlandsch. Buitenmoeder, V., -moeders. Buitenplaats, V., -plaatsen. Buitenpost, M., -posten. Buitensdijks. Buitenshuis. Buitenslands. Buitensluiten, sloot buiten, sloten buiten, heeft buitengesloten. Buitensluiting, V. Buitensporig, -sporiger, -sporigst. Buitensporigheid, V., -heden. Buitenstaan, staat buiten, stond buiten, heeft buitengestaan. Buitenste. Buitentijds en Buitenstijds. Buitenvader, M., -vaders. Buitenwaarts. Buitenwacht, V., -wachten. Buitenwerks. Buitenwerpen, wierp buiten, heeft buitengeworpen. Buitmaken, maakte buit, heeft buitgemaakt. Buizerd, M., buizerds. Bukken, bukte, heeft gebukt. Buks, V., buksen. Buksje, O., -jes. Bul (stier), M., bullen. Bulletje, O., -jes. Bul (oorkonde), V., bullen. Bul (koek), V. Bulderaar, M., bulderaars. Bulderbast, M., -basten. Bulderen, bulderde, heeft gebulderd. Bulderig, bulderiger, bulderigst. Bulhond, M., -honden; -hondje, O., -jes. Bulken, bulkte, heeft gebulkt. Bullebak, M., bullebakken. Bullegeld, O. Bulleman, M. Bullenbijter, M., -bijters. Bullepees, V., -pezen. Bulletin, O., bulletins. Bulster, V., bulsters. Bult, M., bulten. Bultje, O., -jes. Bultachtig. Bultenaar, M., bultenaars. Bultig, bultiger, bultigst. Bultzak, M., -zakken. Bun, V., bunnen. Bunnetje, O., -jes. Bundel, M., bundels. Bundeltje, O., -jes. Bunder, O., bunders. Bunderbundersgelijk. Bundergeld, O., -gelden. Bungelen, bungelde, heeft gebungeld. Bunzing (ook Bonzing), M., bunzingen en bunzings (bonzingen en bonzings). Bunzinkje en bonzinkje, O., -jes. Burcht, M., burchten. Burchtheer, M., -heeren. Burchtplein, O., -pleinen. Bureau, O., bureau's. Bureaukosten (mv.), M. Bureaulamp, V., -lampen. Bureaulist, M., bureaulisten. Bureauliste, V., bureaulisten. Bureaustoel, M., -stoelen. Bureel, O., bureelen. Bureeltje, O., -jes. Bureelist, M., bureelisten. Buren, buurde, heeft gebuurd. Burengerucht, O. Burg, M., burgen. Burgje, O., -jes. Burgemeester, M., -meesters. Burgemeesterlijk. Burgemeestersambt, O. Burgemeestersbuik, M., -buiken. Burgemeesterschap, O. Burgemeesterskamer, V. Burgemeestersplaats, V., -plaatsen. Burger, M., burgers. Burgertje, O., -jes. Burgerbestaan, O. Burgeres, V., burgeressen. Burgerij, V., burgerijen. Burgerjongen, M., -jongens. Burgerkind, O., -kinderen. Burgerklasse, V. Burgerkleeding, V. Burgerleeraar, M., -leeraren. Burgerlijk, -lijker, -lijkst. Burgerlijkheid, V. Burgerman, M., -lieden en -lui. Burgermanachtig. Burgeroorlog, O., -oorlogen. Burgerplicht, M., -plichten. Burgerrecht, O., -rechten. Burgerschap (burgerij), V.; (burgerrecht), O. Burgerschapsrecht, O., -rechten. Burgerschool, V., -scholen. Burgerstand, M. Burgervader, M., -vaders. Burgervrouw, V., -vrouwen. Burggraaf, M., -graven. Burgwal, M., -wallen. Burlesk. Burrie (voor Berrie), V., burries. Bus (bos), V., bussen. Busje, O., -jes. Busdokter, M., -dokters. Buskruit, O. Buskruitfabriek, V., -fabrieken. Buslichting, V., -lichtingen. Buspraktijk, V. Bussel, M., bussels. Busseltje, O., -jes. Busselen, busselde, heeft gebusseld. Bussen, buste, heeft gebust. Buste, V., busten en bustes. But, V., butten. Buur, M., buren. Buurtje, O., -jes. Buurman, M., -lieden en -lui. Buurmansgek, M. Buurschap (buurt), V., -schappen; (betrekking als buur), O. Buurt, V., buurten. Buurtmeester, M., -meesters. Buurtspoorweg, M., -spoorwegen. Buurtverkeer, O. Buurvrijer, M., -vrijers. Buurvrouw, V., -vrouwen. C C, V., c's. Cabaal, O., cabalen. Cabretleder en -leer, O. Cabretleeren (bnw.). Cabriolet, V., cabrioletten. Cacao, V. Cacaoboter, V. Cachelot, M., cachelotten. Cache-nez, M., cache-nez's. Cachet, O., cachetten. Cachetje, O., -jes. Cachot, O., cachotten. Cachou, V. Cacographie, V., cacographieën. Cactus, V., cactussen. Cadanceeren, cadanceerde, heeft gecadanceerd. Cadans, V. Cadaver, O., cadavers. Cadeau, O., cadeau's. Cadeautje, O., -jes. Cadet (militaire kweekeling), M., cadetten en cadets. Caesuur, V., caesuren. Café, O., café's; cafeetje, O., -jes. Caféhouder, M., -houders. Cahier (schrijfboek), O., cahiers. Calangeeren, calangeerde, heeft gecalangeerd. Calêche (ook Kales), V., calêches. Caleidoscoop, M., caleidoscopen. Calligraaf, M., calligrafen. Calligraphie, V. Calorie, V., calorieën. Calorifère, M., calorifères. Calqueeren, calqueerde, heeft gecalqueerd. Calvinisme, O. Calvinist, M., Calvinisten. Camee, V., cameeën. Camera, V., camera's. Campagnejaar, O., -jaren. Canaille (ook Kanalje), (menigte), O.; (persoon), V. Canapé, V., canapé's. Canapé-kussen, O., -kussens. Candelaber, V., candelabers. Candidaat, M., candidaten. Candidaat-notaris, M., candidaat-notarissen. Candidaats-examen, O., -examens en -examina. Candidatuur, V., candidaturen. Canon (regel) M., canons. Canoniek, canonieke. Cantate, V., cantaten en cantates. Cantine, V., cantines. Caoutchouc, O. Capaciteiten-stelsel, O. Capillair. Capitool, O. Capitulatie, V., capitulatiën en capitulaties. Capituleeren, capituleerde, heeft gecapituleerd. Caprice, V., caprices. Capricieus, capricieuzer, capricieust. Carambole, V., caramboles. Carbolgaas, O. Cardinaal (bnw.), cardinale. Carga, V. Cargadoor, M., cargadoors. Caricatuur, V., caricaturen. Caricatuurtje, O., -jes. Carillon, O., carillons. Carnaval, O. Carré, O., carré's. Carton (verbeterblad en schets), O., cartons. Casino, O., casino's. Cassa, V. Cassatie, V. Casueel, casueele. Catacombe, V., catacomben en catacombes. Catalogiseeren, catalogiseerde, heeft gecatalogiseerd. Catalogus, M., catalogussen. Catarrhaal, catarrhale. Catechetisch. Catechisatie, V., catechisatiën en catechisaties. Catechisatiekamer, V., -kamers. Catechiseeren, catechiseerde, heeft gecatechiseerd. Catechiseermeester, M., -meesters. Catechismus, M., catechismussen. Categorie, V., categorieën. Categorisch. Catholicisme, O. Catholiek en Katholiek (bnw.), -lieke. Catholiek en Katholiek, M., catholieken en katholieken. Cautie, V. Cavalcade, V., cavalcades. Cavalerie, V. Cavaleriekazerne, V., -kazernen. Cavalerie-officier, M., -officieren. Cavalerist, M., cavaleristen. Caveeren, caveerde, heeft gecaveerd. Cayenne-peper, V. Cedel en Ceel, V., cedelen, cedels en ceelen. Cedeltje en ceeltje, O., -jes. Ceder, M., cederen en ceders. Cederachtig. Cederen (bnw.). Ceel. Zie Cedel. Ceintuur, V., ceinturen. Ceintuurtje, O., -jes. Ceintuurbaan, V., -banen. Cel, V., cellen. Celletje, O., -jes. Celebriteit, V., celebriteiten. Celibaat, O. Cellebroer, M., -broers. Cellist, M., cellisten. Cellulair. Celstraf, V., -straffen. Celvormig. Cement, O., cementen. Censor, M., censoren en censors. Census, M. Censuur, V. Cent, M., centen en cents. Centje, O., -jes. Centenaar, M., centenaars. Centiare, V., centiaren en centiares. Centigram, O., centigrammen. Centiliter, M., centiliters. Centimeter, M., centimeters. Centraal, centrale. Centraalstation, O., -stations. Centrale, V., centralen. Centralisatie, V. Centraliseeren, centraliseerde, heeft gecentraliseerd. Centrifugaal, -fugale. Centrum, O., centra. Ceremonie, V., ceremoniën en ceremonies. Ceremonieel, O. Ceremoniemeester, M., -meesters. Certificaat, O., certificaten. Certificeeren, certificeerde, heeft gecertificeerd. Champagne (wijn), M. Champagneglas, O., -glazen. Champignon, M., champignons. Chaos, M. Charade, V., charades. Charivari, O., charivari's. Charmant, charmanter, charmantst. Charter, O., charters. Chassinet, O., chassinetten. Chassinetje, O., -jes. Chauffeur, M., chauffeurs. Chauffeurspet, V., -petten. Chef, M., chefs. Chemicaliën (mv.). Chemie, V. Chemisch. Chenille, V., chenilles. Cherub, M., Cherubs. Cherubijn, M., Cherubijnen. Cherubijntje, O., -jes. Chicane, V., chicanes. Chicaneeren, chicaneerde, heeft gechicaneerd. Chicaneur, M., chicaneurs. Chiffonnière, V., chiffonnières. Chijl, V. Chinaasappel, M., -appels en -appelen. Chinees, M., Chineezen. Chineesch. Chineesch, O. Chirurg, M., chirurgen. Chirurgie, V. Chirurgijn, M., chirurgijns. Chirurgisch. Chloor, V. en O. Chloroform, V. Chloroformiseeren, chloroformiseerde, heeft gechloroformiseerd. Chocolade en Chocola, V. Chocolaadje, O., -jes. Chocolaketel, M., -ketels. Cholera, V. Cholerabacil, M. Cholerabarak, V., -barakken. Choleradrank, M. Cholera-epidemie, V., -epidemieën. Choleralijder, M., -lijders. Chrestomathie, V., chrestomathieën. Christelijk, -lijker, -lijkst. Christen, M., Christenen. Christendom, O. Christenheid, V. Christenmensch, O., -menschen. Christin, V., Christinnen. Christus, M. Chronisch. Chronologie, V., chronologieën. Chronometer, M., chronometers. Chrysanthemum, V., chrysanthemums. Chrysoliet, M., chrysolieten. Ciborie, O., ciboriën en cibories. Cichorei (ook Suikerij), V. Cider, M. Cigarette, V., cigaretten. Cigarettenkoker, M., -kokers. Cijfer, O., cijfers. Cijfertje, O., -jes. Cijferaar, M., cijferaars. Cijferen, cijferde, heeft gecijferd. Cijferschrift, O. Cijfertelegram, O., -telegrammen. Cijns, M., cijnzen. Cijnsbaar, -bare. Cinematograaf, M., -grafen. Cipier, M., cipiers. Circa. Circulaire, V., circulaires. Circulatie, V. Circulatiebank, V., -banken. Circuleeren, circuleerde, heeft gecirculeerd. Circus, M., circussen. Cirkel, M., cirkels. Cirkeltje, O., -jes. Cirkelgang, M., -gangen. Cirkelomtrek, M., -omtrekken. Citaat, O., citaten. Citaatje, O., -jes. Citadel, V., citadellen. Citeeren, citeerde, heeft geciteerd. Citer, V., citers. Citroen, M., citroenen. Citroentje, O., -jes. Citroenlimonade, V. Citroenpers, V., -persen. Civetkat, V., -katten. Civiel, civieler, civielst. Civiel-ingenieur, M., civiel-ingenieurs. Civilist, M., civilisten. Classicaal, classicale. Classicisme, O. Classiek, classieke. Classis, V., classes. Clausule, V., clausules. Cleresie en Cleresij, V. Clericaal, M., clericalen. Clericalisme, O. Clerus, M. Cliché, O., cliché's. Cliënt, M., cliënten. Cliënte, V., cliënten. Cliënteele, V. Climax, M. Cliniek, V. Clinisch. Closet, O., closets. Closetpapier, O. Clown, M., clowns. Club, V., clubs. Clubgeest, M. Cochenille, V. Code, M., codes. Codex, M., codices. Codicil, O., codicillen. Codille. Coëfficiënt, M., coëfficiënten. Cognac, M. Cognacje, O., -jes. Cognacgrog, M. Cognacstelletje, O., -stelletjes. Cognossement, O., cognossementen. Cokes (mv.), V. Cokesbak, M., -bakken. Collatie, V., collatiën en collaties. Collation, O., collations. Collationneeren, collationneerde, heeft gecollationneerd. Collectant, M., collectanten. Collecte, V., collecten en collectes. Collecte-bus, V., -bussen; -busje, O., -jes. Collecteeren, collecteerde, heeft gecollecteerd. Collecte-zak, M., -zakken; -zakje, O., -jes. Collectie, V., collectiën en collecties. Collega, M., collega's. College, O., colleges. Colonne, V., colonnen en colonnes. Colportage, V. Colporteur, M., colporteurs. Combinatie, V., combinatiën en combinaties. Combineeren, combineerde, heeft gecombineerd. Comedie (blijspel), V., comediën en comedies. Comfort, O. Comisch. Comité, O., comité's. Commandant, M., commandanten. Commandantsvrouw, V., -vrouwen. Commandeeren, commandeerde, heeft gecommandeerd. Commandement, O., commandementen. Commandeur, M., commandeurs en commandeuren. Commandeurskruis, O., -kruisen. Commanditair. Commando, O., commando's. Commando-brug, V., -bruggen. Commensaal, M., commensalen. Commentaar, M., commentaren. Commersen, commerste, heeft gecommerst. Commersspel, O., -spellen; -spelletje, O., -jes. Commies (ambtenaar aan een ministerie), M., commiezen. Commissariaat, O., commissariaten. Commissaris, M., commissarissen. Commissie, V., commissiën en commissies. Commissieloon, O. Commissionnair, M., commissionnairs. Commis-voyageur, M., -voyageurs. Committent, M., committenten. Commode (latafel), V., commodes. Commune, V. Communicant, M. en V., communicanten. Communicatie, V., communicatiën en communicaties. Communiceeren, communiceerde, heeft gecommuniceerd. Communie, V. Communiebank, V., -banken. Communiedag, M., -dagen. Communieeren, communieerde, heeft gecommunieerd. Communiekleed, O. Communisme, O. Communist, M., communisten. Commutator, M., commutators en commutatoren. Compagnie, V., compagnieën. Compagnieschap, V., -schappen. Compagnon, M., compagnons. Comparant, M., comparanten. Comparante, V., comparanten. Comparatief en Comparativus, M., comparatieven. Compendium, O., compendiums en compendia. Compensatie, V., compensatiën en compensaties. Compenseeren, compenseerde, heeft gecompenseerd. Competent, competenter, competentst. Competentie, V., competentiën en competenties. Compleet, completer, compleetst. Compleetheid, V. Complement, O., complementen. Completeeren, completeerde, heeft gecompleteerd. Compliment, O., complimenten. Complimentje, O., -jes. Complimenteeren, complimenteerde, heeft gecomplimenteerd. Componeeren, componeerde, heeft gecomponeerd. Componist, M., componisten. Componiste, V., componisten. Compote, V., compotes. Compote-lepel, M., -lepels. Compres, V. Zie Kompres. Compres, compresse. Compres (bijw.). Compromis, O., compromissen. Compromitteeren, compromitteerde, heeft gecompromitteerd. Comptabiliteit, V. Comptant en Contant. Concept, O., concepten. Conceptje, O., -jes. Concept-reglement, O., -reglementen. Concert, O., concerten. Concertvleugel, M., -vleugels. Concertzaal, V., -zalen. Concertzangeres, V., -zangeressen. Concessionaris, M., concessionarissen. Conciërge, M., conciërges. Concilie, O., conciliën en concilies. Conclave, O., conclaves. Conclusie, V., conclusiën en conclusies. Concordaat, O., concordaten. Concordantie, V., concordantiën en concordanties. Concours, O., concoursen. Concreet, concrete. Concurreeren, concurreerde, heeft geconcurreerd. Concurrent, M., concurrenten. Concurrentie, V. Condensatie, V. Condensatie-water, O. Condenseeren, condenseerde, is gecondenseerd. Conditie, V., conditiën en condities. Conditioneel, conditioneele. Conditionneeren, conditionneerde, heeft geconditionneerd. Condoleantie, V., condoleantiën en condoleanties. Condoleantiebezoek, O., -bezoeken. Condoleantievisite, V., -visites. Condoleeren, condoleerde, heeft gecondoleerd. Condor, M., condors. Conducteur, M., conducteuren en conducteurs. Conductor, M., conductors. Conduite-lijst, V., -lijsten. Confectiemagazijn, O., -magazijnen. Confereeren, confereerde, heeft geconfereerd. Conferentie, V., conferentiën en conferenties. Confessie, V., confessiën en confessies. Confessioneel, confessioneele. Confidentie, V., confidentiën en confidenties. Confidentieel, confidentieele. Confirmatie, V. Confirmeeren, confirmeerde, heeft geconfirmeerd. Confiscatie, V., confiscatiën. Confisqueeren, confisqueerde, heeft geconfisqueerd. Confiturentaart, V., -taarten. Confituur, V., confituren. Conflict, O., conflicten. Conform. Conformatie, V. Confrater, M., confraters. Confronteeren, confronteerde, heeft geconfronteerd. Confusie, V., confusiën en confusies. Confuus, confuser, confuust. Congé, O. Congestie, V., congestiën en congesties. Congregatie, V., congregatiën en congregaties. Congres, O., congressen. Congreslid, O., -leden. Conjectuur, V., conjecturen. Conjectuurtje, O., -jes. Conjugatie, V., conjugatiën en conjugaties. Conjugeeren, conjugeerde, heeft geconjugeerd. Conjunctief en Conjunctivus, M., conjunctieven. Conrector, M., conrectoren en conrectors. Consciëntie, V., consciëntiën en consciënties. Consciëntieus, consciëntieuzer, consciëntieust. Conscriptie, V. Consent, O., consenten. Consequent, consequenter, consequentst. Consequentie, V., consequentiën en consequenties. Conservatief, conservatiever, conservatiefst. Conservatief, M., conservatieven. Conservatisme, O. Conservatoire, O., conservatoires. Considerans, V. Consideratie, V., consideratiën en consideraties. Consignatie, V., consignatiën en consignaties. Consigne, O., consignes. Consistorie, O., consistoriën en consistories. Consistoriekamer, V., -kamers. Console, V., consoles. Consolideeren, consolideerde, heeft geconsolideerd. Consonant, V., consonanten. Consonantenstelsel, O., -stelsels. Consorten (mv.), M. en V. Constateeren, constateerde, heeft geconstateerd. Constellatie, V., constellaties. Consternatie, V., consternatiën en consternaties. Constitutie, V., constitutiën en constituties. Constitutioneel, constitutioneele. Constructie, V., constructiën en constructies. Constructiewinkel, M., -winkels. Construeeren, construeerde, heeft geconstrueerd. Consul, M., consuls. Consulaat, O., consulaten. Consulent, M., consulenten. Consult, O., consulten. Consulteeren, consulteerde, heeft geconsulteerd. Consumeeren, consumeerde, heeft geconsumeerd. Consument, M., consumenten. Contant. Zie Comptant. Continentaal, continentale. Contingent, O., contingenten. Contrabande, V. Contrabas, V., -bassen. Contrabassist, M., -bassisten. Contrabezoek, O., -bezoeken. Contraboek, O., -boeken. Contract, O., contracten. Contractje, O., -jes. Contractant, M., contractanten. Contracteeren, contracteerde, heeft gecontracteerd. Contract-koelie, M., -koelies. Contramine (In de -). Contrapunt, O. Contrast, O., contrasten. Contravisite, V., -visites. Contribuant, M., contribuanten. Contribueeren, contribueerde, heeft gecontribueerd. Contributie, V., contributiën en contributies. Contributiekaart, V., -kaarten. Contrôle, V., contrôles. Controleeren, controleerde, heeft gecontroleerd. Controleur, M., controleurs. Contubernaal, M., contubernalen. Convent, O., conventen. Conventie, V., conventiën en conventies. Conventioneel, conventioneele. Conversatie, V. Conversatie-les, V., -lessen. Converseeren, converseerde, heeft geconverseerd. Conversie, V., conversiën en conversies. Conversie-ontwerp, O., -ontwerpen. Converteeren, converteerde, heeft geconverteerd. Convocatie, V., convocatiën en convocaties. Convocatiebiljet, O., -biljetten. Convocatiebriefje, O., -briefjes. Convoceeren, convoceerde, heeft geconvoceerd. Coöperatie, V. Coöperatief, coöperatieve. Coördinatenstelsel, O. -stelsels. Coquet, coquetter, coquetst. Coquetteeren, coquetteerde, heeft gecoquetteerd. Coquetterie, V., coquetterieën. Corporaal (altaardoek), O., corporalen. Corporatie, V., corporatiën en corporaties. Corpulent, corpulenter, corpulentst. Corpulentie, V. Correct, correcter, correctst. Correctie, V., correctiën en correcties. Correctioneel, correctioneele. Corrector, M., correctors en correctoren. Correspondeeren, correspondeerde, heeft gecorrespondeerd. Correspondent, M., correspondenten. Correspondente, V., correspondenten. Correspondentie, V., correspondentiën en correspondenties. Corridor, M., corridors. Corrigeeren, corrigeerde, heeft gecorrigeerd. Coryphee, M., corypheeën. Cosmetiek, V. Cosmographie, V., cosmographieën. Cosmopoliet, M., cosmopolieten. Cosmopolitisch. Cosmopolitisme, O. Coterie, V., coterieën. Cotillon, M., cotillons. Couplet, O., coupletten. Coupletje, O., -jes. Coupletzanger, M., -zangers. Coupon, V., coupons. Couponboekje, O., -boekjes. Couponknipper, M., -knippers. Courant (ook Krant), V., couranten. Courantenartikel, O., -artikels. Courantenbericht, O., -berichten. Courantier, M., courantiers. Courtage, V., courtages. Couvert, O., couverten. Couvertje, O., -jes. Creatuur, O., creaturen. Creatuurtje, O., -jes. Credit (term in 't boekhouden), O. Crediteeren, crediteerde, heeft gecrediteerd. Crediteur, M., crediteuren. Creditzijde, V. Credo, O., credo's. Crematie, V. Creool, M. en V., creolen. Creosoot, V. Criminalist, M., criminalisten. Crimineel, crimineele. Crisis, V. Criterium, O., criteria. Critiek (oordeelkunde), V. Critisch. Critiseeren, critiseerde, heeft gecritiseerd. Crucifix, O., crucifixen. Culture, V., cultures. Cultuur, V. Cultuurdwang, M. Cultuurmaatschappij, V., -maatschappijen. Cultuurstelsel, O., -stelsels. Cultuurtuin, M., -tuinen. Curaçao (drank), M. Curateele, V. Curator, M., curatoren en curators. Curatorschap, O., -schappen. Cureeren, cureerde, heeft gecureerd. Curie (Roomsche -), V. Curieus, curieuzer, curieust. Curiositeit, V., curiositeiten. Cursief, cursieve. Cursus, M., cursussen. Cycloon, M., cyclonen. Cycloop, M., Cyclopen. Cylinder, M., cylinders. Cylindertje, O., -jes. Cylinderbureau, O., -bureau's. Cylinderhorloge, O., -horloges. Cylindrisch. Cynisch. Cynisme, O. Cypersch (-e kat). Cypres, M., cypressen. Cypresje, O., -jes. Cypresseboom, M., -boomen. Cypressenhout, O. D D, V., d's. Daad, V., daden. Daagsch. Daalder, M., daalders. Daaldertje, O., -jes. Daaldersplaats, V., -plaatsen. Daar. Daaraan. Daarachter. Daarbeneden. Daarbenevens. Daarbij. Daarboven. Daardoor. Daarenboven. Daarentegen. Daarheen. Daarin. Daarlangs. Daarlaten, liet daar, heeft daargelaten. Daarmede. Daarna. Daarnaar. Daarnaast. Daarnevens. Daarom. Daaromheen. Daaromtrent. Daaronder. Daarop. Daarover. Daartegen. Daartoe. Daaruit. Daarvan. Daarvoor. Daas, V., dazen. Dadel (boom), M.; (vrucht), V., dadels. Dadeltje, O., -jes. Dadelijk. Dadelijkheid, V., -heden. Dadelpalm, M., -palmen. Dader, M., daders. Daderes, V., daderessen. Dading, V., dadingen. Daemon en Demon, M., daemonen en demonen. Daemonisch en Demonisch. Dag, M., dagen. Dagje, O., dagjes. Dagblad, O., -bladen. Dagboek, O., -boeken. Dagdief, M., -dieven. Dagdienst, M. Dagdieven, dagdiefde, heeft gedagdiefd. Dagdieverij, V., -dieverijen. Dagelijks (bijw.). Dagelijksch (bnw.). Dagen (dag worden), daagde. Dagen (voor de rechtbank roepen), daagde, heeft gedaagd. Dager, M., dagers. Dageraad, M. Daging, V., dagingen. Dagge (ook Dag), V., daggen. Daggeld, O., -gelden. Dagkaart, V., -kaarten. Daglooner, M., -looners. Dagmeisje, O., -meisjes. Dagorder, V., -orders. Dagreis, V., -reizen. Dagschool, V., -scholen. Dagteekenen, dagteekende, heeft gedagteekend. Dagteekening, V., -teekeningen. Dagvaarden, dagvaardde, heeft gedagvaard. Dagvaarding, V., -vaardingen. Dagverhaal, O., -verhalen. Dagwerk, O. Dahlia, V., dahlia's. Dak, O., daken. Dakje, O., -jes. Dakdicht. Dakgoot, V., -goten. Dakloos, -looze. Dakvenster, O., -vensters. Dal, O., dalen. Dalen, daalde, is gedaald. Daling, V., dalingen. Dam (hoogte van aarde), M., dammen. Dammetje, O., -jes. Dam (dubbele schijf), V., dammen. Damasceeren, damasceerde, heeft gedamasceerd. Damast, O., damasten. Damasten (bnw.). Dambord, O., -borden. Dame, V., dames. Dametje, O., -jes. Damesfiets, V., -fietsen. Damhert, O., -herten. Damlooper, M., -loopers. Dammen, damde, heeft gedamd. Damp, M., dampen. Dampen, dampte, heeft gedampt. Damper, M., dampers. Dampig, dampiger, dampigst. Dampkring, M., -kringen. Dampkringslucht, V. Damschijf, V., -schijven. Damspel, O. Damspeler, M., -spelers. Dan. Danig. Dank, M. Dankbaar, -baarder, -baarst. Dankbaarheid, V. Dankbetuiging, V., -betuigingen. Dankdag, M., -dagen. Danken, dankte, heeft gedankt. Dankfeest, O., -feesten. Dankgebed, O., -gebeden. Danklied, O., -liederen. Dankoffer, O., -offers. Dankzeggen, zeide en zei dank, heeft dankgezegd. Dankzegging, V., -zeggingen. Dans, M., dansen. Dansje, O., -jes. Dansen, danste, heeft gedanst. Danser, M., dansers. Danseres, V., danseressen. Danshuis, O., -huizen. Dansles, V., -lessen. Dansmeester, M., -meesters. Danspartij, V., -partijen. Danszaal, V., -zalen. Dapper, dapperder, dapperst. Dapperheid, V. Darm, M., darmen. Darmpje, O., -jes. Darmkanaal, O., -kanalen. Darmscheil, O. Dartel, darteler, dartelst. Dartelen, dartelde, heeft gedarteld. Dartelheid, V., -heden. Das (dier), M., dassen. Dasje, O., -jes. Das (halsdoek), V., dassen. Dasje, O., -jes. Dassenhaar, O. Dassenhol, O., -holen. Dassennet, O., -netten. Dassevel, O., -vellen. Dat. Dateeren, dateerde, heeft gedateerd. Dateering, V., dateeringen. Datgene. Datief en Dativus, M., datieven. Datum, M., datums en data. Dauw, M. Dauwel, V., dauwels. Dauweltje, O., -jes. Dauwelaar, M., dauwelaars. Dauwelen, dauwelde, heelt gedauweld. Dauwen, dauwde, heeft gedauwd. Dauwworm, M. Daveren, daverde, heeft gedaverd. De. Deballoteeren, deballoteerde, heeft gedeballoteerd. Debat, O., debatten. Debatteeren, debatteerde, heeft gedebatteerd. Debet, O. Debiet, O. Debietzaak, V., -zaken. Debitant, M., debitanten. Debiteeren, debiteerde, heeft gedebiteerd. Debiteur, M., debiteuren en debiteurs. Debuteeren, debuteerde, heeft gedebuteerd. Debuut, O. Decadent, M., decadenten. Decagram, O., decagrammen. Decaliter, M., decaliters. Decameter, M., decameters. Decanaat, O., decanaten. Decastere, V., decasteren en decasteres. December, M. Decideeren, decideerde, heeft gedecideerd. Decigram, O., decigrammen. Deciliter, M., deciliters. Decimaal, decimale. Decimeter, M., decimeters. Decisie, V., decisiën en decisies. Decisief, decisiever, decisiefst. Decistere, V., decisteren en decisteres. Declamatie, V. Declaratie, V., declaratiën en declaraties. Declareeren, declareerde, heeft gedeclareerd. Declinatie, V., declinatiën en declinaties. Declinatie-uitgang, M., -uitgangen. Declineeren, declineerde, heeft gedeclineerd. Decorateur, M., decorateurs. Decoratie, V., decoratiën en decoraties. Decoratief, O. Decoratieschilder, M., -schilders. Decoreeren, decoreerde, heeft gedecoreerd. Decorum, O. Decreet, O., decreten. Deeg, O., deegen. Deegje, O., -jes. Deel (plank en dorschvloer), V., delen. Deeltje, O., -jes. Deel (gedeelte), O., deelen. Deeltje, O., -jes. Deelachtig. Deelbaar, -bare. Deelbaarheid, V. Deelen, deelde, heeft gedeeld. Deeler, M., deelers. Deelgenoot, M., -genooten. Deelgenoote, V., -genooten. Deelgenootschap, O. Deelhebber, M., -hebbers. Deeling, V., deelingen. Deelinkje, O., -jes. Deelnemen, nam deel, namen deel, heeft deelgenomen. Deelnemend, -nemender, -nemendst. Deelnemer, M., -nemers. Deelneming, V. Deels. Deeltal, O., -tallen. Deelwoord, O., -woorden. Deemoed, M. Deemoedig, -moediger, -moedigst. Deen, M., Denen. Deensch. Deensch, O. Deerlijk, -lijker, -lijkst. Deern (ook Deerne), V., deernen. Deerntje, O., -jes. Deernis, V. Deerniswaardig, -waardiger, -waardigst of meer en meest -waardig. Deesem, M. Deesemen, deesemde, heeft gedeesemd. Defect, O., defecten. Defect. Defensie, V. Defensief, defensieve. Defensiewezen, O. Deficit, O. Definitie, V., definitiën en definities. Definitief, definitieve. Deftig, deftiger, deftigst. Deftigheid, V. Degel, M., degels. Degelijk, -lijker, -lijkst. Degelijkheid, V. Degen, M., degens. Degentje, O., -jes. Degene. Degenstok, M., -stokken. Degenstoot, M., -stooten. Degradatie, V. Degradeeren, degradeerde, heeft gedegradeerd. Deinen, deinde, is gedeind. Deining, V., deiningen. Deinzen, deinsde, is gedeinsd. Deïsme, O. Deïst, M., deïsten. Dejeuneeren, dejeuneerde, heeft gedejeuneerd. Dejeuneetje, O., dejeuneetjes. Dejeuner, O., dejeuners. Dek, O., dekken. Dekje, O., -jes. Dekbalk, M., -balken. Dekbed, O., -bedden. Dekblad, O., -bladen. Dekbord, O., -borden. Deken (overste), M., dekens en dekenen. Deken (dekking), V., dekens. Dekentje, O., -jes. Dekken, dekte, heeft gedekt. Dekker, M., dekkers. Dekgeld, O. Dekhuis, O., -huizen. Dekhut, V., -hutten. Dekking, V., dekkingen. Dekkleed, O., -kleeden. Dekknecht, M., -knechts. Deklast, M. Dekmantel, M., -mantels. Dekpan, V., -pannen. Dekplaat, V., -platen. Dekplank, V., -planken. Dekriet, O. Dekschild, O., -schilden. Deksel, O., deksels. Dekseltje, O., -jes. Dekselsch. Dekservet, O., -servetten. Deksteen, M., -steenen. Dekstoel, M., -stoelen. Dekstroo, O. Dekstuk, O., -stukken. Dekstut, M., -stutten. Dekverf, V., -verven. Del, V., dellen. Delegatie, V., delegatiën. Delfstof, V., -stoffen. Delfstoffenrijk, O. Delfstofkunde, V. Delgen, delgde, heeft gedelgd. Delging, V. Deliberatie, V., deliberatiën en deliberaties. Delicaat, delicater, delicaatst. Delicieus, delicieuzer, delicieust. Delirium-tremens, O. Delling, V., dellingen. Delta, V., delta's. Deluw. Delven, dolf, dolven, heeft gedolven. Delver, M., delvers. Delving, V., delvingen. Demagoog, M., demagogen. Demissie, V., demissiën en demissies. Democraat, M., democraten. Democraatje, O., -jes. Democratie, V. Democratisch. Demon. Zie Daemon. Demonisch. Zie Daemonisch. Demonstratie, V., demonstratiën. Demonstreeren, demonstreerde, heeft gedemonstreerd. Dempen, dempte, heeft gedempt. Demper, M., dempers. Dempig, dempiger, dempigst. Dempigheid, V. Den, M., dennen. Denemarken, O. Denkbaar, -bare. Denkbeeld, O., -beelden. Denkbeeldig, -beeldiger, -beeldigst. Denkelijk. Denken, dacht, heeft gedacht. Denker, M., denkers. Denkkracht, V. Denkvermogen, O. Denkwijze en -wijs, V., -wijzen. Denneboom, M., -boomen. Dennen (bnw.). Dennenhout, O. Dennenwoud, O., -wouden. Departement, O., departementen. Departementaal, departementale. Departementssecretaris, M., -secretarissen. Deponeeren, deponeerde, heeft gedeponeerd. Deposito, O., deposito's. Deposito-bank, V., -banken. Deposito-gelden (mv.), O. Depot, O., depots. Depressie, V., depressies. Deputatie, V., deputatiën en deputaties. Derailleeren, derailleerde, is gederailleerd. Deraillement, O., -menten. Derde. Derdehalf, -halve. Derdendaagsch. Deren, deerde, heeft gedeerd. Dergelijk. Derhalve. Dermate. Derrie, V. Derrieachtig. Dertien, dertienen. Dertientje, O., -jes. Dertiende. Dertienhonderd. Dertienmaal. Dertig, dertigen. Dertiger, M., dertigers. Dertigmaal. Dertigste. Dertigvoud, O. Derven, derfde, heeft gederfd. Derver, M., dervers. Derving, V. Derwaarts. Derwijze. Des. Desalniettemin. Desbevoegd. Desbewust. Descendentieleer, V. Deserteeren, deserteerde, is gedeserteerd. Deserteur, M., deserteuren en deserteurs. Desertie, V., desertiën en deserties. Desgelijks. Desgevorderd. Desinfecteeren, desinfecteerde, heeft gedesinfecteerd. Desinfectie, V. Deskundig. Deskundige, M. en V., -kundigen. Desniettegenstaande. Desniettemin. Desnoods. Desolaat, desolater, desolaatst. Desolate-boedelkamer, V., -kamers. Desondanks. Despoot, M., despoten. Despootje, O., -jes. Despotisch. Despotisme, O. Dessendiaan, V. Dessert, O., desserten. Dessertje, O., -jes. Dessertmes, O., -messen; -mesje, O., -jes. Dessertvork, V., -vorken; -vorkje, O., -jes. Destijds. Deswege. Detachement, O., detachementen. Detail, O., details. Determinant, M., determinanten. Determinisme, O. Deugd, V., deugden. Deugdelijk, -lijker, -lijkst. Deugdelijkheid, V. Deugdzaam, -zamer, -zaamst. Deugdzaamheid, V. Deugen, deugde, heeft gedeugd. Deugniet, M. en V., deugnieten. Deugnietje, O., -jes. Deuk, V., deuken. Deukje, O., -jes. Deuken, deukte, heeft en is gedeukt. Deun, M., deunen. Deuntje, O., -jes. Deun, deuner, deunst. Deunen, deunde, heeft gedeund. Deunheid, V. Deuntjes (bijw.). Deur, V., deuren. Deurtje, O., -jes. Deurknop, M., -knoppen. Deurpost, V., -posten. Deurwaarder, M., -waarders. Deuvekater, M., deuvekaters. Deuvik, M., deuviken. Deuvikje, O., -jes. Deuviken, deuvikte, heeft gedeuvikt. Deventerkoek, M. (als voorwerpsnaam), -koeken; V. (als stofnaam). Devies, O., deviezen. Devoot, devoter, devootst. Devotie, V. Devotiedag, M., -dagen. Dewelke. Dewijl. Dextrine, V. Deze. Dezelfde. Dezelve. Dezulke. Diacones, V., diaconessen. Diaconessenhuis, O., -huizen. Diaconie, V., diaconieën. Diaconiehuis, O., -huizen. Diadeem, M., diademen. Diagnose, V., diagnosen. Diagonaal, V., diagonalen. Diaken, M., diakenen en diakens. Diakones, V., diakonessen. Zie Diacones. Dialect, O., dialecten. Dialectenstudie, V. Dialectisch. Dialoog, M., dialogen. Diamant (stof), O.; (stuk steen), M., diamanten. Diamantje, O., -jes. Diamantbewerker en Diamantwerker, M., -werkers. Diamanten (bnw.). Diamantletter, V., -letters. Diamantmijn, V., -mijnen. Diamantslijper, M., -slijpers. Diameter, M., diameters. Diapason, M., diapasons. Diarrhee, V. Dicht, O., dichten. Dichtje, O., -jes. Dicht, dichter, dichtst. Dichtdoen, deed dicht, deden dicht, heeft dichtgedaan. Dichten (dichtmaken), dichtte, heeft gedicht. Dichten (verzen maken), dichtte, heeft gedicht. Dichter, M., dichters. Dichtertje, O., -jes. Dichteres, V., dichteressen. Dichterlijk, -lijker, -lijkst. Dichtheid, V. Dichtkunst, V. Dichtmaat, V., -maten. Dichtmaken, maakte dicht, heeft dichtgemaakt. Dichtregel, M., -regels. Dichtsluiten, sloot dicht, sloten dicht, heeft dichtgesloten. Dichtstuk, O., -stukken. Dichtvuur, O. Dictaat, O., dictaten. Dictaatboekje, O., -boekjes. Dictatenstudie, V. Dictatuur, V. Dictee, O., dictee's. Dicteeren, dicteerde, heeft gedicteerd. Didactiek, V. Die. Dieet, O. Dief, M., dieven. Diefje, O., -jes. Diefachtig, -achtiger, -achtigst. Diefstal, M., -stallen. Diegene. Diemit, O., diemiten. Diemiten (bnw.). Dienaangaande. Dienaar, M., dienaars en dienaren. Dienares, V., dienaressen. Diender, M., dienders. Dienen, diende, heeft gediend. Dienovereenkomstig. Dienst, M., diensten. Dienstje, O., -jes. Dienstbaar, -bare. Dienstbaarheid, V. Dienstbode, M. en V., -boden. Dienstdoend. Dienstig, dienstiger, dienstigst. Dienstjaar, O., -jaren. Dienstpet, V., -petten. Dienstplicht, M. Dienstplichtig. Dienstregeling, V., -regelingen. Dienstreis, V., -reizen. Diensttijd, M., -tijden. Dienstvaardig, -vaardiger, -vaardigst. Dienstvaardigheid, V. Dienstverrichting, V. Dienstweigering, V., -weigeringen. Dienstwillig, -williger, -willigst. Dienstwilligheid, V. Dientafeltje, O., -tafeltjes. Dientengevolge. Dienvolgens. Diep, dieper, diepst. Diep, O., diepen. Diepdenkend. Diepdruk, M. Diepen, diepte, heeft gediept. Diepgang, M. Dieplood, O., -looden. Diepte, V., diepten. Diepzinnig, -zinniger, -zinnigst. Diepzinnigheid, V. Dier, O., dieren. Diertje, O., -jes. Dier, dierder, dierst. Dierbaar, -baarder, -baarst. Dierbaarheid, V. Dierenbeschermer, M., -beschermers. Dierenbescherming, V. Dierengevecht, O., -gevechten. Dierenkweller, M., -kwellers. Dierenriem, M. Dierenrijk, O. Dierentemmer, M., -temmers. Dierentent, V., -tenten. Dierentuin, M., -tuinen. Diergaarde, V., -gaarden. Diergelijk. Dierkunde, V. Dierlijk, -lijker, -lijkst. Dierlijkheid, V. Diersoort, V., -soorten. Dies. Diets (- maken). Dievegge, V., dieveggen. Dieven, diefde, heeft gediefd. Dievenbende, V., -benden. Dievenlantaren en -lantaarn, V., -lantarens; -lantarentje en -lantaarntje, O., -jes. Dieventaal, V. Dieverij, V., dieverijen. Differentiaal, V., differentialen. Differentiaalquotiënt, O., -quotiënten. Differentiaalrekening, V. Digestie, V. Digestiekoorts, V. Digestievisite, V., -visites. Diggel, V., diggelen en diggels. Dignitaris, M., dignitarissen. Dij, V., dijen. Dijbeen, O., -beenderen. Dijen, dijde, is gedijd. Dijk, M., dijken. Dijkje, O., -jes. Dijkage, V., dijkages. Dijkbreuk, V., -breuken. Dijken, dijkte, heeft gedijkt. Dijker, M., dijkers. Dijketting, V., -ettingen. Dijkgraaf, M., -graven. Dijking, V., dijkingen. Dijksbestuur, O., -besturen. Dijkschouw, V. Dijkslasten (mv.), M. Dijkwezen, O. Dik, dikker, dikst. Dikbloedig, -bloediger, -bloedigst. Dikbuik, M. en V., -buiken. Dikbuikig, -buikiger, -buikigst. Dikheid, V. Dikhuidig. Dikken, dikte, heeft en is gedikt. Dikkerd, M., dikkerds. Dikkerdje, O., -jes. Dikkop, M. en V., -koppen. Dikmaals. Dikte, V., dikten. Diktetje, O., -jes. Dikwerf. Dikwijls. Dikzak, M. en V., -zakken. Dilemma, O., dilemma's. Dilettant, M., dilettanten. Dilettante, V., dilettanten. Dilettantisme, O. Diligence, V., diligences. Diligent. Dille, V. Diminutief, O., diminutieven. Diminutiefsuffix. O., -suffixen. Dineeren, dineerde, heeft gedineerd. Diner, O., diners. Dinertje en dineetje, O., -jes. Ding, O., dingen. Dingetje, O., -jes. Dingen, dong, heeft gedongen. Dingtaal, V., -talen. Dinsdag en Dingsdag, M., -dagen. Dinsdags en Dingsdags (bijw.). Dinsdagsch en Dingsdagsch (bnw.). Diocese, V., ook Diocees, O., diocesen. Diorama, O., diorama's. Diphthong, V., diphthongen. Diploma, O., diploma's. Diplomaat, M., diplomaten. Diplomatentaal, V. Diplomatie, V. Diplomatiek, V. Diplomatisch. Direct. Directeur, M., directeuren en directeurs. Directeurskamer, V., -kamers. Directeurswoning, V., -woningen. Directie, V., directiën en directies. Directiekeet, V., -keten. Dirigeeren, dirigeerde, heeft gedirigeerd. Dirigeerstok, M., -stokken. Dirk, V., dirken. Dirkjespeer, V., -peren. Discant, M. Disch, M., disschen. Dischgenoot, M., -genooten. Discipel, M., discipels en discipelen. Discipline, V. Disciplineeren, disciplineerde, heeft gedisciplineerd. Disconteeren, disconteerde, heeft gedisconteerd. Disconto, O. Discours, O., discoursen. Discreet, discreter, discreetst. Discretie, V. Discussie, V., discussiën en discussies. Discuteeren, discuteerde, heeft gediscuteerd. Dispache, V., dispaches. Dispacheur, M., dispacheurs. Disputeeren, disputeerde, heeft gedisputeerd. Dispuut, O., disputen. Dissel (bijl), M., dissels. Disseltje, O., -jes. Dissel (aan een wagen), M., dissels. Dissertatie, V., dissertatiën en dissertaties. Dissonant, M., dissonanten. Distel, V., distels. Disteltje, O., -jes. Distillateur, M., distillateurs. Distilleeren, distilleerde, heeft gedistilleerd. Distilleerketel, M., -ketels. Distributiekantoor, O., -kantoren. District, O., districten. Districtscommissaris, M., -commissarissen. Dit. Ditje, O., -jes. Ditmaal. Divan, M., divans. Diverteeren, diverteerde, heeft gediverteerd. Divertissement, O., divertissementen. Dividend, O., dividenden. Dividendbewijs, O., -bewijzen. Divisie, V., divisiën en divisies. Dobbel, M. Dobbelaar, M., dobbelaars en dobbelaren. Dobbelarij, V., dobbelarijen. Dobbelen, dobbelde, heeft gedobbeld. Dobbelspel, O., -spelen. Dobbelsteen, M., -steenen. Dobber, M., dobbers. Dobbertje, O., -jes. Dobberen, dobberde, heeft gedobberd. Doceeren, doceerde, heeft gedoceerd. Docent, M., docenten. Docentenkamer, V., -kamers. Doch. Dochter, V., dochters. Dochtertje, O., -jes. Dochterskind, O., -kinderen. Dochtersman, M. Doctor (titel), M., doctoren; (geneesheer): zie bij Dokter. Doctoraal, O., doctoralen. Doctores, V., doctoressen. Doctorsbul, V., -bullen. Document, O., documenten. Dodderig, dodderiger, dodderigst. Doedelzak, M., -zakken. Doek (de stof), O.; (een stuk van die stof), M., doeken. Doekje, O., -jes. Doeken, doekte, heeft gedoekt. Doel, O. Doelen, M., doelens. Doelen, doelde, heeft gedoeld. Doelloos, -looze. Doelmatig, -matiger, -matigst. Doelmatigheid, V. Doeltreffend, -treffender, -treffendst. Doelverdediger, M., -verdedigers. Doelwit, O. , Doemen, doemde, heeft gedoemd. Doemenswaardig. Zie Doemwaardig. Doemvonnis, O., -vonnissen. Doemwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Doen, doet, deed, deden, heeft gedaan. Doeniet, M. en V., doenieten. Doenlijk. Doetje, O., doetjes. Doezelaar, M., doezelaars. Doezelen, doezelde, heeft gedoezeld. Dof, M., doffen. Dofje, O., -jes. Dof, doffer, dofst. Doffen, dofte, heeft gedoft. Doffer, M., doffers. Doffertje, O., -jes. Doffig, doffiger, doffigst. Dofheid, V. Doft, V., doften. Dog, M., doggen. Dogje, O., -jes. Doge, M., doges. Dogger, M., doggers. Doggerboot, V., -booten. Doggersbank, V. Dogma, O., dogma's en dogmata. Dogmatiek, V. Dogmatisch. Dok, O., dokken. Dokken, dokte, heeft gedokt. Dokmeester, M., -meesters. Dokter (geneesheer), M., dokters en doctoren. Dokteren, dokterde, heeft gedokterd. Doktersgang, M. Doktersrekening, V., -rekeningen. Doktersvisite, V., -visites. Dol, M., dollen. Dol, doller, dolst. Doldriftig, -driftiger, -driftigst. Doleeren, doleerde, heeft gedoleerd. Dolen, doolde, heeft gedoold. Dolfijn, M., dolfijnen. Dolfijntje, O., -jes. Dolgraag. Dolhamer, M., -hamers. Dolheid, V., -heden. Dolhuis, O., -huizen. Dolik, V. Doling, V., dolingen. Dolk, M., dolken. Dolkje, O., -jes. Dolkmes, O., -messen. Dolkop, M. en V., -koppen. Dolkruid, O. Dolksteek, M., -steken. Dollar, M., dollars. Dolle-hondsbeet, M., -hondsbeten. Dollekervel, V. Dolleman, M., -mannen en -mans. Dollemanspraat, M. Dollen, dolde, heeft gedold. Dollepraat, M. Dolligheid, V., -heden. Dolman, M., dolmans. Dolomiet (stof), O.; (voorwerpsnaam), M., dolomieten. Dolzinnig, -zinniger, -zinnigst. Dolzinnigheid, V., -heden. Dom, M., domkerken. Dom, dommer, domst. Domein, O., domeinen. Domeingrond, M., -gronden. Domheid, V., -heden. Domicilie, O., domiciliën en domicilies. Dominee, M., dominees. Domineeren, domineerde, heeft gedomineerd. Domineesbriefje, O., -briefjes. Domineesklontje, O., -klontjes. Dominicaan, M., Dominicanen. Domino (vermomming), M., domino's. Domino (spel), O., domino's. Dominospel, O., -spellen. Dominosteen, M., -steenen. Domkapittel, O., -kapittels. Domkerk, V., -kerken. Domkop, M. en V., -koppen. Dommekracht, V., -krachten. Dommel, M. Dommelen, dommelde, heeft gedommeld. Dommerik, M., dommeriken. Dommigheid, V., -heden. Domoor, M., domooren. Dompelaar, M., dompelaars. Dompelen, dompelde, heeft gedompeld. Dompeling, V., dompelingen. Dompen, dompte, heeft gedompt. Domper, M., dompers. Dompertje, O., -jes. Dompig, dompiger, dompigst. Domproost, M., -proosten. Donateur, M., donateurs. Donatrice, V., donatrices. Donder, M., donders. Donderaar, M., donderaars. Donderbui, V., -buien. Donderdag, M., -dagen. Donderdags (bijw.). Donderdagsch (bnw.). Donderen, donderde, heeft gedonderd. Donderjagen, donderjaagde, heeft gedonderjaagd. Donders (bijw.). Dondersch (bnw.). Donderslag, M., -slagen. Dondersteen, M., -steenen. Donker, donkerder, donkerst. Donker, O. Donkerblauw. Donkerbruin. Donkergrijs, -grijze. Donkergroen. Donkerheid, V., Donkerrood, -roode. Donkerte, V. Dons, O. Donsje, O., -jes. Donzen (bnw.). Donzig, donziger, donzigst. Dood, M., dooden. Dood, doode. Doodaf. Doodakte, V., -akten. Doodarm. Doodbed, O., doodbedden Doodbedaard. Doodbloeden, bloedde dood, is doodgebloed. Dooddoener, M., -doeners. Doode, M. en V., dooden. Doodeenvoudig. Doodekop, V. Doodelijk, -lijker, -lijkst. Doodelijkheid, V. Dooden, doodde, heeft gedood. Doodendans, M., -dansen. Doodenmarsch, M. Dooder, M., dooders. Doodeter, M., -eters. Doodfamiliaar, -familiare. Doodgaan, ging dood, is doodgegaan. Doodgoed, O. Doodgoed (bnw.). Doodgraver, M., -gravers. Doodjagen, jaagde dood, heeft doodgejaagd; ook joeg dood. Doodjammer. Doodkist, V., -kisten. Doodloopen, liep dood, heeft en is doodgeloopen. Doodmoede en -moe. Doodnuchter. Doodop. Doodsangst, M., -angsten. Doodsbeenderen (mv.), O. Doodsbenauwd. Doodsbleek, -bleeke. Doodsch, doodscher. Doodschheid, V. Doodschieten, schoot dood, schoten dood, heeft doodgeschoten. Doodsgevaar, O., -gevaren. Doodshoofd, O., -hoofden. Doodskleur, V. Doodskop, M., -koppen. Doodslaan, sloeg dood, heeft doodgeslagen. Doodslag, M., -slagen. Doodslager, M., -slagers. Doodsnood, M. Doodsschrik, M. Doodsslaap, M. Doodssnik, M. Doodsstond, M. Doodsstrijd, M. Doodsstuip, V., -stuipen. Doodsteken, stak dood, staken dood, heeft doodgestoken. Doodstraf, V., -straffen. Doodstroom, M. of O. Doodsuur, O. Doodsverachting, V. Doodszweet, O. Doodverf, V. Doodverven, doodverfde, heeft gedoodverfd. Doodvreter, M., -vreters. Doodzeilen (het tij -), zeilde dood, heeft doodgezeild. Doodziek. Doodzwijgen, zweeg dood, zwegen dood, heeft doodgezwegen. Doof, doover, doofst. Doofheid, V. Doofpot, M., -potten; -potje, O., -jes. Doofstom, -stomme. Doofstomme, M. en V., -stommen. Doofstommen-instituut, O., -instituten. Dooi, M. Dooien, dooide, heeft gedooid. Dooier, M., dooiers. Dooiweder en -weer, O. Dook, V., doken. Doolhof, M. en O., -hoven. Doolweg, M., -wegen. Doop (kerkplechtigheid), M. Doop (saus), V. Doopbekken, O., -bekkens. Doopceel, V., -ceelen. Doopeling, M. en V., doopelingen. V. ook doopelinge. Doopen, doopte, heeft gedoopt. Dooper, M., doopers. Doopformulier, O., -formulieren. Doophek, O., -hekken. Doopjurk, V., -jurken. Doopmaal, O., -malen. Doopsel, O. Doopsgezind. Doopsgezinde, M. en V., -gezinden. Doopvont, V., -vonten. Door (voorz. en bijw.). Door (dooier), M. en O., dooren. Dooraderen, dooraderde, heeft dooraderd. Doorarbeiden, arbeidde door, heeft doorgearbeid. Doorbabbelen, babbelde door, heeft doorgebabbeld. Doorbakken, bakte door, heeft doorgebakken; ook doorbakte, heeft doorbakken. Doorbakken (bnw.). Doorbijten, beet door, beten door, heeft doorgebeten. Doorbladeren, bladerde door, heeft doorgebladerd; ook doorbladerde, heeft doorbladerd. Doorblazen, blies door, bliezen door, heeft doorgeblazen. Doorboren, boorde door, heeft doorgeboord; ook doorboorde, heeft doorboord. Doorboring, V., -boringen. Doorbraak, V., -braken. Doorbraden (bnw.). Doorbranden, brandde door, heeft en is doorgebrand. Doorbreien, breide door, heeft doorgebreid. Doorbreken, brak door, braken door, heeft en is doorgebroken; ook doorbrak, doorbraken, heeft doorbroken. Doorbreking, V., -brekingen. Doorbrengen, bracht door, heeft doorgebracht. Doorbrenger, M., -brengers. Doorbuigen, boog door, bogen door, heeft en is doorgebogen. Doordat. Doordenken, dacht door, heeft doorgedacht; ook doordacht, heeft doordacht. Doordien. Doordraaien, draaide door, heeft doorgedraaid. Doordraaier, M., -draaiers. Doordraven, draafde door, heeft doorgedraafd. Doordraver, M., -dravers. Doordraverij, V. Doordrentelen, drentelde door, is doorgedrenteld. Doordrijven, dreef door, dreven door, heeft en is doorgedreven. Doordrijver, M., -drijvers. Doordrijverij, V., -drijverijen. Doordringbaar, -bare. Doordringbaarheid, V. Doordringen, drong door, is en heeft doorgedrongen; ook doordrong, heeft doordrongen. Doordringend, -dringender, -dringendst. Doordringendheid, V. Doordrinken, dronk door, heeft doorgedronken. Doordruipen, droop door, dropen door, is doorgedropen. Doordrukken, drukte door, heeft doorgedrukt. Dooreen. Dooreengooien, gooide dooreen, heeft dooreengegooid. Dooreenhaspelen, haspelde dooreen, heeft dooreengehaspeld. Dooreenkoken, kookte dooreen, heeft dooreengekookt. Dooreenloopen, liep dooreen, is dooreengeloopen. Dooreenmengen, mengde dooreen, heeft dooreengemengd. Dooreenroeren, roerde dooreen, heeft dooreengeroerd. Dooreenslaan, slaat dooreen, sloeg dooreen, heeft dooreengeslagen. Dooreenvlechten, vlocht dooreen, heeft dooreengevlochten. Dooreenwarren, warde dooreen, heeft dooreengeward. Dooreten, at door, aten door, heeft doorgegeten. Doorgaan, gaat door, ging door, is en heeft doorgegaan. Doorgaans. Doorgalmen, galmde door, heeft doorgegalmd; ook doorgalmde, heeft doorgalmd. Doorgang, M., -gangen. Doorgangshuis, O., -huizen. Doorgestoken. Doorgeven, gaf door, gaven door, heeft doorgegeven. Doorgieten, goot door, goten door, heeft doorgegoten. Doorglippen, glipte door, is doorgeglipt. Doorgooien, gooide door, heeft doorgegooid. Doorgraven, groef door, groeven door, heeft doorgegraven; ook doorgroef, doorgroeven, heeft doorgraven. Doorgraving, V., -gravingen. Doorgroeien, groeide door, is doorgegroeid. Doorgronden, doorgrondde, heeft doorgrond. Doorhakken, hakte door, heeft doorgehakt. Doorhalen, haalde door, heeft doorgehaald. Doorhaling, V., -halingen. Doorheen. Doorhelpen, hielp door, heeft doorgeholpen. Doorhouwen, hieuw door, heeft doorgehouwen. Doorijlen, ijlde door, heeft en is doorgeijld. Doorkermen, kermde door, heeft doorgekermd. Doorkijken, keek door, keken door, heeft doorgekeken; ook doorkeek, doorkeken, heeft doorkeken. Doorklieven, kliefde door, heeft doorgekliefd; ook doorkliefde, heeft doorkliefd. Doorklinken, klonk door, heeft doorgeklonken; ook doorklonk, heeft doorklonken. Doorkloppen, klopte door, heeft doorgeklopt. Doorknabbelen, knabbelde door, heeft doorgeknabbeld. Doorknagen, knaagde door, heeft doorgeknaagd; ook doorknaagde; heeft doorknaagd. Doorkneed, -knede. Doorknippen, knipte door, heeft doorgeknipt. Doorkoken, kookte door, heeft doorgekookt. Doorkomen, komt door, kwam door, kwamen door, is doorgekomen. Doorkrabben, krabde door, heeft doorgekrabd. Doorkrijgen, kreeg door, kregen door, heeft doorgekregen. Doorkronkelen, doorkronkelde, heeft doorkronkeld. Doorkruipen, kroop door, kropen door, heeft en is doorgekropen; ook doorkroop, doorkropen, heeft doorkropen. Doorkruisen, kruiste door, heeft doorgekruist; ook doorkruiste, heeft doorkruist. Doorlaat, M., -laten. Doorlachen, lachte door, heeft doorgelachen. Doorlaten, liet door, heeft doorgelaten. Doorlaveeren, laveerde door, heeft en is doorgelaveerd. Doorleeren, leerde door, heeft doorgeleerd. Doorleiden, leidde door, heeft doorgeleid. Doorlekken, lekte door, heeft doorgelekt. Doorleven, doorleefde, heeft doorleefd en doorgeleefd. Doorlezen, las door, lazen door, heeft doorgelezen; ook doorlas, doorlazen, heeft doorlezen. Doorlezing, V. Doorliggen, lag door, lagen door, heeft doorgelegen. Doorloodsen, loodste door, heeft doorgeloodst. Doorloop, M., -loopen. Doorloopen, liep door, is en heeft doorgeloopen; ook doorliep, heeft doorloopen. Doorloopend. Doorlucht, -luchter, -luchtst. Doorluchtig, -luchtiger, -luchtigst. Doorluchtigheid, V., -heden. Doormalen, maalde door, heeft doorgemalen. Doormarcheeren, marcheerde door, heeft en is doorgemarcheerd. Doormarsch, M., -marschen. Doormengen, mengde door, heeft doorgemengd; ook doormengde, heeft doormengd. Doormijmeren, mijmerde door, heeft doorgemijmerd; ook doormijmerde, heeft doormijmerd. Doorn en Doren, M., doornen en doorns of dorens. Doorntje en dorentje, O., -jes. Doornaaien, naaide door, heeft doorgenaaid; ook doornaaide, heeft doornaaid. Doornachtig, -achtiger, -achtigst. Doornagelen, doornagelde, heeft doornageld. Doornat, -natte. Doornen (bnw.). Doornenkroon, V., -kronen. Doornig, doorniger, doornigst. Doornommeren, nommerde door, heeft doorgenommerd. Doorpennen, pende door, heeft doorgepend. Doorpersen, perste door, heeft doorgeperst. Doorpikken, pikte door, heeft doorgepikt. Doorploegen, doorploegde, heeft doorploegd. Doorpraten, praatte door, heeft doorgepraat. Doorpriemen, priemde door, heeft doorgepriemd; ook doorpriemde, heeft doorpriemd. Doorprikken, prikte door, heeft doorgeprikt. Doorpruimen, pruimde door, heeft doorgepruimd. Doorrazen, raasde door, heeft doorgeraasd. Doorredeneeren, redeneerde door, heeft doorgeredeneerd. Doorregenen, regende door, heeft en is doorgeregend. Doorreis, V., -reizen. Doorreizen, reisde door, heeft en is doorgereisd; ook doorreisde, heeft doorreisd. Doorrennen, rende door, heeft en is doorgerend. Doorrijden, reed door, reden door, heeft en is doorgereden; ook doorreed, doorreden, heeft doorreden. Doorrijgen, reeg door, regen door, heeft doorgeregen; ook doorreeg, doorregen, heeft doorregen. Doorroeien, roeide door, heeft en is doorgeroeid. Doorroeren, roerde door, heeft doorgeroerd. Doorroesten, roestte door, is doorgeroest. Doorrollen, rolde door, heeft en is doorgerold. Doorrooken, rookte door, heeft doorgerookt; ook doorrookte, heeft doorrookt. Doorrooker, M., -rookers; -rookertje, O., -jes. Doorschemeren, schemerde door, is en heeft doorgeschemerd. Doorschermen, schermde door, heeft doorgeschermd. Doorscheuren, scheurde door, heeft en is doorgescheurd; ook doorscheurde, heeft doorscheurd. Doorschieten, schoot door, schoten door, heeft en is doorgeschoten; ook doorschoot, doorschoten, heeft doorschoten. Doorschijnen, scheen door, schenen door, heeft doorgeschenen; ook doorscheen, doorschenen, heeft doorschenen. Doorschijnend. Doorschijnendheid, V. Doorschrappen, schrapte door, heeft doorgeschrapt. Doorschrapping, V., -schrappingen. Doorschreeuwen, schreeuwde door, heeft doorgeschreeuwd. Doorschreien, schreide door, heeft doorgeschreid. Doorschrijven, schreef door, schreven door, heeft doorgeschreven. Doorschudden, schudde door, heeft doorgeschud. Doorschuiven, schoof door, schoven door, heeft doorgeschoven. Doorschutten, schutte door, heeft doorgeschut. Doorsijpelen, sijpelde door, heeft en is doorgesijpeld. Doorslaan, sloeg door, heeft en is doorgeslagen. Doorslaand, -slaander, -slaandst. Doorslag, M., -slagen; -slagje, O., -jes. Doorslapen, sliep door, heeft doorgeslapen. Doorsleepen, sleepte door, heeft doorgesleept. Doorslepen, -slepener, -slepenst. Doorslepenheid, V. Doorslijten, sleet door, sleten door, heeft en is doorgesleten. Doorslikken, slikte door, heeft doorgeslikt. Doorslokken, slokte door, heeft doorgeslokt. Doorsluimeren, sluimerde door, heeft doorgesluimerd. Doorsluipen, sloop door, slopen door, is doorgeslopen. Doorsmeulen, smeulde door, heeft doorgesmeuld. Doorsnede, V., -sneden. Doorsneeuwen, sneeuwde door, heeft doorgesneeuwd. Doorsnijden, sneed door, sneden door, heeft doorgesneden; ook doorsneed, doorsneden, heeft doorsneden. Doorsnijding, V., -snijdingen. Doorsnorren, snorde door, heeft en is doorgesnord. Doorsnuffelaar, M., -snuffelaars. Doorsnuffelen, doorsnuffelde, heeft doorsnuffeld. Doorspekken, doorspekte, heeft doorspekt. Doorspelen, speelde door, heeft doorgespeeld. Doorspijkeren, doorspijkerde, heeft doorspijkerd. Doorspitten, spitte door, heeft doorgespit. Doorspoelen, spoelde door, heeft doorgespoeld. Doorspoeling, V., -spoelingen. Doorspreken, sprak door, spraken door, heeft doorgesproken. Doorspringen, sprong door, heeft doorgesprongen. Doorspuiten, spoot door, spoten door, heeft doorgespoten. Doorstaan, stond door, heeft doorgestaan; ook doorstond, heeft doorstaan. Doorstampen, stampte door, heeft doorgestampt. Doorstappen, stapte door, heeft en is doorgestapt. Doorsteek, M., -steken. Doorsteken, stak door, staken door, heeft doorgestoken; ook doorstak, doorstaken, heeft doorstoken. Doorsteker, M., -stekers; -stekertje, O., -jes. Doorsteking, V., -stekingen. Doorstevenen, stevende door, is doorgestevend. Doorstikken, doorstikte, heeft doorstikt. Doorstoomen, stoomde door, heeft en is doorgestoomd. Doorstooten, stiet door, heeft doorgestooten; ook stootte door; en doorstiet, heeft doorstooten. Doorstormen, stormde door, heeft doorgestormd. Doorstralen, straalde door, heeft doorgestraald; ook doorstraalde, heeft doorstraald. Doorstraling, V. Doorstrepen, streepte door, heeft doorgestreept. Doorstrijden, streed door, streden door, heeft doorgestreden. Doorstrijken, streek door, streken door, heeft en is doorgestreken. Doorstrompelen, strompelde door, is doorgestrompeld. Doorstroomen, stroomde door, heeft doorgestroomd; ook doorstroomde, heeft doorstroomd. Doorstudeeren, studeerde door, heeft doorgestudeerd. Doorsturen, stuurde door, heeft doorgestuurd. Doorsukkelen, sukkelde door, heeft en is doorgesukkeld. Doortasten, tastte door, heeft doorgetast; ook doortastte, heeft doortast. Doorteekenen, teekende door, heeft doorgeteekend. Doortellen, telde door, heeft doorgeteld. Doortimmerd. Doortintelen, doortintelde, heeft doortinteld. Doortocht, M., -tochten. Doortrappen, trapte door, heeft doorgetrapt. Doortrapt, -trapter, -traptst. Doortraptheid, V. Doortreden, trad door, traden door, heeft en is doorgetreden. Doortrekken, trok door, trokken door, heeft en is doorgetrokken; ook doortrok, doortrokken, heeft doortrokken. Doortrekking, V. Doortrillen, doortrilde, heeft doortrild. Doortrokken. Doorvaart, V., -vaarten. Doorvallen, viel door, is doorgevallen. Doorvaren, voer door, is en heeft doorgevaren. Doorvechten, vocht door, heeft doorgevochten. Doorvijlen, vijlde door, heeft doorgevijld. Doorvlechten, vlocht door, heeft doorgevlochten; ook doorvlocht, heeft doorvlochten. Doorvliegen, vloog door, vlogen door, is doorgevlogen; ook doorvloog, doorvlogen, heeft doorvlogen. Doorvloeien, vloeide door, is doorgevloeid. Doorvoed. Doorvoeden, doorvoedde, heeft doorvoed. Doorvoer, M., -voeren. Doorvoeren, voerde door, heeft doorgevoerd. Doorvouwen, vouwde door, heeft doorgevouwen. Doorvragen, vraagde door, heeft doorgevraagd; ook vroeg door. Doorvreten, vrat door, vraten door, heeft doorgevreten. Doorvriezen, vroor door, heeft doorgevroren en doorgevrozen. Doorwaadbaar, -bare. Doorwaaien, waaide door, heeft en is doorgewaaid; ook woei door, woeien door; en doorwaaide (doorwoei), heeft doorwaaid. Doorwaden, waadde door, heeft doorgewaad; ook doorwaadde, heeft doorwaad. Doorwandelen, wandelde door, heeft en is doorgewandeld; ook doorwandelde, heeft doorwandeld. Doorwasemen, doorwasemde, heeft doorwasemd. Doorwassen, wies door, wiesen door, is doorgewassen. Doorwassen (bnw.). Doorwateren, waterde door, heeft en is doorgewaterd; ook doorwaterde, heeft doorwaterd. Doorweeken, weekte door, is en heeft doorgeweekt; ook doorweekte, heeft doorweekt. Doorweeking, V. Doorweenen, weende door, heeft doorgeweend. Doorwerken, werkte door, heeft doorgewerkt; ook doorwerkte, heeft doorwerkt. Doorweven, weefde door, heeft doorgeweven; ook doorweefde, heeft doorweven. Doorwoeden, woedde door, heeft doorgewoed. Doorwoelen, doorwoelde, heeft doorwoeld. Doorwonden, doorwondde, heeft doorwond. Doorworstelen, doorworstelde, heeft doorworsteld. Doorworsteling, V. Doorwrocht, -wrochter, -wrochtst. Doorwroeten, wroette door, heeft doorgewroet; ook doorwroette, heeft doorwroet. Doorwroeting, V. Doorzaaien, zaaide door, heeft doorgezaaid; ook doorzaaide, heeft doorzaaid. Doorzagen, zaagde door, heeft doorgezaagd. Doorzaging, V. Doorzakken, zakte door, is doorgezakt. Doorzakking, V., -zakkingen. Doorzeilen, zeilde door, is en heeft doorgezeild. Doorzenden, zond door, heeft doorgezonden. Doorzetten, zette door, heeft doorgezet. Doorzicht, O. Doorzichtbaar, -bare. Doorzichtbaarheid, V. Doorzichtig, -zichtiger, -zichtigst. Doorzichtigheid, V. Doorzichtkunde, V. Doorzien, zag door, zagen door, heeft doorgezien; ook doorzag, doorzagen, heeft doorzien. Doorziften, ziftte door, heeft doorgezift. Doorzijgen, zeeg door, zegen door, heeft en is doorgezegen. Doorzingen, zong door, heeft doorgezongen. Doorzinken, zonk door, is doorgezonken. Doorzitten, zat door, zaten door, heeft doorgezeten. Doorzoeken, zocht door, heeft doorgezocht; ook doorzocht, heeft doorzocht. Doorzoeking, V., -zoekingen. Doorzouten, doorzoutte, heeft doorzouten. Doorzweeten, zweette door, heeft doorgezweet. Doorzwelgen, zwolg door, heeft doorgezwolgen. Doorzwelger, M., -zwelgers. Doorzwelging, V. Doorzwemmen, zwom door, zwommen door, heeft en is doorgezwommen. Doorzweren, zwoor door, zworen door, is doorgezworen. Doorzwerven, zwierf door, zwierven door, heeft doorgezworven. Doorzweven, zweefde door, is doorgezweefd; ook doorzweefde, heeft doorzweefd. Doos, V., doozen. Doosje, O., -jes. Doovekool, V., -kolen. Dooven, doofde, heeft gedoofd. Doovenetel, V., -netels. Doovigheid, V. Doozenfabriek, V., -fabrieken. Doozenmaakster, V., -maaksters. Dop, M., doppen. Dopje, O., -jes. Dopjesspel, O., -spellen. Dopknier, V., -knieren. Doppen, dopte, heeft gedopt. Dopper, M., doppers. Dor, dorder, dorst. Doren. Zie Doorn. Dorheid, V. Dormter, M. Dorp, O., dorpen. Dorpje, O., -jes. Dorpachtig. Dorpel, M., dorpels. Dorpeltje, O., -jes. Dorpeling, M. en V., dorpelingen. V. ook dorpelinge. Dorpsbestuur, O., -besturen. Dorpsch. Dorpsherberg, V., -herbergen. Dorpskerk, V., -kerken; -kerkje, O., -jes. Dorpsleeraar, M., -leeraars en -leeraren. Dorpsschool, V., -scholen. Dorsch, M. Dorschdeel, V., -delen. Dorschen, dorschte, heeft gedorscht. Dorscher, M., dorschers. Dorsching, V., dorschingen. Dorschschuur, V., -schuren. Dorschtijd, M. Dorschvlegel, M., -vlegels. Dorschvloer, M., -vloeren. Dorst, M. Dorsten, dorstte, heeft gedorst. Dorstig, dorstiger, dorstigst. Dorstigheid, V. Dos, M. Dosis, V., dosissen. Dossen, doste, heeft gedost. Dot, M., dotten. Dotje, O., -jes. Douairière, V., douairières. Douane, V. Douanekantoor, O., -kantoren. Douanen (mv.) (de beambten der douane), M. Douarie, V., douarieën. Doubleeren, doubleerde, heeft gedoubleerd. Doublet, O., doubletten. Doubletje, O., -jes. Douceur, V. Douceurtje, O., -jes. Douche, V. Douw, M., douwen. Douwtje, O., -jes. Dozijn, O., dozijnen. Dozijntje, O., -jes. Dra. Draad (voorwerp), M., draden; (stof), O. Draadje, O., -jes. Draadloos, -looze. Draadschaar, V., -scharen. Draadsgewijze en -wijs. Draadtrekken, O. Draadtrekker, M., -trekkers. Draagbaar, V., -baren. Draagbaar, -bare. Draagbalk, M., -balken. Draagband, M., -banden. Draagboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Draaggeld, O., -gelden. Draagkoets, V., -koetsen. Draagkorf, M., -korven; -korfje, O., -jes. Draaglijk, -lijker, -lijkst. Draagloon, O., -loonen. Draagriem, M., -riemen. Draagster, V., draagsters. Draagstoel, M., -stoelen; -stoeltje, O., -jes. Draagstok, M., -stokken. Draagvermogen, O. Draagzadel, M. en O., -zadels. Draagzeel, O., -zeelen. Draagzetel, M., -zetels. Draai, M., draaien. Draaitje, O., -jes. Draaibank, V., -banken. Draaibeitel, M., -beitels. Draaiboom, M., -boomen. Draaibord, O., -borden. Draaibrug, V., -bruggen. Draaien, draaide, heeft en is gedraaid. Draaier, M., draaiers. Draaierig, draaieriger, draaierigst. Draaierij, V., draaierijen. Draaiing, V., draaiingen. Draaikap, V., -kappen. Draaikolk, V., -kolken. Draaikruk, V., -krukken. Draaikunst, V. Draaimolen, M., -molens. Draaiorgel, O., -orgels. Draaipen, V., -pennen. Draaischijf, V., -schijven. Draaispil, V., -spillen. Draaispit, O., -spitten. Draaister, V., draaisters. Draaistroom, M. Draaitol, M., -tollen. Draaiwerk, O. Draak, M., draken. Draakje, O., -jes. Draakwortel (plant), V. Drab en Drabbe, V. Drabbigheid, V. Drachme, V. en O., drachmen. Dracht, V., drachten. Drachtig. Dradig, dradiger, dradigst. Draf (het draven), M. Drafje, O. Draf (voeder), M. Dragen, droeg, heeft gedragen. Drager, M., dragers. Dragersplaats, V., -plaatsen. Dragon (kruid), V. Dragon (kwast), V., dragons. Dragonder, M., dragonders. Draineerbuis, V., -buizen. Draineeren, draineerde, heeft gedraineerd. Drakenbloed, O. Drakenboom, M., -boomen. Drakenkop, M., -koppen. Drakenkruid, O. Drakenplant, V., -planten. Drakenslang, V., -slangen. Dralen, draalde, heeft gedraald. Draler, M., dralers. Drama, O., drama's. Dramatiek, V. Dramatisch. Dramaturg, M., dramaturgen. Dramaturgie, V. Drang, M. Drangreden, V., -redenen. Drank, M., dranken. Drankje, O., -jes. Drankaccijns, M., -accijnzen. Drankbestrijder, M., -bestrijders. Drankgebruik, O. Drankjesflesch, V., -flesschen; drankjesfleschje, O., -jes. Drankmisbruik, O. Drankwet, V. Drankwinkel, M., -winkels. Drapeeren, drapeerde, heeft gedrapeerd. Drapeering, V., drapeeringen. Draperie, V., draperieën. Dras, V. Dras, drasser, drast. Drassig, drassiger, drassigst. Drassigheid, V. Drastisch. Draven, draafde, heeft gedraafd. Draver, M., dravers. Dravik, V. Dreef, V., dreven. Dreefje, O., -jes. Dreet, V., dreten. Dreetje, O., -jes. Dreg en Dregge, V., dreggen. Dregje, O., -jes. Dreggen, dregde, heeft gedregd. Dreigbrief, M., -brieven. Dreigement, O., dreigementen. Dreigen, dreigde, heeft gedreigd. Dreiging, V., dreigingen. Drek, M. Drekkig, drekkiger, drekkigst. Drempel, M., drempels. Drempeltje, O., -jes. Drenkbak, M., -bakken. Drenkeling, M. en V., drenkelingen. V. ook drenkelinge. Drenkelinghuisje, O., -huisjes. Drenken, drenkte, heeft gedrenkt. Drenkplaats, V., -plaatsen. Drenktrog, M., -troggen. Drenkwed, O., -wedden. Drent, M., Drenten. Drente (gewest), O. Drentelen, drentelde, heeft en is gedrenteld. Drentenaar, M., Drentenaars en Drentenaren. Drenzen, drensde, heeft gedrensd. Dressuur, V. Dreum, M. Dreumes, M., dreumessen. Dreumesje, O., -jes. Dreun, M., dreunen. Dreuntje, O., -jes. Dreunen, dreunde, heeft gedreund. Dreuning, V., dreuningen. Dreutel, M., dreutels. Dreuteltje, O., -jes. Dreutelaar, M., dreutelaars. Dreutelen, dreutelde, heeft gedreuteld. Drevel, M., drevels. Dribbel, M. en V., dribbels. Dribbeltje, O., -jes. Dribbelaar, M., dribbelaars. Dribbelaarster, V., dribbelaarsters. Dribbelen, dribbelde, heeft en is gedribbeld. Drie (telwoord). Als znw., V., drieën. Drietje, O., -jes. Driedaagsch. Driedeelen, driedeelde, heeft gedriedeeld. Driedeelig. Driedekker, M., -dekkers. Driedik, -dikke. Driedraadsch. Driedubbel. Drieduizendste. Drieëenheid. Drieëenig. Drieërhande. Drieërlei. Driegdraad, M. Driehoek, M., -hoeken; -hoekje, O., -jes. Driehoekig. Driehoeksmeting, V., -metingen. Driehonderd. Driehonderdste. Drieklank, M., -klanken. Driekleur, V. Driekleurig. Driekoningen (-dag, M., -dagen; -feest, O., -feesten). Driekroon, V. Drieledig. Drieling, M. en V., drielingen. Driemaal. Drieman, M., -mannen. Driemanschap, O., -schappen. Driemast, M., -masten. Driemaster, M., -masters. Drieponder, M., -ponders. Driepuntig. Drieschijfsblok, O., -blokken en -bloks. Driesprong, M., -sprongen. Driest, driester. Driestal, M., -stallen; -stalletje, O., -jes. Driestemmig. Driestheid, V., -heden. Drietal, O., -tallen. Drievlakshoek, M., -hoeken. Drievoet, M., drievoeten. Drievoudig. Drievuldigheid, V. Driewerf. Drift, V., driften. Driftig, driftiger, driftigst. Driftigheid, V. Driftkop, M. en V., -koppen. Driftzand, O. Drijfbeitel, M., -beitels. Drijfhamer, M., -hamers. Drijfhout, O., -houten. Drijfijs, O. Drijfjacht, V., -jachten. Drijfkracht, V., -krachten. Drijfrad, O., -raderen. Drijfsteen, M., -steenen. Drijftol, M., -tollen. Drijfton, V., -tonnen. Drijfveer, V., -veeren. Drijfzand, O. Drijnen, drijnde, heeft gedrijnd. Drijten, dreet, dreten, heeft gedreten. Drijven, dreef, dreven, is en heeft gedreven. Drijver, M., drijvers. Drijverij, V., drijverijen. Dril (werktuig en klap), M., drillen. Dril (gestold vleeschnat), V. Dril (stof), O. Drilboog, M., -bogen. Drilboor, V., -boren. Drilgat, O., -gaten. Drilkunst, V. Drillen, drilde, heeft gedrild. Driller, M., drillers. Drilmeester, M., -meesters. Drilplaats, V., -plaatsen. Drilschool, V., -scholen. Dringen, drong, heeft en is gedrongen. Dringend, dringender, dringendst. Drinkbaar, -bare. Drinkbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes. Drinkbeker, M., -bekers. Drinkebroer, M., -broers. Drinken, dronk, heeft gedronken. Drinker, M., drinkers. Drinkerij, V., drinkerijen. Drinkgelag, O., -gelagen. Drinkgeld, O., -gelden. Drinkglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes. Drinkhoorn en -horen, M., -hoorns en -horens. Drinkkan, V., -kannen. Drinklied, O., -liederen; -liedje, O., -jes. Drinknap, M., -nappen; -napje, O., -jes. Drinkpartij, V., -partijen. Drinkschaal, V., -schalen. Drinkvat, O., -vaten. Drinkwater, O. Droef, droever, droefst. Droefenis, V. Droefgeestig, -geestiger, -geestigst. Droefgeestigheid, V. Droefheid, V. Droelen, droelde, heeft gedroeld. Droes (duivel), M. Droes (paardenziekte), M. Droesem, M. Droevig, droeviger, droevigst. Droezig, droeziger, droezigst. Drogen, droogde, heeft en is gedroogd. Drogerij, V., drogerijen. Droging, V., drogingen. Drogist, M., drogisten. Drogreden, V., -redenen. Drogredenaar, M., -redenaren en -redenaars. Drok. Zie Druk. Drol, M., drollen. Drolletje, O., -jes. Drollig, drolliger, drolligst. Drolligheid, V., -heden. Drom, M., drommen. Dromedaris, M., dromedarissen. Drommel, M., drommels. Drommeltje, O., -jes. Drommels (bijw.). Drommelsch (bnw.). Dronk, M., dronken. Dronkje, O., -jes. Dronkaard, M., dronkaards en dronkaarden. Dronkelap, M., -lappen. Dronken. Dronkenman en Dronkeman, M., -mannen. Dronkenschap, V. Droog, droger, droogst. Droogdoek, M., -doeken. Droogheid, V. Droogje, O. Droogjes. Drooglat, V., -latten. Droogleggen, legde en leide droog, heeft drooggelegd en drooggeleid. Drooglegging, V., -leggingen. Droogloopen, liep droog, is drooggeloopen. Droogmachine, V., -machines. Droogmaken, maakte droog, heeft drooggemaakt. Droogmakerij, V., -makerijen. Droogmaking, V., -makingen. Droogmalen, maalde droog, heeft drooggemalen. Droogmaling, V., -malingen. Droogoven, M., -ovens. Droogpijp, V., -pijpen. Droogplaats, V., -plaatsen. Droograam, O., -ramen. Droogrek, O., -rekken. Droogscheerder, M., -scheerders. Droogscheren, O. Droogschuren, schuurde droog, heeft drooggeschuurd. Droogschuur, V., -schuren. Droogstok, M., -stokken. Droogte, V., droogten. Droogtouw, O., -touwen. Droogvoets en Droogsvoets. Droogzolder, M., -zolders. Droom, M., droomen. Droompje, O., -jes. Droombeeld, O., -beelden. Droomen, droomde, heeft gedroomd. Droomer, M., droomers. Droomerig, droomeriger, droomerigst. Droomerij, V., droomerijen. Droomgezicht, O., -gezichten. Droomig, droomiger, droomigst. Droomuitlegger, M., -uitleggers. Droopen, droopte, heeft gedroopt. Drooping, V. Drop (drup). Zie Drup. Drop (geneesmiddel), V. Droppel, Droppelen, enz. Zie Druppel, Druppelen, enz. Dropsteen (een steen), M., -steenen; (als stofnaam), O. Drossaard, M., drossaards. Drossen, droste, is gedrost. Drost, M., drosten. Drostendienst, M., -diensten. Drostschap, O. Druïde, M., Druïden. Druif, V., druiven. Druifje, O., -jes. Druifluis, V., -luizen. Druil (zeil), M., druilen. Druil (persoon), M. en V., druilen. Druilen, druilde, heeft gedruild. Druiler, M., druilers. Druilerig, druileriger, druilerigst. Druilig, druiliger, druiligst. Druiloor, M., -ooren. Druilooren, druiloorde, heeft gedruiloord. Druiloorig, -ooriger, -oorigst. Druilsra, V., -raas. Druip, M. Druipbad, O., -baden. Druipen, droop, dropen, heeft en is gedropen. Druiper, M., druipers. Druipnat, -natte. Druipneus, M. en V., -neuzen. Druipoog, M. en V., -oogen. Druipstaart, M. en V., -staarten. Druipstaarten, druipstaartte, heeft gedruipstaart. Druipsteen (een steen), M., -steenen; (als stofnaam), O. Druischen, druischte, heeft gedruischt. Druiveblad, O., -bladeren. Druiveboom, M., -boomen. Druivenbloed, O. Druivenkas, V., -kassen; druivenkasje, O., -jes. Druivenlezen, O. Druivenlezer, M., -lezers. Druivenmand, V., -manden. Druivenmoer, V. Druivennat, O. Druivenoogst, M. Druivenpers, V., -persen. Druivenrank, V., -ranken. Druivensap, O. Druivenschaar, V., -scharen. Druivensuiker, V. Druiventreden, O. Druiventreder, M., -treders. Druiventros, M., -trossen. Druivepit, V., -pitten. Druiveschil, V., -schillen. Druivesteel, M., -stelen. Druk, M., drukken. Drukje, O., -jes. Druk, drukker, drukst. Drukbal, M., -ballen. Drukbank, V., -banken. Drukfeil, V., -feilen. Drukfout, V., -fouten; -foutje, O., -jes. Drukinkt, M. Drukken, drukte, heeft gedrukt. Drukkend, drukkender, drukkendst. Drukker, M., drukkers. Drukkerij, V., drukkerijen. Drukkersraam, O., -ramen. Drukkersrol, V., -rollen. Drukkerswerk, O. Drukking, V., drukkingen. Drukkosten (mv.), M. Drukkunst, V. Drukletter, V., -letters. Drukloon, O., -loonen. Drukpapier, O., -papieren. Drukpers, V., -persen. Drukproef, V., -proeven. Drukschrift, O. Druksel, O. Drukte, V., drukten. Druktelegraaf, V., -telegrafen. Drukvorm, M., -vormen. Drukwerk, O., -werken. Drup en Drop, M., druppen (droppen). Drupje en dropje, O., -jes. Druppel en Droppel, M., druppels (droppels) en druppelen (droppelen). Druppeltje en droppeltje, O., -jes. Druppelen en Droppelen, druppelde (droppelde), heeft en is gedruppeld (gedroppeld). Druppeling en Droppeling, V., druppelingen en droppelingen. Druppelings en Droppelings. Druppelsgewijze en -gewijs, ook Droppelsgewijze en -gewijs, en Druppelswijze of Droppelswijze. Druppen en Droppen, drupte (dropte), heeft en is gedrupt (gedropt). Dryade, V., dryaden. D-trein, M. Dualisme, O. Dualist, M., dualisten. Dubbel, ook Dubbeld. Dubbelaar, M., dubbelaars. Dubbelen, dubbelde, heeft gedubbeld. Dubbelhartig, -hartiger, -hartigst. Dubbelhartigheid, V. Dubbelpunt, O., -punten (in de wiskunde). Dubbeltje, O., -jes. Dubbeltongig, -tongiger, -tongigst. Dubbelzinnig, -zinniger, -zinnigst. Dubbelzinnigheid, V., -heden. Dubbelzout, O., -zouten. Dubben, dubde, heeft gedubd. Dubber, M., dubbers. Dubbing, V., dubbingen. Dubieus, dubieuzer, dubieust. Dubio (In -). Dubloen, M., dubloenen. Duchten, duchtte, heeft geducht. Duchtig, duchtiger, duchtigst. Duel, O., duellen. Duelleeren, duelleerde, heeft geduelleerd. Duellist, M., duellisten. Duet, O., duetten. Duetje, O., -jes. Duf, duffer, dufst. Duffel (stof), O.; (jas), M., duffels. Duffeltje, O., -jes. Duffelsch. Dufheid, V. Dufsteen. Zie Tufsteen. Duidelijk, -lijker, -lijkst. Duidelijkheid, V. Duidelijkheidshalve. Duiden, duidde, heeft geduid. Duiding, V. Duif, V., duiven. Duifje, O., -jes. Duig, V., duigen. Duigje, O., -jes. Duikelaar, M., duikelaars. Duikelen, duikelde, heeft geduikeld. Duikeling, V., duikelingen. Duiken, dook, doken, heeft gedoken. Duiker, M., duikers. Duikertje, O., -jes. Duikerklok, V., -klokken. Duiking, V., duikingen. Duim, M., duimen. Duimpje, O., -jes. Duimbreed, O. Duimelen, duimelde, heeft geduimeld. Duimeling, M., duimelingen. Duimkruid, O. Duimschroef, V., -schroeven. Duimstok, M., -stokken. Duin (zandheuvel), V., duinen; (collectief), O. Duinaardappel, M., -aardappelen. Duinachtig, -achtiger, -achtigst. Duinflora, V. Duingrond, M., -gronden. Duinroos, V., -rozen. Duinwater, O. Duinwaterijs, O. Duinwaterkraan, V., -kranen; -kraantje, O., -jes. Duinwaterleiding, V., -leidingen. Duinwatermaatschappij, V., -maatschappijen. Duinzand, O. Duist, O. Duister, duisterder, duisterst. Duisterheid, V., -heden. Duisterling, M. en V., duisterlingen. V. ook duisterlinge. Duisternis, V. Duit, M., duiten. Duitje, O., -jes. Duitendief, M., -dieven. Duitsch. Duitsch, O. Duitscher, M., Duitschers. Duitschland, O. Duivekater (wat -!) Duivel, M., duivels en duivelen. Duiveltje, O., -jes. Duivelachtig, -achtiger, -achtigst. Duivelarij, V., duivelarijen. Duivelin, V., duivelinnen. Duivelinnetje, O., -jes. Duivels (bijw.) Duivelsbeet, M. Duivelsbrood, O. Duivelsch (bnw.). Duivelsdrek, M. Duivelskop, M., -koppen. Duivelskunstenaar, M., -kunstenaars. Duivelskunstenarij, V., -kunstenarijen. Duivelsmelk, V. Duivelspoot, M., -pooten. Duivelstoejager, M., -toejagers. Duivenboon, V., -boonen. Duivendrek, M. Duivenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes. Duivenhok, O., -hokken; -hokje, O., -jes. Duivenkervel, V. Duivenkot, O., -kotten. Duivenmarkt, V. Duivenmelker, M., -melkers. Duivenpost, V. Duivenslag, O., -slagen. Duiventil, V., -tillen; -tilletje, O., -jes. Duivenvlucht, V. Duizelen, duizelde, heeft geduizeld. Duizelig, duizeliger, duizeligst. Duizeling, V., duizelingen. Duizend. Duizend, O., duizenden. Duizendbloempje, O., -jes. Duizenderhande. Duizenderlei. Duizendjarig. Duizendmaal. Duizendschoon, V., -schoonen; -schoontje, O., -jes. Duizendste. Duizendvoud, O. Duizendvoudig. Duizendwerf. Dukaat, M., dukaten. Dukaatje, O., -jes. Dukatengoud, O. Dukaton, M., dukatonnen en dukatons. Dukdalf, M., dukdalven. Duldeloos, -loozer, -loost. Dulden, duldde, heeft geduld. Dun, dunner, dunst. Dunbloedig, -bloediger, -bloedigst. Dunbloedigheid, V. Dunbuikig, -buikiger, -buikigst. Dundoek, O. Dunharig. Dunheid, V. Dunk, M. Dunken, hem dunkt, hem dacht en docht. Dunlijvig, -lijviger, -lijvigst. Dunlijvigheid, V. Dunnen, dunde, heeft en is gedund. Dunnetjes. Dunnigheid, V. Dunning, V. Dunsel, O. Dunte, V., dunten. Duo, O., duo's. Duodecimo (bnw.). Als znw., O., duodecimo's. Duodecimootje, O., -jes. Dupe, M. en V., dupes. Dupeeren, dupeerde, heeft gedupeerd. Duplicaat, O., duplicaten. Dupliek, V., duplieken. Duplo (In -). Duren, duurde, heeft geduurd. Durf (Een heele -), M. Durfal, M. en V., durfallen. Durfniet, M. en V., durfnieten. Durk, M., durken. Durven, dorst en durfde, heeft gedurfd. Dus. Dusdanig. Dusverre en Dusver. Dut, M. Dutje, O., -jes. Dutten, dutte, heeft gedut. Duur, M. Duur, duurder, duurst. Duurkoop. Duurte, V. Duurzaam, -zamer, -zaamst. Duurzaamheid, V. Duw, M., duwen. Duwen, duwde, heeft geduwd. Dwaal, V., dwalen. Dwaalbegrip, O., -begrippen. Dwaalgeest, M., -geesten. Dwaalleer, V., -leeren. Dwaallicht, O., -lichten. Dwaalpad, O., -paden. Dwaalspoor, O., -sporen. Dwaalster en -star, V., -sterren en -starren. Dwaalweg, M., -wegen. Dwaas, dwazer, dwaast. Dwaasheid, V., -heden. Dwaashoofd, M. en V., -hoofden. Dwalen, dwaalde, heeft gedwaald. Dwaling, V., dwalingen. Dwang, M. Dwangarbeid, M. Dwangarbeider, M., -arbeiders. Dwangbevel, O., -bevelen. Dwangbuis, O., -buizen. Dwangmiddel, O., -middelen. Dwarrel, M. Dwarrelen, dwarrelde, heeft gedwarreld. Dwarreling, V., dwarrelingen. Dwarrelwind, M., -winden. Dwars, dwarser, dwarst. Dwarsarm, M., -armen. Dwarsboomen, dwarsboomde, heeft gedwarsboomd. Dwarsdraads. Dwarsdrijven, dwarsdrijfde, heeft gedwarsdrijfd. Dwarsdrijver, M., -drijvers. Dwarsdrijverij, V., -drijverijen. Dwarsfluit, V., -fluiten. Dwarsheid, V. Dwarshout, O., -houten; -houtje, O., -jes. Dwarskijker, M., -kijkers. Dwarskijkerij, V. Dwarskop, M. en V., -koppen. Dwarsscheeps (bijw.). Dwarsscheepsch (bnw.). Dwarsstraat, V., -straten; -straatje, O., -jes. Dwarsstrooms. Dwarste, V. Dwarsuit. Dwaselijk. Dweepachtig, -achtiger, -achtigst. Dweepster, V., dweepsters. Dweepziek, -zieker, -ziekst. Dweepzucht, V. Dweepzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst. Dweil, V., dweilen. Dweiltje, O., -jes. Dweilen, dweilde, heeft gedweild. Dwepen, dweepte, heeft gedweept. Dweper, M., dwepers. Dweperij, V., dweperijen. Dwerg, M., dwergen. Dwergje, O., -jes. Dwergachtig, -achtiger, -achtigst. Dwergeik, M., -eiken. Dwergkruid, O. Dwingeland, M., dwingelanden. Dwingelandje, O., -jes. Dwingelandij, V. Dwingen, dwong, heeft gedwongen. Dwinger, M., dwingers. Dwingerig, dwingeriger, dwingerigst. Dwingster, V., dwingsters. Dynamica, V. Dynamiet, O. Dynamietaanslag, M., -aanslagen. Dynamietbom, V., -bommen. Dynamietpatroon, V., -patronen. Dynamometer, M., -meters. Dynast, M., dynasten. Dynastie, V., dynastieën. Dynastiek. Dysenterie, V. Dyspepsie, V. E E, V., e's. Eau de cologne-fabriek, V., -fabrieken. Eau de cologne-zeep, V. Eb en Ebbe, V. Ebben, ebde, heeft geëbd. Ebbenhout, O. Ebbenhouten (bnw.). Ebdeur, V., -deuren. Ecarté, O. Ecarteeren, ecarteerde, heeft geëcarteerd. Echel, M., echels. Echo, V., echo's. Echt, M. Echt, echter, echtst. Echtbreker, M., -brekers. Echtbreuk, V. Echtelieden (mv.), M. Echtelijk. Echtelingen (mv.), M. Echteloos, -looze. Echten, echtte, heeft geëcht. Echter. Echtgenoot, M., -genooten. Echtgenoote, V., -genooten. Echtheid, V. Echting, V. Echtscheiding, V., -scheidingen. Echtvereeniging, V., -vereenigingen. Eclatant, eclatanter, eclatantst. Eclectisch. Eclips, V., eclipsen. Eclipseeren, eclipseerde, is en heeft geëclipseerd. Ecliptica, V. Economie, V. Economisch. Economiseeren, economiseerde, heeft geëconomiseerd. Economist, M., economisten. Econoom, M., economen. Edel, edeler, edelst. Edelaardig, -aardiger, -aardigst. Edelaardigheid, V. Edelachtbaar, -bare. Edelgeboren. Edelgesteente, O., -gesteenten. Edelgrootachtbaar, -bare. Edelheid, V. Edelknaap, M., -knapen. Edelman, M., -lieden. Edelmoedig, -moediger, -moedigst. Edelmoedigheid, V. Edelmogend. Edelvrouw, V., -vrouwen. Edict, O., edicten. Edik, M. Editie, V., editiën en edities. Edoch. Educatie, V., educaties. Eed, M., eeden. Eedaflegging, V. Eedgenoot, M., -genooten. Eega en Eegade, M. en V., eegaas en eegaden. Eek (eikenschors), V. Eekelaar, M., eekelaars. Eekhoorn en Eekhoren, M., eekhoorns en eekhorens. Eekhoorntje en eekhorentje, O., -jes. Eelt, O. Eeltachtig, -achtiger, -achtigst. Eelterig, eelteriger, eelterigst. Eeltig, eeltiger, eeltigst. Eeltigheid, V. Eeltknobbel, M., -knobbels; -knobbeltje, O., -jes. Eeltzweer, V., -zweren. Een, eene, een. Als znw., V., eenen. Eentje, O., -jes. Eenarmig. Eend, V., eenden. Eendje, O., -jes. Eendebout, M., -bouten. Eendenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes. Eendenjacht, V. Eendenkom, V., -kommen; -kommetje, O., -jes. Eendenkooi, V., -kooien. Eendenkroos, O. Eendennest, O., -nesten. Eender. Eendracht, V. Eendrachtelijk. Eendrachtig, -drachtiger, -drachtigst. Eendrachtiglijk. Eenenmale (Ten -). Eenerhande. Eenerlei. Eenhandig. Eenheid, V., -heden. Eenhoevig. Eenhoofdig. Eenhoorn en Eenhoren, M., eenhoorns en eenhorens. Eenhuizig. Eenig. Eenigerhande. Eenigerlei. Eenigermate. Eenigerwijze en -wijs. Eenigheid, V. Eeniglijk. Eenigszins. Eenjarig. Eenkennig, -kenniger, -kennigst. Eenkennigheid, V. Eenlettergrepig. Eenlobbig. Eenmaal. Eenmannig. Eenoog, M. en V., eenoogen. Eenoogig. Eenparig, -pariger, -parigst. Eenparigheid, V. Eenpariglijk. Eens. Eensdeels. Eensdenkend. Eensgestemd. Eensgezind. Eensgezindheid, V. Eensklaps. Eensluidend. Eensluidendheid, V. Eenstemmig, -stemmiger, -stemmigst. Eenstemmigheid, V. Eentonig, -toniger, -tonigst. Eentonigheid, V. Eenvormig, -vormiger, -vormigst. Eenvormigheid, V. Eenvoud, M. Eenvoudig, -voudiger, -voudigst. Eenvoudigheid, V. Eenwaardig. Eenwerf. Eenzaam, -zamer, -zaamst. Eenzaamheid, V. Eenzelvig, -zelviger, -zelvigst. Eenzelvigheid, V. Eenzijdig, -zijdiger, -zijdigst. Eenzijdigheid, V. Eer, V. Eer (bijw.). Eerbaar, -baarder, -baarst. Eerbaarheid, V. Eerbetoon, O. Eerbetooning, V., -betooningen. Eerbewijs, O., -bewijzen. Eerbied, M. Eerbiedelijk. Eerbiedenis, V. Eerbiedig, -biediger, -biedigst. Eerbiedigen, eerbiedigde, heeft geëerbiedigd. Eerbiedigheid, V. Eerbiediging, V. Eerbiediglijk. Eerbiedshalve. Eerbiedwaardig, -waardiger, -waardigst. Eerbiedwekkend. Eerder. Eereblijk, O., -blijken. Eereboog, M., -bogen. Eeredienst en Eerdienst, M., -diensten. Eerediploma, O., -diploma's. Eeredoctoraat, O., -doctoraten. Eerekrans, M., -kransen. Eerelid, O., -leden. Eerelidmaatschap, O., -schappen. Eeremetaal en Eermetaal, O. Eeren, eerde, heeft geëerd. Eerepalm, M., -palmen. Eereplaats, V., -plaatsen. Eerepoort, V., -poorten. Eerepost, M., -posten; -postje, O., -jes. Eereprijs (belooning), M., -prijzen. Eereprijs (plant), V. Eeresabel, V., -sabels. Eereschot, O., -schoten. Eereschuld, V., -schulden. Eereteeken, O., -teekenen en -teekens. Eeretitel, M., -titels. Eerewacht, V., -wachten. Eerewijn, M. Eerewoord, O. Eergevoel, O. Eergierig, -gieriger, -gierigst. Eergierigheid, V. Eergisteren. Eerlang. Eerlijk, -lijker, -lijkst. Eerlijkheid, V. Eerloos, -loozer, -loost. Eermetaal, O., zie Eeremetaal. Eerroover, M., -roovers. Eershalve. Eerst. Eerstaanwezend. Eerstbeginnende, M. en V., -beginnenden. Eerstdaags. Eerste. Eerstelijk. Eersteling, M. en V., eerstelingen. V. ook eerstelinge. Eerstgeboorte, V. Eerstgeborene, M. en V., -geborenen. Eerstkomend. Eertijds. Eervergeten, -vergetener, -vergetenst. Eervol, -voller, -volst. Eerwaard. Eerwaardig, -waardiger, -waardigst. Eerwaardigheid, V. Eerzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst. Eerzuil, V., -zuilen. Eest, M., eesten. Eesten, eestte, heeft geëest. Eesting, V. Eetbaar, -bare. Eetbaarheid, V. Eethuis, O., -huizen. Eetkamer, V., -kamers. Eetlepel, M., -lepels. Eetlust, M. Eetster, V., eetsters. Eetwaar, V., -waren. Eetzaal, V., -zalen. Eeuw, V., eeuwen. Eeuwenoud. Eeuwig. Eeuwigdurend. Eeuwigheid, V., -heden. Effect, O., effecten. Effectje, O., -jes Effectenbeurs, V., -beurzen. Effectenhandel, M. Effectenhoek, M. Effectenmakelaars, M., -makelaars. Effectentrommel, V., -trommels. Effectief, O. Effectief, effectieve. Effen, effener, effenst. Effenen, effende, heeft geëffend. Effenheid, V. Effening, V., effeningen. Eg. Zie Egge. Egaal, egaler, egaalst. Egel, M., egels. Egeltje, O., -jes. Egelantier, M., egelantieren en egelantiers. Egelskop, M., -koppen. Egelsvoet, M. Egge en Eg, V., eggen. Eggen, egde, heeft geëgd. Eggerig, eggeriger, eggerigst. Eggig, eggiger, eggigst. Egging, V. Egoisme, O. Egoist, M., egoisten. Egoistisch. Egsmid, M., -smeden. Egtand, M., -tanden. Ei (tusschenw.). Ei, O., eieren. Eitje, O., eitjes en eiertjes. Eiber, M., eibers. Eiderdons, O. Eierdop, M., -doppen; -dopje, O., -jes. Eierkoek, M., -koeken; -koekje, O., -jes. Eierkorf, M., -korven; -korfje, O., -jes. Eierkrans, M., -kransen. Eierlepel, M., -lepels; -lepeltje, O., -jes. Eierlijst, V., -lijsten; -lijstje, O., -jes. Eiernetje, O., -netjes. Eierpruim, V., -pruimen. Eierrek, O., -rekken; -rekje, O., -jes. Eiersaus, V.; -sausje, O., -jes. Eierschaal, V., -schalen. Eierstok, M., -stokken. Eierstruif, V., -struiven. Eiervrouw, V., -vrouwen. Eigen, eigener, eigenst. Eigenaar, M., eigenaren en eigenaars. Eigenaardig, -aardiger, -aardigst. Eigenaardigheid, V., -heden. Eigenares, V., eigenaressen. Eigenbaat, V. Eigenbelang, O. Eigendom (recht), M.,; (bezitting), O., -dommen. Eigendommetje, O., -jes. Eigendomsoverdracht, V., -overdrachten. Eigendomsrecht, O. Eigendunk, M. Eigendunkelijk, -lijker, -lijkst. Eigendunkelijkheid, V. Eigenen, eigenden, heeft geëigend. Eigengebakken. Eigengeërfde, M. en V., -geërfden. Eigengemaakt. Eigenhandig. Eigenhoorig. Eigenhoorigheid, V. Eigenlijk. Eigenlof, M. Eigenmachtig, -machtiger, -machtigst. Eigenmachtigheid, V. Eigennaam, M., -namen. Eigenschap, V., -schappen. Eigenwaan, M. Eigenwijs, -wijzer, -wijst. Eigenwijsheid, V. Eigenwillig, -williger, -willigst. Eigenzinnig, -zinniger, -zinnigst. Eigenzinnigheid, V. Eik, M., eiken. Eikje, O., -jes. Eikeblad, O., -bladen en -bladeren; -blaadje, O., -blaadjes en -bladertjes. Eikeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Eikekrans, of Eikenkrans, M., -kransen. Eikekroon, of Eikenkroon, V., -kronen. Eikel, M., eikels. Eikeltje, O., -jes. Eikeloof en Eikenloof, O. Eiken (bnw.). Eikenbast, M., -basten. Eikenbosch, O., -bosschen. Eikendreef, V., -dreven. Eikenhout, O. Eikenhouten (bnw.). Eikenlaan, V., -lanen; -laantje. O., -jes. Eikenmos, O. Eikenschors, V. Eiker (vrachtschip), M., eikers. Eikestam, M., -stammen. Eiketak, -takken; -takje, O., -jes. Eilaas. Eiland, O., eilanden. Eilandje, O., -jes. Eilander, M., eilanders. Eilieve. Eiloof, O. Eindbeslissing, V., -beslissingen. Eindbesluit, O., -besluiten. Eindcijfer, O., -cijfers. Einddoel, O. Einde, ook Eind en End, O., einden en enden. Eindje en endje, O., -jes. Eindelijk. Eindelinghout, O. Eindeloos, -looze. Eindeloosheid, V. Einden, eindde, heeft geëind. Eindig. Eindigen, eindigde, heeft en is geëindigd. Eindigheid, V. Eindoogmerk, O., -oogmerken. Eindoorzaak, V., -oorzaken. Eindpaal, M., -palen. Eindstation, O., -stations. Eindstemming, V., -stemmingen. Eindvonnis, O., -vonnissen. Eirond. Eisch, M., eischen. Eischen, eischte, heeft geëischt. Eischer, M., eischers. Eischeres, V., eischeressen. Eiwit, O. Eiwitgehalte, O. Eiwitstof, V. Eiwitten, eiwitte, heeft geëiwit. Ekster (ook Aakster), V., eksters (aaksters). Eksteroog, O., -oogen. El, V., ellen. Elletje, O., -jes. Eland, M., elanden. Elasticiteit, V. Elastiek, O., elastieken; elastiekje, O., -jes. Elastiek, elastieker, elastiekst. Elders. Eldorado, O. Electricien, M., electriciens. Electriciteit, V. Electriek, electrieke. Electriseeren, electriseerde, heeft geëlectriseerd. Electriseermachine, V., -machines. Electrocutie, V. Electro-magnetisch. Electromotor, M., -motors of -motoren. Electrotechniek, V. Electrotherapie, V. Elegant, eleganter, elegantst. Elegantie, V. Elegie, V., elegieën. Elegisch. Element, O., elementen. Elementair. Elf, elven. Elfde. Elfdehalf, -halve. Elfderhande. Elfderlei. Elf-en-dertigst (op zijn -). Elfhonderd. Elfmaal. Elfrank, V., -ranken. Elft, M., elften. Elftje, O., -jes Elfvoud, O. Elfvoudig. Elger (aalgeer), M., elgers. Elisie, V. Elixir en Elixer, O., elixir en elixers. Elk. Elkaar (_afbreken_ elk-aar). Elkander (_afbreken_ elk-ander). Elkeen. Elleboog, M., -bogen; -boogje. O., -jes. Elleboogsbeen, O., -beenderen. Elleboogsknokkel, M., -knokkels. Elleboogslengte, V., -lengten. Elleboogsmouw, V., -mouwen. Ellemaat, V., -maten. Ellende, V., ellenden. Ellendeling, M. en V., ellendelingen. V. ook ellendelinge. Ellendig, ellendiger, ellendigst. Ellendigheid, V. Ellestok, M., -stokken. Ellewaar, V., -waren. Ellewinkel, M., -winkels. Ellips, V., ellipsen. Ellipsoïde, V., ellipsoïden. Elliptisch. Elpenbeen, O. Elpenbeenen (bnw.). Els (boom), M., elzen. Els (priem), V., elzen. Elsje, O., -jes. Elzeblad, O., -bladen en -bladeren. Elzeboom, M., -boomen. Elzenbosch, O., -bosschen. Elzenheg, V., -heggen. Elzenhout, O. Elzenlaan, V., -lanen; -laantje, O., -jes. Elzestam, M., -stammen. Elzestruik, M., -struiken. Elzetak, M., -takken; -takje, O., -jes. Email, O. Emailleeren, emailleerde, heeft geëmailleerd. Emancipatie, V. Emancipeeren, emancipeerde, heeft geëmancipeerd. Emballage, V. Embargo, O. Emblema, O., emblema's en emblemata. Embryo, O., embryo's. Embryologie, V. Embryoloog, M., -logen. Emeritus. Emigrant, M., emigranten. Emigrante, V., emigranten. Emigratie, V. Emigreeren, emigreerde, is geëmigreerd. Eminent, eminenter, eminentst. Eminentie, V., eminentiën. Emissie, V., emissies. Emitteeren, emitteerde, heeft geëmitteerd. Emmer, M., emmers. Emmertje, O., -jes. Emolument, O., emolumenten. Emphase, V. Empirie, V. Empirisch. Emplooi, O., emplooien. Emulsie, V., emulsies. En. Encycliek, V., encyclieken. Encyclopedie, V., encyclopedieën. Encyclopedisch. End. (Zie Einde). Endeldarm, M., -darmen. Endosseeren, endosseerde, heeft geëndosseerd. Endossement, O., endossementen Energie, V. Energiek, energieker, energiekst. Eng, enger, engst. Engageeren, engageerde, heeft geëngageerd. Engagement, O., engagementen. Engagementstijd, M. Engborstig. Engel, M., engelen. Engeltje, O., -jes Engelachtig, -achtiger, -achtigst. Engelbewaarder, M., -bewaarders. Engelenbak, M., -bakken. Engelengeduld, O. Engelenkoor, O., -koren. Engelenschaar, V., -scharen. Engelenzang, M. Engelsch. Engelsch, O. Engelzoet, O. Engerling, M., engerlingen. Engheid, V. Engte, V., engten. Enkel, M., enkels. Enkeltje, O., -jes Enkel, ook Enkeld. Enkelvoud, O., enkelvouden. Enkelvoudig. Enkhuizer (persoon, almanak, kabelslag), M., Enkhuizers. Enorm, enormer, enormst. Enormiteit, V., enormiteiten. Enquête, V., enquêtes. Enquête-commisie, V., -commissiën. Ent, V., enten. Enten, entte, heeft geënt. Enter, M., enters. Enterbijl, V., -bijlen. Enterdreg, V., -dreggen. Enteren, enterde, heeft geënterd. Entering, V., enteringen. Enterluik, O., -luiken. Enternet, O., -netten. Enthusiasme, O. Enthusiast, M., enthusiasten. Enting, V. Entmes, O., -messen. Entomologie, V. Entomologisch. Entomoloog, M., entomologen. En-tout-cas, M. Entrée, V., entrée's. Entrée-kaart, -kaarten. Entrepot, O., entrepots. Entwas, O. en V. Enveloppe, V., enveloppen. Epaulet, V., epauletten. Epicurist, M., epicuristen. Epidemie, V., epidemieën. Epidemisch. Epigram, O., epigrammen. Epilepsie, V. Episch. Episcopaal, episcopale. Episcopaat, O. Episode, V., episoden en episodes. Epistel, M., epistels. Episteltje, O., -jes. Epitheton, O., epitheta. Epoque, V., epoques. Epos, O. Eppe, V. Equipage, V., equipages. Equipeeren, equipeerde, heeft geëquipeerd. Equipement, O., equipementen. Equivalent, O., equivalenten. Er. Erachten, O., (mijns erachtens). Erbarmelijk, -lijker, -lijkst. Erbarmelijkheid, V. Erbarmen, erbarmde, heeft erbarmd. Erbarming, V. Erf, O., erven. Erfje, O., -jes. Erfcijns, M., -cijnzen. Erfdeel, O., -deelen, -deeltje, O., -jes. Erfdochter, V., -dochters. Erfelijk. Erfelijkheid, V. Erfenis, V., erfenissen. Erfenisje, O., -jes. Erfgenaam, M. en V., erfgenamen. V. ook erfgename. Erfgoed, O., -goederen. Erfhuis, O., -huizen. Erflater, M., -laters. Erfoom, M., -ooms; -oompje, O., -jes. Erfopvolging, V. Erfpacht, V., -pachten. Erfportie, V., -portiën en -porties. Erfprins, M., -prinsen. Erfprinses, V., -prinsessen. Erfrecht, O. Erfrente, V., -renten. Erfschuld, V. Erfstadhouder, M., -stadhouders. Erfstelling, V., -stellingen. Erfstuk, O., -stukken. Erftante, V., -tantes. Erfvijand, M., -vijanden. Erfzonde, V. Erg, erger, ergst. Ergdenkend, -denkender, -denkendst. Ergdenkendheid, V. Ergens. Ergeren, ergerde, heeft geërgerd. Ergerlijk, -lijker, -lijkst. Ergerlijkheid, V., -heden. Ergernis, V., ergernissen. Ergje, O. Erkennen, erkende, heeft erkend. Erkenning, V. Erkentelijk, -lijker, -lijkst. Erkentelijkheid, V. Erkentenis, V. Erlangen, erlangde, heeft erlangd. Erlanging, V. Ernst, M. Ernstig, ernstiger, ernstigst. Erotisch. Erratum, O., errata. Erts, O., ertsen. Ervaren, ervoer, heeft ervaren. Ervaren, ervarener, ervarenst. Ervarenheid, V. Ervaring, V., ervaringen. Erven (mv.), M. Erven, erfde, heeft geërfd. Erwt, V., erwten. Erwtje, O., -jes. Erwtenblazer, M., -blazers. Erwtensoep, V. Esch, M., esschen. Eschdoorn en -doren, M., -doornen en -dorens. Escorte, O. Eskader, O., eskaders. Eskadertje, O., -jes. Eskadron, O., eskadrons. Esp, M., espen. Espeblad, O., -bladen en -bladeren. Espeboom, M., -boomen. Espenhout, O. Espenhouten (bnw.). Essaai, O. Essaieeren, essaieerde, heeft geëssaieerd. Essaieur, M., essaieurs. Esscheboom, M., -boomen. Esschenhout, O. Esschenhouten (bnw.). Essence, V., essences. Essentieel, essentieele. Estafette, M., estafetten. Estrik, M., estriken. Etablisseeren, etablisseerde, heeft geëtablisseerd. Etablissement, O., etablissementen. Étagère, V., étagères. Etalage, V., etalages. Etaleeren, etaleerde, heeft geëtaleerd. Eten, at, aten, heeft gegeten. Eten, O. Etensdrager, M., -dragers. Etenstijd, M. Etensuur, O., -uren; -uurtje, O., -jes. Eter, M., eters. Eterij, V. Etgroen, O. Etherisch. Ethnographie, V. Ethnographisch. Etiquette (briefje), V., etiquetten. Etiquette (wellevendheid), V. Etmaal, O., etmalen. Ets, V., etsen. Etsje, O., -jes. Etsen, etste, heeft geëtst. Etser, M., etsers. Etsgrond, M. Etskunst, V. Etsnaald, V., -naalden. Etswerk, O. Ettelijke. Etter, M. Etterachtig, -achtiger, -achtigst. Etteren, etterde, heeft geëtterd. Etterig, etteriger, etterigst. Ettering, V. Etterzak, M., -zakken. Etui, O., etuis. Etuitje, O., etuitjes. Etymologie, V., etymologieën. Etymologisch. Etymoloog, M., etymologen. Euphemisme, O., euphemismen. Euphonie, V. Europeaan, M., Europeanen. Europeesch, Europeesche. Euvel, O., euvelen. Euvel, euveler, euvelst. Euveldaad, V., -daden. Euvelmoed, M. Euvelmoedig, -moediger, -moedigst. Evangelie, O., evangeliën. Evangeliewoord, O., -woorden. Evangelisatie, V. Evangelisch. Evangelist, M., Evangelisten. Even. Evenaar, M., evenaars en evenaren. Evenaartje, O., -jes. Evenals. Evenaren, evenaarde, heeft geëvenaard. Evenbeeld, O., -beelden. Eveneens. Evenement, O., evenementen. Evengoed (bijw.). Evening, V., eveningen. Evenknie, M., -knieën. Evenmatig. Evenmatigheid, V. Evenmensch, M., -menschen. Evenmin. Evennaaste, M. en V., -naasten. Evennachtslijn, V. Evenredig, -rediger, -redigst. Evenredigen, evenredigde, heeft geëvenredigd. Evenredigheid, V., -heden. Eventjes. Eventueel, eventueele. Evenveel. Evenveeltje, O., -jes. Evenwel. Evenwicht, O. Evenwijdig. Evenwijdigheid, V. Evenzeer. Evenzoo. Ever, M., evers. Everwortel, M. Everzwijn, O., -zwijnen. Evident, evidenter, evidentst. Evidentie, V. Evolutie, V., evolutiën. Evolutieleer, V. Exact. Examen, O., examens en examina. Examencommissie, V., -commissies en -commissiën. Examengeld, O., -gelden. Examenkiezer, M., -kiezers. Examentijd, M., -tijden. Examenvrees, V. Examinator, M., examinatoren. Examineeren, examineerde, heeft geëxamineerd. Excedent, O., excedenten. Excelleeren, excelleerde, heeft geëxcelleerd. Excellent, excellenter, excellentst. Excellentie, V., excellentiën en excellenties. Excentriciteit, V. Excentriek, excentrieker, excentriekst. Excentriek, O., excentrieken. Exceptie, V., exceptiën en excepties. Exceptioneel, exceptioneele. Excerpeeren, excerpeerde, heeft geëxcerpeerd. Excerpt, O., excerpten. Exces, O., excessen. Exclusief, exclusiever, exclusiefst. Exclusivisme, O. Excrement, O., excrementen. Excuseeren, excuseerde, heeft geëxcuseerd. Excuus, O., excuses. Executeeren, executeerde, heeft geëxecuteerd. Executeur, M., executeuren en executeurs. Executeur-testamentair, M., executeurs-testamentair. Executie, V., executiën en executies. Executoir. Exegeet, M., exegeten. Exegese, V., exegesen. Exempel, O. exempels. Exemplaar, O., exemplaren. Exemplaartje, O., -jes. Exerceeren, exerceerde, heeft geëxerceerd. Exercitie, V., exercitiën en exercities. Exercitieplein, O., -pleinen. Exercitiereglement, O., -reglementen. Ex-keizer, M., ex-keizers. Ex-minister, M., ex-ministers. Exorbitant, exorbitanter, exorbitantst. Expansie, V. Expedieeren, expedieerde, heeft geëxpedieerd. Expediet. Expediteur, M., expediteuren en expediteurs. Expeditie, V., expeditiën en expedities. Expeditiekantoor, O., -kantoren. Expert, M., experts. Explicatie, V., explicatiën en explicaties. Expliceeren, expliceerde, heeft geëxpliceerd. Exploitatiemaatschappij, V., -maatschappijen. Exploot, O., exploten. Explosie, V., explosies. Exponeeren, exponeerde, heeft geëxponeerd. Exponent, M., exponenten. Exporthandel, M. Exposé, O., exposé's. Expositie, V., exposities. Expres (bijw.). Expres (trein), M. Extempore, O., extempore's. Extern. Extra. Extraatje, O., -jes. Extract, O., extracten. Ezel, M., ezels. Ezeltje, O., -jes. Ezelachtig, -achtiger, -achtigst. Ezelachtigheid, V. Ezelen, ezelde, heeft geëzeld. Ezelin, V., ezelinnen. Ezelinnetje, O., -jes. Ezelinnenmelk, V. Ezelsbrug, V., -bruggen. Ezelskop, (kop van een ezel), M., -koppen. Ezelskop, (schimpnaam), M. en V., -koppen. Ezelsoor, O., -ooren. Ezelsveulen, O., -veulens. Ezelwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes. F F., V., f's. Faam, V. Faas, V., fazen. Fabel, V., fabelen en fabels. Fabeltje, O., -jes. Fabelachtig, -achtiger, -achtigst. Fabelleer, V. Fabricage, V. Fabriceeren, fabriceerde, heeft gefabriceerd. Fabriceering, V. Fabriek, V., fabrieken. Fabrieken, fabriekte, heeft gefabriekt. Fabrieksarbeider, M., -arbeiders. Fabrieksmerk, O., -merken. Fabrieksnijverheid, V. Fabrieksprijs, M., -prijzen. Fabrieksstad, V., -steden. Fabrieksvolk, O. Fabrikaat, O., fabrikaten. Fabrikant, M., fabrikanten. Fabuleus, fabuleuze. Facsimile, O., facsimile's. Factie, factiën en facties. Factor, M., factoren. Factorij, V., factorijen. Factotum, M., factotums. Factuur, V., facturen. Facultatief, facultatieve. Faculteit, V., faculteiten. Faculteitsschool, V., -scholen. Faculteitsvergadering, V., -vergaderingen. Fagot, V., fagotten. Fagottist, M., fagottisten. Failleeren, failleerde, is gefailleerd. Failliet, M. en O., faillieten. Failliet (bnw.). Faillietverklaring, V., -verklaringen. Faillissement, O., faillissementen. Fakkel, V., fakkels. Fakkeltje, O., -jes. Fakkeldrager, M., -dragers. Fakkellicht, O. Fakkeltocht, M., -tochten. Falbala, V., falbala's. Falen, faalde, heeft gefaald. Falie, V., faliën en falies. Faliekant. Falsaris, M., falsarissen. Fameus, fameuzer, fameust. Familiaar, familiaarder, familiaarst. Familiariteit, V., familiariteiten. Familie, V., familiën en families. Familiedag, M., -dagen. Familiegraf, O., -graven. Familiekring, M., -kringen. Familiekwaal, V., -kwalen. Familielid, O., -leden. Familienaam, M., -namen. Familieraad, M., -raden. Familieregeering, V., -regeeringen. Familiewapen, O., -wapens. Familiezwak, O. Fanatiek, fanatieker, fanatiekst. Fanatisme, O. Fanfare, V., fanfares. Fanfarecorps, O., -corpsen. Fantasiehoed, M., -hoeden. Fantasiepak, O., -pakken. Farizeër, M., Farizeërs en Farizeën. Farizeesch. Faro (spel en drank), O. Fascine, V., fascinen en fascines. Fat, M., fatten. Fatje, O., -jes. Fataal, fataler, fataalst. Fatalisme, O. Fataliteit, V., fataliteiten. Fatigant, fatiganter, fatigantst. Fatigeeren, fatigeerde, heeft gefatigeerd. Fatsen (mv.), V. Fatsoen, O., fatsoenen. Fatsoentje, O., -jes. Fatsoeneeren, fatsoeneerde, heeft gefatsoeneerd. Fatsoeneering, V. Fatsoenlijk, -lijker, -lijkst. Fatsoenlijkheid, V. Fatsoenshalve. Fatterig, fatteriger, fatterigst. Fatterigheid, V. Fauteuil, M., fauteuils. Faveur, V., faveurs; faveurtje, O., -jes. Favoriet, M., favorieten. Favoriete, V., favorieten. Fazant, M., fazanten. Fazantenei, O., -eieren. Fazantenhaan, M., -hanen. Fazantenhen, V., -hennen. Fazantenhok, O., -hokken. Fazantenjacht, V. Fazantennest, O., -nesten. Februari, M. Februari-omwenteling, V. Fee, V., feeën. Feeks, V., feeksen. Feeksje, O., -jes. Feest, O., feesten. Feestje, O., -jes. Feestcatalogus, M., -catalogussen. Feestdag, M., -dagen. Feestelijk, -lijker, -lijkst. Feestelijkheid, V., -heden. Feesteling, M. en V., feestelingen. V. ook feestelinge. Feestgenoot, M., -genooten. Feestgewaad, O., -gewaden. Feestgroet, M., -groeten. Feestinsigne, O., -insignes. Feestlied, O., -liederen. Feestlokaal, O., -lokalen. Feestmarsch, M., -marschen. Feestprogramma, O., -programma's. Feestterrein, O., -terreinen. Feestvieren, vierde feest, heeft feestgevierd. Feestviering, V., -vieringen. Feestvreugde, V. Feil, V., feilen. Feiltje, O., -jes. Feilbaar, -bare. Feilbaarheid, V. Feilen, feilde, heeft gefeild. Feilloos, -looze. Feilloosheid, V. Feit, O., feiten. Feitel, V., feitels. Feiteltje, O., -jes. Feitelijk. Feitelijkheid, V., -heden. Fel, feller, felst. Felheid, V. Felicitatie, V., felicitatiën en felicitaties. Felicitatiebrief, M., -brieven. Feliciteeren, feliciteerde, heeft gefeliciteerd. Femelaar, M., femelaars. Femelen, femelde, heeft gefemeld. Feminisme, O. Feminist, M. en V. (V. ook -iste), feministen. Fenegriek, O. Feniks, ook Phoenix, M., feniksen en phoenixen. Fep, V. Feppen, fepte, heeft gefept. Ferm, fermer, fermst. Fermenteeren, fermenteerde, heeft gefermenteerd. Fermenteerschuur, V., -schuren. Fermeteit en Fermiteit, V. Fermoor, O., fermoren. Festijn, O., festijnen. Festival, O., festivals. Festiviteit, V., festiviteiten. Festoen, V. en O., festoenen. Festoentje, O., -jes. Festonneeren, festonneerde, heeft gefestonneerd. Fêteeren, fêteerde, heeft gefêteerd. Feuilleton, O., feuilletons. Feuilletonschrijver, M., -schrijvers. Fiacre, V., fiacres. Fiasco, O. Fiat, O. Fiatteeren, fiatteerde, heeft gefiatteerd. Fiatteering, V. Fiche, O., fiches. Fichesdoos, V., -doozen. Fichu, V., fichu's. Fictie, V., fictiën en ficties. Fideel, fideeler, fideelst. Fidei-commis, O., -commissen. Fielt, M., fielten. Fieltenstreek, M., -streken. Fielterig, fielteriger, fielterigst. Fielterigheid, V. Fier, fierder, fierst. Fierheid, V. Fierte, V. Fiets, V., fietsen. Fietsbel, V., -bellen; -belletje, O., -jes. Fietsen, fietste, heeft gefietst. Fietskostuum, O. Fietspet, V., -petten; -petje, O., -jes. Fietspomp, V., -pompen; -pompje, O., -jes. Figurant, M., figuranten. Figurante, V., figuranten. Figuur, V., en O., figuren. Figuurtje, O., -jes. Figuurlijk. Figuurlijkheid, V. Fij. Fijmelaar, M., fijmelaars. Fijmelaarster, V., fijmelaarsters. Fijmelachtig, -achtiger, -achtigst. Fijmelarij, V., fijmelarijen. Fijmelen, fijmelde, heeft gefijmeld. Fijn, fijner, fijnst. Fijnhakken, hakte fijn, heeft fijngehakt. Fijnheid, V., -heden. Fijnigheid, V., -heden. Fijnkauwen, kauwde fijn, heeft fijngekauwd. Fijnmaken, maakte fijn, heeft fijngemaakt. Fijnmalen, maalde fijn, heeft fijngemalen. Fijnstampen, stampte fijn, heeft fijngestampt. Fijnstooten, stiet en stootte fijn, heeft fijngestooten. Fijnte, V., fijnten. Fijntjes. Fijnwrijven, wreef fijn, wreven fijn, heeft fijngewreven. Fijt, V. Fiks (bijw.), fikser, fikst. Fiksch, (bnw.) fikscher, fikscht. Fikschheid, V. Fikshond, M., -honden; -hondje, O., -jes. Filomeel, V., filomeelen. Filomeeltje, O., -jes. Filozel, V. Filozellen (bnw.). Filtreerdoek, M., -doeken. Filtreeren, filtreerde, heeft gefiltreerd. Filtreerkan, V., -kannen. Filtreermachine, V., -machines. Filtreerpapier, O. Filtreertoestel, M. en O., -toestellen. Finaal, finale. Finale, V. Financieel, fiancieele. Financiën (mv.), V. Financier, M., financieren en financiers. Financiewezen, O. Fiool (flesch), V., fiolen. Firma, V., firma's. Firmament, O. Firmant, M., firmanten. Fiscaal, fiscale. Fiscus, M. Fiskaal, M., fiskalen. Fistel, V., fistels. Fisteltje, O., -jes. Fitter, M., fitters. Fixeeren, fixeerde, heeft gefixeerd. Flab. Zie Fleb. Flabberen, flabberde, heeft geflabberd. Flacon, M., flacons. Flaconnetje, O., -jes. Fladderen, fladderde, heeft gefladderd. Flageolet, V., flageoletten. Flakkeren, flakkerde, heeft geflakkerd. Flambeeren, flambeerde, heeft geflambeerd. Flambouw, V., flambouwen. Flamingo, M., flamingo's. Flaneeren, flaneerde, heeft geflaneerd. Flanel, O., flanellen; flanelletje, O., -jes. Flanellen (bnw.). Flank, V., flanken. Flankeeren, flankeerde, heeft geflankeerd. Flankeering, V. Flankeur, M., flankeurs. Flansen, flanste, heeft geflanst. Flap, M., flappen. Flappen, flapte, heeft geflapt. Flapuit, M., en V., flapuiten. Flarden (mv.), M. Flater, M., flaters. Flatertje, O., -jes. Flauw, flauwer, flauwst. Flauwerd, M., flauwerds. Flauwhartig, -hartiger, -hartigst. Flauwhartigheid, V. Flauwheid, V., -heden. Flauwigheid, V., -heden. Flauwiteit, V., flauwiteiten. Flauwte, V., flauwten. Flauwtjes. Fleemen, fleemde, heeft gefleemd. Fleemer, M., fleemers. Fleemerij, V., fleemerijen. Fleemkous, M. en V., -kousen. Fleemster, V., fleemsters. Fleemtaal, V. Fleer (klap), M., fleeren. Fleer (vrouwspersoon), V., fleeren. Fleers, M., fleerzen. Flegma, O. Flegmatiek, flegmatieker, flegmatiekst. Flegmatisch. Flens (ijzeren kraag), V., flenzen. Flensje (gebak), O., flensjes. Flenter, M., flenters. Flep, V., fleppen. Flepje, O., -jes. Fleppen, flepte, heeft geflept. Flerecijn, O. Flesch, V., flesschen. Fleschje, O., -jes. Flesschebakje, O., -bakjes. Flesschenblazer, M., -blazers. Flesschenglas, O. Flesschenkooper, M., -koopers. Flesschenmaker, M., -makers. Flesschenmand, V., -manden. Flesschenrek, O., -rekken. Flesschentrekker, M., -trekkers. Flets, fletser, fletst. Fletsheid, V. Fleur (bloei), V. Fleur (vischlijn), V., fleuren. Fleur (aardappel), V., fleuren. Fleuren, fleurde, heeft gefleurd. Fleuret, V. Zie Floret. Fleurig, fleuriger, fleurigst. Fleurigheid, V. Flikflooien, flikflooide, heeft geflikflooid. Flikflooier, M., -flooiers. Flikflooierij, V., -flooierijen. Flikje, O., flikjes. Flikker, M., flikkers. Flikkeren, flikkerde, heeft geflikkerd. Flikkerglans, M., -glansen. Flikkerij, V. Flikkering, V., flikkeringen. Flikkerlicht, O., -lichten; -lichtje, O., -jes. Flink, flinker, flinkst. Flinkheid, V. Flits, M., flitsen. Flodder, V., flodders. Flodderen, flodderde, heeft geflodderd. Flodderkous, V., -kousen. Floddermoer, V., -moeren en -moers. Floddermuts, V., -mutsen. Floers, O., floersen. Flonkerbag, V., -baggen. Flonkeren, flonkerde, heeft geflonkerd. Flonkering, V., flonkeringen. Flonkerlicht, O. Flonkerster, en -star, V., -sterren en -starren. Floreen, M., floreenen. Floreenplichtig. Floret (schermdegen), V., floretten. Floret (zijde), O. Floretten (bnw.). Florijn, M., florijnen. Flottille, V., flottilles. Flottille-vaartuig, O., -vaartuigen. Flous, V., flouzen. Flousje, O., -jes. Flouw, V., flouwen. Fluctuatie, V., fluctuaties. Fluim, V., fluimen. Fluimpje, O., -jes. Fluimachtig. Fluimen, fluimde, heeft gefluimd. Fluisteraar, M., fluisteraars. Fluisteren, fluisterde, heeft gefluisterd. Fluistering, V., fluisteringen. Fluit, V., fluiten. Fluitje, O., -jes. Fluiten, floot, floten, heeft gefloten. Fluitenmaker, M., -makers. Fluiter, M., fluiters. Fluitist, M., fluitisten. Fluitspeler, M., -spelers. Fluks (bijw.), flukser, flukst. Fluksch (bnw.), flukscher, flukscht. Fluweel, O., fluweelen. Fluweelachtig, -achtiger, -achtigst. Fluweelen (bnw.). Fluwijn, O., fluwijnen. Fniezen, fniesde, heeft gefniesd. Fnuiken, fnuikte, heeft gefnuikt. Fnuiking, V., fnuikingen. Foedraal, O., foedralen. Foedraaltje, O., -jes. Foef, V. Foefje, O., -jes. Foei. Foelie, V., foeliën. Foeliën, foeliede, heeft gefoelied. Foeteren, foeterde, heeft gefoeterd. Foetus, O., foetussen. Foezel, V. Fok, V., fokken. Fokje, O., -jes. Fokkemast, M., -masten. Fokken, fokte, heeft gefokt. Fokkenhals, M., -halzen. Fokker, M., fokkers. Fokkera, V., -raas. Fokkerij, V., fokkerijen. Fokkerust, V. Fokking, V., fokkingen. Foksia, V., foksia's. Fokstier, M., -stieren. Fokvee, O. Folen, foolde, heeft gefoold. Foliant, M., folianten. Folio (bnw.). Als znw., O., folio's. Folklore, V. Folklorist, M. en V. (V. ook -iste), folkloristen. Folteraar, M., folteraars. Folterbank, V., -banken. Folteren, folterde, heeft gefolterd. Foltering, V., folteringen. Folterkamer, V., -kamers. Folterkoord, O., -koorden. Foltertuig, O., -tuigen. Fommelen, fommelde, heeft gefommeld. Fondament en Fondement, ook Fundament, O., fondamenten en fondementen (fundamenten). Fonds, O., fondsen. Fondsje, O., -jes. Fondsartikel, O., -artikelen. Fondscatalogus, M., -catalogussen. Fondsdokter, M., -dokters. Fondsenbeurs, V., -beurzen. Fondsenblad, O., -bladen. Fondsenhouder, M., -houders. Fondsenmarkt, V., -markten. Fondsveiling, V., -veilingen. Fonkelen (overdrachtelijk), fonkelde, heeft gefonkeld. (Verg. Vonkelen). Fonkeling, V., fonkelingen. Fonkelnieuw. Fontein, V., fonteinen. Fonteintje, O., -jes. Fontenel, V., fontenellen. Fooi, V., fooien. Fooitje, O., -jes. Fop, M. Foppage, V. Foppen, fopte, heeft gefopt. Fopperij, V., fopperijen. Fopperijtje, O., -jes. Fopspeen, V., -spenen; fopspeentje, O., -jes. Forceeren, forceerde, heeft geforceerd. Forel, V., forellen. Forelletje, O., -jes. Forellenvangst, V. Forens, M. en V., forensen. Forket, O., forketten. Formaat, O., formaten. Formaatje, O., -jes. Formaatvel, O., -vellen. Formaatzegel, O., -zegels. Formaliteit, V., formaliteiten. Formeel, formeele. Formeerder, M., formeerders. Formeeren, formeerde, heeft geformeerd. Formeering, V. Formule, V., formules. Formulier, O., formulieren. Fornuis, O., fornuizen. Fornuisje, O., -jes. Forsch, forscher, forscht. Forschheid, V. Fort, O., forten. Fortje, O., -jes. Fortenlinie, V., -linies. Fortificatie, V., fortificatiën en fortificaties. Fortuin (vermogen), O., fortuinen; (geluk), O.; (geluksgodin), V. Fortuintje, O., -jes. Fortuinzoeker, M., -zoekers. Fossiel, fossiele. Fossiel, O., fossielen. Fourage, V. Fourageeren, fourageerde, heeft gefourageerd. Fourgon, M., fourgons. Fourier, M., fouriers. Fourneeren, fourneerde, heeft gefourneerd. Fout, V., fouten. Foutje, O., -jes. Foutief, foutieve. Foyer, M., foyers. Fraai, fraaier, fraaist. Fraaiheid, V., -heden. Fraaiigheid, V., -heden. Fraaitjes. Fractie, V., fracties en fractiën. Fragment, O., fragmenten. Fragmentje, O., -jes. Frak, V., frakken. Framboos, V., frambozen. Framboosje, O., -jes. Frambozeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Frambozenazijn, M. Frambozengelei, V. Frambozenkoekje, O., -jes. Frambozenlimonade, V. Frambozenstroop, V. Frambozentaart, V., -taarten; -taartje, O., -jes. Franciscaan, M., Franciscanen. Franciscanenklooster, O., -kloosters. Franciscanenorde, V. Franco. Franje, V., franjes. Franjetje, O., -jes. Frank (geldstuk), M., franken. Frankje, O., -jes. Ook Franc, francs. Frank (bnw.). Frankeeren, frankeerde, heeft gefrankeerd. Frankeering, V., frankeeringen. Frankeerkosten (mv.), M. Frankeerzegel, O., -zegels. Frankisch. Fransch. Fransch, O. Fransijn, O. Frappant, frappanter, frappantst. Frappeeren, frappeerde, heeft gefrappeerd. Fratsen, (mv.), V. Fratsenmaker, M., -makers. Fraude, V., fraudes. Frauduleus, frauduleuzer. Frees, V., freezen. Fregat, O., fregatten. Fregatje, O., -jes. Fresco, O., fresco's. Frescoschilder, M., -schilders. Fret, O., fretten. Fretten, frette, heeft gefret. Freule, V., freules. Freuletje, O., -jes. Fricandeau, M., fricandeau's. Fries (volksnaam), M., Friezen. Friesch. Friesch, O. Friesland, O. Friezin, V., Friezinnen. Friezinnetje, O., -jes. Frikkadel, V., frikkadellen. Frisch, frisscher, frischt. Frischheid, V. Friseeren, friseerde, heeft gefriseerd. Friseerijzer, O., -ijzers. Frisket, ook Verschet, O., frisketten en verschetten. Frommel, M., frommels. Frommelen, frommelde, heeft gefrommeld. Frons, V., fronsen. Fronsel, V., fronsels. Fronselen, fronselde, heeft gefronseld. Fronsen, fronste, heeft gefronst. Front, O., fronten. Frontaanval, M., -aanvallen. Frontieren (mv.), V. Frontispice, V., frontispicen; ook Frontispies, O., frontispiesen. Frontmarsch, M., -marschen. Fronton, O., frontons. Frontverandering, V., -veranderingen. Fruit, V. en O., fruiten. Fruiten, fruitte, heeft gefruit. Fruitpan, V., -pannen. Fruitschaal, V., -schalen; -schaaltje, O., -jes. Fruitvrouw, V., -vrouwen. Fruitwinkel, M., -winkels. Fuchsine, V. Fuga, V., fuga's. Fuif, V., fuiven. Fuifje, O., -jes. Fuiven, fuifde, heeft gefuifd. Fuik, V., fuiken. Fuikje, O., -jes. Fulmineeren, fulmineerde, heeft gefulmineerd. Fulp, O. Fulpen (bnw.). Functie, V., functiën en functies. Functionaris, M., functionarissen. Fundament. Zie Fondament. Fundeering, V., fundeeringen. Fungeeren, fungeerde, heeft gefungeerd. Furie, V., furiën en furies. Fuselier, M., fuseliers. Fusilleeren, fusilleerde, heeft gefusilleerd. Fust, O., fusten. Fustage, V. Fustein, O. Fut, V. Futselaar, M., futselaars. Futselaartje, O., -jes. Futselarij, V., futselarijen. Futselen, futselde, heeft gefutseld. Futselwerk, O. Futteloos en Futloos, -looze. Fuut, M., futen. G G, V., g's. Ga. Zie Gade. Gaaf en Gave, V., gaven. Gaaf, gaver, gaafst. Gaafheid, V. Gaai, V., gaaien. Gaaitje, O., -jes. Gaaien, gaaide, heeft gegaaid. Gaaike, Gaaiken en Gaaitje, O., gaaikes, gaaikens en gaaitjes. Gaal, V., galen. Gaaltje, O., -jes. Gaan, gaat, ging, is en heeft gegaan. Gaanderij, V., gaanderijen. Gaandeweg. Gaap, M., gapen. Gaapje, O., -jes. Gaapschelp, V., -schelpen. Gaar, gaarder, gaarst. Gaarbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes. Gaarboord, O., -boorden. Gaard, M., gaarden. Gaarde, V., gaarden. Gaardenier, M., gaardeniers en gaardenieren. Gaarder, M., gaarders. Gaarheid, V. Gaarkeuken, V., -keukens; -keukentje, O., -jes. Gaarkok, M., -koks; -kokje, O., -jes. Gaarkookster, V., -kooksters. Gaarne, Gaarte, V. Gaarvat, O., -vaten; -vaatje, O., -jes. Gaas, O., gazen. Gaasje, O., -jes. Gaatels, V., -elzen. Gaatje. Zie Gat. Gaatring, M., -ringen; -ringetje, O., -jes. Gaatschijf, V., -schijven; -schijfje, O., -jes. Gaatstempel, M., -stempels; -stempeltje, O., -jes. Gabberen, gabberde, heeft gegabberd. Gabel, V., gabellen. Gade en Ga, M. en V., gaden. Gadeloos, -looze. Gader (Te -). Gaderen, gaderde, heeft gegaderd. Gadeslaan, slaat gade, sloeg gade, heeft gadegeslagen. Gading, V. Gaffel, V., gaffels. Gaffeltje, O., -jes. Gaffeler, M., gaffelers. Gaffelval, O., -vallen. Gaffelvormig. Gaffelzeil, O., -zeilen. Gage, V., gages. Gagel (heester), M., gagels. Als stofnaam, V. Gagel (verhemelte), O., gagels. Gagelen. Zie Gaggelen. Gagement, O., gagementen. Gaggelen, gaggelde, heeft gegaggeld. Gal (vocht), V. Gal (gezwel), V., gallen. Galletje, O., -jes. Gal (gebrek in gegoten ijzer), V., gallen. Gala, O. Galabal, O., -bals. Galachtig, -achtiger, -achtigst. Galachtigheid, V. Galakoets, V., -koetsen. Galant, galanter, galantst. Galant, M., galanten en galants. Galanterie, V., galanterieën. Galanterietje, O., -jes. Galanteriewinkel, M., -winkels. Galappel, M., -appels. Galarok, M., -rokken. Galavoorstelling, V., -voorstellingen. Galblaas, V., -blazen. Galbuis, V., -buizen. Galeas (groot vaartuig), V., galeassen. Galei, V., galeien. Galeitje, O., -jes. Galeiboef, M., -boeven. Galeislaaf, M., -slaven. Galerij, V., galerijen. Galerijtje, O., -jes. Galg, V., galgen. Galgje, O., -jes. Galgebrok, M., -brokken; -brokje, O., -jes. Galgemaal, O., -malen. Galgenaas, O., -azen. Galgetronie, V., -tronies. Galgeveld, O. Galigaan, V., galiganen. Galigaangras, O., -grassen. Galijk. Galijkheid, V. Galjas (klein koopvaardijschip), V., galjassen. Galjoen, O., galjoenen en galjoens. Galjoentje, O., -jes. Galjoenskapitein, M., -kapiteins; -kapiteintje, O., -jes. Galjoot, V., galjoten en galjoots. Galjootje, O., -jes. Galkoorts, V., -koortsen. Gallen, galde, heeft gegald. Gallicisme, O., gallicismen. Gallig, galliger, galligst. Galligheid, V. Galm, M., galmen. Galmpje, O., -jes. Galmei, O. Galmen, galmde, heeft gegalmd. Galmgat, O., -gaten. Galming, V., galmingen. Galnoot, V., -noten. Galon, O., galons en galonnen. Galonwever, M., -wevers. Galop, M., galops. Galopje, O., -jes. Galoppade, V., galoppades. Galoppeeren, galoppeerde, heeft en is gegaloppeerd. Galpeiler, M., -peilers. Galpen, galpte, heeft gegalpt. Galsteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes. Galsteenkoliek, V., -kolieken. Galsterig. Galvanisch. Galvaniseeren, galvaniseerde, heeft gegalvaniseerd. Galvanisme, O. Galvanoplastiek, V. Galvanoplastisch. Galvet, O. Galvlieg, V., -vliegen. Galwesp, V., -wespen. Galziekte, V. Gamander, V. Gamanderlijn, O. Gambiet, V., gambieten. Gamma, V., gamma's. Gander, M., ganders. Gang (loop), M., gangen. Gangetje, O., -jes. Gang (gaanderij, weg), V., gangen. Gangetje, O., -jes. Gangbaar, -bare. Gangbaarheid, V. Gangboord, O., -boorden. Gangdeur, V., -deuren. Gangklok, V., -klokken. Gangkruk, V., -krukken. Gangmaker, M., -makers. Gangmassa, V., -massa's. Gangpad, O., -paden; -paadje, O., -jes. Gangspil, O., -spillen. Gangwerk, O. Gannef, M., gannefen en ganneven. Gannefje, O., -jes. Gans, V., ganzen. Gansje, O., -jes. Gansch. Ganschelijk. Gansknuppelen, O. Gansrijden, O. Gansslaan, O. Ganstrekken, O. Ganzebek, M., -bekken. Ganzebout, M., -bouten. Ganzegat, O., -gatten. Ganzelever, V. Ganzeleverpastei, V., -pasteien. Ganzenbloem, V., -bloemen; -bloempje, O., -jes. Ganzenbord, O., -borden; -bordje, O., -jes. Ganzendistel, V., -distels; -disteltje, O., -jes. Ganzenei, O., -eieren. Ganzenhagel, M. Ganzenhoeder, M., -hoeders. Ganzenjacht, V. Ganzenmarkt, V., -markten. Ganzenoog, O., -oogen; -oogje, O., -jes. Ganzenroer, O., -roeren en -roers. Ganzenspel, O., -spellen. Ganzepen, V., -pennen; -pennetje, O., -jes. Ganzepoot, M., -pooten; -pootje, O., -jes. Ganzerik (mannetjesgans), M., ganzeriken. Ganzerikje, O., -jes. Ganzerik (plant), V. Ganzeschacht, V., -schachten; -schachtje, O., -jes. Ganzetong, V., -tongen. Ganzeveder en Ganzeveer, V., -vederen (-veeren) en -veders; -vedertje (-veertje), O., -jes. Ganzevleugel, M., -vleugels. Ganzevoet, M., -voeten. Gapen, gaapte, heeft gegaapt. Gaper, M., gapers. Gaperig, gaperiger, gaperigst. Gaping, V., gapingen. Gaps, V., gapsen. Garancine, V. Garandeeren, garandeerde, heeft gegarandeerd. Garant, M., garanten. Garantie, V. Gard, V. Zie Garde. Garde en Gard (roede), V., garden. Gardje, O., -jes. Garde (wacht), V. Garderobe, V., garderobes. Gardiaan, M., gardianen. Gareel, O., gareelen. Gareelblok, O., -blokken. Garen, O., garens. Garen (bnw.). Garen, gaarde, heeft gegaard. Garenklos, M., -klossen; -klosje, O., -jes. Garenstrop, M., -stroppen. Garenwinder, M., -winders. Garf en Garve, V., garven. Garfboer, M., -boeren. Garfland, O., -landen. Garfplichtig. Garfster, V., garfsters. Garnaal, V., garnalen. Garnaaltje, O., -jes. Garnalenbroodje, O., -jes. Garnalenpasteitje, O., -jes. Garnalenvangst, V. Garnalenvrouw, V., -vrouwen. Garneeren, garneerde, heeft gegarneerd. Garneering, V., garneeringen. Garneersel, O., garneersels. Garneerseltje, O., -jes. Garnituur, O., garnituren. Garnituurtje, O., -jes. Garnizoen, O., garnizoenen. Garnizoenscommandant, M., -commandanten. Garnizoensdienst, M., -diensten. Garnizoensplaats, V., -plaatsen. Garnizoensverandering, V., -veranderingen. Garoe, V. Garoeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Garst. Zie Gerst. Garstig, garstiger, garstigst. Garstigheid, V. Garven, garfde, heeft gegarfd. Garvenbinder, M., -binders. Garver, M., garvers. Gas, O., gassen. Gasaanleg, M. Gasachtig, -achtiger, -achtigst. Gasco, M. Gasfabriek, V., -fabrieken. Gasfitter, M., -fitters. Gasgloeilicht, O. Gashouder, M., -houders. Gaskachel, V., -kachels; -kacheltje, O., -jes. Gaskomfoor, O., -komforen. Gaskraan, V., -kranen; -kraantje, O., -jes. Gaskroon, V., -kronen. Gaslantaarn, V., -lantaarns. Gasleiding, V., -leidingen. Gaslicht, O., -lichten. Gasmeter, M., -meters. Gasmotor, M., -motoren. Gasontploffing, V., -ontploffingen. Gasornament, O., -ornamenten. Gaspeldoorn en -doren, M., -doornen en -dorens. Gaspijp, V., -pijpen. Gaspit, V., -pitten; -pitje, O., -jes. Gassen, gaste, heeft gegast. Gassig. Gast, M. en V., gasten. Gastje, O., -jes. Gastenbak, M., -bakken. Gastereeren en Gastreeren, gastereerde (gastreerde), heeft gegastereerd (gegastreerd). Gasterij, V., gasterijen. Gastheer, M., -heeren. Gasthuis, O., -huizen. Gastmaal, O., -malen. Gastrol, V., -rollen. Gastronomie, V. Gastronoom, M., gastronomen. Gastvriend, M., -vrienden. Gastvrij, -vrijer, -vrijst. Gastvrijheid, V. Gastvrouw, V., -vrouwen. Gasverbruik, O. Gasvlam, V., -vlammen. Gasvormig. Gat (opening), O., gaten. Gaatje, O., -jes. Gat (achterste), O., gatten. Gatje, O., -jes. Gaten, gaatte, heeft gegaat. Gatenplateel, O., -plateelen; -plateeltje, O., -jes. Gaterig, gateriger, gaterigst. Gauw, gauwer, gauwst. Gauwdief, M., -dieven. Gauwdieverij, V., -dieverijen. Gauwerd, M., gauwerds. Gauwerdje, O., -jes. Gauwheid, V. Gauwigheid, V., -heden. Gauwte, V. Gave. Zie Gaaf. Gazel, V., gazellen. Gazellenoog, O., -oogen. Gazen (bnw. van Gaas). Gazon, O., gazons. Geaardheid, V., -heden. Geabonneerd. Geabonneerde, M. en V., geabonneerden. Geaderd. Geankerd. Geappeld. Gearmd. Geassureerd. Gebaand. Gebaar, O., gebaren. Gebaard. Gebabbel, O. Gebak, O., gebakken. Gebakje, O., -jes. Gebalder, O. Gebarenkunst, V. Gebarenspel, O. Gebarentaal, V. Gebas, O. Gebazel, O. Gebbe, V., gebben. Gebed, O., gebeden. Gebedje, O., -jes. Gebedel, O. Gebedenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Gebedsoefening, V., -oefeningen. Gebeente, O., gebeenten. Gebeft. Gebeid (op bessen overgehaald). Gebeier, O. Gebel, O. Gebengel, O. Gebergte, O., gebergten. Gebeten. Gebeteren (Iets niet kunnen -). Gebeuren, gebeurde, is gebeurd. Gebeurlijk. Gebeurlijkheid, V., -heden. Gebeurtenis, V., gebeurtenissen. Gebeuzel, O. Gebied, O. Gebieden, gebood, geboden, heeft geboden. Gebiedend. Gebiedenis, V. Gebieder, M., gebieders. Gebiedster, V., gebiedsters. Gebiedswapen, O., -wapens. Gebint en Gebinte, O., gebinten. Gebit, O., gebitten. Geblaard. Geblaas, O. Geblaat, O. Gebladerd. Gebladerte, O. Geblaf, O. Gebloemd. Geblokt. Gebocheld. Gebod, O., geboden. Geboefte, O. Geboegd. Gebogen. Gebogenheid, V. Gebonden, gebondener, gebondenst. Gebondenheid, V. Gebons, O. Geboogd. Geboomte, O., geboomten. Geboord. Geboorte, V., geboorten. Geboortedag, M., -dagen. Geboortefeest, O., -feesten. Geboortegrond, M. Geboorteland, O. Geboortenregister, O., -registers. Geboorteplaats, V., -plaatsen. Geboorterecht, O. Geboortig. Geboren. Geborrel, O. Gebouw, O., gebouwen. Gebouwtje, O., -jes. Gebraad, O. Gebrabbel, O. Gebrek, O., gebreken. Gebrekje, O., -jes. Gebrekkelijk, -lijker, -lijkst. Gebrekkelijkheid, V., -heden. Gebrekkig, gebrekkiger, gebrekkigst. Gebrekkigheid, V. Gebrild. Gebroed, O. Gebroeders en Gebroederen (mv.), M. Gebroederschap, V., -schappen. Gebroedsel, O., gebroedsels. Gebrom, O. Gebrouwte en Gebrouwt, O. Gebruik, O., gebruiken. Gebruikelijk, -lijker, -lijkst. Gebruikelijkheid, V., -heden. Gebruiken, gebruikte, heeft gebruikt. Gebruiker, M., gebruikers. Gebruiksaanwijzing, V., -aanwijzingen. Gebruikskunst, V. Gebruikster, V., gebruiksters. Gebrul, O. Gebuikt. Gebulder, O. Gebulk, O. Gebult. Geburin, V., geburinnen. Gebuur, M., geburen. Gebuurschap, V. Gebuurte, V., gebuurten. Geconfedereerden (mv.), M. Gecontrarieerd. Gecontrasigneerd. Gecostumeerd. Gedaagde, M. en V., gedaagden. Gedaan, gedane. Gedaante, V., gedaanten. Gedaanteverwisseling, V., -verwisselingen. Gedachte, V., gedachten. Gedachteloos, -loozer, -loost. Gedachteloosheid, V. Gedachtengang, M. Gedachtenis, V., gedachtenissen. Gedachtenisje, O., -jes. Gedachtenkring, M. Gedachtenloop, M. Gedachtenstreep, V., -strepen. Gedachtenwisseling, V., -wisselingen. Gedachtig. Gedamd. Gedarmte, O., gedarmten. Gedartel, O. Gedaver, O. Gedecideerd. Gedecideerdheid, V. Gedecolleteerd. Gedecoreerd. Gedeeld. Gedeelte, O., gedeelten. Gedeeltelijk. Gedegen. Gedegradeerd. Gedekt. Gedenkboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Gedenkdag, M., -dagen. Gedenken, gedacht, heeft gedacht. Gedenknaald, V., -naalden. Gedenkpenning, M., -penningen. Gedenkrol, V., -rollen. Gedenkschrift, O., -schriften. Gedenksteen, M., -steenen. Gedenkstuk, O., -stukken. Gedenktafel, V., -tafelen en -tafels. Gedenkteeken, O., -teekenen en -teekens. Gedenkwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Gedenkwaardigheid, V., -heden. Gedenkzuil, V., -zuilen. Gedeputeerde, M., gedeputeerden. Gedicht, O., gedichten. Gedichtje, O., -jes. Gediende, M., gedienden. Gedienstig, gedienstiger, gedienstigst. Gedienstige, M. en V., gedienstigen. Gedienstigheid, V., -heden. Gedierte, O., gedierten. Gedijen, gedijde, is en heeft gedijd. Geding, O., gedingen. Gedistilleerd, O. Gedistingeerd, gedistingeerder, gedistingeerdst. Gedobbel, O. Gedoe, O. Gedoen, ook Gedoente, O. Gedomicilieerd. Gedonder, O. Gedoogen, gedoogde, heeft gedoogd. Gedraaf, O. Gedraai, O. Gedrag, O. Gedragen (zich -), gedroeg zich, heeft zich gedragen. Gedraging, V., gedragingen. Gedragslijn, V. Gedrang, O. Gedrentel, O. Gedreun, O. Gedrocht, O., gedrochten. Gedrochtje, O., -jes. Gedrochtelijk, -lijker, -lijkst. Gedrongenheid, V. Gedruisch, O. Gedrukt, gedrukter, gedruktst. Gedruktheid, V. Geducht, geduchter, geduchtst. Geduchtheid, V. Geduld, O. Geduldig, geduldiger, geduldigst. Gedurende. Gedurig. Gedwarrel, O. Gedwee, gedweeër, gedweest. Gedweeheid, V. Gedwongen, gedwongener, gedwongenst. Gedwongenheid, V. Geef (Te -). Geefster, V., geefsters. Geel, geler, geelst. Geel (kleur), O. Geel (vischnet), V., geelen. Geelachtig, -achtiger, -achtigst. Geelachtigheid, V. Geelbal, M., -ballen. Geelbes, V., -bessen. Geelbleek, -bleeke. Geelbloem, V., -bloemen. Geelbruin. Geelgieten, O. Geelgieter, M., -gieters. Geelgieterij, V., -gieterijen. Geelgors, V., -gorzen. Geelhaar, O. Geelhart, O. Geelheid, V. Geelhout, O. Geelkoper, O. Geelpelde. Geelrood, -roode. Geelsel, O. Geeltje, O., -jes. Geelvink, M., -vinken. Geelwortel, V. Geelzucht, V. Geëmancipeerd. Geen (ontkenning), geene. Geenerhande. Geenerlei. Geëngageerd. Geëngageerden (mv.). Geenszins. Geep, V., geepen. Geepje, O., -jes. Geepsch. Geer, V., geeren. Geertje, O., -jes. Geerard (kruid), V. Geerardskruid, O. Geeren, geerde, heeft gegeerd. Geërfde, M. en V., geërfden. Geerig. Geertelsel, M., -telsels. Geerten, geertte, heeft gegeert. Geervalk, M., -valken. Geesel, M., geesels en geeselen. Geeseltje, O., -jes. Geeselbank, V., -banken. Geeselbroeder, M., -broeders. Geeselen, geeselde, heeft gegeeseld. Geeseling, V., geeselingen. Geeselmonnik, M., -monniken. Geeselpaal, M., -palen. Geeselpaard, O., -paarden. Geeselroede, V., -roeden. Geeselslag, M., -slagen. Geeselsteen, M., -steenen. Geeselstraf, V. Geest (ziel en geestverschijning), M., geesten. Geestje, O., -jes. Geest (zandige streek), V. Geestdoodend, -doodender, -doodendst. Geestdrift, V. Geestdriftig, -driftiger, -driftigst. Geestdrijvend. Geestdrijver, M., -drijvers. Geestdrijverij, V. Geestelijk. Geestelijke, M., geestelijken. Geestelijkheid, V. Geesteloos, -loozer, -loost. Geestenbanner, M., -banners. Geestendom, O. Geestenleer, V. Geestenrijk, O. Geestenwereld, V. Geestenziener, M., -zieners. Geestesarbeid, M. Geestesgaven (mv.), V. Geestesrichting, V., -richtingen. Geestgrond, M., -gronden. Geestig, geestiger, geestigst. Geestigheid, V., -heden. Geestkracht, V. Geestrijk. Geestverheffend. Geestverheffing, V. Geestvermogen, O., -vermogens. Geestverschijning, V., -verschijningen. Geestverwant, M., -verwanten. Geeuw, M., geeuwen. Geeuwtje, O., -jes. Geeuwen, geeuwde, heeft gegeeuwd. Geeuwerig, geeuweriger, geeuwerigst. Geeuwhonger, M. Geëvenredigd. Gefemel, O. Gefijmel en Gefiemel, O. Gefladder, O. Gefleem, O. Geflikflooi, O. Geflikker, O. Geflonker, O. Gefluister, O. Gefluit, O. Gefoeter, O. Gefonkel, O. Geforceerd. Gefortuneerd. Gegadigde, M. en V., gegadigden. Gegageerde, M., gegageerden. Gegalm, O. Gegeven, O., gegevens. Gegil, O. Geglansd. Gegleufd. Geglinster, O. Gegoed, gegoedst Gegoedheid, V. Gegons, O. Gegrabbel, O. Gegradueerd. Gegradueerde, M., gegradueerden. Gegrijns, O. Gegrinnik, O. Gegroefd. Gegrond, gegronder, gegrondst. Gegrondheid, V. Gehaast (bnw). Gehaat, gehater, gehaatst. Gehakketeer, O. Gehakt, O., Gehaktje, O. Gehakt (bnw.). Gehalte, O., gehalten. Gehamer, O. Gehandschoend. Gehard, geharder, gehardst. Gehardheid, V. Geharnast. Geharrewar, O. Gehaspel, O. Gehecht. Gehechtheid, V. Geheel, geheele. Geheel, O., geheelen. Geheelonthouder, M., -onthouders. Geheiligd, geheiligdst. Geheim, O., geheimen. Geheimpje, O., -jes. Geheimenis, V., geheimenissen. Geheimhouden, hield geheim, heeft geheimgehouden. Geheimhouding, V. Geheimschrift; O, Geheimschrijver, M., -schrijvers. Geheimzinnig, -zinniger, -zinnigst. Geheimzinnigheid, V. Gehelmd. Gehemelte, O., gehemelten. Gehemelteletter, V., -letters. Geheng, O., gehengen. Gehengen, gehengde, heeft gehengd. Geheugen, O. Geheugenis, V., geheugenissen. Geheugenloos, -loozer, -loost. Geheugenwerk, O. Gehijg, O. Gehik, O. Gehinnik, O. Gehoefslaagde, M. en V., gehoefslaagden. Gehoest, O. Gehoofd (gehuisd en -). Gehoor, O., gehooren. Gehoorbeen, O., -beenderen; -beentje, O., -jes. Gehoorgang, V., -gangen. Gehoorig, gehooriger, gehoorigst. Gehoorigheid, V. Gehoornd en Gehorend. Gehoororgaan, O., -organen. Gehoorweg, M., -wegen. Gehoorzaal, V., -zalen; -zaaltje, O., -jes. Gehoorzaam, -zamer, -zaamst. Gehoorzaamheid, V. Gehoorzamen, gehoorzaamde, heeft gehoorzaamd. Gehoorzenuw, V., -zenuwen. Gehouden (bnw.). Gehoudenheid, V. Gehoudenis, V., gehoudenissen. Gehucht, O., gehuchten. Gehuchtje, O., -jes. Gehuichel, O. Gehuil, O. Gehumeurd. Gehunker, O. Gehuwd. Gei, V., geien. Geiblok, O., -blokken en -bloks. Geien, geide, heeft gegeid. Geijkt. Geil, geiler, geilst. Geil (vocht), O. Geil (plant), O. Geilen, geilde, heeft gegeild. Geilheid, V. Geïllustreerd. Geinster, V., geinsters. Geïnteresseerd. Geit, V., geiten. Geitje, O., -jes. Geitachtig. Geitebaard, M., -baarden. Geitebok, M., -bokken; -bokje, O., -jes. Geiteleer en Geitenleer, O. Geiteleeren en Geitenleeren (bnw.). Geitenblad, O. Geitenfokkerij, V., -fokkerijen. Geitenhaar, O. Geitenhoeder, M., -hoeders. Geitenhoedster, V., -hoedsters. Geitenmelk, V. Geitenmelker, M., -melkers. Geitenstal, M., -stallen; -stalletje, O., -jes. Geitepoot, M., -pooten. Geitevel, O., -vellen; -velletje, O., -jes. Geitevellen (bnw.). Geitevleesch en Geitenvleesch, O. Geitouw, O., -touwen. Gejaag, O. Gejaagd, gejaagder, gejaagdst. Gejaagdheid, V. Gejacht, O. Gejakker, O. Gejammer, O. Gejank, O. Gejoel, O. Gejubel, O. Gejuich, O. Gek, gekker, gekst. Gek (dwaas en draaiende kap), M., gekken. Gekje, O., -jes. Gekakel, O. Gekamerd. Gekarteld. Gekef, O. Gekeperd. Gekerm, O. Gekeuvel, O. Gekheid, V., -heden. Gekheidje, O., -jes. Gekibbel, O. Gekield. Gekietel, O. Gekijf, O. Gekir, O. Gekittel, O. Gekken, gekte, heeft gegekt. Gekkengetal, O. Gekkenhuis, O., -huizen. Gekkennommer, O. Gekkenpraat, M. Gekkentaal, V. Gekkenwerk, O. Gekker, M., gekkers. Gekkernij, V., gekkernijen. Gekkernijtje, O., -jes. Gekkin, V., gekkinnen. Gekkinnetje, O., -jes. Geklaag, O. Geklapper, O. Geklater, O. Geklauwd. Gekleed, gekleeder, gekleedst. Geklep, O. Geklepper, O. Geklets, O. Gekletter, O. Gekleurd. Geklikklak, O. Geklonken. Geklop, O. Geklots, O. Geklungel, O. Geknabbel, O. Geknal, O Geknars, O. Geknetter, O. Geknipoog, O. Geknoei, O. Geknor, O. Geknot, geknotte. Geknutsel, O. Gekonkel, O. Gekoppeld. Gekorven. Gekoust. Gekraagd. Gekraai, O. Gekraak, O. Gekrab, O. Gekrabbel, O. Gekras, O. Gekreun, O. Gekriebel, O. Gekrieuw, O. Gekriewel, O. Gekrijsch, O. Gekrioel, O. Gekroesd. Gekromd. Gekroond. Gekruist. Gekruld. Gekscheren, gekscheerde, heeft gegekscheerd. Gekscheren, O. Gekskap (kap), V., -kappen; -kapje O., -jes. Gekskap (persoon), M. en V., -kappen; -kapje, O., -jes. Gekskolf, V., -kolven; -kolfje, O., -jes. Geksstok (zotskolf), M., -stokken; -stokje, O., -jes. Geksteken, O. Gekstok (van eene pomp), M., -stokken. Gekuch, O. Gekuip, O. Gekuischt, gekuischter. Gekuischtheid, V. Gekunsteld. Gekunsteldheid, V. Gekwaak, O. Gekwansel, O. Gekwartileerd. Gekweel, O. Gekwel, O. Gekwetter, O. Gekwispel, O. Gelaarsd. Gelaat, O. Gelaatkunde, V. Gelaatkundig. Gelaatshoek, M., -hoeken. Gelaatskleur, V. Gelaatsspier, V., -spieren. Gelaatstint, V. Gelaatstrek, M., -trekken. Gelaatstype, O., -typen. Gelaatsuitdrukking, V., -uitdrukkingen. Gelach (het lachen), O. Gelag (drinkgelag), O., gelagen. Gelag (lot), O. Gelagkamer, V., -kamers. Gelakt. Gelambrizeerd. Gelamenteer, O. Geland. Gelande, M. en V., gelanden. Gelang (Naar - van). Gelasten, gelastte, heeft gelast. Gelastigde, M. en V., gelastigden. Gelaten, gelatener, gelatenst. Gelaten (zich -), geliet zich, heeft zich gelaten. Gelatenheid, V. Gelatine, V. Gelauwerd. Geld, O., gelden. Geldje, O. Geld (bnw.), gelde. Geldboete, V., -boeten. Geldelijk. Geldeloos, -looze. Gelden, gold, heeft gegolden. Geldend. Geldgebrek, O. Geldgierig. Geldhandel, M. Geldheffing, V., -heffingen. Geldig, geldiger, geldigst. Geldigheid, V. Geldkist, V., -kisten. Geldkoers, M., -koersen. Geldlade, V., -laden; -laatje, O., -jes. Geldleening, V., -leeningen. Geldmarkt, V., -markten. Geldmiddelen (mv.), O. Geldschieter, M., -schieters. Geldslaan, O. Geldsom, V., -sommen. Geldstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes. Geldswaarde, V. Geldswaardig. Geldtrommel, V., -trommels; -trommeltje, O., -jes. Geldverlegenheid, V. Geldverlies, O., -verliezen. Geldwinning, V. Geldzaak, V., -zaken. Geldzak, M., -zakken; -zakje, O., -jes. Geldzucht, V. Geldzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst. Geleden. Geledigd. Geleding, V., geledingen. Geleed, gelede. Geleend. Geleerd (kundig), geleerder, geleerdst. Geleerd (geladderd). Geleerde, M. en V., geleerden. Geleerdheid, V., -heden. Gelegen, gelegener, gelegenst. Gelegenheid, V., -heden. Gelegenheidje, O., -jes. Gelegenheidsgedicht, O., -gedichten. Gelegenheidsgezicht, O., -gezichten. Gelegenheidspreek, V., -preeken. Gelegenheidsvers, O., -verzen. Gelei, V., geleien. Geleiachtig, -achtiger, -achtigst. Geleibiljet, O., -biljetten. Geleibrief, M., -brieven. Geleide, O. Geleidelijk, -lijker, -lijkst. Geleiden, geleidde, heeft geleid. Geleider, M., geleiders. Geleiding, V., geleidingen. Geleidingsvermogen, O. Geleidraad, M., -draden. Geleidster en -star, V., -sterren en -starren. Geleidster, V., geleidsters. Geleigeest, M., -geesten. Geleigeld, O., -gelden. Geleipotje, O., -potjes. Gelel, O. Gelen, geelde, heeft en is gegeeld. Geletterd. Geletterdheid, V. Geleuter, O. Gelfsch. Gelid, O., gelederen. Geliefd, geliefder, geliefdst. Geliefde, M. en V., geliefden. Geliefhebber, O. Geliefkoosd. Gelieven (mv.), M. Gelieven, geliefde, heeft geliefd. Gelijk, gelijker, gelijkst. Gelijk, O. Gelijkbeenig. Gelijkbreien, breide gelijk, heeft gelijkgebreid. Gelijkdraadsch. Gelijkelijk. Gelijken, geleek, geleken, heeft geleken. Gelijkenis, V., gelijkenissen. Gelijkerwijze en -wijs. Gelijkheid, V. Gelijkhoekig. Gelijkkloppen, klopte gelijk, heeft gelijkgeklopt. Gelijkknippen, knipte gelijk, heeft gelijkgeknipt. Gelijkkomen, komt gelijk, kwam gelijk, kwamen gelijk, is gelijk gekomen. Gelijkloopen, liep gelijk, heeft gelijkgeloopen. Gelijkluidend. Gelijkluidendheid, V. Gelijkmaken, maakte gelijk, heeft gelijkgemaakt. Gelijkmatig, -matiger, -matigst. Gelijkmatigheid, V. Gelijkmoedig. Gelijkmoedigheid, V. Gelijknamig. Gelijknamigheid, V. Gelijkschaven, schaafde gelijk, heeft gelijkgeschaafd. Gelijkslachtig. Gelijkslachtigheid, V. Gelijksoortig. Gelijksoortigheid, V. Gelijkstaan, staat gelijk, stond gelijk, heeft gelijkgestaan. Gelijkstandig. Gelijkstellen, stelde gelijk, heeft gelijkgesteld. Gelijkstrijken, streek gelijk, streken gelijk, heeft gelijkgestreken. Gelijkstroom, M. Gelijkteeken, O., -teekens. Gelijktijdig. Gelijktijdigheid, V. Gelijkvijlen, vijlde gelijk, heeft gelijkgevijld. Gelijkvloeiend. Gelijkvloers. Gelijkvormig. Gelijkvormigheid, V. Gelijkvormigheidspunt, O., -punten. Gelijkzetten, zette gelijk, heeft gelijkgezet. Gelijkzijdig. Gelijkzijdigheid, V. Gelijnd. Gelik, O. Gelinieerd. Gelispel, O. Gelletje, O., -jes. Gelling, V. Geloei, O. Gelofte, V., geloften. Geloftenis, V., geloftenissen. Gelol, O. Geloof, O. Geloofbaar, -baarder, -baarst. Geloofbaarheid, V. Geloofelijk, -lijker, -lijkst. Geloofelijkheid, V. Geloofsartikel, O., -artikelen en -artikels. Geloofsbelijdenis, V., -belijdenissen. Geloofsbrief, M., -brieven. Geloofsdwang, M. Geloofsgenoot, M., -genooten. Geloofsgenoote, V., -genooten. Geloofshaat, M. Geloofsheld, M., -helden. Geloofsleer, V. Geloofsovertuiging, V., -overtuigingen. Geloofspunt, O., -punten. Geloofsstuk, O., -stukken. Geloofsvervolging, V., -vervolgingen. Geloofsvrijheid, V. Geloofswaarheid, V., -waarheden. Geloofszaak, V., -zaken. Geloofwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Geloofwaardigheid, V. Geloop, O. Gelooven, geloofde, heeft geloofd. Geloovig, gelooviger, geloovigst. Geloovige, M. en V., geloovigen. Geloovigheid, V. Gelui, O. Geluid, O., geluiden. Geluidje, O., -jes. Geluidgevend. Geluidsleer, V. Geluier, O. Geluimd. Geluk, O. Gelukje, O., -jes. Gelukken, gelukte, is gelukt. Gelukkig, gelukkiger, gelukkigst. Gelukkigerwijze en -wijs. Geluksbode, M. en V., -boden. Geluksgodin, V., -godinnen. Gelukshans, M., -hanzen. Gelukskind, O., -kinderen. Geluksster en -star, V., -sterren en -starren. Geluksvogel, M., -vogels. Gelukwensch, M., -wenschen. Gelukwenschen, wenschte geluk, heeft gelukgewenscht. Gelukwensching, V., -wenschingen. Gelukzalig, -zaliger, -zaligst. Gelukzaligheid, V., -heden. Gelukzoeker, M., -zoekers. Gelusten, gelustte, heeft gelust. Gemaakt, gemaakter, gemaaktst. Gemaaktheid, V. Gemaal, M., gemaals en gemalen. Gemaal (gezanik), O. Gemaal, O. (Gemaal en geslacht). Gemacht, O. Gemachtigde, M. en V., gemachtigden. Gemak, O., gemakken. Gemakje, O., -jes. Gemakkelijk, -lijker, -lijkst. Gemakkelijkheid, V. Gemakshalve. Gemakzucht, V. Gemal, O. Gemalin, V., gemalinnen. Gemanierd, gemanierder, gemanierdst. Gemanierdheid, V. Gemartel, O. Gemaskerd. Gematigd, gematigder, gematigdst. Gematigdheid, V. Gemauw, O. Gember, V. Gemberbier, O. Gemberlepel, M., -lepels. Gemberpot, M., -potten. Gemberstroop, V. Gembervork, V., -vorken. Gemeen, gemeener, gemeenst. Gemeen, O. Gemeenebest, O., -besten. Gemeenheid, V., -heden. Gemeeniteit, V., -teiten. Gemeenlandshuis, O. Gemeenlijk. Gemeenplaats, V., -plaatsen. Gemeenschap, V., -schappen. Gemeenschappelijk. Gemeenslachtig. Gemeente, V., gemeenten. Gemeente-archief, O., -archieven. Gemeente-archivaris, M., -archivarissen. Gemeentebegrooting, V., -begrootingen. Gemeentebelasting, V., -belastingen. Gemeentebestuur, O., -besturen. Gemeentegrond, M., -gronden. Gemeentehuis, O., -huizen. Gemeentenaar, M., -naren. Gemeente-ontvanger, M., -ontvangers. Gemeente-opzichter, M., -opzichters. Gemeenteraad, M., -raden. Gemeenterekening, V. Gemeenteschool, V., -scholen. Gemeentesecretaris, M., -secretarissen. Gemeentewet, V., -wetten. Gemeentezaak, V., -zaken. Gemeenzaam, -zamer, -zaamst. Gemeenzaamheid, V., -heden. Gemeesmuil, O. Gemeet, O. Gemelijk, -lijker, -lijkst. Gemelijkheid, V. Gemengd. Gemerkt. Gemet, O., gemeten. Gemetsel, O. Gemeubileerd. Gemiauw of Gemiaauw, O. Gemiddelde, O., gemiddelden. Gemijmer, O. Gemijterd. Gemis, O. Gemoed, O., gemoederen. Gemoedelijk, -lijker, -lijkst. Gemoedelijkheid, V. Gemoedsaandoening, V., -aandoeningen. Gemoedsaard, M. Gemoedsbeweging, V., -bewegingen. Gemoedsbezwaar, O., -bezwaren. Gemoedsgesteldheid, V. Gemoedsleven, O. Gemoedsrust, V. Gemoedsstemming, V., -stemmingen. Gemoet (Te gemoet). Gemok, O. Gemompel, O. Gemopper, O. Gemor, O. Gemors, O. Gems, V., gemzen. Gemsje, O., -jes. Gemshoorn, M., -hoorns. Gemurmel, O. Gemutst. Gemzeleer en Gemzenleer, O. Gemzeleeren en Gemzenleeren (bnw.). Gemzenhaar, O. Gemzenjacht, V. Gemzenjager, M., -jagers. Genaakbaar, -baarder, -baarst. Genaakbaarheid, V. Genaamd. Genade, V. Genadebrood, O. Genadegift, V., -giften. Genademiddel, O., -middelen. Genadeslag, M. Genadestoot, M. Genadeverbond, O. Genadig, genadiger, genadigst. Genadigheid, V. Genaken, genaakte, is genaakt. Genan en Genant, M. en V., genannen en genanten. V. ook genante. Gendarme, M., gendarmes. Gendarmerie, V. Gene (gindsche). Genealogie, V., genealogieën. Genealogisch. Genealoog, M., genealogen. Geneeren (fr. _gêner_), geneerde, heeft gegeneerd. Geneesbaar, -bare. Geneesheer, M., -heeren. Geneeskracht, V. Geneeskunde, V. Geneeskundige, M. en V., -kundigen. Geneeskunst, V. Geneeslijk en Geneselijk, -lijker, -lijkst. Geneesmeester, M., -meesters. Geneesmiddel, O., -middelen. Geneesvleesch, O. Geneeswijze en Geneeswijs, V., -wijzen. Genegen, genegener, genegenst. Genegenheid, V., -heden. Geneigd, geneigder, geneigdst. Geneigdheid, V. Generaal, M., generaals. Generaal-majoor, M., -majoors. Generaalschap, O. Generaliseeren, generaliseerde, heeft gegeneraliseerd. Generaliteit, V. Generaliteitslanden (mv.), O. Generen (zich -), (onderhouden), geneerde zich, heeft zich geneerd. Genereus, genereuzer, genereust. Genet, O., genetten. Genetkat, V., genetkatten. Geneugte, V., geneugten. Geneurie, O. Genezen, genas, genazen, heeft en is genezen. Genezing, V., genezingen. Geniaal, genialer, geniaalst. Genialiteit, V. Genie (wapen in 't leger), V. Genie (vernuft en vernuftig persoon), O., genieën. Genie-officier, M., -officieren. Geniep (In 't -), O. Geniepig, geniepiger, geniepigst. Geniepigerd, M., geniepigerds. Geniepigheid, V. Genieten, genoot, genoten, heeft genoten. Genieting, V., genietingen. Genius, M., geniën. Genoeg. Genoegdoening, V. Genoegen, O., genoegens. Genoegen, genoegde, heeft genoegd. Genoeglijk, -lijker, -lijkst. Genoeglijkheid, V., -heden. Genoegzaam, -zame. Genoegzaamheid, V., -heden. Genoffel, V., genoffels. Genomen. Genoot M., genooten. Genoote, V., genooten. Genootschap, O., -schappen. Genootschappelijk. Genootschapsjaar, O., -jaren. Genootschapswerk, O., -werken. Genot, O. Genotrijk, -rijker, -rijkst. Genotzucht, V. Gent, M., genten. Gentiaan, V., gentianen. Genugte, V., genugten. Geodesie, V. Geodetisch. Geograaf, M., geografen. Geographie, V. Geographisch. Geologie, V. Geoloog, M., geologen. Geoorloofd, geoorloofder, geoorloofdst. Geoorloofdheid, V. Gepaard. Gepalmd. Gepareld. Geparfumeerd. Gepasporteerd. Gepast, gepaster, meest gepast. Gepastheid, V. Gepatenteerd. Gepeesd. Gepeins, O., gepeinzen. Gepen, O. Gepeperd. Geperforeerd. Gepeupel, O. Gepeuter, O. Gepiep, O. Gepiker en Gepieker, O. Geplas, O. Geplekt. Geploeter, O. Gepluimd. Gepluimte, O. Gepoch, O. Gepomp, O. Gepopel, O. Geposeerd, geposeerder, geposeerdst. Gepraat, O. Gepresseerd. Geprevel, O. Geproest, O. Gepromoveerd. Gepromoveerde, M. en V., gepromoveerden. Gepruttel, O. Geraamte, O., geraamten. Geraas, O. Geraaskal, O. Geraden. Gerak, O. Geraken, geraakte, is geraakt. Geranium, V., geraniums. Geratel, O. Gerecht en Gericht (rechtbank), O., gerechten en gerichten. Gerecht (spijs), O., gerechten. Gerechtje, O., -jes. Gerecht, gerechter, gerechtst. Gerechtelijk. Gerechtig, gerechtiger, gerechtigst. Gerechtigd. Gerechtigen, gerechtigde, heeft gerechtigd. Gerechtigheid, V. Gerechtsbode, M., -boden. Gerechtsdag, M., -dagen. Gerechtsdienaar, M., -dienaars en -dienaren. Gerechtsgebouw, O., -gebouwen. Gerechtshof, O., -hoven. Gerechtsplaats, V., -plaatsen. Gerechtszaak, V., -zaken. Geredeneer, O. Gereed, gereeder, gereedst. Gereedelijk. Gereedheid, V. Gereedhouden, hield gereed, heeft gereed gehouden. Gereedkomen, komt gereed, kwam gereed, kwamen gereed, is gereedgekomen. Gereedleggen, legde en leide gereed, heeft gereedgelegd. Gereedliggen, lag gereed, lagen gereed, heeft gereedgelegen. Gereedmaken, maakte gereed, heeft gereedgemaakt. Gereedschap, O., -schappen. Gereedstaan, staat gereed, stond gereed, heeft gereedgestaan. Gereedzetten, zette gereed, heeft gereedgezet. Gereformeerd. Gereformeerde, M. en V., gereformeerden. Geregeld, geregelder, geregeldst. Geregeldheid, V. Gerei, O. Gerekt, gerekter, gerektst. Gerektheid, V. Gereutel, O. Gerevel, O. Gerfkamer, V., -kamers. Gerfschaaf, V., -schaven. Gergel, ook Girgel, M., gergels en girgels. Geribd. Gericht. Zie Gerecht. Gerief, O. Geriefelijk, -lijker, -lijkst. Geriefelijkheid, V., -heden. Gerieven, geriefde, heeft geriefd. Gerij, O. Gering, geringer, geringst. Geringachten, achtte gering, heeft geringgeacht. Geringachting, V. Geringd. Geringheid, V., -heden. Gerinkel, O. Gerinkink, O. Geritsel, O. Germanisme, O., germanismen. Germanist, M., germanisten. Germanistisch. Gerochel, O. Geroep, O. Geroffel, O. Gerokt. Gerommel, O. Geronk, O. Geronnen. Geros, O. Geroutineerd. Gerst, ook Garst, V. Gerstje, O., -jes. Gerstebier, O. Gerstebrij, V. Gerstebrood, O., -brooden. Gerstedrank, M., -dranken. Gerstekorrel en Gerstkorrel, V., -korrels. Gerstemeel, O. Gerstenat, O. Gerstepap, V. Gerstewater, O. Gerucht, O., geruchten. Geruchtje, O., -jes. Geruim (In een geruimen tijd). Geruisch, O. Geruit. Gerust, geruster, meest gerust. Gerustelijk. Gerustheid, V. Geruststellen, stelde gerust, heeft gerustgesteld. Geruststellend. Geruststelling, V. Gerw, V. Gesar, O. Geschaard. Geschacher, O. Geschakeerd. Geschal, O. Geschapen. Gescharrel, O. Geschater, O. Gescheept. Geschenk, O., geschenken. Geschenkje, O., -jes. Gescherm, O. Geschetter, O. Gescheurd. Geschiedboek, O., -boeken. Geschieden, geschiedde, is geschied. Geschiedenis, V., geschiedenissen. Geschiedenisje, O., -jes. Geschiedenisles, V., -lessen. Geschiedkunde, V. Geschiedkundig. Geschiedkundige, M. en V., -kundigen. Geschiedrol, V., -rollen. Geschiedschrijver, M., -schrijvers. Geschiedverhaal, O., -verhalen. Geschiedvorscher, M., -vorschers. Geschiet, O. Geschikt, geschikter, geschiktst. Geschiktheid, V. Geschil, O., geschillen. Geschilletje, O., -jes. Geschilpunt, O., -punten. Geschilstuk, O., -stukken. Geschimmeld. Geschimp, O. Geschitter, O. Geschommel, O. Geschooi, O. Geschraap, O. Geschreeuw, O. Geschrei, O. Geschrift, O., geschriften. Geschriftje, O., -jes. Geschubd. Geschuif, O. Geschuifel, O. Geschut, O. Geschutbedding, V., -beddingen. Geschutbrons, O. Geschutstelling, V., -stellingen. Geschuttalie, V., -talies. Geschutvuur, O. Gesignaleerd. Gesis, O. Gesjouw, O. Geslacht (familie, soort), O., geslachten. Geslacht (slacht), O. Geslachtelijk. Geslachtsboom en Geslachtboom, M. -boomen. Geslachtsdeelen (mv.), O. Geslachtsdrift, V. Geslachtsnaam en Geslachtnaam, M. -namen. Geslachtsorgaan, O., -organen. Geslachtswapen en Geslachtwapen, O. -wapens. Geslenter, O. Geslepen, geslepener, geslepenst. Geslepenheid, V. Gesloten, geslotener, geslotenst. Geslotenheid, V. Gesmaal, O. Gesmeek, O. Gesmijdig, gesmijdiger, gesmijdigst. Gesmook, O. Gesnaard. Gesnedene, M., gesnedenen. Gesnotter, O. Gesnurk, O. Gesoes, O. Gesorteerd. Gesp, M., gespen. Gespje, O., -jes. Gespan (span), O. Gespartel, O. Gespeel (het spelen), O. Gespelen (makkers), M. en V. Gespen, gespte, heeft gegespt. Gespenmaker, M., -makers. Gespierd, gespierder, gespierdst. Gespierdheid, V. Gespin, O. Gespoord. Gesprek, O., gesprekken. Gesprekje, O., -jes. Gesprenkeld. Gespring, O. Gespuis, O. Gest. Zie Gist. Gestaald. Gestadig, gestadiger, gestadigst. Gestadigheid, V. Gestalte, V., gestalten. Gestaltenis, V. Gestamel, O. Gestamer, O. Gestamp, O. Gestampvoet, O. Gestand (Gestand doen). Gestarnd, Gestarnte. Zie Gesternd, Gesternte. Geste, V., gestes. Gesteente, O., gesteenten. Gesteentenkenner, M., -kenners. Gestel, O., gestellen. Gestelletje, O., -jes. Gesteld. Gesteldheid, V., -heden. Gesteltenis, V. Gesternd en Gestarnd. Gesternte en Gestarnte, O., gesternten en gestarnten. Gesticht, O., gestichten. Gestichtje, O., -jes. Gesticulatie, V., gesticulatiën en gesticulaties. Gesticuleeren, gesticuleerde, heeft gegesticuleerd. Gestoei, O. Gestoelte, O., gestoelten. Gestoffeerd. Gestommel, O. Gestotter, O. Gestreept. Gestreng, gestrenger, gestrengst. Gestrengheid, V., -heden. Gestrikt. Gestroomd. Gestudeerd. Getal, O., getallen. (Ten getale van). Getallenleer, V. Getalmerk, O., -merken. Getalsterkte, V. Getand. Geteekend. Geteem, O. Getemperd. Geteut, O. Getier, O. Getij, O., getijen. Getijde, O., getijden. Getijdenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Getijgerd. Getik, O. Getimmer, O. Getimmerte, O., getimmerten. Getjilp, O. Getogen (verl. deelw.). Getokkel, O. Getongd. Getouw, O., getouwen. Getralied. Getrappel, O. Getrommel, O. Getroost. Getroosten (zich -), getroostte zich, heeft zich getroost. Getroubleerd. Getrouw, getrouwer, getrouwst. Getrouwd. Getrouwelijk. Getrouwheid, V. Getrouwigheid, V. Getuige, M. en V., getuigen. Getuigen, getuigde, heeft getuigd. Getuigenbewijs, O. Getuigengeld, O. Getuigenis, O. en V., getuigenissen Getuigenverhoor, O., -verhooren. Getuigschrift, O., -schriften. Getuimel, O. Getuur, O. Getwist, O. Geul, V., geulen. Geultje, O., -jes. Geur, M., geuren. Geurtje, O., -jes. Geuren, geurde, heeft gegeurd. Geurig, geuriger, geurigst. Geurigheid, V. Geürm, O. Geurmaker, M., -makers. Geurstof, V., -stoffen. Geus (persoonsnaam), M., geuzen. Geus (vlag), V., geuzen. Geusje, O., -jes. Geuzenpenning, M., -penningen. Gevaar (aanhoudend varen), O. Gevaar (hachelijke kans), O., gevaren. Gevaarlijk, -lijker, -lijkst. Gevaarlijkheid, V. Gevaarte, O., gevaarten; ook gevaartes. Gevaarvol, -volle. Gevaccineerd. Gevader, M., gevaders. Gevaderschap, O. Geval, O., gevallen. Gevalletje, O., -jes. Gevallen, geviel, is gevallen. Gevallig, gevalliger, gevalligst. Gevalligheid, V. Gevangen. Gevangenbewaarder, M., -bewaarders. Gevangene, M. en V., gevangenen. Gevangenhuis, O., -huizen. Gevangenis, V., gevangenissen. Gevangenisstraf, V. Gevangeniswezen, O. Gevangenmaken, maakte gevangen, heeft gevangengemaakt. Gevangennemen, nam gevangen, namen gevangen, heeft gevangengenomen. Gevangenneming, V., -nemingen. Gevangenpoort, V., -poorten. Gevangenschap, V. Gevangenwagen, M., -wagens. Gevangenzetten, zette gevangen, heeft gevangengezet. Gevangenzetting, V., -zettingen. Gevangenzitten, zat gevangen, zaten gevangen, heeft gevangengezeten. Gevankelijk. Gevat, gevatter, gevatst. Gevatheid, V. Gevecht, O., gevechten. Gevechtsafstand, M., -afstanden. Gevechtsstelling, V., -stellingen. Gevechtswaarde, V. Gevederd. Geveinsd. Geveinsde, M. en V., geveinsden. Geveinsdheid, V. Gevel, M., gevels. Geveltje. O., -jes. Gevelsteen, M., -steenen. Geveltop, M., -toppen. Geven, gaf, gaven, heeft gegeven. Gevensgezind. Gever, M., gevers. Geverseerd. Gevest, O., gevesten. Gevit, O. Gevlakt. Gevlamd. Gevleesd. Gevlei, O. Gevlekt. Gevleugeld. Gevlij (in 't -), O. Gevloek, O. Gevoeg, O. Gevoeglijk, -lijker, -lijkst. Gevoel, O. Gevoelen, O., gevoelens. Gevoelen, gevoelde, heeft gevoeld. Gevoelig, gevoeliger, gevoeligst. Gevoeligheid, V., -heden. Gevoelloos, -loozer, -loost. Gevoelloosheid, V. Gevoelsleven, O. Gevoelsmensch, M., -menschen. Gevoelszenuw, V., -zenuwen. Gevoelszin, M. Gevoelvol. Gevogelte, O. Gevolg, O., gevolgen. Gevolglijk. Gevolgtrekking, V., -trekkingen. Gevolmachtigde, M., gevolmachtigden. Gevonkel, O. Gevorkt. Gevrij, O. Gewaad, O., gewaden. Gewaagd, gewaagder, gewaagdst. Gewaagdheid, V. Gewaand. Gewaarworden, wordt gewaar, werd gewaar, is gewaargeworden. Gewaarwording, V., -wordingen. Gewag, O. Gewagen, gewaagde, heeft gewaagd. Gewalm, O. Gewapend. Gewapenderhand. Gewarrel, O. Gewas, O., gewassen. Gewasje, O., -jes. Gewaterd. Gewauwel, O. Geweeklaag, O. Geween, O. Geweer, O., geweren. Geweertje, O., -jes. Geweerkogel, M., -kogels. Geweerkolf, V., -kolven. Geweerloop, M., -loopen. Geweermaker, M., -makers. Geweerrek, O., -rekken. Geweerschot, O., -schoten. Geweervuur, O. Gewei (Geweide), O. Geweld, O. Gewelddadig, -dadiger, -dadigst. Gewelddadigheid, V., -heden. Geweldenaar, M., geweldenaars en geweldenaren. Geweldenarij, V., geweldenarijen. Geweldig, geweldiger, geweldigst. Gewelf, O., gewelven. Gewelfje, O., -jes. Gewemel, O. Gewennen, gewende, heeft gewend. Gewenscht, gewenschter, meest gewenscht. Gewerveld. Gewest, O., gewesten. Gewestelijk. Geweten, O., gewetens. Gewetenloos, -loozer, -loost. Gewetenloosheid, V. Gewetensbezwaar, O., -bezwaren. Gewetensdwang, M. Gewetensvraag, V., -vragen. Gewetensvrijheid, V. Gewetenszaak, V., -zaken. Gewettigd. Gewezen. Gewicht, O., gewichten. Gewichtje, O., -jes. Gewichtig, gewichtiger, gewichtigst. Gewichtigheid, V. Gewichtseenheid, V., -eenheden. Gewichtsverlies, O. Gewiekt. Gewijd. Gewijsde, O., gewijsden. Gewikst, gewikster. Gewikstheid, V. Gewild, gewilder, gewildst. Gewillig, gewilliger, gewilligst. Gewilligheid, V. Gewin, O. Gewinnen, gewon, gewonnen, heeft gewonnen. Gewinziek, -zieker, -ziekst. Gewis, gewisser, meest gewis. Gewisheid, V. Gewisselijk. Gewoel, O. Gewolkt. Gewoon, gewoner, meest gewoon. Gewoonheid, V. Gewoonlijk. Gewoonte, V., gewoonten. Gewoonterecht, O. Gewoonweg. Geworden, gewordt, gewerd, is geworden. Gewormte, O. Geworteld. Gewricht, O., gewrichten. Gewrichtsrheumatiek, V. Gewrocht, O., gewrochten. Gewroet, O. Gewrongen, gewrongener, gewrongenst. Gewrongenheid. Gewurm, O. Gezaag, O. Gezaaide, O. Gezag, O. Gezaghebbend. Gezaghebber, M., -hebbers. Gezagvoerder, M., -voerders. Gezalfde, M., gezalfden. Gezamenlijk. Gezang, O., gezangen. Gezangetje, O., -jes. Gezangbundel, M., -bundels. Gezanik, O. Gezant, M., gezanten. Gezantschap, O., -schappen. Gezantschapshotel, O., -hotels. Gezantschapssecretaris, M., -secretarissen. Gezeegd. Gezegde, O., gezegden. Gezegeld. Gezegend, gezegender, gezegendst. Gezeggen (zich laten -). Gezeglijk, -lijker, -lijkst. Gezeglijkheid, V. Gezel, M., gezellen. Gezellig, gezelliger, gezelligst. Gezelligheid, V. Gezellin, V., gezellinnen. Gezellinnetje, O., -jes. Gezelschap, O., -schappen. Gezelschapsbiljet, O., -biljetten. Gezelschapslied, O., -liederen; -liedje, O., -jes. Gezelschapsplicht, M., -plichten. Gezelschapsrekening, V. Gezelschapsspel, O., -spelen en -spellen; -spelletje, O., -jes. Gezelschapszaal, V., -zalen. Gezet, gezetter, gezetst. Gezeten. Gezetheid, V. Gezeur, O. Gezicht, O., gezichten. Gezichtje, O., -jes. Gezichteinder, M. Gezichtsafstand, M., -afstanden. Gezichtsbedrog, O. Gezichtshoek, M., -hoeken. Gezichtskring, M. Gezichtslijn, V., -lijnen. Gezichtsorgaan, O., -organen. Gezichtspunt, O., -punten. Gezichtsveld, O., -velden. Gezien. Gezin, O., gezinnen. Gezind. Gezindheid, V., -heden. Gezindte, V., gezindten. Gezocht, gezochter, gezochtst. Gezochtheid, V. Gezoek, O. Gezond, gezonder, gezondst. Gezondheid, V., -heden. Gezondheidscommissie, V., -commissiën. Gezondheidsgordel, M., -gordels. Gezondheidsleer, V. Gezondheidsmaatregel, M., -maatregelen. Gezondheidspas, M., -passen. Gezondheidspolitie, V. Gezondheidsraad, M., -raden. Gezondheidsregel, M., -regelen. Gezondheidstoestand, M. Gezondmakertje, O., -makertjes. Gezucht, O. Gezusters en Gezusteren (mv.), V. Gezwagers (mv.), M. Gezwatel, O. Gezwel, O., gezwellen. Gezwelletje, O., -jes. Gezwets, O. Gezwind, gezwinder, gezwindst. Gezwindheid, V. Gezwoeg, O. Gezwollen, gezwollener, gezwollenst. Gezwollenheid, V. Gezworene, M., gezworenen. Gichelen, gichelde, heeft gegicheld. Gids, M. en V., gidsen. Gidsartikel, O., -artikelen. Giegagen, giegaagde, heeft gegiegaagd. Giegelen, giegelde, heeft gegiegeld. Giek, V., gieken. Giekslag, M., -slagen. Gier, M., gieren. Gierbrug, V., -bruggen. Gierbuizerd, M., -buizerds. Gieren, gierde, heeft gegierd. Gierennest, O., -nesten. Gierig, gieriger, gierigst. Gierigaard, M., gierigaards. Gierigheid, V. Giering, V., gieringen. Gierkabel, M., -kabels. Gierketting, M., -kettingen. Gierkoning, M., -koningen. Gierpont, V., -ponten. Gierst, V. Gierstje, O., -jes. Gierstgras, O. Gierstvink, M., -vinken. Giertelsel, M., -telsels. Giertoom, M., -toomen. Giertouw, O., -touwen. Giervalk, M., -valken. Gierzwaluw, V., -zwaluwen. Gieteling, M., gietelingen. Gietemmer, M., -emmers. Gieten, goot, goten, heeft gegoten. Gieter, M., gieters. Gieterij, V., gieterijen. Gietgat, O., -gaten. Giethuis, O., -huizen. Gietijzer, O. Gieting, V., gietingen. Gietlepel, M., -lepels. Gietnaad, M., -naden. Gietregenen, gietregende. Gietsel, O., gietsels. Gietstaal, O. Gietvorm, M., -vormen. Gif en Gift (vergif), O., giften. Gift (geschenk), V., giften. Giftje, O, -jes. Giftbeker, M., -bekers. Giftblaas, V., -blazen. Giftbrief, M., -brieven. Giftig, giftiger, giftigst. Giftigheid, V., -heden. Giftklier, V., -klieren. Giftmenger, M., -mengers. Gifttand, M., -tanden. Gij. Gijbelen, gijbelde, heeft gegijbeld. Gijk, V., gijken. Gijl, O. Gijlen, gijlde, heeft gegijld. Gijlieden. Gijling, V. Gijlkuip, V., -kuipen. Gijn, O., gijnen en gijns; ook Jijn. Gijnbalk, M., -balken. Gijnblok, O., -blokken en -bloks. Gijnlooper, M., -loopers. Gijp, V. Gijpen, gijpte, heeft gegijpt. Gijzelaar, M., gijzelaars en gijzelaren. Gijzelen, gijzelde, heeft gegijzeld. Gijzeling, V., gijzelingen. Gijzelkamer, V., -kamers. Gijzelrecht, O. Gil, M., gillen. Gilletje, O., -jes. Gild en Gilde, O., gilden. Gildebrief, M., -brieven. Gildebroeder, M., -broeders. Gildemeester, M., -meesters. Gildepatroon, M., -patroons. Gildepenning, M., -penningen. Gildos, M., -ossen. Gillen, gilde, heeft gegild. Gilling (scheepsw.), V., gillingen. Ginder. Ginds (bijw.). Gindsch (bnw.). Gingang, O. Ginnegabben en Ginnegappen, ginnegabde en ginnegapte, heeft geginnegabd en geginnegapt. Ginst, V. Gips, O., gipsen. Gipsafgietsel, O., -afgietsels. Gipsbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes. Gipsen (bnw.). Gipsen, gipste, heeft gegipst. Gipsverband, O., -verbanden. Gipsvorm, M., -vormen. Giraffe, V., giraffen en giraffes. Girgel. Zie Gergel. Girsen, girste, heeft gegirst. Gis, V. Gisp, V., gispen. Gispen, gispte, heeft gegispt. Gisping, V., gispingen. Gissen, giste, heeft gegist. Gissing, V., gissingen. Gissinkje, O., -jes. Gist, V. Gisten, gistte, heeft gegist. Gisteravond. Gisteren. Gistermiddag. Gistermorgen. Gisternacht. Gisterochtend. Gisting, V. Gistingsproces, O., -processen. Gistkladder, M., -kladders. Gistkuip, V., -kuipen. Gistvorming, V. Gistzwam, V. -zwammen. Git (stof), O.; (stuk), V., gitten. Gitje, O., -jes. Gitaar, V., gitaren. Gitaardoos, V., -doozen. Gitaarspeler, M, -spelers. Gittegom. Zie Guttegom. Gitten (bnw.). Gitzwart. Glaasje. Zie Glas. Glaceetjes (mv.), O. Glacéhandschoen, M., -handschoenen. Glacis, O., glacieën. Glad, gladder, gladst. Gladakker, M., gladakkers. Gladborstelen, borstelde glad, heeft gladgeborsteld. Gladden, gladde, heeft geglad. Gladdigheid, V. Gladheid, V. Gladiator, M., gladiatoren. Gladschaven, schaafde glad, heeft gladgeschaafd. Gladscheren, schoor glad, schoren glad, heeft gladgeschoren. Gladschuren, schuurde glad, heeft gladgeschuurd. Gladslijpen, sleep glad, slepen glad, heeft gladgeslepen. Gladstrijken, streek glad, streken glad, heeft gladgestreken. Gladvijlen, vijlde glad, heeft gladgevijld. Gladwrijven, wreef glad, wreven glad, heeft gladgewreven. Glans, M., glansen. Glansijzer, O., -ijzers. Glanspapier, O. Glanspunt, O., -punten. Glansrijk, -rijker, -rijkst. Glansrijkheid, V. Glanssteen, M., -steenen. Glansstijfsel, V. Glanzen, glansde, heeft geglansd. Glanzer, M., glanzers. Glanzig, glanziger, glanzigst. Glanzigheid, V. Glanzing, V. Glas (stof), O.; (stuk), O., glazen. Glaasje, O., -jes. Glasachtig. Glasblazen, O. Glasblazer, M., -blazers. Glasblazerij, V., -blazerijen. Glasgordijn, V. en O., -gordijnen. Glashelder. Glaskruid, O. Glasraam, O., -ramen. Glasruit, V., -ruiten. Glasverzekering, V. Glaswerk, O. Glazen (bnw.). Glazendak, O., -daken. Glazendeur, V., -deuren. Glazendoek, M., -doeken. Glazenkast, V., -kasten. Glazenmaker, M., -makers. Glazenspuit, V., -spuiten. Glazenwasscher, M., -wasschers. Glazenwasscherij, V. Glazig, glaziger, glazigst. Glazigheid, V. Glazuur, O. Glazuursel, O. Glee, V., gleeën. Gleierwerk, O. Gleis, O. Gleiswerk, O. Gleuf, V., gleuven. Gleufje, O., -jes. Glibberen, glibberde, is geglibberd. Glibberig, glibberiger, glibberigst. Glibberigheid, V. Glid, O. Glidkruid, O. Glijbaan, V., -banen; -baantje, O., -jes. Glijden, gleed, gleden, heeft en is gegleden. Glijgewicht, O., -gewichten. Glimlach, M., -lachje, O., -jes. Glimlachen, glimlachte, heeft geglimlacht. Glimmen, glom, glommen, heeft geglommen. Glimmend, glimmender, glimmendst. Glimmer, O. Glimp, M. Glimworm, M., -wormen; -wormpje, O., -jes. Glinster, M., glinsters. Glinsteren, glinsterde, heeft geglinsterd. Glinsterend, glinsterender, glinsterendst. Glinsterig, glinsteriger, glinsterigst. Glinstering, V., glinsteringen. Glint, O., glinten. Glinting, V., glintingen. Glintinkje, O., -jes. Glippen (ontglippen), glipte, is geglipt. Glipper, M., glippers. Glissen, gliste, heeft en is geglist. Glit, O. Globaal, globale. Globe, V., globes. Gloed, M. Gloednieuw. Gloeien, gloeide, heeft gegloeid. Gloeiend, gloeiender, gloeiendst. Gloeiendheet, -heete. Gloeierig. Gloeihitte, V. Gloeiing, V., gloeiingen. Gloeikousje, O., -kousjes. Gloeilamp, V., -lampen. Gloeilichaam, O., -lichamen. Gloeilicht, O. Gloeioven, M., -ovens. Gloeipan, V., -pannen. Gloeiplaat, V., -platen. Glooien, glooide, heeft geglooid. Glooiend. Glooiing, V., glooiingen. Glooiingshoek, M., -hoeken. Gloop, V., glopen. Gloor, M. Glop, O., gloppen. Glopje, O., -jes. Gloren, gloorde, heeft gegloord. Glorie, V. Glorieus, glorieuzer. Gloring, V. Glos en Glosse, V., glossen. Glossarium, O., glossaria. Glui, O., gluien. Gluip, V., gluipen. Gluipen, gluipte, heeft gegluipt. Gluiper, M., gluipers. Gluiperd, M., gluiperds. Gluiperig, gluiperiger, gluiperigst. Glunder, glunderder, glunderst. Gluren, gluurde, heeft gegluurd. Gluten, O. Glutenbrood, O. Gluur, M. Gluurtje, O., -jes. Gluurder, M., gluurders. Glycerine, V. Gnap, gnapper, gnapst. Gniffelen, gniffelde, heeft gegniffeld. God, M., 3de nv. Gode. God (in het heidendom), M., goden. Godje, O., -jes. Goddank. Goddelijk, -lijker, -lijkst. Goddelijkheid, V. Goddeloos, -loozer, -loost. Goddeloosheid, V., -heden. Godebehaaglijk. Godendom, O. Godendrank, M., -dranken. Godenleer, V. Godenmaal, O., -malen. Godenspijs, V., -spijzen. Godes, V., godessen. Godgansch. Godganschelijk. Godgeklaagd. Godgeleerd. Godgeleerde, M., -geleerden. Godgeleerdheid, V. Godgevallig, V. Godgewijd. Godheid, V., -heden. Godin, V., godinnen. Godlof. Godloochenaar, M., -loochenaars. Godloochening, V. Godmensch, M. Godsakker, M. Godsbegrip, O., -begrippen. Godsbestuur, O. Godsdienst, M., -diensten. Godsdiensthaat, M. Godsdienstig, -dienstiger, -dienstigst. Godsdienstigheid, V. Godsdienstleer, V. Godsdienstleeraar, M., -leeraars. Godsdienstoefening, V., -oefeningen. Godsdienstonderwijs, O. Godsdienstonderwijzer, M., -onderwijzers. Godsdienstoorlog, M., -oorlogen. Godsdienstplicht, M., -plichten. Godsdienstwetenschap, V. Godsdienstzin, M. Godsgericht, O., -gerichten. Godsgezant, M., -gezanten. Godshuis, O. -huizen. Godsjammerlijk, -lijker, -lijkst. Godslasteraar, M., -lasteraars en -lasteraren. Godslastering, V., -lasteringen. Godslasterlijk. Godsman, M., -mannen. Godsnaam (In -). Godsoordeel, O., -oordeelen. Godspenning en Goodspenning, M., -penningen. Godsregeering, V. Godsrijk, O. Godsspraak, V., -spraken. Godsvereering, V. Godsvrucht, V. Godswil (Om -). Godvergeten. Godvreezend, -vreezender, -vreezendst. Godvreezendheid, V. Godvruchtig, -vruchtiger, -vruchtigst. Godvruchtigheid, V. Godzalig, -zaliger, -zaligst. Godzaligheid, V. Goed, beter, best. Goed, O., goederen. Goedje, O. Goedaardig, -aardiger, -aardigst. Goedaardigheid, V. Goeddeels. Goeddoen, doet goed, deed goed, deden goed, heeft goedgedaan. Goeddunken, O. Goeddunken, dunkt goed, dacht en docht goed, heeft goedgedacht en goedgedocht. Goedendag, M., goedendags. Goedendagzeggen, zeide goedendag, heeft goedendaggezegd (-gezeid). Goederenbureau, O., -bureau's. Goederenhandel, M. Goederenkantoor, O., -kantoren. Goederenloods, V., -loodsen. Goederentrein, M., -treinen. Goederenvervoer, O. Goederenwagen, M., -wagens. Goederhand (Van -). Goedertieren, -tierener, -tierenst. Goedertierenheid, V., -heden. Goedgeefsch. Goedgeefschheid, V. Goedgeloovig, -gelooviger, -geloovigst. Goedgunstig, -gunstiger, -gunstigst. Goedgunstigheid, V. Goedhartig, -hartiger, -hartigst. Goedhartigheid, V. Goedheid, V., -heden. Goedig, goediger, goedigst. Goedigheid, V. Goedkeuren, keurde goed, heeft goedgekeurd. Goedkeuring, V., -keuringen. Goedkoop, -kooper, -koopst (ook beterkoop). Goedkoopheid, V. Goedlachsch. Goedleersch. Goedleven (Pater -), M. Goedmaken, maakte goed, heeft goedgemaakt. Goedmaking, V. Goedmoedig, -moediger, -moedigst. Goedpraten, praatte goed, heeft goedgepraat. Goedrond. Goedschiks. Goedsmoeds. Goedvinden, vond goed, heeft goedgevonden. Goedvinden, O. Goedwillig, -williger, -willigst. Goeierd, M., goeierds. Goelijk, -lijker, -lijkst. Goesting, V. Golf, V., golven. Golfje, O., -jes. Golfbreker, M., -brekers. Golflengte, V. Golflijn, V., -lijnen. Golfslag, M. Golfstroom, M., -stroomen. Golven, golfde, heeft gegolfd. Golving, V., golvingen. Gom, V., gommen. Gomachtig, -achtiger, -achtigst. Gombal, M., -ballen; -balletje, O., -jes. Gomboom, M., -boomen. Gomdragant, O. Gomflesch, V., -flesschen; -fleschje, O., -jes. Gomkwast, M., -kwasten. Gomlastiek en Gom-elastiek, O. Gomlastieken (bnw.). Gommen, gomde, heeft gegomd. Gondel, V., gondels. Gondeltje, O., -jes. Gondelier, M., gondelieren en gondeliers. Gong, V., gongs. Goniometrie, V. Goniometrisch. Gons, M. Gonzen, gonsde, heeft gegonsd. Goochelaar, M., goochelaren en goochelaars. Goochelaarskunst, V., -kunsten; -kunstje, O., -jes. Goochelarij, V., goochelarijen. Goochelbal, M., -ballen. Goochelbeker, M., -bekers. Goochelen, goochelde, heeft gegoocheld. Goochelkunst, V. Goochelspel, O. Goochelstuk, O., -stukken. Goocheltasch, V., -tasschen. Goocheltoer, M., -toeren. Goodspenning. Zie Godspenning. Gooi (worp), V., gooien. Gooi (naam eener landstreek). O. Gooien, gooide, heeft gegooid. Gooier, M., gooiers. Goor, gore, goorder, goorst. Goorheid, V., -heden. Goot, V., goten. Gootje, O., -jes. Gootgat, O., -gaten. Gootplank, V., -planken. Gootrecht, O. Gootsteen, M., -steenen. Gootwater, O. Gord (scheepsw.), V., gorden. Gordel, M., gordels. Gordeltje, O., -jes. Gordeldier, O., -dieren. Gordelriem, M., -riemen. Gordelroos, V. Gorden, gordde, heeft gegord. Gordijn, V. en O., gordijnen. Gordijntje, O., -jes. Gordijnfranje, V. Gordijnkoord, O., -koorden. Gordijnring, M., -ringen. Gordijnroede, V., -roeden. Gording, V., gordingen en gordings. Gorgel, M., gorgels. Gorgeltje, O., -jes. Gorgeldrank, M., -dranken. Gorgelen, gorgelde, heeft gegorgeld. Gorig, goriger, gorigst. Gorigheid, V., -heden. Gors (vogel), V., gorzen. Gors (land) V. en O., gorzen. Gorsdijk, M., -dijken. Gort (grutten), V., gorten. Gortje, O., -jes. Gortbus, V., -bussen; -busje, O., -jes. Gortenteller, M., -tellers. Gortepap, V. Gorter, M., gorters. Gorterij, V. Gortewater, O. Gortig, gortiger, gortigst. Gortigheid, V. Gorzing, V., gorzingen. Goteling, M., gotelingen. Gothiek, V. Gothisch en Gotisch. Goud, O. Goudader, V., -aderen en -aders. Goudbeurs, V., -beurzen. Goudbeweging, V., -bewegingen. Goudblond. Goudbrons, O. Gouddorst, M. Gouddraad, O. Gouden (bnw.). Goudenregen, M., -regens. Goudessaai, O., -essaaien. Goudgeel, -gele. Goudgeld, O. Goudgewicht, O., -gewichten. Goudgulden, M., -guldens. Goudhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes. Goudklomp, M., -klompen; -klompje, O., -jes. Goudkoorts, V. Goudkorrel, V., -korrels. Goudlak, O. Goudlaken, O. Goudlakensch. Goudland, O., -landen. Goudmijn, V., -mijnen. Goudpelde. Goudsbloem, V., -bloemen. Goudschaal, V., -schalen; -schaaltje, O., -jes. Goudsmid, M., -smeden. Goudstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes. Goudveld, O., -velden. Goudvink, M., -vinken. Goudvisch, M., -visschen; -vischje, O., -jes. Goudzoeker, M., -zoekers. Goulard-water, O. Gouvernante, V., gouvernantes. Gouvernement, O., gouvernementen. Gouvernementsambtenaar, M., -ambtenaars en -ambtenaren. Gouvernementsgebouw, O., -gebouwen. Gouvernementsland, O., -landen. Gouverneur, M., gouverneuren en gouverneurs. Gouverneur-generaal, M., gouverneuren- en gouverneurs-generaal. Gouw, V. Gouwenaar (Goudsche pijp), M., gouwenaars. Graad, M., graden. Graadje, O., -jes. Graadboog, M., -bogen; -boogje, O., -jes. Graadmeting, V., -metingen. Graaf, M., graven. Graafje, O., -jes. Graafschap (in 't algemeen), O., -schappen. Graafschap (van Zutfen), V. Graafwesp, V., -wespen. Graag, grager, graagst. Graagheid, V. Graagte, V. Graan, O., granen. Graantje, O., -jes. Graanbeurs, V., -beurzen. Graanbouw, M. Graan-elevator, M., -elevatoren en -elevators. Graangewas, O., -gewassen. Graankooper, M., -koopers. Graanmarkt, V., -markten. Graanoogst, M., -oogsten. Graanpakhuis, O., -pakhuizen. Graanrecht, O., -rechten. Graanwet, V., -wetten. Graanzolder, M., -zolders. Graat, V., graten. Graatje, O., -jes. Grabbel, V. Grabbelen, grabbelde, heeft gegrabbeld. Gracelijk, -lijker, -lijkst. Gracht, V., grachten. Grachtje, O., -jes. Grachtwater, O. Gracieus. Gradeeren. Gradeermachine, V. Graecisme, O., graecismen. Graf, O., graven. Grafje, O., -jes. Grafelijk en Graaflijk. Grafelijkheid en Graaflijkheid, V. Grafheuvel, M., -heuvels. Grafkelder, M., -kelders. Grafkuil, M., -kuilen. Grafmonument, O., -monumenten. Grafschrift, O., -schriften. Grafsteen, M., -steenen. Grafstem, V. Grafteeken, O., -teekens. Graftombe, V., -tombes en -tomben. Grafwaarts. Grafzerk, V., -zerken. Gram (gewicht), O., grammen. Gram, grammer, gramst. Grammatica, V., grammatica's. Grammaticaal, grammaticale. Gramophoon, V., gramophonen. Gramschap, V. Gramstorig, -storiger, -storigst. Gramstorigheid, V. Granaat (boom), M.; (vrucht), V., granaten. Granaat (edelgesteente), M., granaten; (stof), O. Granaatje, O., -jes. Granaat (projectiel), V., granaten. Granaatappel, M., -appels. Granaatkartets, V., -kartetsen. Granaatvrij. Granaatvuur, O. Graniet, O. Granietblok, O., -blokken Granietrots, V., -rotsen. Grap, V., grappen. Grapje, O., -jes. Graphiet, O. Grappenmaker, M., -makers. Grappig, grappiger, grappigst. Grappigheid, V. Gras, O., grassen en grazen. Grasje, O., -jes. Grasachtig. Grasboter, V. Grasduinen (mv.), V. (In - gaan). Grasduinen, grasduinde, heeft gegrasduind. Grasetting, V. Grasgewas, O., -gewassen. Grasgroen. Grashalm, M., -halmen. Graskaas, V., -kazen. Grasland, O., -landen. Graslinnen, O. Grasmaaier, M., -maaiers. Grasmaand, V. Grasperk, O., -perken. Grasplein, O., -pleinen. Grasscheut, M., -scheuten; -scheutje, O., -jes. Grasspriet, M., -sprieten; -sprietje, O., -jes. Grasveld, O., -velden. Grasvellig. Grasvilt, V. Graszaad, O. Graszode, V., -zoden. Gratias, V., gratiassen. Gratie (bevalligheid en genade), V. Gratie (godin), V., Gratiën. Gratificatie, V., gratificatiën en gratificaties. Gratig, gratiger, gratigst. Gratigheid, V. Gratis. Grauw (snauw), M., grauwen. Grauw (gemeen volk), O. Grauw, grauwer, grauwst. Grauwen, grauwde, heeft gegrauwd. Grauwgors, V., -gorzen. Grauwheid, V. Grauwtje, O., grauwtjes. Graveel, O. Graveelig, graveeliger, graveeligst. Graveeligheid, V. Graveeren, graveerde, heeft gegraveerd. Graveerijzer, O., -ijzers. Graveering, V. Graveerkunst, V. Graveernaald, V., -naalden. Graveerstift, V., -stiften. Graven, groef, groeven, heeft gegraven. Gravenkroon, V., -kronen; -kroontje, O., -jes. Graver, M., gravers. Graveur, M., graveurs. Gravin, V., gravinnen. Gravinnetje, O., -jes. Graving, V., gravingen. Gravinnentooi, M. Gravure, V., gravures. Grazen, graasde, heeft gegraasd. Grazig, graziger, grazigst. Greb, V., grebben. Greel (voor Gareel), O., greelen. Greep (het grijpen), M. en V., grepen. Greepje, O., -jes. Greep (handvol, handvatsel en mestvork), V., grepen. Greepje, O., -jes. Greid, V., greiden. Greidboer, M., -boeren. Greidhoek, M. Grein (korrel, gewicht en geweven stof), O., greinen. Greintje, O., -jes. Greinen (bnw.). Greling, M., grelingen. Grenadier, M., grenadiers. Grenadiersmuts, V., -mutsen. Grenadine, V. Grendel, M., grendels en grendelen. Grendeltje, O., -jes. Grendelen, grendelde, heeft gegrendeld. Grendelslot, O., -sloten. Grendelsteen, M., -steenen. Grenen (bnw.). Grenenhout, O. Grenenhouten (bnw.). Grens, V., grenzen. Grensbewoner, M., -bewoners. Grensgebied, O. Grenskantoor, O., -kantoren. Grenslijn, V., -lijnen. Grensmuur, M., -muren. Grenspaal, M., -palen. Grensplaats, V., -plaatsen. Grensregeling, V., -regelingen. Grensscheiding, V., -scheidingen. Grensverandering, V., -veranderingen. Grensvesting, V., -vestingen. Grenzen, grensde, heeft gegrensd. Grenzenloos, -looze. Greppel, V., greppels. Greppeltje, O., -jes. Gretig, gretiger, gretigst. Gretigheid, V. Grief en Grieve, V., grieven. Griefje, O., -jes. Griek, M., Grieken. Griekje, O., -jes. Griekenland, O. Grieksch. Grieksch, O. Griel, V., grielen. Griend, V., grienden. Griendbaas, M., -bazen. Griendgewas, O. Griendkade, V., -kaden. Griendwaard, V., -waarden. Griep, V. Griesmeel, O. Griet, V., grieten. Grietje, O., -jes. Grietenij, V., grietenijen. Grietjesbras, M., -brassen. Grietman, M., -mannen. Grieve. Zie Grief. Grieven, griefde, heeft gegriefd. Grievend, grievender, grievendst. Griezelen, Griezelig. Zie Grijzelen, Grijzelig. Griezeltje, O., -jes. Grif, griffer, grifst. Grif (bijw.). Griffel, V., griffels. Griffeltje, O., -jes. Griffelen, griffelde, heeft gegriffeld. Griffen, grifte, heeft gegrift. Griffie, V., griffiën en griffies. Griffier, M., griffiers. Griffierschap, O. Griffiersplaats, V., -plaatsen. Griffioen en Griffoen, M., griffioenen en griffoenen. Grifheid, V. Grift, V., griften. Griftje. O., -jes. Griftenkoker, M., -kokers. Grifweg. Grijn (knorrepot), M., grijnen. Grijnen, green, grenen, heeft gegrenen; ook grijnde, heeft gegrijnd. Grijnig, grijniger, grijnigst. Grijns, V., grijnzen. Grijnslach, M.; -lachje, O., -jes. Grijnslachen, grijnslachte, heeft gegrijnslacht. Grijnzaard, M., grijnzaards. Grijnzen, grijnsde, heeft gegrijnsd. Grijp, M., grijpen. Grijpen, greep, grepen, heeft gegrepen. Grijpvogel, M., -vogels. Grijs, grijzer. Grijsaard, M., grijsaards. Grijsachtig, -achtiger, -achtigst. Grijsbaard, M., -baarden. Grijsblauw. Grijsharig. Grijsheid, V. Grijskop, M., -koppen. Grijzelen (griezelen), grijzelde (griezelde), heeft gegrijzeld (gegriezeld). Grijzelig en Griezelig, -iger, -igst. Grijzen, grijsde, is gegrijsd. Grijzigheid, V. Gril, V., grillen. Grilletje, O., -jes. Grillen, grilde, heeft gegrild. Grillig, grilliger, grilligst. Grilligheid, V., -heden. Grilling, V., grillingen. Grim, V. Grimas, V., grimassen. Grimassen, grimaste, heeft gegrimast. Grimassenmaker, M., -makers. Grimlach, M.; -lachje, O., -jes. Grimlachen, grimlachte, heeft gegrimlacht. Grimmelen, grimmelde, heeft gegrimmeld. Grimmen, grimde, heeft gegrimd. Grimmig, grimmiger, grimmigst. Grimmigheid, V. Grind, O. Grindbank, V., -banken. Grind-depot, O., -depot's. Grinden, grindde, heeft gegrind. Grindschipper, M., -schippers. Grindweg, M., -wegen. Grindzand, O. Grinniken, grinnikte, heeft gegrinnikt. Grissen, griste, heeft gegrist. Groef, V., groeven. Groefje, O., -jes. Groefbeitel, M., -beitels. Groefschaaf, V., -schaven. Groefverband, O., -verbanden. Groei, M. Groeien, groeide, is gegroeid. Groeiing, V. Groeikracht, V. Groeisel, O. Groeistuip, V., -stuipen; -stuipje, O., -jes. Groeizaam, -zamer, -zaamst. Groeizaamheid, V. Groen, groener, groenst. Groen (nieuweling), M., groenen. Groentje, O., -jes. Groen (kleur), O. Groenachtig, -achtiger, -achtigst. Groenboer, M., -boeren. Groenen, groende, heeft en is gegroend Groengrond, M., -gronden. Groenheid, V. Groenlandsvaarder, M., -vaarders. Groenling, M., groenlingen. Groenloopen, liep groen, heeft groengeloopen. Groenmarkt, V., -markten. Groensel (vogel), M., groensels. Groensel (groente en verfaarde), O. Groente, V., groenten. Groenteboer, M., -boeren. Groentesoep, V. Groentevrouw. V., -vrouwen. Groentijd, M. Groenvrouw, V., -vrouwen. Groep, V., groepen. Groepje. O., -jes. Groepeeren, groepeerde, heeft gegroepeerd. Groepeering, V., groepeeringen. Groepen, groepte, heeft gegroept. Groepvergadering, V., -vergaderingen. Groet, M., groeten. Groete, V., groeten. Groeten, groette, heeft gegroet. Groetenis, V., groetenissen. Groeven, groefde, heeft gegroefd. Groeze, V. Groezelig, groezeliger, groezeligst. Groezeligheid, V. Grof, grover, grofst. Grofgebouwd. Grofgrein, O., -greinen. Grofheid, V., -heden. Grofsmederij, V., -smederijen. Grofsmid, M., -smeden. Grofte, V. Grog, M. Grogje, O., -jes. Grogglas, O., -glazen. Grogstem, V., -stemmen. Grol, V., grollen. Grollen, grolde, heeft gegrold. Grollenmaker, M., -makers. Grom, O. Grombaard, M., -baarden. Grommelen, grommelde, heeft gegrommeld. Grommen (knorren), gromde, heeft gegromd. Grommen (ingewand uithalen), gromde, heeft gegromd. Grommer, M., grommers. Grommig, grommiger, grommigst. Grommigheid, V. Grompot, M. en V., -potten. Grond, M., gronden. Grondakkoord, O., -akkoorden. Grondbeginsel, O., -beginselen. Grondbegrip, O., -begrippen. Grondbelasting, V., -belastingen. Grondbezit, O. Grondbezitter, M., -bezitters. Grondboring, V., -boringen. Grondeigenaar, M., -eigenaars. Grondeigendom, M. en O., -eigendommen. Grondel, M., grondels. Grondeling, M., grondelingen. Grondeloos, -loozer, -loost. Grondeloosheid, V. Gronden, grondde, heeft gegrond. Gronderig, gronderiger, gronderigst. Grondgebied, O. Grondgesteldheid, V. Grondhout, O. Grondig, grondiger, grondigst. Grondigheid, V. Grondijs, O. Grondkleur, V., -kleuren. Grondkrediet, O. Grondlasten (mv.), M. Grondlegger, M., -leggers. Grondnoot, V., -noten. Grondpapier, O. Grondsap en -sop, O. Grondslag M., -slagen. Grondspecie, V., -speciën. Grondstof, V., -stoffen. Grondtoon, M., -tonen. Grondverf, V. Grondvesten, grondvestte, heeft gegrondvest. Grondvesting, V., -vestingen. Grondvorm, M., -vormen. Grondwater, O. Grondwet, V., -wetten. Grondwetgever, M., -gevers. Grondwetsherziening, V., -herzieningen. Groot, grooter, grootst. Groot (muntstuk), M., grooten. Groot (in het -), O. Grootachtbaar, -bare. Grootachtbaarheid, V. Grootambtenaarsexamen, O. Grootboek, O., -boeken. Grootbrengen, bracht groot, heeft grootgebracht. Grootdadig, -dadiger, -dadigst. Grootedelachtbaar, -bare. Grootelijks. Grootendeels. Groothandel, M. Groothandelaar, M., -handelaars. Groothartig, -hartiger, -hartigst. Groothartigheid, V. Grootheid, V., -heden. Grootheidswaanzin, M. Groothertog, M., -hertogen. Groothertogdom, O., -hertogdommen. Groothouden (zich -), hield zich groot, heeft zich grootgehouden. Grootje, O., grootjes. Grootkorrelig. Grootkruis, O., -kruisen. Grootmachtig, -machtiger, -machtigst. Grootmaken (verheerlijken), maakte groot, heeft grootgemaakt. Grootmaking, V. Grootmama, V., -mama's. Grootmeester, M., -meesters. Grootmeester-nationaal, M., -meesters-nationaal. Grootmoeder, V., -moeders; -moedertje, O., -jes. Grootmoedig, -moediger, -moedigst. Grootmoedigheid, V. Grootouders (mv.), M. Grootsch, grootscher, meest grootsch. Grootscheepsch. Grootschheid, V. Grootschrift, O. Grootspraak, V. Grootspreken, O. Grootspreker, M., -sprekers. Grootsteedsch. Grootte, V., grootten. Grootvader, M., -vaders; -vadertje, O., -jes. Grootvisscherij, V. Grootvizier, M., -viziers en -vizieren. Grootvorst, M., -vorsten. Grootvorstin, V., -vorstinnen. Groot-zegelbewaarder, M., -bewaarders. Grop en Grup, V., groppen en gruppen. Gros, O., grossen. Grosse, V., grossen. Grossier, M., grossiers. Grossierderij, V., grossierderijen. Grossierskantoor, O., -kantoren. Grossiersvak, O. Grot, V., grotten. Grotje, O., -jes. Grotesk. Grovelijk. Gruis, O. Gruisje, O., -jes. Gruisbak, M., -bakken. Gruit, V. Gruizelementen (mv.), O. Gruizen, gruisde, heeft gegruisd. Gruizig. Gruizigheid, V. Grup. Zie Grop. Grut, V., grutten. Grutje, O., -jes. Gruttenbrij, V. Gruttenmeel, O. Grutter, M., grutters. Grutterij, V., grutterijen. Gruttersmolen, M., -molens. Grutterswaar, V., -waren. Grutterswinkel, M., -winkels. Grutto, M., grutto's. Gruwel, M., gruwelen. Gruweldaad, V., -daden. Gruwelen, gruwelde, heeft gegruweld. Gruwelijk, -lijker, -lijkst. Gruwelijkheid, V., -heden. Gruwen, gruwde, heeft gegruwd. Gruwzaam, -zamer, -zaamst. Gruwzaamheid, V., -heden. Guano, V. Guichelen, guichelde, heeft geguicheld. Guichelheil, O. Guichelspel, O. Guillotine, V., guillotines. Guinje, V., guinjes. Guirlande, V., guirlandes. Guit, M., guiten. Guitje, O., -jes. Guitenstreek, M., -streken. Guitenstuk, O., -stukken. Guiterij, V., guiterijen. Guitig, guitiger, guitigst. Guitigheid, V., -heden. Gul, V., gullen. Gulletje, O., -jes. Gul, guller, gulst. Guldeling, M., guldelingen. Gulden, M., guldens. Guldentje, O., -jes. Gulden (bnw.). Guldengetal, O. Guldenmond, M. Guldenwater, O. Gulhartig, -hartiger, -hartigst. Gulhartigheid, V. Gulheid, V., -heden. Gulp, V., gulpen. Gulpje, O., -jes. Gulpen, gulpte, heeft gegulpt. Guluit. Gulzig, gulziger, gulzigst. Gulzigaard, M., gulzigaards. Gulzigheid, V. Gummistok, M., -stokken. Gunnen, gunde, heeft gegund. Gunning, V., gunningen. Gunst, V., gunsten. Gunstje, O., -jes. Gunstbejag, O. Gunstbewijs, O., -bewijzen. Gunsteling, M. en V., gunstelingen. V. ook gunstelinge. Gunstig, gunstiger, gunstigst. Gust (bnw.). Guts, V., gutsen. Gutsen, gutste, heeft gegutst. Guttapercha, V. Guttegom, ook Gittegom, V. Gutturaal, V., gutturalen. Guur, guurder, guurst. Guurheid, V. Gymnasiast, M., gymnasiasten. Gymnasium, O., gymnasiën en gymnasia. Gymnast, M., gymnasten. Gymnastiek, V. Gymnastiekmeester, M., -meesters. Gymnastiekonderwijs, O. Gymnastiekschool, V., -scholen. Gymnastisch. H H, V., h's. Ha. Haag, V., hagen. Haagje, O., -jes. Haagbeuk, M., -beuken. Haagdoorn en Haagdoren (ook Hagedoorn), M., -doornen en -dorens. Haagwinde, V. Haai, M., haaien. Haaievangst, V. Haaievel, O., -vellen. Haak, M., haken. Haakje, O. -jes. Haakbeentje, O., -jes. Haakboekje, O., -jes. Haakbus, V., -bussen. Haakpen, V., -pennen; -pennetje, O., -jes. Haaks (bijw.). Haaksch (bnw.). Haakswijze en -wijs. Haakvormig. Haakwerk, O. Haal (trek), M., halen. Haaltje, O., -jes. Haal (werktuig), V. en O., halen. Haalbaar, -bare. Haalbier, O. Haalboter, V. Haalkan, V., -kannen. Haalwijn, M. Haam (vischnet), M., hamen. Haam (paardetuig), O., hamen. Haampje, O., -jes. Haan, M., hanen. Haantje, O., -jes. Haar. Haar, O., haren. Haartje, O., -jes. Haarachtig. Haarborstel, M., -borstels. Haarbreed, O. Haarbuisje, O., -buisjes. Haard, M., haarden. Haardje, O., -jes. Haardstede, V., -steden. Haardstedengeld, O. Haarfijn. Haarkam, M., -kammen. Haarklein. Haarklooven, haarkloofde, heeft gehaarkloofd. Haarklooverij, V., -klooverijen. Haarknippen, O. Haarknipper, M., -knippers. Haarlemmer, M., Haarlemmers. Haarlint, O., -linten; -lintje, O., -jes. Haarlok, M., -lokken. Haarloos, -looze. Haarmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes. Haarnaald, V.; -naalden. Haarschuier, M., -schuiers. Haarsnijden, O. Haarsnijder, M., -snijders. Haarspeld, V., -spelden. Haarvlok, V., -vlokken. Haas, M. en O., hazen. Haasje, O., -jes. Haas (van een rund), M. Haasje, O. Haasjeover, O. Haast, V. Haast (bijw.). Haastelijk. Haasten, haastte, heeft gehaast. Haastig, haastiger, haastigst. Haastigheid, V. Haat, M. Haatdragend, -dragender, -dragendst. Haatdragendheid, V. Habitué, M., habitué's. Hach, V. Hachje, O., -jes. Hachée en Hachis (gehakt vleesch), O. Hachelijk, -lijker, -lijkst. Hachelijkheid, V. Hachis. Zie Hachée. Hachje (persoon), O., hachjes. Hacht, M., hachten. Hachtje, O., -jes. Haft (uitsteeksel), V., haften. Haft (insect), O., haften. Hagedis, V., hagedissen. Hagedisje, O., -jes. Hagedoorn. Zie Haagdoorn. Hagel, M. Hagelblank. Hagelbui, V., -buien; -buitje, O., -jes. Hagelen, hagelde, heeft gehageld. Hageljacht, V. Hagelkorrel, V., -korrels; -korreltje, O., -jes. Hagelschade, V. Hagelslag, M. Hagelsteen, M., -steenen. Hagelwit, -witte. Hagenaar, M., Hagenaars en Hagenaren. Hagepreek, V., -preeken. Hak (houw), M., hakken. Hakje, O., -jes. Hak (hiel en houweel), V., hakken. Hakbank, V., -banken. Hakbijl, V., -bijlen. Hakblok, O., -blokken. Hakbord en Hakkebord, O., -borden. Hakbosch, O., -bosschen. Haken, haakte, heeft gehaakt. Hakgeld, O. Hakhout, O. Hakkebord. Zie Hakbord. Hakkel, M., hakkels. Hakkelaar, M., hakkelaars. Hakkelbout, M., -bouten. Hakkelen, hakkelde, heeft gehakkeld. Hakken, hakte, heeft gehakt. Hakkenei, V., hakkeneien. Hakker, M., hakkers. Hakketeeren, hakketeerde, heeft gehakketeerd. Hakmes, O., -messen. Hakmoes, O. Haksel, O. Hakstroo, O. Hakstuk, O., -stukken. Hal (overdekte plaats), V., hallen. Hal (de hardigheid der aarde), O. Halen, haalde, heeft gehaald. Half, halve. Halfacht. Halfbakken. Halfbroeder, M., -broeders. Halfdek, O. Halfdood, -doode. Halfdrie. Halfdronken. Halfgod, M., -goden. Halfheid, V. Halfhemdje, O., -jes. Halfhonderd, O. Halfhout, O. Halfjaar, O., -jaren; -jaartje, O., -jes. Halfje, O., -jes. Halfklinker, M., -klinkers. Halfluid. Halfnegen. Halfrond, O., -ronden. Halfslachtig. Halfslachtigheid, V. Halfsleetsch. Halfstok. Halfvasten, V. Halfvier. Halfvijf. Halfwas, M. Halfweg. Halfwind, M., -winden. Halfzacht. Halfzes. Halfzijden. Halfzuster, V., -zusters. Halleluja, O., halleluja's. Halletje, O., -jes. Halm, M., halmen. Halmpje, O., -jes. Hals, M., halzen. Halsje. O., -jes. Halsbrekend, -brekender, -brekendst. Halsdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes. Halsketting, M., -kettingen. Halskraag, M., -kragen. Halsrecht, O. Halssierraad, O., -sieraden. Halsstarrig, -starriger, -starrigst. Halsstarrigheid, V. Halsstarriglijk. Halster, M., halsters. Halszaak, V., -zaken. Halt en Halte, V., halten. Halter, M., halters. Halveeren, halveerde, heeft gehalveerd. Halvemaan, V. Halverwegen. Halvezolen, halvezoolde, heeft gehalvezoold. Halzen, halsde, heeft gehalsd. Ham, V., hammen. Hammetje, O., -jes. Hamei, V., hameien. Hamel, M., hamels. Hamer, M., hamers en hameren. Hamertje, O., -jes. Hameren, hamerde, heeft gehamerd. Hamerslag (slag met een hamer), M., -slagen. Hamerslag (afspringende deeltjes van gesmeed ijzer en kleine wolkjes), O. Hammebeen, O., -beenen. Hammevet, O. Hamster, V., hamsters. Hand, V., handen. Handje, O., -jes. Handboek, O., -boeken. Handboog, M., -bogen. Handbreed, O. Handcamera, V., -camera's. Handdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes. Handdruk, M., -drukken; -drukje, O., -jes. Handel, M. Handelaar, M., handelaars en handelaren. Handelbaar, -baarder, -baarst. Handelen, handelde, heeft gehandeld. Handeling, V., handelingen. Handelmaatschappij, V. Handelsbetrekking, V., -betrekkingen. Handelsblad, O., -bladen. Handelsgeest, M. Handelshuis, O., -huizen. Handelsonderneming, V., -ondernemingen. Handelsrecht, O. Handelsreiziger, M., -reizigers. Handelsschool en ook Handelschool, V., -scholen. Handelsstad, V., -steden. Handelsverdrag, O., -verdragen. Handelsverkeer, O. Handelsvrijheid, V. Handelswetenschap, V., -wetenschappen. Handelszaak, V., -zaken. Handelwijze en handelwijs, V., -wijzen. Handen, handde, heeft gehand. Handenarbeid, M. Handenloos, -looze. Handenloosheid, V. Handgebaar, O., -gebaren. Handgeklap, O. Handgeld, O., -gelden. Handgemeen. Handgemeen, O. Handgift, V. Handgreep, M., -grepen. Handhaven, handhaafde, heeft gehandhaafd. Handhaver, M., handhavers. Handhaving, V. Handig, handiger, handigst. Handigheid, V. Handjegauw, M. en V., -gauws. Handkar, V., -karren. Handkoffer, M., -koffers; -koffertje, O., -jes. Handkus, M., -kussen. Handlanger, M., -langers. Handleiding, V., -leidingen. Handlichting, V. Handpaard, O., -paarden. Handreiken, handreikte, heeft gehandreikt. Handreiking, V., -reikingen. Handschoen, M., -schoenen; -schoentje, O., -jes. Handschoenendoos, V., -doozen. Handschrift, O., -schriften. Handtastelijk, -lijker, -lijkst. Handtastelijkheid, V., -heden. Handtasting, V. Handteekenen, O. Handteekening, V., -teekeningen. Handvat, O., -vatten. Handvatsel, O., -vatsels. Handvest, V. en O., -vesten. Handvol, V. (mv. handen vol). Handwagen, M., -wagens. Handwerk, O., -werken. Handwerksman, M., -lieden en -lui. Handwijzer, M., -wijzers. Handzaam, -zamer, -zaamst. Handzaamheid, V. Hanebalk, M., -balken. Hanekam, M., -kammen. Hanenei, O., -eieren. Hanengekraai, O. Hanengevecht, O., -gevechten. Hanenmat, V., -matten. Hanepoot, M., -pooten. Haneschree, V. Hanespoor, V., -sporen. Hanetred, M., ook Hanetree, V., -treden. Haneveer, V., -veeren. Hang, M., hangen. Hangbuik, M. en V., -buiken. Hangebast (karnemelk), V. Hangen, hing, heeft gehangen. Hanger, M., hangers. Hangertje, O., -jes. Hangijzer, O., -ijzers. Hangklok, V., -klokken. Hangkompas, O., -kompassen. Hanglamp, V., -lampen; -lampje, O., -jes. Hanglip, M. en V., -lippen. Hangmat, V., -matten. Hangoor (persoon), M. en V., -ooren. Hangoor (tafel), V., -ooren. Hangop, V. Hangslot, O., -sloten; -slotje en -slootje, O., -slootjes. Hanig, haniger, hanigst. Hannekemaaier, M., -maaiers. Hans, M., hanzen. Hansje, O., -jes. Hanssop, M., hanssoppen. Hansworst, M., hansworsten. Hanteeren, hanteerde, heeft gehanteerd. Hanteering, V., hanteeringen. Hanze, V. Hap, M., happen. Hapje, O., -jes. Haperen, haperde, heeft gehaperd. Hapering, V., haperingen. Happa. Happen, hapte, heeft gehapt. Happig, happiger, happigst. Happigheid, V. Hapschaar, M., -scharen. Har en Harre, ook Her en Herre, V., harren en herren. Harretje en herretje, O., -jes. Hard, harder, hardst. Harddraven, harddraafde, heeft geharddraafd. Harddraver, M., -dravers. Harddraverij, V., -draverijen. Harden, hardde, heeft gehard. Hardgeel, -gele. Hardglas, O. Hardhandig, -handiger, -handigst. Hardheid, V., -heden. Hardhoorig, -hooriger, -hoorigst. Hardhoorigheid, V. Hardigheid, V., -heden. Hardleersch. Hardlijvig, -lijviger, -lijvigst. Hardlijvigheid, V. Hardlooper, M., -loopers. Hardlooperij, V., -looperijen. Hardnekkig, -nekkiger, -nekkigst. Hardnekkigheid, V. Hardop. Hardrijder, M., -rijders. Hardrijderij, V., -rijderijen. Hardsteen, O. Hardsteenen (bnw.). Hardvallen, viel hard, is hardgevallen. Hardvochtig, -vochtiger, -vochtigst. Hardvochtigheid, V. Hardzeiler, M., -zeilers. Hardzeilerij, V., -zeilerijen. Harem, M., harems. Haren (bnw.). Haren, haarde, heeft gehaard. Harent (Te -). Harenthalve. Harentwege. Harentwil (Om -). Harig, hariger, harigst. Haring (een visch), M., haringen. Harinkje, O., -jes. Als stofnaam, V. Haringband, O. Haringbuis, V., -buizen. Haringjager, M., -jagers. Haringkaken, O. Haringkaker, M., -kakers. Haringpakker, M., -pakkers. Haringsla, V. Haringspeetster, V., -speetsters. Haringspeten, O. Harington, V., -tonnen. Haringvangst, V. Hark, V., harken. Harkje, O., -jes. Harken, harkte, heeft geharkt. Harksel, O., harksels. Harlekijn, M., harlekijns. Harmonica, V., harmonica's. Harmonie, V., harmonieën. Harmonieeren, harmonieerde, heeft geharmonieerd. Harmonieleer, V. Harmoniemuziek, V. Harmonisch. Harnas, O., harnassen. Harp, V., harpen. Harpje, O., -jes. Harpen, harpte, heeft geharpt. Harpij, V., harpijen. Harpoen, M., harpoenen. Harpoenen, harpoende, heeft geharpoend. Harpoenier, M., harpoeniers. Harpuis, O. Harpuizen, harpuisde, heeft geharpuisd. Harrewarren, harrewarde, heeft geharreward. Harrewarrerij, V., harrewarrerijen. Hars, V. en O., harsen. Harsachtig, -achtiger, -achtigst. Harst, M., harsten. Harstje, O., -jes. Hart, O., harten. Hartje, O., -jes. Hartader, V. Hartebloed, O. Hartediefje, O., -jes. Harteleed, O. Hartelijk, -lijker, -lijkst. Hartelijkheid, V. Harteloos, -looze. Hartelust, M. Harten (mv.), O. Hartenaas, O., -azen. Hartenboer, M., -boeren. Hartenet, O., -netten. Hartenheer, M., -heeren. Hartenvrouw, V., -vrouwen. Hartepijn, V. Hartewee, O. Hartewensch, M., -wenschen. Hartgebrek, O., -gebreken. Hartgrondig, -grondiger, -grondigst. Hartig, hartiger, hartigst. Hartigheid, V. Hartjesdag, M., -dagen. Hartklopping, V., -kloppingen. Hartkwaal, V., -kwalen. Hartlap en Hartelap, M. en V., -lappen. Hartlapje en hartelapje, O., -jes. Hartroerend, -roerender, -roerendst. Hartseeren, hartseerde, heeft gehartseerd. Hartsteken (- dood). Hartsterking, V., -sterkingen; -sterkinkje, O., -jes. Hartstocht, M., -tochten. Hartstochtelijk, -lijker, -lijkst. Hartstochtelijkheid, V., -heden. Hartsvanger, M., -vangers. Hartsvriend, M., -vrienden. Hartverscheurend, -verscheurender, -verscheurendst. Hartwater, O. Hartzakje, O., -jes. Hartzeer, O. Haspel, M., haspels en haspelen. Haspeltje, O., -jes. Haspelaar, M., haspelaars. Haspelarij, V., haspelarijen. Haspelen, haspelde, heeft gehaspeld. Haspelraam, O., -ramen. Haspelwerk, O., -werken. Hassebassen, hassebaste, heeft gehassebast. Hatelijk, -lijker, -lijkst. Hatelijkheid, V., -heden. Haten, haatte, heeft gehaat. Hater, M., haters en hateren. Hauw, V., hauwen. Hauwtje, O., -jes. Have, V. Haveloos, -loozer, -loost. Haveloosheid, V. Haven, V., havens. Havenbootje, O., -jes. Havendienst, M. Havenen, havende, heeft gehavend. Havenfront, O., -fronten. Havengeld, O., -gelden. Havenhoofd, O., -hoofden. Havenlicht, O., -lichten. Havenmeester, M., -meesters. Havenpolitie, V. Havenwerken (mv.), O. Haver, V. Haverdegort, V. Haverkist, V., -kisten. Haverklap, M. Havermeel, O. Havermout, O. en V. Haverstroo, O. Haverzak, M., -zakken. Havezate, V., havezaten. Havik, M., haviken. Haviksbek, M., -bekken. Haviksneus, M., -neuzen. Hazardspel, O., -spelen. Hazelaar, M., hazelaren en hazelaars. Hazelaarsbosch, O., -bosschen. Hazelaarshout, O. Hazelhoen, O., -hoenders. Hazelnoot (vrucht), V.; (boom), M., -noten; -nootje, O., -jes. Hazelnoteboom, M., -boomen. Hazelwortel, V. Hazendistel, V., -distels. Hazenjacht, V. Hazenlip, V., -lippen. Hazenpad, O. Hazenslaap, M.; -slaapje, O., -jes. Hazenwind, M., -winden. Hazepeper, V. Hazesprong, M., -sprongen. Hazevel, O., -vellen. He. Hebbelijk, -lijker, -lijkst. Hebbelijkheid, V., -heden. Hebben, heeft, had, hadden, heeft gehad. Hebreër, M., Hebreërs en Hebreën. Hebreeuwsch. Hebreeuwsch, O. Hebzucht, V. Hebzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst. Hecatombe, V., hecatombes en -tomben. Hecht en Heft, O., hechten en heften. Hechtje en heftje, O., -jes. Hecht, hechter, hechtst. Hechtdraad, M., -draden. Hechten, hechtte, heeft gehecht. Hechtenis, V. Hechtheid, V. Hechting, V., hechtingen. Hechtpleister, V., -pleisters. Hechtsel, O., hechtsels. Hectare, V., hectaren en hectares. Hectisch. Hectogram, O., hectogrammen. Hectoliter, M., hectoliters. Hectometer, M., hectometers. Heden. Hedenavond. Hedendaags (bijw.). Hedendaagsch (bnw.). Hedenmiddag. Hedenmorgen. Heede, V. Heel, heele. Heel (bijw.). Heelal, O. Heelbaar, -bare. Heelegaar. Heelemaal. Heelen (genezen), heelde, heeft geheeld. Heelendal. Heelheid, V. Heeling, V. Heelkracht, V. Heelkruid, O. Heelkunde, V. Heelkundig. Heelkundige, M. en V., -kundigen. Heelkunst, V. Heelmeester, M., -meesters. Heelshuids en Heelhuids. Heelster, V., heelsters. Heelvleesch, O. Heem en Heim, O., heemen en heimen. Heemraad, M., -raden. Heemraadschap, O., -schappen. Heen en Henen. Zoo ook in de samenstellingen. Heenbrengen, bracht heen, heeft heengebracht. Heendrijven, dreef heen, dreven heen, heeft en is heengedreven. Heengaan, gaat heen, ging heen, is heengegaan. Heenkomen, komt heen, kwam heen, kwamen heen, is heengekomen. Heenkomen, O. Heenloopen, liep heen, is heengeloopen. Heenreis, V. Heenrijden, reed heen, reden heen, is heengereden. Heenrit, M. Heenspoeden, spoedde heen, is heengespoed. Heentrekken, trok heen, trokken heen, is heengetrokken. Heenvaren, voer heen, is heengevaren. Heenvlieden, vlood heen, vloden heen, is heengevloden. Heenvliegen, vloog heen, vlogen heen, is heengevlogen. Heep, V., hepen. Heer (meester), M., heeren; (met minachting), O. Heertje, O., -jes. Heer (leger). Zie Heir. Heerachtig, -achtiger, -achtigst. Heerachtigheid, V. Heerboer en Heereboer, M., -boeren. Heeremijntijd (tusschenw.). Heerenboon, V., -boonen. Heerendienst, M., -diensten. Heerendiner, O., -diners; -dineetje, O., -jes. Heerenhuis, O., -huizen. Heerenhuizing, V., -huizingen. Heerenknecht, M, -knechts. Heerenloge, V., -loges. Heerig, heeriger, heerigst. Heerlijk, -lijker, -lijkst. Heerlijkheid, V., -heden. Heeroom, M., -ooms. Heerschap, O., -schappen. Heerschappij, V., heerschappijen. Heerschen, heerschte, heeft geheerscht. Heerscher, M., heerschers. Heerscheres, V., heerscheressen. Heerschzucht, V. Heerschzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst. Heerweg en Heirweg, M., -wegen. Heesch, heescher, meest heesch. Heeschheid, V. Heester, M., heesters. Heestertje, O., -jes. Heet, heeter, heetst. Heeten (heet maken), heette, heeft geheet. Heeten (noemen en genoemd worden), heette, heeft geheeten. Heethoofd, M. en V., -hoofden. Heethoofdig, -hoofdiger, -hoofdigst. Hef en Heffe, V. Hefboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Heffen, hief, hieven, heeft geheven. Heffer, M., heffers. Heffing, V., heffingen. Heft. Zie Hecht. Heftang, V., -tangen. Heftig, heftiger, heftigst. Heftigheid, V. Heg en Hegge, V., heggen. Hegje en heggetje, O., -jes. Hei (tusschenw.). Hei (werktuig), V., heien. Heibaas, M., -bazen. Heibei, V., heibeien. Heibeien, heibeide, heeft geheibeid. Heibezem, M., -bezems. Heiblok, O., -blokken. Heiboender, M., -boenders. Heibrand, M. Heidamp, M. Heide en Hei, V., heiden. Heidebloem, V., -bloemen. Heidegrond en Heigrond, M., -gronden. Heidekruid, O. Heiden (afgodendienaar),M., heidenen. Heiden (landlooper), M., heidens. Heidendom, O. Heidensch. Heideontginning, V. Heideveld, O., -velden. Heidin, V., heidinnen. Heien, heide, heeft geheid. Heier, M., heiers. Heihaas, M., -hazen. Heikrekel, M., -krekels; -krekeltje, O., -jes. Heil, O. Heiland, M. Heilbede, V., -beden. Heilbot, V., -botten. Heilig, heiliger, heiligst. Heiligavond, M. Heiligbeen, O. Heiligdom, O., heiligdommen. Heilige, M. en V., heiligen. Heiligje, O., -jes. Heiligedag, M., -dagen. Heiligen, heiligde, heeft geheiligd. Heiligenbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes. Heiligendienst, M. Heiligheid, V. Heiliging, V. Heiligmaking, V. Heiligschennis, V. Heiligverklaring, V., -verklaringen. Heilloos, -loozer. Heilloosheid, V. Heilsleger, O. Heilsoldaat, M., -soldaten. Heilwensch, M., heilwenschen. Heilzaam, -zamer, -zaamst. Heilzaamheid, V. Heimast, M., -masten. Heimelijk, -lijker, -lijkst. Heimelijkheid, V., -heden. Heimwee, O. Heinde. Heinen, heinde, heeft geheind. Heining, V., heiningen. Heininkje, O., -jes. Heipaal, M., -palen. Heir, ook Heer (leger), O., heiren en heren. Heireep, M., -reepen. Heirook, M. Heirvaart, ook Heervaart, V., -vaarten. Heisa. Heistelling, V., -stellingen. Heisteren, heisterde, heeft geheisterd. Heiwerk, O. Hek, O., hekken. Hekje, O., -jes. Hekel (werktuig), M., hekels. Hekel (afkeer), M. Hekelaar, M., hekelaars. Hekelaarster, V., hekelaarsters. Hekeldicht, O., -dichten; -dichtje, O., -jes. Hekeldichter, M., -dichters. Hekelen, hekelde, heeft gehekeld. Hekelig, hekeliger, hekeligst. Hekeling, V., hekelingen. Hekelschrift, O., -schriften. Hekkenspringer, M., -springers. Heks, V., heksen. Heksje, O., -jes. Heksen, hekste, heeft gehekst. Heksendans, M., -dansen. Heksenmeester, M., -meesters. Heksenproces, O., -processen. Heksentoer, M., -toeren. Heksenwerk, O. Hekserij, V., hekserijen. Heksluiter, M., -sluiters. Hekwielstoomer, M., -stoomers. Hel, V. Hel, heller, helst. Helaas. Held, M., helden. Heldenarm, M., -armen. Heldendaad, V., -daden. Heldendeugd, V., -deugden. Heldendicht, O., -dichten. Heldendichter, M., -dichters. Heldendood, M. Heldenmoed, M. Heldenschaar, V., -scharen. Heldentijdvak, O., -tijdvakken. Heldentrouw, V. Heldenzang, M., -zangen. Helder, helderder, helderst. Helderheid, V. Helderziend. Heldhaftig, -haftiger, -haftigst. Heldhaftigheid, V. Heldin, V., heldinnen. Helen (verbergen), heelde, heeft geheeld. Heler, M., helers. Helft, V., helften. Helftje, O., -jes. Helhond, M. Helicon, M. Heling, V., helingen. Heliogravure, V., -gravuren. Helioscoop, M., helioscopen. Heliotroop, M., heliotropen. Hellebaard, V., hellebaarden. Hellebaardier, M., hellebaardieren en hellebaardiers. Hellen, helde, heeft geheld. Hellenist, M., hellenisten. Hellepijn, V., -pijnen. Hellevaart, V. Helleveeg, V., -vegen. Hellig, helliger, helligst. Helligheid, V. Helling, V., hellingen. Helm (hoofddeksel), M., helmen. Helm (duingras), V. Helmbindsel, O., -bindsels. Helmdraad, M., -draden. Helmhoed, M., -hoeden. Helmteeken, O. Heloot, M., heloten. Helpen, hielp, heeft geholpen. Helper, M., helpers. Helpster, V., helpsters. Helpzeel en Hulpzeel, O., -zeelen. Helsch. Hem. Hem (tusschenw.). Hemd, O., hemden. Hemdje, O., -jes. Hemdsboord, M., -boorden. Hemdsknoop, M., -knoopen. Hemdskraag, M., -kragen. Hemdsmouw, V., -mouwen. Hemel (uitspansel), M., hemelen; (van een bed), M., hemels. Hemelglobe, V., -globes. Hemelhoog. Hemellichaam, O., -lichamen. Hemellicht, O., -lichten. Hemelrijk, O. Hemelrond, O. Hemelsblauw. Hemelsbreed. Hemelsbreedte, V. Hemelsch. Hemelschgezind. Hemelstreek, V., -streken. Hemeltergend. Hemelvaart, V. Hemelvaartsdag, M., -dagen. Hemelwaarts. Hemmen, hemde, heeft gehemd. Hen, V., hennen. Hennetje, O., -jes. Hen. Henen, en de samenstellingen. Zie Heen, enz. Heng, V., hengen. Hengel, M., hengels. Hengeltje, O., -jes. Hengelaar, M., hengelaars. Hengelen, hengelde, heeft gehengeld. Hengelroede, V., -roeden. Hengelsnoer, O., -snoeren. Hengelstok, M., -stokken. Hengsel, O., hengsels. Hengseltje, O., -jes. Hengst (paard), M., hengsten. Hengst (vaartuig), V., hengsten. Hengsten, hengstte, heeft gehengst. Hengstenkeuring, V., -keuringen. Hennegat, O., -gaten. Hennenei, O., -eieren. Hennep, M. Hennepolie, V. Hennepteelt, V. Hennepzaad, O. Her (bijw.). Herademen, herademde, heeft herademd. Heraldiek, V. Heraldiek (bnw.). Heraut, M., herauten. Herbarium, O., herbariums en herbaria. Herbenoemen, herbenoemde, heeft herbenoemd. Herbenoeming, V., herbenoemingen. Herberg, V., herbergen. Herbergje, O., -jes. Herbergen, herbergde, heeft geherbergd. Herbergier, M., herbergiers. Herbergierster, V., herbergiersters. Herbergzaam, -zamer, -zaamst. Herbergzaamheid, V. Herboren. Herbouw, M. Herbouwen, herbouwde, heeft herbouwd. Herdenken, herdacht, heeft herdacht. Herdenken, O. Herdenking, V., herdenkingen. Herder, M., herders. Herdertje, O., -jes. Herderin, V., herderinnen. Herderinnetje, O., -jes. Herderinnenhoed, M., -hoeden; -hoedje, O., -jes. Herderlijk. Herdersambt, O. Herdersdicht, O., -dichten; -dichtje, O., -jes. Herdersfluit, V., -fluiten. Herdershond, M., -honden. Herdershut, V., -hutten. Herdersknaap, M., -knapen. Herdersleven, O. Herderslied, O., -liederen; -liedje, O., -jes. Herdersspel, O., -spelen. Herdersstaf, M., -staven. Herdersstok, M., -stokken. Herdersvolk, O. Herderszang, M., -zangen. Herdoop, M. Herdoopen, herdoopte, heeft herdoopt. Herdooper, M., herdoopers. Herdooping, V., herdoopingen. Herdruk, M., herdrukken. Herdrukken, herdrukte, heeft herdrukt. Hereenen, hereende, heeft hereend. Hereenigen, hereenigde, heeft hereenigd. Hereeniging, V., hereenigingen. Heremiet, M., heremieten. Herexamen, O., herexamens. Herfst, M. Herfstachtig, -achtiger, -achtigst. Herfstdag, M., -dagen. Herfstdraad, M., -draden. Herfstig, herfstiger, herfstigst. Herfstlandschap, O., -landschappen. Herfstmaand, V. Herfstmanoeuvres (mv.), V. Herfstweder en -weer, O. Hergeven, hergaf, hergaven, heeft hergeven. Herhaaldelijk. Herhalen, herhaalde, heeft herhaald. Herhaling, V., herhalingen. Herhalingsonderwijs, O. Herhalingsschool, V., -scholen. Herijk, M. Herijken, herijkte, heeft herijkt. Herinneren, herinnerde, heeft herinnerd. Herinnering, V., herinneringen. Herinneringsvermogen, O. Herkauwen, herkauwde, heeft herkauwd. Herkauwer, M., herkauwers. Herkennen, herkende, heeft herkend. Herkenning, V., herkenningen. Herkenningsteeken, O., -teekenen. Herkeuren, herkeurde, heeft herkeurd. Herkeuring, V., herkeuringen. Herkiesbaar, -bare. Herkiesbaarheid, V. Herkiezen, herkoos, herkozen, heeft herkozen. Herkiezing, V., herkiezingen. Herkomen, O. Herkomst, V. Herkomstig. Herkoop, M. Herkrijgen, herkreeg, herkregen, heeft herkregen. Herkrijging, V. Herleiden, herleidde, heeft herleid. Herleiding, V., herleidingen. Herleven, herleefde, is herleefd. Herleving, V. Herlezen, herlas, herlazen, heeft herlezen. Herlezing, V., herlezingen. Hermelijn (dier), M., hermelijnen; (bont), O. Hermelijnen (bnw.). Hermeting, V., hermetingen. Hermetisch. Hermitage, V., hermitages. Hermoes, V. Hernemen, hernam, hernamen, heeft hernomen. Hernhutter, M., Hernhutters. Hernieuwen, hernieuwde, heeft hernieuwd. Hernieuwing, V., hernieuwingen. Heroën. Zie Heros. Heroïek, heroïeker, heroïekst. Heroïsme, O. Heropenen, heropende, heeft heropend. Heropening, V. Heros, M., heroën. Heroveren, heroverde, heeft heroverd. Herovering, V., heroveringen. Herplaatsen, herplaatste, heeft herplaatst. Herplaatsing, V. Herrie, V. Herrijzen, herrees, herrezen, is herrezen. Herrijzenis, V. Herrijzing, V. Herroepbaar, -bare. Herroepbaarheid, V. Herroepen, herriep, heeft herroepen. Herroeping, V., herroepingen. Herschatten, herschatte, heeft herschat. Herschatting, V., herschattingen. Herscheppen, (van gedaante doen veranderen), herschiep, heeft herschapen. Herschepper, M., herscheppers. Herschepping, V., herscheppingen. Hersenen en Hersens, ook Harsenen en Harsens (mv.), V. Hersenloos, -looze. Hersenontsteking, V., -ontstekingen. Hersenschim, V., -schimmen. Hersenschimmig, -schimmiger, -schimmigst. Hersenschudding, V., -schuddingen. Hersenverweeking, V., -verweekingen. Hersenvlies, O., -vliezen. Hersenziekte, V., -ziekten. Hersmeden, hersmeedde, heeft hersmeed. Herstel, O. Herstelbaar, -bare. Herstellen, herstelde, heeft en is hersteld. Hersteller, M., herstellers. Herstelling, V., herstellingen. Herstellingsoord, V., -oorden. Herstellingsteeken, O., -teekens. Herstemming, V., herstemmingen. Hert, O., herten. Hertje, O., -jes. Hertebeest, O., -beesten. Hertebout, M., -bouten. Hertekop, M., -koppen. Hertenjacht, V., -jachten. Hertenkamp, M., -kampen. Hertevleesch en Hertenvleesch, O. Hertog, M., hertogen. Hertogdom, O., hertogdommen. Hertogelijk. Hertogin, V., hertoginnen. Hertrouwen, hertrouwde, heeft en is hertrouwd. Hertshoorn en Hertshoren (voorwerp), M.; als stofnaam, O. Hertsleder en -leer, O. Hertslederen en -leeren (bnw.). Hervatten, hervatte, heeft hervat. Hervatting, V. Hervinden, hervond, heeft hervonden. Hervormd. Hervormde, M. en V., Hervormden. Hervormen, hervormde, heeft hervormd. Hervormer, M., hervormers. Hervorming, V., hervormingen. Hervormingsdag, M. Hervormingsfeest, O., -feesten. Hervormingsgezind. Herwaarts. Herwinnen, herwon, herwonnen, heeft herwonnen. Herwinning, V., herwinningen. Herwissel, M., herwissels. Herzeggen, herzeide, heeft herzegd en herzeid. Herzegging, V. Herzien, herzag, herzagen, heeft herzien. Herziener, M., herzieners. Herziening, V., herzieningen. Hes (volksnaam), M., Hessen. Hes (kiel), V., hessen. Hesje, O., -jes. Hesp, V., hespen. Het. Heterodox, heterodoxe. Heterodoxie, V. Heterogeen, heterogene. Hette. Zie Hitte. Hetwelk. Hetzelfde. Hetzelve. Hetzij. Heug, V. (Tegen - en meug). Heugel, M., heugels. Heugen, heugde, heeft geheugd. Heugenis, V. Heuglijk, -lijker, -lijkst. Heuglijkheid, V. Heuker, M., heukers. Heul (slaapbol), M. Heul (hulp), O. Heul (houten bruggetje), V., heulen. Heultje, O., -jes. Heulen, heulde, heeft geheuld. Heulsap, O. Heulzaad, O. Heumig, heumiger, heumigst. Heup, V., heupen. Heupje, O., -jes. Heupbeen, O., -beenderen. Heupgewricht, O., -gewrichten. Heupziekte, V., -ziekten. Heuristisch. Heusch, heuscher, meest heusch. Heusch (bijw.). Heuschelijk. Heuschheid, V., -heden. Heuvel, M., heuvels en heuvelen. Heuveltje, O., -jes. Heuvelachtig, -achtiger, -achtigst. Heuvelig, heuveliger, heuveligst. Heuvelkling, V., -klingen. Heuveltop, M., -toppen. Hevel, M., hevels. Heveltje, O., -jes. Hevelbarometer, M., -meters. Hevig, heviger, hevigst. Hevigheid, V., -heden. Hexameter, M., hexameters. Hiaat (stooting van klinkers), M.; (gaping), O., hiaten. Hidalgo, M., hidalgo's. Hiel, M., hielen. Hieltje, O., -jes. Hielen, hielde, heeft gehield. Hieling, V., hielingen. Hielingsplaat, V., -platen. Hielingssteek, M., -steken. Hiep (verkorting van Hypochonder), bnw. Hier. Hieraan. Hierachter. Hieraf. Hiërarchie. Hiëratisch. Hierbeneden. Hierbenevens. Hierbij. Hierbinnen. Hierboven. Hierbuiten. Hierdoor. Hierheen. Hierin. Hierlangs. Hiermede. Hierna. Hiernaar. Hiernaast. Hiernamaals. Hiernevens. Hiëroglyphe en Hiëroglief, V., hiëroglyphen en hiërogliefen. Hierom. Hieromheen. Hieromtrent. Hieronder. Hierop. Hierover. Hiertegen. Hiertegenover. Hiertoe. Hiertusschen. Hieruit. Hiervan. Hiervoor. Hierzijn, O. Hij. Hijgen, hijgde, heeft gehijgd. Hijlikmaker, M., -makers. Hijs en Hijze, V., hijzen. Hijsje, O., -jes. Hijschblok, O., -blokken en -bloks. Hijschen, heesch, heschen, heeft geheschen. Hijschtoestel, O., -toestellen. Hijschtouw, O., -touwen. Hijze. Zie Hijs. Hik, M., hikken. Hikje, O., -jes. Hikken, hikte, heeft gehikt. Hinde, V., hinden. Hinder, M. Hinderen, hinderde, heeft gehinderd. Hinderlaag, V., -lagen. Hinderlijk, -lijker, -lijkst. Hindernis, V., hindernissen. Hinderpaal, M., -palen. Hinderwet, V. Hinkelbaan, V., -banen; -baantje, O., -jes. Hinkelen, hinkelde, heeft gehinkeld. Hinken, hinkte, heeft gehinkt. Hinkepink, M. en V., -pinken. Hinkepoot, M., -pooten. Hinniken, hinnikte, heeft gehinnikt. Hipocras, M. Hippelen, hippelde, heeft gehippeld. Hippen, hipte, heeft gehipt. Hippocreen, V. Hippopotamus, M., hippopotamussen. Histologie, V. Historie, V., historiën en histories. Historietje, O., -jes. Historiepenning, M., -penningen. Historieprent, V., -prenten. Historieschrijver, M., -schrijvers. Historiestuk, O., -stukken. Historisch. Hit, M., hitten. Hitje, O., -jes. Hitsen, hitste, heeft gehitst. Hitsigheid, V. Hitte en Hette, V. Hittenwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes. Ho. Hobbel, M., hobbels. Hobbeltje, O. -jes. Hobbelen, hobbelde, heeft gehobbeld. Hobbelig, hobbeliger, hobbeligst. Hobbelpaard, O., -paarden; -paardje, O., -jes. Hobbelstoel, M., -stoelen. Hobo, V., hobo's. Hoboïst, M., hoboïsten. Hoe. Hoed (hoofddeksel), M., hoeden. Hoedje, O., -jes. Hoed (maat), O. Hoedanig. Hoedanigheid, V., -heden. Hoede, V. Hoedebol, M., -bollen. Hoededoos, V., -doozen. Hoeden, hoedde, heeft gehoed. Hoedenfabriek, V., -fabrieken. Hoedenfabrikant, M., -fabrikanten. Hoedenmaakster, V., -maaksters. Hoedenmaker, M., -makers. Hoedenwinkel, M., -winkels. Hoedepen, V., -pennen. Hoeder, M., hoeders. Hoedster, V., hoedsters. Hoef (paardenhoef), M., hoeven. Hoefje, O., -jes. Hoef en Hoeve (hofstede), V., hoeven. Hoefje, O., -jes. Hoefbeslag, O. Hoefijzer, O., -ijzers. Hoefslag, M., -slagen. Hoefsmederij, V., -smederijen. Hoefsmid, M., -smeden. Hoefstal, M., -stallen. Hoegenaamd. Hoegrootheid, V. Hoek, M., hoeken. Hoekje, O., -jes. Hoeker, M., hoekers. Hoekhuis, O., -huizen. Hoekig, hoekiger, hoekigst. Hoekigheid, V. Hoekpunt, O., -punten. Hoekpuntslijn, V., -lijnen. Hoeksch. Hoeksche, M. en V., Hoekschen. Hoekschop, M., -schoppen. Hoeksteen, M., -steenen. Hoekswijze en -wijs. Hoektand, M., -tanden. Hoekzak, M., -zakken. Hoelang (Tot -). Hoen, O., hoenderen en hoenders. Hoentje, O., hoentjes en hoendertjes. Hoenderdief, M., -dieven. Hoenderdrek, M. Hoenderei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes. Hoenderhof, M. Hoenderhok, O., -hokken. Hoendermaag, V. Hoendermarkt, V., -markten. Hoendermelker, M., -melkers. Hoendermest, M. Hoenderpark, O., -parken. Hoep, M., hoepen. Hoepje, O., -jes. Hoepel, M., hoepels. Hoepeltje, O., -jes. Hoepelen, hoepelde, heeft gehoepeld. Hoepelrok, M., -rokken. Hoepelstok, M., -stokken. Hoer, V., hoeren. Hoertje, O., -jes. Hoera. Hoereerder, M., hoereerders. Hoereeren, hoereerde, heeft gehoereerd. Hoerekind, O., -kinderen. Hoerenhuis, O., -huizen. Hoerenjager, M., -jagers. Hoerenwaard, M., -waarden. Hoes, V., hoezen. Hoesje, O., -jes. Hoest, M. Hoestbui, V., -buien. Hoesten, hoestte, heeft gehoest. Hoetelaar, M., hoetelaars. Hoetelen, hoetelde, heeft gehoeteld. Hoeve. Zie Hoef. Hoeveel. Hoeveelheid, V., -heden. Hoeveelste. Hoeven, hoefde, heeft gehoefd. Hoevenaar, M., hoevenaars en hoevenaren. Hoever en Hoeverre. Hoewel. Hoezee. Hoezeer. Hof (tuin), M., hoven. Hof (vorstelijk verblijf), O., hoven. Hofbal, O., -bals. Hofcabaal, O., -cabalen. Hofcharge, V., -charges. Hofdame, V., -dames. Hoffelijk, -lijker, -lijkst. Hoffelijkheid, V., -heden. Hofhoorig. Hofhoorigheid, V. Hofhouding, V., -houdingen. Hofje, O., -jes. Hofjesjuffrouw, V., -juffrouwen. Hofkring, M., -kringen. Hofleverancier, M., -leveranciers. Hofmeester, M., -meesters. Hofphotograaf, M., -photografen. Hofprediker, M., -predikers. Hofrijtuig, O., -rijtuigen. Hofstad, V., -steden. Hofstede en Hofstee, V., -steden. Hofstoet, M. Hoggen, hogde, heeft gehogd. Hok, O., hokken. Hokje, O., -jes. Hokkeling, M. en V., hokkelingen. Hokken, hokte, heeft gehokt. Hokkerig, hokkeriger, hokkerigst. Hokkerigheid, V. Hokvast. Hol (het hollen), M. Hol (uitgeholde ruimte), O., holen. Holletje, O., -jes. Hol, holler, holst. Hola en Holla. Holderdebolder. Holheid, V. Holla. Zie Hola. Holland, O. Hollander (volksnaam), M., Hollanders. Hollander (maal- of roerbak), M., hollanders. Hollandsch. Hollandsch, O. Hollen, holde, heeft en is gehold. Holligheid, V., -heden. Holographisch. Holoogig. Holrond. Holsblok, O., -blokken. Holster, M., holsters. Holte, V., holten. Hom, V., hommen. Hommetje, O., -jes. Hombaars, M., -baarzen. Homiletiek, V. Hommel, V., hommels. Hommeltje, O., -jes. Hommeles. Hommer, M., hommers. Hommergat, O., -gaten. Homoeopaat, M., homoeopaten. Homoeopathie, V. Homoeopathisch. Homogeen, homogene. Homogeniteit, V. Homologatie, V., homologatiën en homologaties. Homologeeren, homologeerde, heeft gehomologeerd. Homoniem. Homoniem, O., homoniemen. Homp, V., hompen. Hompje, O., -jes. Hompelen, hompelde, heeft en is gehompeld. Hompelvoet, M. en V., -voeten. Hond, M., honden. Hondje, O., -jes. Hondefok, V., -fokken. Hondejong, O., -jongen. Hondekar, V., -karren; -karretje, O., -jes. Hondekot, O., -kotten. Hondenbaantje, O., -jes. Hondenbelasting, V. Hondenbrood, O. Hondendokter, M., -dokters. Hondenend, O., -enden. Hondenhaar, O. Hondenhok, O., -hokken. Hondenkost, M. Hondenleer, O. Hondenslager, M., -slagers. Hondententoonstelling, V., -stellingen. Hondenwacht, V. Hondenwagen, M., -wagens. Hondenweer, O. Hondenwerk, O. Hondenziekte, V. Hondenzweep, V., -zweepen. Honderd. Honderd, O., honderden. Honderdjarig. Honderdmaal. Honderdste. Honderdtal, O., -tallen. Honderdvoud, O. Honderdvoudig. Honderdwerf. Hondestaart, M., -staarten. Hondetong (plant), V. Hondevel, O., -vellen. Hondsch, hondscher, meest hondsch. Hondschheid, V. Hondsdagen (mv.), M. Hondsdolheid, V. Hondsdraf (plant), V. Hondsgesternte en -gestarnte, O. Hondskop, M., -koppen. Hondsster en -star, V. Hondsvot, M., -votten. Hongaar, M., Hongaren. Hongaarsch. Hongaarsch, O. Hongarije, O. Honger, M. Hongeren, hongerde, heeft gehongerd. Hongerig, hongeriger, hongerigst. Hongerkuur, V., -kuren. Hongerlijder, M., -lijders. Hongersnood, M. Honig en Honing, M. Honigachtig en Honingachtig, -achtiger, -achtigst. Honigbij en Honingbij, V., -bijen. Honigdauw en Honingdauw, M. Honigraat en Honingraat, V., -raten. Honigzeem en Honingzeem, O. Honigzoet en Honingzoet. Honk, O. Honken, honkte, heeft gehonkt. Honnig, honniger, honnigst. Honorabel, honorabeler, honorabelst. Honorair. Honorarium, O., honoraria. Honoreeren, honoreerde, heeft gehonoreerd. Hoofd, O., hoofden. Hoofdje, O., -jes. Hoofdadministratie, V. Hoofdambtenaar, M., -ambtenaren en -ambtenaars. Hoofdartikel, O., -artikelen. Hoofdas, V., -assen. Hoofdbewerker, M., -bewerkers. Hoofdbreken, O. Hoofddeksel, O., -deksels. Hoofddoek, M., -doeken. Hoofddoel, O. Hoofdelijk. Hoofdeloos, -looze. Hoofdeneinde, O. Hoofdenschool, V., -scholen. Hoofdgebouw, O., -gebouwen. Hoofdhaar, O. Hoofdig, hoofdiger, hoofdigst. Hoofdigheid, V. Hoofdingeland, M., -ingelanden. Hoofdingenieur, M., -ingenieurs. Hoofdinhoud, M. Hoofdinspecteur, M., -inspecteurs. Hoofdkaas, V., -kazen; -kaasje, O., -jes. Hoofdkraan, V., -kranen. Hoofdkussen, O., -kussens. Hoofdkwartier, O., -kwartieren. Hoofdmaaltijd, M., -maaltijden. Hoofdmacht, V. Hoofdman, M., -mannen en -lieden. Hoofdofficier, M., -officieren. Hoofdonderwijzer, M., -onderwijzers. Hoofdopzichter, M., -opzichters. Hoofdpersoon, M. en V., -personen. Hoofdpijn, V., -pijnen. Hoofdplaats, V., -plaatsen. Hoofdredacteur, M., -redacteurs. Hoofdschudden, O. Hoofdschudding, V. Hoofdsom, V., -sommen. Hoofdstad, V., -steden. Hoofdvak, O., -vakken. Hoofdwacht, V. Hoofdwater, O., -wateren. Hoofdweg, M., -wegen. Hoofdzaak, V., -zaken. Hoofsch, hoofscher, meest hoofsch. Hoofschheid, V. Hoog, hooger, hoogst. Hoogaars, V., hoogaarzen. Hoogachtbaar, -bare. Hoogachten, achtte hoog, heeft hooggeacht. Hoogachting, V. Hoogaltaar, O., -altaren. Hoogambt, O., -ambten. Hoogbejaard. Hoogdag, M., -dagen. Hoogdienst, M., -diensten. Hoogdravend, -dravender, -dravendst. Hoogdravendheid, V. Hoogduitsch. Hoogduitsch, O. Hoogduitscher, M., -duitschers. Hoogeerwaard. Hoogelied, O. Hoogelijk en Hooglijk. Hoogen, hoogde, heeft gehoogd. Hoogepriester, M., -priesters. Hoogerhand, V. Hoogerhuis, O. Hoogerop. Hoogeschool, V., -scholen. Hooggaand. Hooggeacht. Hooggeboren. Hooggeel, -gele. Hooggeleerd. Hooggeplaatst. Hooggeschat, -geschatte. Hooghartig, -hartiger, -hartigst. Hooghartigheid, V. Hoogheemraad, M., -heemraden. Hoogheemraadschap, O., -schappen. Hoogheid, V., -heden. Hooging, V., hoogingen. Hooglander, M., -landers. Hoogleeraar, M., -leeraren en -leeraars. Hoogloopend. Hoogmis, V. Hoogmoed, M. Hoogmoedig, -moediger, -moedigst. Hoogmogend. Hoognoodig. Hoogoven, M., -ovens. Hoogrood, -roode. Hoogschatten, schatte hoog, heeft hooggeschat. Hoogschatter, M., -schatters. Hoogschatting, V. Hoogsel, O., hoogsels. Hoogst. Hoogstammig. Hoogte, V., hoogten. Hoogtetje, O., -jes. Hoogtelijn, V., -lijnen. Hoogtepunt, O., -punten. Hoogtijd, M., -tijden. Hoogverraad, O. Hoogvlieger, M., -vliegers. Hoogwaardige, O. Hoogwelgeboren. Hoogzuinig. Hooi, O. Hooiberg, M., -bergen. Hooiboter, V. Hooibouw, M. Hooien, hooide, heeft gehooid. Hooier, M., hooiers. Hooikist, V., -kisten; -kistje, O., -jes. Hooiland, O., -landen. Hooimaand, V. Hooimijt, V., -mijten. Hooischelf, V., -schelven. Hooischuur, V., -schuren. Hooivork, V., -vorken. Hooiwagen, M., -wagens. Hoon, M. Hoonen, hoonde, heeft gehoond. Hoonend, hoonender, hoonendst. Hoop (menigte), M., hoopen. Hoopje, O., -jes. Hoop en Hope (verwachting), V. Hoopen (opstapelen), hoopte, heeft gehoopt. Hoopsgewijze en -gewijs. Hoopvol, -volle. Hoorbaar, -bare. Hoorder, M., hoorders. Hoorderes, V., hoorderessen. Hooren, hoorde, heeft gehoord. Hoorn en Horen (als stofnaam), O.; (als voorwerp), M., hoornen, hoorns en horens. Hoorntje en horentje. O., -jes. Hoornachtig en Horenachtig, -achtiger, -achtigst. Hoornblazer, M., -blazers. Hoornen (bnw.). Hoorngeschal, O. Hoornist, M., hoornisten. Hoornsignaal, O., -signalen. Hoornvee, O. Hoos (waterhoos), V., hoozen. Hoos (kous), V., hozen. Hoosgat, O., -gaten. Hoosvat, O., -vaten. Hoovaardig, -vaardiger, -vaardigst. Hoovaardij, V. Hoozen, hoosde, heeft gehoosd. Hop (vogel), M., hoppen. Hop (plant), V. Hopeloos, -looze. Hopen (verwachten), hoopte, heeft gehoopt. Hopje, O., -jes. Hopman, M., -mans en -lieden. Hoppebloem, V., -bloemen. Hoppekorrel, V., -korrels. Hoppen, hopte, heeft gehopt. Hopperd, M. Hoppestaak, M., -staken. Hoppezak, M., -zakken. Hopsasa. Hor, V., horren. Horretje, O., -jes. Horde, V., horden. Hordenvlechter, M., -vlechters. Hordenwand, M., -wanden. Horen. Zie Hoorn. Horizon en Horizont, M., horizonten. Horizontaal, horizontale. Horlepijp, V., horlepijpen. Horloge, O., horloges. Horlogetje, O., -jes. Horlogeglas, O., -glazen. Horlogeketting, M., -kettingen. Horlogemaker, M., -makers. Horlogesleutel, M., -sleutels; -sleuteltje, O., -jes. Horlogestander, M., -standers. Horlogeveer, V., -veeren. Horlogewijzer, M., -wijzers. Horlogezakje, O., -zakjes. Horn, M., hornen. Horoscoop, M., horoscopen. Horrel, M., horrels. Horrelvoet (misvormde voet), M., -voeten. Horrelvoet (persoon), M. en V., -voeten. Horribel, horribeler, horribelst. Hort (stoot), M., horten. Hortje, O., -jes. Hort (Op de -), V. Horten, hortte, heeft gehort. Hortensia, V., hortensia's. Horzel, V., horzels en horzelen. Hospita, V., hospita's. Hospitaal, O., hospitalen. Hospitaaldienst, M., -diensten. Hospitaallinnen, O. Hospitaalsoldaat, M., -soldaten. Hossebossen, hosseboste, heeft gehossebost. Hossen, hoste, heeft gehost. Hostie, V., hostiën en hosties. Hot, V. Hotel, O., hotels. Hotelhouder, M., -houders. Hotsen, hotste, heeft gehotst. Hotten, hotte, heeft gehot. Hottentot, M., Hottentotten. Hottentotsch. Hou (bnw.). (Hou en getrouw). Houdbaar, -bare. Houden, hield, heeft gehouden. Houder, M., houders. Houding, V., houdingen. Houdster, V., houdsters. Houkind, O., -kinderen. Houpaard, O., -paarden. Houpaardje, O., -jes. Hout, O., houten. Houtje, O., -jes. Houtachtig, -achtiger, -achtigst. Houtazijn, M. Houtdeeg, O. Houtduif, V., -duiven. Houten (bnw.). Houterig, houteriger, houterigst. Houterigheid, V. Houtgravure, V., -gravures. Houthak, M. Houthakker, M., -hakkers. Houthandel, M. Houtig, houtiger, houtigst. Houting, M., houtingen. Houtkooper, M., -koopers. Houtluis, V., -luizen. Houtmarkt, V., -markten. Houtskool, V., -kolen. Houtskoolbriket, V., -briketten. Houtsnede en Houtsnee, V., -sneden, en -sneeën; -sneetje. O., -jes. Houtsnip, V., -snippen. Houtvester, M., -vesters. Houtvesterij, V. Houtwol, V. Houtzaagmolen, M., -molens. Houtzager, M., -zagers. Houvast, O., houvasten. Houw, M., houwen. Houwbijl, V., -bijlen. Houwblok, O., -blokken. Houwbosch, O., -bosschen. Houweel, O., houweelen. Houwen, hieuw, heeft gehouwen. Houwer, M., houwers. Houwertje, O., -jes. Houwhamer, M., -hamers. Houwitser, M., houwitsers. Houwitserbatterij, V., -batterijen. Houwmes, O., -messen. Hoveling, M., hovelingen. Hoven, hoofde, heeft gehoofd. Hovenier, M., hoveniers en hovenieren. Hovenieren, hovenierde, heeft gehovenierd. Hovenierskunst, V. Hoveniersmes, O., -messen. Hugenoot, M., Hugenoten. Hui, V. Hui (tusschenw.). Huichelaar, M., huichelaars en huichelaren. Huichelaarster, V., huichelaarsters. Huichelachtig, -achtiger, -achtigst. Huichelarij, V., huichelarijen. Huichelen, huichelde, heeft gehuicheld. Huid, V., huiden. Huidje, O., -jes. Huidenkooper, M., -koopers. Huidenmarkt, V., -markten. Huidig. Huidkleur, V. Huidklier, V., -klieren. Huiduitslag, M. Huidvetten, huidvette, heeft gehuidvet. Huidvetter, M., -vetters. Huidvetterij, V., -vetterijen. Huidziekte, V., -ziekten. Huif, V., huiven. Huifje, O., -jes. Huig, V., huigen. Huigje, O., -jes. Huik, V., huiken. Huikje, O., -jes. Huiken, huikte, heeft gehuikt. Huiker, M., huikers. Huilebalk (persoon), M. en V., -balken. Huilebalk (hoed), V., -balken. Huilebalken, huilebalkte, heeft gehuilebalkt. Huilen, huilde, heeft gehuild. Huilerig, huileriger, huilerigst. Huis, O., huizen. Huisje, O., -jes. Huisakte, V., -akten. Huisbaas, M., -bazen. Huisbakken. Huisbel, V., -bellen; -belletje, O., -jes. Huisdeur, V., -deuren. Huisdier, O., -dieren. Huisdokter, M., -dokters. Huiselijk en Huislijk, -lijker, -lijkst. Huiselijkheid en Huislijkheid, V. Huisgenoot, M., -genooten. Huisgenoote, V., -genooten. Huishoudboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Huishoudelijk, -lijker, -lijkst. Huishoudelijkheid, V. Huishouden, O., -houdens. Huishoudentje, O., -jes. Huishouden, hield huis, heeft huisgehouden. Huishouder, M., -houders. Huishoudgeld, O. Huishoudgroente, V., -groenten. Huishouding, V., -houdingen. Huishoudinkje, O., -jes. Huishoudkunde, V. Huishoudschool, V., -scholen. Huishoudster, V., -houdsters. Huishoudzeep, V. Huishuur, V., -huren. Huisjesmelker, M., -melkers. Huisjesslak, V., -slakken. Huiskamer, V., -kamers. Huisknecht, M., -knechts. Huismanskiesrecht, O. Huismiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes. Huismoeder, V., -moeders; -moedertje, O., -jes. Huisonderwijzer, M., -onderwijzers. Huisprelaat, M., -prelaten. Huisraad, O. Huisschilder, M., -schilders. Huissleutel, M., -sleutels. Huistiran, M., -tirannen. Huisvader, M., -vaders. Huisvesten, huisvestte, heeft gehuisvest. Huisvesting, V. Huisvrouw, V., -vrouwen. Huiswaarts. Huiszittend. Huiszittenhuis, O., -huizen. Huiszoeking, V., -zoekingen. Huiven, huifde, heeft gehuifd. Huiveren, huiverde, heeft gehuiverd. Huiverig, huiveriger, huiverigst. Huiverigheid, V. Huivering, V., huiveringen. Huiveringwekkend, -wekkender, -wekkendst. Huizen, huisde, heeft gehuisd. Huizing, V., huizingen. Hul, V., hullen. Hulletje, O., -jes. Hulde, V. Huldebetoon, O. Huldeblijk, O., -blijken. Hulden, huldde, heeft gehuld. Huldigen, huldigde, heeft gehuldigd. Huldiging, V., huldigingen. Huldigingseed, M. Hulk, V., hulken. Hulkje, O., -jes. Hullen, hulde, heeft gehuld. Hulp, V. Hulpbank, V., -banken. Hulpeloos, -loozer. Hulpeloosheid, V. Hulpkantoor, O., -kantoren. Hulplijn, V., -lijnen. Hulpmiddel, O., -middelen. Hulppersoneel, O. Hulpvaardig, -vaardiger, -vaardigst. Hulpvaardigheid, V. Huls en Hulze, V., hulzen. Hulsel, O., hulsels. Hulseltje, O., -jes. Hulst, M., hulsten. Hulze. Zie Huls. Hulzenbosch, O., -bosschen. Hum (tusschenw.). Humaan, humaner, humaanst. Humanisme, O. Humanist, M., humanisten. Humaniteit, V. Humeur, O., humeuren. Humeurtje, O., -jes. Hummen, humde, heeft gehumd. Humor, M. Humorist, M., humoristen. Humoristisch. Hun. Hunebed en Hunnebed, O., -bedden. Hunkeren, hunkerde, heeft gehunkerd. Hunkering, V., hunkeringen. Hunnebed. Zie Hunebed. Hunnent (Te -). Hunnenthalve. Hunnentwege. Hunnentwil (Om -). Huppelen, huppelde, heeft en is gehuppeld. Hupsch, hupscher, meest hupsch. Hupschheid, V. Huren, huurde, heeft gehuurd. Hurk, V., hurken. Hurken, hurkte, heeft gehurkt. Hut, V., hutten. Hutje, O., -jes. Hutjongen, M., -jongens. Hutkoffer, M., -koffers. Hutselen, hutselde, heeft gehutseld. Hutspot, V. Huur, V., huren. Huurceêl, V., -ceêlen. Huurcontract, O., -contracten. Huurder, M., huurders. Huurhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes. Huurkoetsier, M., -koetsiers. Huurling, M. en V., huurlingen. Huurpenningen (mv.), M. Huurprijs, M. Huurrijtuig, O., -rijtuigen. Huurwaarde, V., -waarden. Huwbaar, -bare. Huwelijk, O., huwelijken. Huwelijksaanzoek, O., -aanzoeken. Huwelijksbed, O. Huwelijksbericht, O., -berichten. Huwelijksbootje, O. Huwelijksch. Huwelijkscontract, O., -contracten. Huwelijksgeluk, O. Huwelijksgift, V., -giften. Huwelijksgoed, O. Huwelijksleven, O. Huwelijksliefde, V. Huwelijksplicht, M., -plichten. Huwelijksreis, V., -reizen; -reisje, O., -jes. Huwelijkstrouw, V. Huwelijksvoltrekking, V., -voltrekkingen. Huwelijksvoorwaarde, V., -voorwaarden. Huwelijkszegen, M. Huwen, huwde, heeft en is gehuwd. Huzaar, M., huzaren. Huzarenmantel, M., -mantels. Huzarensla, V. Hyacint (edelgesteente), M., hyacinten; (als stofnaam), O. Hyacint (bloem), V., hyacinten. Hybridisch. Hydra, V. Hydraulica, V. Hydraulisch. Hydrographisch. Hyena, V., hyena's. Hygiëne, V. Hymne, V., hymnen. Hyperbolisch. Hyperbool, V., hyperbolen. Hypochonder. Hypochondrie, V. Hypotenusa, V., hypotenusa's. Hypotheek, V., hypotheken. Hypotheekbank, V., -banken. Hypotheekbewaarder, M., -bewaarders. Hypothese, V., hypothesen. Hypothetisch. Hysop, V. Hysterie, V. Hysterisch. I I, V., i's. Ibis, M., ibissen. Ideaal, O., idealen. Ideaal (bnw.). Idealiseeren, idealiseerde, heeft geïdealiseerd. Idee, V. en O., ideeën. Ideetje, O., -jes. Identiek. Identiteit, V. Idioma, O. Idiomatisch. Idioom, O., idiomen. Idioot, M., idioten. Idiotisme, O., idiotismen. Idolaat. Idylle, V., idyllen. Idyllisch. Ieder. Iedereen. Iegelijk. Iemand. Iep, enz. Zie IJp, enz. Ier, M., Ieren. Iersch. Iersch, O. Iets. Ietwat. Iezegrim, M. Ignoreeren, ignoreerde, heeft geïgnoreerd. IJdel, ijdeler, ijdelst. IJdelheid, V., -heden. IJdeltuit, V., -tuiten. IJdeltuitje, O., -jes. IJdeltuiterij, V. IJf, M., ijven. IJk, M. IJken, ijkte, heeft geijkt. IJker, M., ijkers. IJkerspost, M., -posten; -postje, O., -jes. IJkhamer, M., -hamers. IJkhuisje, O., -jes. IJkijzer, O.; -ijzers. IJking, V., ijkingen. IJkkantoor, O., -kantoren. IJkmaat, V., -maten. IJkmeester, M., -meesters. IJkplaats, V., -plaatsen. IJkwezen, O. IJl, V. (In aller -). IJl, ijler, ijlst. IJlen (spoeden), ijlde, heeft en is geijld. IJlen (in de koorts), ijlde, heeft geijld. IJlgoed, O., -goederen. IJlheid, V. IJlhoofdig, -hoofdiger -hoofdigst. IJlhoofdigheid, V. IJlings. IJp (en Iep), M., ijpen (iepen). IJpeboom (en Iepeboom), M., -boomen. IJpelaar (en Iepelaar), M., ijpelaars (iepelaars). IJpeloof en IJpenloof (en Iepeloof, Iepenloof), O. IJpen (en Iepen) (bnw.). IJpenbosch (en Iepenbosch), O., -bosschen. IJpenlaan (en Iepenlaan), V., -lanen. IJs, O. IJsbaan, V., -banen. IJsbeer, M., -beren. IJsbreker, M., -brekers. IJsclub, V., -clubs. IJselijk, -lijker, -lijkst. IJselijkheid, V., -heden. IJsgang, M. IJskast, V., -kasten. IJskegel, M., -kegels. IJskelder, M., -kelders. IJskist, V., -kisten. IJskoud. IJsploeg, M., -ploegen. IJsschol, V., -schollen. IJsschots, V., -schotsen. IJsvermaak, O., -vermaken. IJswater, O. IJszak, M., -zakken. IJver, M. IJveraar, M., ijveraren en ijveraars. IJveren, ijverde, heeft geijverd. IJverig, ijveriger, ijverigst. IJverzucht, V. IJverzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst. IJzel, M. IJzelen, ijzelde, heeft geijzeld. IJzen, ijsde, heeft geijsd. IJzer, O., ijzers. IJzertje, O., -jes. IJzerachtig, -achtiger, -achtigst. IJzerdraad, O. IJzeren (bnw.). IJzererts, O. IJzergieterij, V., -gieterijen. IJzerglans, O. IJzerhard. IJzerhout, O. IJzerhouten (bnw.). IJzeroxyde, O. IJzerroest, O. IJzersmelterij, V., -smelterijen. IJzersterk. IJzervitriool, O. IJzervreter, M., -vreters. IJzerwaren (mv.), V. IJzerwinkel, M., -winkels. IJzig, ijziger, ijzigst. IJzigheid, V. IJzingwekkend, -wekkender, -wekkendst. Ik. Ikheid, V. Ikker, M., ikkers. Ilias, V., Iliaden. Illiberaal, illiberaler, illiberaalst. Illiberaliteit, V. Illuminatie, V., illuminatiën en illuminaties. Illumineeren, illumineerde, heeft geïllumineerd. Illusie, V., illusiën en illusies. Illustratie, V., illustratiën en illustraties. Illustreeren, illustreerde, heeft geïllustreerd. Imker, M., imkers. Immer. Immermeer. Immers. Immigrant, M., immigranten. Immigratie, V. Immoraliteit, V. Immoreel, immoreeler, immoreelst. Imperatief en Imperativus, M., imperatieven. Imperiaal, V., imperialen. Imperialisme, O. Impertinent, impertinenter, impertinentst. Impertinentie, V., impertinentiën en impertinenties. Imponeeren, imponeerde, heeft geïmponeerd. Important, importanter, importantst. Importantie, V. Imposant, imposanter, imposantst. Impost, M., imposten. Impressie, V., impressies. Impressionnisme, O. Improductief, improductiever, improductiefst. Impromptu, O., impromptu's. Improvisatie, V., improvisatiën en improvisaties. Improvisator, M., improvisators en improvisatoren. Improviseeren, improviseerde, heeft geïmproviseerd. In. Inachtneming, V. Inademen, ademde in, heeft ingeademd. Inademing, V., -ademingen. Inauguratie, V., inauguratiën en inauguraties. Inaugureel, inaugureele. Inaugureeren, inaugureerde, heeft geïnaugureerd. Inbakeren, bakerde in, heeft ingebakerd. Inbeelden (zich -), beeldde (zich) in, heeft (zich) ingebeeld. Inbeelding, V., -beeldingen. Inbegrip, O. Inbeslagneming. V., -nemingen. Inbewaringhouding, V. Inbewaringneming, V. Inbezitneming, V., -nemingen. Inbezitstelling, V. Inbijten, beet in, beten in, heeft ingebeten. Inbijten (bijt hakken), bijtte in, heeft ingebijt. Inbinden, bond in, heeft ingebonden. Inblazen, blies in, bliezen in, heeft ingeblazen. Inblazer, M., -blazers. Inblazing, V., -blazingen. Inblijven, bleef in, bleven in, is ingebleven. Inboedel en Inboel, M., -boedels en -boelen. Inboedeltje (inboeltje), O., -jes. Inboeken, boekte in, heeft ingeboekt. Inboezemen, boezemde in, heeft ingeboezemd. Inboezeming, V., -boezemingen. Inboorling, M. en V., -boorlingen. V. ook inboorlinge. Inborst, V. Inbraak, V. Inbranden, brandde in, heeft en is ingebrand. Inbreien, breide in, heeft ingebreid. Inbreken, brak in, braken in, heeft ingebroken. Inbreker, M., -brekers. Inbreng, M. Inbrengen, bracht in, heeft ingebracht. Inbrenger, M., -brengers. Inbrengst, V., -brengsten. Inbreuk, V. Inbrokkelen, brokkelde in, heeft ingebrokkeld. Inbuigen, boog in, bogen in, heeft en is ingebogen. Inbuiging, V. Incarnatie, V. Incasseeren, incasseerde, heeft geïncasseerd. Incasseering, V., incasseeringen. Incident, O., incidenten. Incidenteel. Inclinatie, V., inclinatiën en inclinaties. Inclineeren, inclineerde, heeft geïnclineerd. Incluis. Incognito, O. Incommodeeren, incommodeerde, heeft geïncommodeerd. Incompatibel. Incompatibiliteit, V., incompatibiliteiten. Incompetent. Incompetentie, V., incompetentiën en incompetenties. Incompleet, incompleter, incompleetst. Inconsequent, inconsequenter, inconsequentst. Inconsequentie, V., inconsequentiën en inconsequenties. Inconstitutioneel, inconstitutioneele. Inconveniënt, O., inconveniënten. Incunabel, M., incunabelen. Indachtig. Indagen, daagde in, heeft ingedaagd. Indaging, V., -dagingen. Indammen, damde in, heeft ingedamd. Indamming, V., -dammingen. Indecent, indecenter, indecentst. Indecentie, V., indecentiën en indecenties. Indeelen, deelde in, heeft ingedeeld. Indelven, dolf in, dolven in, heeft ingedolven. Indemniteit, V., indemniteiten. Indenken, dacht in, heeft ingedacht. Inderdaad. Inderhaast. Indertijd. Indeuken, deukte in, is ingedeukt. Index, M., indices. Indiaan, M., Indianen. Indiaansch. Indicatief en Indicativus, M., indicatieven. Indictie, V., indictiën. Indië, O., Indiën. Indien. Indienen, diende in, heeft ingediend. Indiening, V. Indiër, M., Indiërs. Indigestie, V. Indigo, V. Indijken, dijkte in, heeft ingedijkt. Indijking, V., -dijkingen. Indirect. Indisch. Indiscreet, indiscreter, indiscreetst. Indiscretie, V., indiscreties. Individu, O., individuen en individu's. Individualisme, O. Individualiteit, V. Individueel, individueele. Indo, M., Indo's. Indo-germaansch. Indolent, indolenter, indolentst. Indolentie, V. Indoloog, M., Indologen. Indommelen, dommelde in, is ingedommeld. Indompeling, V., -dompelingen. Indoopen, doopte in, heeft ingedoopt. Indooping, V., -doopingen. Indraaien, draaide in, heeft en is ingedraaid. Indragen, droeg in, heeft ingedragen. Indraven, draafde in, is ingedraafd. Indrijven, dreef in, dreven in, heeft en is ingedreven. Indringen, drong in, heeft en is ingedrongen. Indringend, -dringender, -dringendst. Indringendheid, V. Indringer, M., -dringers. Indrinken, dronk in, heeft ingedronken. Indrogen, droogde in, is ingedroogd. Indroging, V. Indroog, -droge. Indruischen, druischte in, heeft en is ingedruischt. Indruk, M., -drukken. Indrukken, drukte in, heeft ingedrukt. Indruksel, O., -druksels en -drukselen. Indrukseltje, O., -jes. Indruppelen, druppelde in, is ingedruppeld. Inductie, V., inducties en inductiën. Inductiestroom, M., -stroomen. Induiken, dook in, doken in, heeft en is ingedoken. Indulgentie, V., indulgentiën. Industrie, V., industrieën. Industrieel, industrieele. Industrieel, M., industrieelen. Industrieschool, V., -scholen. Indutten, dutte in, is ingedut. Induwen, duwde in, heeft ingeduwd. Ineen. Ineendraaien, draaide ineen, heeft ineengedraaid. Ineenfrommelen, frommelde ineen, heeft ineengefrommeld. Ineenkrimpen, kromp ineen, is ineengekrompen. Ineenkrimping, V. Ineenloopen, liep ineen, is ineengeloopen. Ineenrollen, rolde ineen, heeft ineengerold. Ineenschakelen, schakelde ineen, heeft ineengeschakeld. Ineenschakeling, V. Ineenschakelingscommissie, V. Ineenschuiven, schoof ineen, schoven ineen, heeft ineengeschoven. Ineenslaan, sloeg ineen, heeft ineengeslagen. Ineensluiten, sloot ineen, sloten ineen, heeft ineengesloten. Ineensmelten, smolt ineen, heeft ineengesmolten. Ineenstorten, stortte ineen, is ineengestort. Ineenstorting, V. Ineenvloeien, vloeide ineen, is ineengevloeid. Ineenvoegen, voegde ineen, heeft ineengevoegd. Ineenvoeging, V., -voegingen. Ineenzetten, zette ineen, heeft ineengezet. Ineenzetting, V. Ineenzinken, zonk ineen, is ineengezonken. Inenten, entte in, heeft ingeënt. Inenting, V., -entingen. Infaam, infamer, infaamst. Infamie, V. Infanterie, V. Infanteriekazerne, V., -kazernen. Infanterist, M., infanteristen. Inferieur. Inferieur, M., inferieuren. Infirmerie, V., infirmerieën. Influenza, V. Influenzalijder, M., -lijders. Influisteren, fluisterde in, heeft ingefluisterd. Informatie, V., informatiën en informaties. Informatiebureau, O., -bureau's. Informeeren, informeerde, heeft geïnformeerd. Infusiediertje, O., -jes. Ingaan, gaat in, ging in, is en heeft ingegaan. Ingang, M., -gangen. Ingebeeld, -gebeelder, -gebeeldst. Ingeboren. Ingeërfde, M. en V., -geërfden. Ingeland en Ingelande, M., -gelanden. Ingelande, V., -gelanden. Ingenieur, M., ingenieurs. Ingenieursplaats, V., -plaatsen. Ingenieus, ingenieuzer. Ingenomen, -genomener, -genomenst. Ingenomenheid, V. Ingeschapen. Ingesloten. Ingetogen, -getogener, -getogenst. Ingetogenheid, V. Ingeval (voegw.). Ingeven, gaf in, gaven in, heeft ingegeven. Ingeving, V., -gevingen. Ingevolge. Ingewand, O., -gewanden. Ingewandskwaal, V., -kwalen. Ingewandsworm, M., -wormen. Ingewandsziekte, V., -ziekten. Ingewikkeld, -gewikkelder, -gewikkeldst. Ingewikkeldheid, V. Ingeworteld. Ingezetene, M. en V., -gezetenen. Ingieten, goot in, goten in, heeft ingegoten. Inglijden, gleed in, gleden in, is ingegleden. Inglippen, glipte in, is ingeglipt. Ingoed. Ingooien, gooide in, heeft ingegooid. Ingraven, groef in, groeven in, heeft ingegraven. Ingrediënt, O., ingrediënten. Ingrijpen, greep in, grepen in, heeft ingegrepen. Ingrijping, V., -grijpingen. Ingroeien, groeide in, is ingegroeid. Ingroeven, groefde in, heeft ingegroefd. Inhaerent. Inhakken, hakte in, heeft ingehakt. Inhalatie, V., inhalatiën en inhalaties. Inhalatietoestel, O., -toestellen; -toestelletje, O., -jes. Inhaleeren, inhaleerde, heeft geïnhaleerd. Inhalen, haalde in, heeft ingehaald. Inhalig, -haliger, -haligst. Inhaligheid, V. Inhaling, V., -halingen. Inham, M., -hammen. Inhebben, heeft in, had in, hadden in, heeft ingehad. Inhechtenisneming, V., -nemingen. Inheemsch. Inheien, heide in, heeft ingeheid. Inhijschen, heesch in, heschen in, heeft ingeheschen. Inhoud, M., -houden. Inhouden, hield in, heeft ingehouden. Inhoudsmaat, V., -maten. Inhoudsopgave, V., -opgaven. Inhout, O., -houten. Inhouwen, hieuw in, heeft ingehouwen. Inhuldigen, huldigde in, heeft ingehuldigd. Inhuldiging, V., -huldigingen. Inhuldigingsfeest, O., -feesten. Inhumaan, inhumaner, inhumaanst. Inhuren, huurde in, heeft ingehuurd. Inhuring, V., -huringen. Initiale, V., initialen. Initiatief, O., initiatieven. Injagen, jaagde in, heeft ingejaagd; ook joeg in. Injectie, V., injecties. Ink, M., inken. Inkalven, kalfde in, is ingekalfd. Inkankeren, kankerde in, is ingekankerd. Inkankering, V. Inkarnaat, O. Inkarnaten (bnw.). Inkeep, V., -kepen. Inkeer, M. Inkeeren, keerde in, is ingekeerd. Inkelderen, kelderde in, heeft ingekelderd. Inkepen, keepte in, heeft ingekeept. Inkeping, V., -kepingen. Inkerven, korf in, korven in, heeft en is ingekorven. Inkerving, V., -kervingen. Inkiezen, koos in, kozen in, heeft ingekozen. Inkijk, M. Inkijkje, O., -jes. Inkijken, keek in, keken in, heeft ingekeken. Inklaren, klaarde in, heeft ingeklaard. Inklaring, V., -klaringen. Inklauteren, klauterde in, is ingeklauterd. Inkleeden, kleedde in, heeft ingekleed. Inkleeding, V., -kleedingen. Inklemmen, klemde in, heeft ingeklemd. Inklimmen, klom in, klommen in, is ingeklommen. Inklinken (inslaan), klonk in, heeft ingeklonken. Inklinken (inkrimpen), klonk in, is ingeklonken. Inkloppen, klopte in, heeft en is ingeklopt. Inkoken, kookte in, heeft en is ingekookt. Inkomeling, M. en V., -komelingen. V. ook inkomelinge. Inkomen, komt in, kwam in, kwamen in, is ingekomen. Inkomen, O. Inkomst, V., -komsten. Inkomstje, O., -jes. Inkomstenbelasting, V., -belastingen. Inkoop, M., -koopen. Inkoopboek, O., -boeken. Inkoopen, kocht in, heeft ingekocht. Inkooprekening, V., -rekeningen. Inkoopsprijs, M., -prijzen. Inkorten, kortte in, heeft ingekort. Inkorting, V., -kortingen. Inkoud. Inkrijgen, kreeg in, kregen in, heeft ingekregen. Inkrimpen, kromp in, heeft en is ingekrompen. Inkrimping, V., inkrimpingen. Inkruipen, kroop in, kropen in, is ingekropen. Inkruipsel, O., inkruipsels. Inkt, M., inkten. Inkten, inkte, heeft geïnkt. Inktflesch, V., -flesschen; -fleschje, O., -jes. Inktkoker, M., -kokers; -kokertje, O., -jes. Inktlap, M., -lappen; -lapje, O., -jes. Inktpotlood, O., -potlooden. Inktrol, V., -rollen. Inktstel, O., -stellen. Inkttafel, V., -tafels. Inktvat, O., -vaten. Inktvisch, M., -visschen. Inktvlek, V., -vlekken. Inktwrijver, M., -wrijvers. Inkuipen, kuipte in, heeft ingekuipt. Inkwartieren, kwartierde in, heeft ingekwartierd. Inkwartiering, V., inkwartieringen. Inkwartieringsbiljet, O., -biljetten. Inlaag, V., -lagen. Inladen, laadde in, heeft ingeladen. Inlander, M., -landers. Inlandsch. Inlasch, M., -lasschen. Inlasschen, laschte in, heeft ingelascht. Inlassching, V., -lasschingen. Inlaten, liet in, heeft ingelaten. Inlating, V. Inlaveeren, laveerde in, is ingelaveerd. Inleg, M. Inlegblad, O., -bladen. Inlegeren, legerde in, heeft ingelegerd. Inlegering, V., -legeringen. Inleggeld, O., -gelden. Inleggen, legde en leide in, heeft ingelegd en ingeleid. Inlegger, M., -leggers. Inlegkas, V., -kassen. Inleiden, leidde in, heeft ingeleid. Inleider, M., -leiders. Inleiding, V., -leidingen. Inlekken, lekte in, is ingelekt. Inleveren, leverde in, heeft ingeleverd. Inlevering, V. Inlichten, lichtte in, heeft ingelicht. Inlichting, V., -lichtingen. Inliggen, lag in, lagen in, heeft ingelegen. Inliggend. Inlijmen, lijmde in, heeft ingelijmd. Inlijsten, lijstte in, heeft ingelijst. Inlijven, lijfde in, heeft ingelijfd. Inlijving, V., inlijvingen. Inlijvingsdecreet, O., -decreten. Inloodsen, loodste in, heeft ingeloodst. Inloop, M. Inloopen, liep in, heeft en is ingeloopen. Inlossen, loste in, heeft ingelost. Inlossing, V., inlossingen. Inluiden en Inluien, luidde en luide in, heeft ingeluid. Inluiding, V. Inmaak, V. en M. Inmaakbus, V., -bussen. Inmaakgroente, V., -groenten. Inmaakkruiden (mv.), O. Inmaaktijd, M. Inmaken, maakte in, heeft ingemaakt. Inmaker, M., -makers. Inmaking, V. Inmengen, mengde in, heeft ingemengd. Inmenging, V., inmengingen. Inmeten, mat in, maten in, heeft ingemeten. Inmetselen, metselde in, heeft ingemetseld. Inmiddels. Innaaien, naaide in, heeft ingenaaid. Innagelen, nagelde in, heeft ingenageld. Innemen, nam in, namen in, heeft ingenomen. Innemend, -nemender, -nemendst. Innemendheid, V. Innemer, M., -nemers. Inneming, V. Innen, inde, heeft geïnd. Innerlijk. Innig, inniger, innigst. Innigheid, V. Inning, V., inningen. Innovatie, V., innovaties. Inoogsten, oogstte in, heeft ingeoogst. Inoogsting, V., inoogstingen. Inpakken, pakte in, heeft ingepakt. Inpalmen, palmde in, heeft ingepalmd. Inpandgeving, V., inpandgevingen. Inpennen, pende in, heeft ingepend. Inpeperen, peperde in, heeft ingepeperd. Inpersen, perste in, heeft ingeperst. Inpikken, pikte in, heeft ingepikt. Inplanten, plantte in, heeft ingeplant. Inplanting, V., -plantingen. Inploegen, ploegde in, heeft ingeploegd. Inploffen, plofte in, is ingeploft. Inplukken, plukte in, heeft ingeplukt. Inpolderen, polderde in, heeft ingepolderd. Inpoldering, V., inpolderingen. Inpompen, pompte in, heeft ingepompt. Inpreeken, preekte in, heeft ingepreekt. Inprenten, prentte in, heeft ingeprent. Inprenting, V., -prentingen. Inprikken, prikte in, heeft ingeprikt. Inproppen, propte in, heeft ingepropt. Inquisiteur, M., inquisiteurs. Inquisitie, V. Inregenen, regende in, heeft ingeregend. Inrekenen, rekende in, heeft ingerekend. Inrekening, V. Inrennen, rende in, heeft en is ingerend. Inrichten, richtte in, heeft ingericht. Inrichter, M., -richters. Inrichting, V., -richtingen. Inrijden, reed in, reden in, heeft en is ingereden. Inrijgen, reeg in, regen in, heeft ingeregen. Inrijging, V., -rijgingen. Inrit, M. Inroeien, roeide in, heeft en is ingeroeid. Inroepen, riep in, heeft ingeroepen. Inroeping, V. Inroesten, roestte in, is ingeroest. Inrollen, rolde in, heeft en is ingerold. Inruilen, ruilde in, heeft ingeruild. Inruiling, V., -ruilingen. Inruimen, ruimde in, heeft ingeruimd. Inruiming, V., -ruimingen. Inrukken, rukte in, heeft en is ingerukt. Inschakelen, schakelde in, heeft ingeschakeld. Inschenken, schonk in, heeft ingeschonken. Inschepen, scheepte in, heeft ingescheept. Inscheping, V. Inscheppen (van de Godheid), schiep in, heeft ingeschapen. Inscherpen, scherpte in, heeft ingescherpt. Inscherping, V. Inscheuren, scheurde in, heeft en is ingescheurd. Inscheuring, V., inscheuringen. Inscheurinkje, O., -jes. Inschieten, schoot in, schoten in, heeft en is ingeschoten. Inschikkelijk, -lijker, -lijkst. Inschikkelijkheid, V., -heden. Inschikken, schikte in, is en heeft ingeschikt. Inschoppen, schopte in, heeft ingeschopt. Inschrift, O., inschriften. Inschriftje, O., -jes. Inschrijven, schreef in, schreven in, heeft ingeschreven. Inschrijver, M., inschrijvers. Inschrijving, V., inschrijvingen. Inschrijvingsbiljet, O., -biljetten. Inschroeven, schroefde in, heeft ingeschroefd. Inschrokken, schrokte in, heeft ingeschrokt. Inschuifsel, O., inschuifsels. Inschuiftafel, V., -tafels. Inschuiven, schoof in, schoven in, heeft ingeschoven. Inschuiving, V., inschuivingen. Inschuld, V., inschulden. Inschuldenaar, M., inschuldenaars. Inscriptie, V., inscripties en inscriptiën. Insect, O., insecten. Insectje, O., -jes. Insectendoos, V., -doozen. Insecteneter, M., -eters. Insectenpoeder, O. Insgelijks. Insigne, O., insignes. Insinuatie, V., insinuatiën en insinuaties. Insinueeren, insinueerde, heeft geïnsinueerd. Insisteeren, insisteerde, heeft geïnsisteerd. Inslaan, slaat in, sloeg in, heeft en is ingeslagen. Inslag, M., inslagen. Inslager, M., inslagers. Inslapen, sliep in, heeft ingeslapen. Inslikken, slikte in, heeft ingeslikt. Inslobberen, slobberde in, heeft ingeslobberd. Inslokken, slokte in, heeft ingeslokt. Inslorpen en Inslurpen, slorpte (slurpte) in, heeft ingeslorpt (ingeslurpt). Insluimeren, sluimerde in, is ingesluimerd. Insluipen, sloop in, slopen in, is ingeslopen. Insluiten, sloot in, sloten in, heeft ingesloten. Insluiting, V., -sluitingen. Insluitingsteeken, O., -teekens. Inslurpen. Zie Inslorpen. Insmelten, smolt in, heeft en is ingesmolten. Insmeren, smeerde in, heeft ingesmeerd. Insmijten, smeet in, smeten in, heeft ingesmeten. Insnijden, sneed in, sneden in, heeft ingesneden. Insnijding, V., -snijdingen. Insnuiven, snoof in, snoven in, heeft ingesnoven. Insolent, insolenter, insolentst. Insolentie, V., insolentiën en insolenties. Insolvent. Insolventverklaring, V. Inspannen, spande in, heeft ingespannen. Inspanning, V., -spanningen. Inspecteeren, inspecteerde, heeft geïnspecteerd. Inspecteur, M., inspecteuren en inspecteurs. Inspectie, V., inspectiën en inspecties. Inspectiereis, V., -reizen. Inspijkeren, spijkerde in, heeft ingespijkerd. Inspiratie, V., inspiraties. Inspireeren, inspireerde, heeft geïnspireerd. Inspit, O. Inspitten, spitte in, heeft ingespit. Inspraak, V. Inspreken, sprak in, spraken in, heeft ingesproken. Inspringen, sprong in, is ingesprongen. Inspuiten, spoot in, spoten in, heeft ingespoten. Inspuiting, V., -spuitingen. Instaan, staat in, stond in, heeft ingestaan. Instal, M., -stallen. Installatie, V., installatiën en installaties. Installeeren, installeerde, heeft geïnstalleerd. Installig. Instampen, stampte in, heeft ingestampt. Instamping, V., -stampingen. Instandhouding, V. Instantané, O., instantané's. Instantelijk. Instantie, V., instantiën en instanties. Instappen, stapte in, is ingestapt. Insteekhaard, M., -haarden. Insteekkamer, V., -kamers. Insteken, stak in, staken in, heeft ingestoken. Insteking, V., -stekingen. Instellen, stelde in, heeft ingesteld. Insteller, M., -stellers. Instelling, V., -stellingen. Instemmen, stemde in, heeft ingestemd. Instemming, V. Instevenen, stevende in, is ingestevend. Instigatie, V. Instijgen, steeg in, stegen in, is ingestegen. Instinct, O. Instinctmatig. Instippen, stipte in, heeft ingestipt. Instituteur, M., instituteuren en instituteurs. Institutrice, V., institutrices. Instituut, O., instituten. Instoomen, stoomde in, is ingestoomd. Instooten, stiet in, heeft ingestooten; ook stootte in. Instoppen, stopte in, heeft ingestopt. Instopping, V., -stoppingen. Instormen, stormde in, is ingestormd. Instorten, stortte in, is en heeft ingestort. Instorting, V. Instrijken, streek in, streken in, heeft en is ingestreken. Instrooien, strooide in, heeft ingestrooid. Instrooiing, V., -strooiingen. Instrooiinkje, O., -jes. Instroomen, stroomde in, is ingestroomd. Instrooming, V. Instructeur, M., instructeurs. Instructie, V., instructiën en instructies. Instructie-bataljon, O., -bataljons. Instructief, instructieve. Instrueeren, instrueerde, heeft geïnstrueerd. Instrument, O., instrumenten. Instrumentje, O., -jes. Instrumentaal, instrumentale. Instrumentatie, V. Instrumentmaker, M., -makers. Instudeeren, studeerde in, heeft ingestudeerd. Instuif, M. Instuiven, stoof in, stoven in, is ingestoven. Insturen, stuurde in, heeft ingestuurd. Insubordinatie, V. Insuikeren, suikerde in, heeft ingesuikerd. Insulair. Insult, O., insulten. Insulteeren, insulteerde, heeft geïnsulteerd. Insurgent, M., insurgenten. Insurrectie, V., insurrecties. Intact. Intanden, tandde in, heeft ingetand. Intappen, tapte in, heeft ingetapt. Inteekenaar, M., -teekenaren en -teekenaars. Inteekenbiljet, O., -biljetten. Inteekenen, teekende in, heeft ingeteekend. Inteekening, V., -teekeningen. Inteekenlijst, V., -lijsten. Integendeel. Integraal, V., integralen. Integraalrekening, V. Integreerend. Integriteit, V. Intellectueel, intellectueele. Intelligent, intelligenter, intelligentst. Intelligentie, V. Intendance, V. Intendant, M., intendanten. Intens, intense. Intensiteit, V. Intentie, V., intenties en intentiën. Intercellulair. Intercommunaal. Interdict, O. Interen, teerde in, heeft en is ingeteerd. Interessant, interessanter, interessantst. Interesseeren, interesseerde, heeft geïnteresseerd. Interest, ook Intrest, M., interesten en intresten. Interestrekening, V. Interieur, O., interieurs. Interim, O. Interim-dividend, O., -dividenden. Interjectie, V., interjecties. Interlineair. Interlinie, V., interlinies. Intermediair, O. Intermezzo, O., intermezzo's. Internationaal, internationale. Interpellatie, V., interpellatiën en interpellaties. Interpelleeren, interpelleerde, heeft geïnterpelleerd. Interpolatie, V., interpolaties. Interpoleeren, interpoleerde, heeft geïnterpoleerd. Interpretatie, V., interpretaties. Interpreteeren, interpreteerde, heeft geïnterpreteerd. Interpunctie, V. Interregnum, O. Interval, O., intervallen. Intervenieeren, intervenieerde, heeft geïntervenieerd. Interventie, V., interventies. Interview, O. Interviewen, interviewde, heeft geïnterviewd. Intiem, intiemer, intiemst. Intijds. Intillen, tilde in, heeft ingetild. Intimiteit, V., intimiteiten. Intocht, M., -tochten. Intonatie, V., intonaties. Intoomen, toomde in, heeft ingetoomd. Intrappen, trapte in, heeft ingetrapt. Intrede en Intree, V. Intreden, trad in, traden in, heeft en is ingetreden. Intreebiljet, O., -biljetten. Intreekaartje, O., -jes. Intreepreek, V., -preeken. Intrek, M. Intrekken, trok in, trokken in, heeft en is ingetrokken. Intrekking, V. Intrigant, M., intriganten. Intrigante, V., intriganten. Intrige, V., intriges. Ook Intrigue. Intrigeeren, intrigeerde, heeft geïntrigeerd. Introduceeren, introduceerde, heeft geïntroduceerd. Introductie, V., introductiën en introducties. Intusschen. Inval, M., -vallen. Invalide, M., invaliden. Invalidenhuis, O., -huizen. Invallen, viel in, is ingevallen. Invaren, voer in, heeft en is ingevaren. Invaten, vaatte in, heeft ingevaat. Inventaris, M., inventarissen. Inventarisatie, V. Inventariseeren, inventariseerde, heeft geïnventariseerd. Inventie, V., inventies. Inventief, inventiever, inventiefst. Inversie, V. Investituur, V., investituren. Invitatie, V., invitatiën en invitaties. Invitatie-concert, O., -concerten. Inviteeren, inviteerde, heeft geïnviteerd. Invlechten, vlocht in, heeft ingevlochten. Invliegen, vloog in, vlogen in, is ingevlogen. Invlijen, vlijde in, heeft ingevlijd. Invloed, M., -vloeden. Invloeien, vloeide in, is ingevloeid. Invloeiing, V. Invluchten, vluchtte in, is ingevlucht. Invoege. Invoegen, voegde in, heeft ingevoegd. Invoeging, V., -voegingen. Invoegsel, O., -voegsels en -voegselen. Invoer, M., -voeren. Invoerder, M., -voerders. Invoeren, voerde in, heeft ingevoerd. Invoering, V. Invoerrecht, O., -rechten. Involgen, volgde in, heeft ingevolgd. Invorderaar, M., -vorderaars. Invorderbaar, -bare. Invorderen, vorderde in, heeft ingevorderd. Invordering, V., -vorderingen. Invouwen, vouwde in, heeft ingevouwen. Invreten, vrat in, vraten in, heeft en is ingevreten. Invrijheidstelling, V. Invullen, vulde in, heeft ingevuld. Invulling, V., -vullingen. Inwaaien, waaide in, heeft en is ingewaaid; ook woei in, woeien in. Inwaarts (bijw.). Inwaartsch (bnw.). Inwachten, wachtte in, heeft ingewacht. Inwarm. Inwateren, waterde in, heeft ingewaterd. Inwatering, V. Inweefsel, O., -weefsels. Inwellen, welde in, is ingeweld. Inwendig. Inwerken, werkte in, heeft ingewerkt. Inwerking, V., -werkingen. Inwerpen, wierp in, heeft ingeworpen. Inweven, weefde in, heeft ingeweven. Inwijden, wijdde in, heeft ingewijd. Inwijding, V., -wijdingen. Inwijdingsrede, V., -redenen. Inwijk, V., -wijken. Inwijken, week in, weken in, is ingeweken. Inwijking, V., -wijkingen. Inwikkelen, wikkelde in, heeft ingewikkeld. Inwikkeling, V., -wikkelingen. Inwilligen, willigde in, heeft ingewilligd. Inwinden, wond in, heeft ingewonden. Inwinnen, won in, wonnen in, heeft ingewonnen. Inwippen, wipte in, is ingewipt. Inwonen, woonde in, heeft ingewoond. Inwoner, M., -woners. Inwoning, V. Inwoonster, V., -woonsters. Inwortelen, wortelde in, is ingeworteld. Inwrijven, wreef in, wreven in, heeft ingewreven. Inwrijving, V., -wrijvingen. Inzaaien, zaaide in, heeft ingezaaid. Inzage, V. Inzagen, zaagde in, heeft ingezaagd. Inzakken, zakte in, is ingezakt. Inzakking, V., -zakkingen. Inzamelen, zamelde in, heeft ingezameld. Inzameling, V., -zamelingen. Inzeepen, zeepte in, heeft ingezeept. Inzegenen, zegende in, heeft ingezegend. Inzegening, V., -zegeningen. Inzeilen, zeilde in, heeft en is ingezeild. Inzenden, zond in, heeft ingezonden. Inzender, M., -zenders. Inzending, V., -zendingen. Inzet, M., -zetten. Inzetsel, O., -zetsels. Inzetten, zette in, heeft ingezet. Inzetting, V., -zettingen. Inzicht, O., -zichten. Inzieden, zood in, zoden in, is ingezoden. Inzien, zag in, zagen in, heeft ingezien. Inzinken, zonk in, is ingezonken. Inzitten, zat in, zaten in, heeft ingezeten. Inzonderheid. Inzouten, zoutte in, heeft ingezouten. Inzuigen, zoog in, zogen in, heeft ingezogen. Inzulten, zultte in, heeft ingezult. Inzwachtelen, zwachtelde in, heeft ingezwachteld. Inzwachteling, V., -zwachtelingen. Inzwart. Inzwelgen, zwolg in, heeft ingezwolgen. Inzwelging, V., -zwelgingen. Inzwemmen, zwom in, zwommen in, is ingezwommen. Ioon, O., ionen. Irenisch. Irias, V., iriassen. Iris (regenboogvlies en plantnaam), V., irissen. Ironie, V. Ironiek. Ironisch. Islam, M. Islamisme, O. Isochroon, -chrone. Isoleerbuis, V., -buizen. Isothermen (mv.), V. Israëliet, M., Israëlieten. Israëlietisch. Isthmus, M. Italiaan, M., Italianen. Italiaansch. Italiaansch, O. Italië, O. Item, O., items. Itempje, O., -jes. Iteratief, O., iteratieven. Ivoor, O. Ivoordraaier, M., -draaiers. Ivoorzwart, O. Ivoren (bnw.). Izabel (bnw.). Izabel (geelachtig paard), M., izabellen. J J, V., j's. Ja. Jaaghout, O. Jaagloon, O., -loonen. Jaagpaard, O., -paarden. Jaagpad, O., -paden. Jaagschuit, V., -schuiten. Jaap, M., japen. Jaapje, O., -jes. Jaar, O., jaren. Jaartje, O., -jes. Jaarboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Jaardag, M., -dagen. Jaargang, M., -gangen. Jaargeld, O., -gelden. Jaargetijde en Jaargetij, O., -getijden en -getijen. Jaarkring, M., -kringen. Jaarlijks (bijw.). Jaarlijksch (bnw.). Jaarling, M., -lingen. Jaarmarkt, V., -markten. Jaartal, O., -tallen. Jaartelling, V., -tellingen. Jaarwedde, V., -wedden. Jabroer, M., -broers. Jacht (het jagen), V., jachten. Jacht (vaartuig), O., jachten. Jachtje, O., -jes. Jachtakte, V., -akten. Jachtbedrijf, O. Jachten, jachtte, heeft gejacht. Jachthond, M., -honden. Jachtig, jachtiger, jachtigst. Jachtslot, O., -sloten. Jachtsneeuw, V. Jachtstoet, M. Jachttijd, M. Jachtvermaak, O., -vermaken. Jachtwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes. Jacobakannetje, O., -kannetjes. Jacobijn, M., Jacobijnen. Jacobijnenmuts, V., -mutsen. Jagen, jaagde, heeft gejaagd; ook joeg. Jager, M., jagers. Jagertje, O., -jes. Jagersleven, O. Jagersmuts, V., -mutsen. Jagerspet, V., -petten. Jagerstaal, V. Jagerstasch, V., -tasschen. Jagersterm, M., -termen. Jak, O., jakken. Jakje, O., -jes. Jakhals, M., jakhalzen. Jakhalzen, jakhalsde, heeft gejakhalsd. Jakken, jakte, heeft gejakt. Jakkeren, jakkerde, heeft gejakkerd. Jakobsladder, V. Jalappe, V., jalappen. Jaloersch, jaloerscher, meest jaloersch. Jaloerschheid, V. Jaloezie (ijverzucht), V. Jaloezie (zonneblind), V., jaloezieën. Jaloezielat, V., -latten. Jam, V., jammen. Jam (Engelsch woord), V. Jambe, V., jamben. Jammer, O., jammeren. Jammerdal, O. Jammeren, jammerde, heeft gejammerd. Jammerhartig, -hartiger, -hartigst. Jammerklacht, V., -klachten. Jammerlijk, -lijker, -lijkst. Jampotje, O., -potjes. Jan, M., jannen. Jantje, O., -jes. Janhagel (koek), V. Janhagel (gemeen), O. Janhen, M., janhennen. Janitsaar, M., Janitsaren. Janken, jankte, heeft gejankt. Janmaat, M. Jansalie, M., jansalies. Jansalieachtig, -achtiger, -achtigst. Jansenist, M., Jansenisten. Jansenistenkerk, V., -kerken. Januari, M. Japannees, M., Japanneezen. Japanneesch en Japansch, O. Japansch. Zie Japanneesch. Japen, jaapte, heeft gejaapt. Japon, V., japonnen en japons. Japonnetje, O., -jes. Japonlijf, O., -lijven; -lijfje, O., -jes. Japonrok, M., -rokken. Japonstof, V., -stoffen. Jarenlang (bijw.). Jargon, O. Jarig. Jas (kleed), V., jassen. Jasje, O., -jes. Jas (troefboer), M. Jaskaart, V., -kaarten. Jasmijn, V., jasmijnen. Jasmijntje, O., -jes. Jaspis (steen), M., jaspissen; (als stofnaam), O. Jassen, jaste, heeft gejast. Jassenkamer, V., -kamers. Jassenknecht, M., -knechts. Java-koffie, V. Jawoord, O. Je. Jegens. Jenever, V. Jeneverachtig, -achtiger, -achtigst. Jeneverbes, V., -bessen. Jeneverflesch, V., -flesschen. Jeneverlucht, V. Jenevermoed, M. Jeneverneus (neus), M., -neuzen. Jeneverneus (persoon), M. en V., -neuzen. Jeneverstoker, M., -stokers. Jeremiade, V., jeremiaden en jeremiades. Jeruzalemmer (appel), M., jeruzalemmers. Jeugd, V. Jeugdig, jeugdiger, jeugdigst. Jeugdigheid, V. Jeuk, M. Jeuken (ook Joken), jeukte (jookte), heeft gejeukt (gejookt). Jeuking (ook Joking), V., jeukingen. Jeukte, V. Jeukziekte, V. Jezuïet, M., Jezuïeten. Jezuïetenkerk, V., -kerken. Jezuïetisch. Jezuïtisme, O. Jicht, V. Jichtaanval, M., -aanvallen. Jichtig, jichtiger, jichtigst. Jichtigheid, V. Jichtknobbel, M., -knobbels. Jij. Jijn, O., jijns. Zie Gijn. Jingo, M., jingo's. Jingo-blad, O., -bladen. Jobsbode, M. en V., -boden. Jobstijding, V., -tijdingen. Jockey, M., jockeys. Jockey-pet, V., -petten; -petje, O., -jes. Jodenbrood, O., -brooden. Jodenbuurt, V., -buurten. Jodendom, O. Jodengenoot, M., -genooten. Jodenhoek, M. Jodenkerk, V., -kerken. Jodenkind, O., -kinderen. Jodenkoekje, O., -jes. Jodenkriek, V., -krieken. Jodenlijm, V. Jodenpek, O. Jodentaal, V. Jodin, V., Jodinnen. Jodinnetje, O., -jes. Jodium, O. Jodiumtinctuur, V. Jodoform, O. en V. Jodoformgaas, O. Joechjachen, joechjachte, heeft gejoechjacht. Joedelen, joedelde, heeft gejoedeld. Joelen, joelde, heeft gejoeld. Jok, M. Joken, Joking. Zie Jeuken, enz. Jokkebrok, M. en V., -brokken. Jokken, jokte, heeft gejokt. Jokken, M., jokkens. Jokkentje, O., -jes. Jokkernij, V., jokkernijen. Jokkernijtje, O., -jes. Jol, V., jollen. Jolletje, O., -jes. Jolen, joolde, heeft gejoold. Jolig, joliger, joligst. Joligheid, V. Jolleman, M., -mannen. Jonassen, jonaste, heeft gejonast. Jong, jonger, jongst. Jong, O., jongen. Jongedochter, V., -dochters. Jongeheer en Jongenheer, M., jongeheeren. Jongejuffrouw, V., -juffrouwen. Jongeling, M., jongelingen. Jongelingschap, V. Jongelingsdroom, M., -droomen. Jongelingsjaren (mv.), O. Jongelingsvereeniging, V., -vereenigingen. Jongen, M., jongens. Jongetje, O., -jes. Jongen, jongde, heeft gejongd. Jongensachtig, -achtiger, -achtigst. Jongensgek, V., -gekken. Jongenspak, O., -pakken. Jongenswerk, O. Jonger, M., jongeren en jongers. Jonggeborene, M. en V., -geborenen. Jonggehuwde, M. en V., -gehuwden. Jonggezel, M., jonggezellen. Jongmaatje, O., -jes. Jongmensch, O., jongelieden en jongelui. Jongs (Van jongs af). Jongsken en Jongske, O., jongskens en jongskes. Jongstleden. Jonk, V., jonken. Jonker, M., jonkers. Jonkertje, O., -jes. Jonkerachtig, -achtiger, -achtigst. Jonkheer, M., -heeren; -heertje, O., -jes. Jonkheerstitel, M., -titels. Jonkheid, V. Jonkman, M., jongelieden en jongelui. Jonkvrouw, V., -vrouwen. Jonkvrouwelijk. Jood, M., Joden en joden. Joodje, O., -jes. Joodsch. Jool, M., jolen. Jooltje, O., -jes. Joop, V., jopen. Jopenbier, O. Jota, V., jota's. Jou. Journaal, O., journalen. Journalist, M., journalisten. Journalistenkring, M., -kringen. Journalistiek, V. Jouw, M. Jouwen, jouwde, heeft gejouwd. Joviaal, jovialer, joviaalst. Jovialiteit, V. Jubel, M., jubels. Jubelen, jubelde, heeft gejubeld. Jubelfeest, O., -feesten. Jubeljaar, O., -jaren. Jubilaris, M., jubilarissen. Jubilé, O., jubilé's. Jucht, O. Juchtleder en -leer, O. Juchtlederen en -leeren (bnw.). Judashaar, O. Judaskus, M. Judaspenning, M. Juffer (juffrouw), V., juffers en jufferen. Juffertje, O., -jes. Juffer (spar, balk), V., juffers. Jufferachtig, -achtiger, -achtigst. Jufferlijk, -lijker, -lijkst. Jufferschap, V. Juffershondje, O., -jes. Juffrouw, V., juffrouwen. Juichen, juichte, heeft gejuicht. Juist, juister, juistste. Juist (bijw.). Juistheid, V. Jujube, V., jujubes. Juk, O., jukken. Jukje, O., -jes. Jukbeen, O., -beenderen. Juli, M. Juni, M. Juridisch. Jurisprudentie, V. Jurist, M., juristen. Juristenvereeniging, V., -vereenigingen. Jurk, V., jurken. Jurkje, O., -jes. Jury, V., jury's. Justeerder, M., justeerders. Justeeren, justeerde, heeft gejusteerd. Justitie, V. Jut (peer), V., jutten. Jute, V. Jutmis en Juttemis, V. Juttepeer (vrucht), V., -peren; (boom), M., -peren. Juweel, O., juweelen. Juweeltje, O., -jes. Juweelen (bnw.). Juweelenkistje, O., -jes. Juweelenkoffertje, O., -jes. Juweelig. Juwelier, M., juweliers. Juwelierswinkel, M., -winkels. K K, V., k's. Ka. Zie Kade. Kaag, V., kagen. Kaai, V., kaaien. Kaaitje, O., -jes. Kaaidraaien en Kadraaien, kaaidraaide (kadraaide), heeft gekaaidraaid (gekadraaid). Kaaidraaier en Kadraaier, M., -draaiers. Kaaien, kaaide, heeft gekaaid. Kaailooper, M., -loopers. Kaaiman, M., kaaimans en kaaimannen. Kaaimuur, M., -muren. Kaaiwerker, M., -werkers. Kaak (wang), V., kaken. Kaakje, O., -jes. Kaak (schandpaal), V., kaken. Kaakje (gebakje), O., -jes. Kaakmes, O., -messen. Kaakslag, M., -slagen. Kaal, kaler, kaalst. Kaalheid, V. Kaalhoofdig, -hoofdiger, -hoofdigst. Kaalkop, M. en V., -koppen. Kaam, V. Kaamsel, O., kaamsels. Kaan, V., kanen. Kaankoek, M., -koeken; (als stofnaam), V. Kaap (voorgebergte), V., kapen. Kaapje, O., -jes. Kaap (roof), V. (Ter - varen). Kaapkolonie, V. Kaapsch. Kaapstander, M., -standers. Kaapvaarder, M., -vaarders. Kaapvaart, V. Kaar, V., karen. Kaarde, V., kaarden. Kaardebol (voorwerp), M.; (als plantnaam), V., -bollen. Kaarden, kaardde, heeft gekaard. Kaardendistel, V., -distels. Kaardenmaker, M., -makers. Kaarder, M., kaarders. Kaardsel, O. Kaardster, V., kaardsters. Kaars, V., kaarsen. Kaarsje, O., -jes. Kaarsedief, M., -dieven. Kaarsenbak, M., -bakken. Kaarsenkatoen, O. Kaarsenkooper, M., -koopers. Kaarsenmaker, M., -makers. Kaarsenwinkel, M., -winkels. Kaarsepit, V., -pitten. Kaarslicht, O., -lichten. Kaarsvet, O. Kaart, V., kaarten. Kaartje, O., -jes. Kaarteblad (eene speelkaart), O., -bladen. Kaarten, kaartte, heeft gekaart. Kaartenblad (karton, en papier om eene kaart op te teekenen), O. Kaartenfabriek, V., -fabrieken. Kaartengeld, O. Kaartenhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes. Kaartenmaker, M., -makers. Kaartenpapier, O. Kaartenwinkel, M., -winkels. Kaartlegster, V., -legsters. Kaartspel, O., -spelen en -spellen. Kaartspelen, O. Kaartspeler, M., -spelers. Kaas, V., kazen. Kaasje, O., -jes. Kaascontrôle, V. Kaasjeskruid, O. Kaaskleursel, O. Kaaskooper, M., -koopers. Kaasmaken, O. Kaasmarkt, V., -markten. Kaasmes, O., -messen. Kaaspakhuis, O., -pakhuizen. Kaasstolp, V., -stolpen. Kaats, V. Kaatsbaan, V., -banen. Kaatsbal, M., -ballen. Kaatsdak, O., -daken. Kaatsen, kaatste, heeft gekaatst. Kaatser, M., kaatsers. Kaatsnet, O., -netten. Kaatsspel, O., -spellen. Kabaai, V., kabaaien. Kabas, V., kabassen. Kabassen, kabaste, heeft gekabast. Kabbelen, kabbelde, heeft gekabbeld. Kabbeling, V., kabbelingen. Kabel, M., kabels. Kabeltje, O., -jes. Kabelaring of Kabellarga, V. Kabelen, kabelde, heeft gekabeld. Kabelgat, O., -gaten. Kabeljauw (visch), M., kabeljauwen; (als stofnaam), V. Kabeljauwtje, O., -jes. Kabelslengte, V., -lengten. Kabeltouw, O., -touwen. Kabinet, O., kabinetten. Kabinetje, O., -jes. Kabinetscrisis, V. Kabinetsorder, V., -orders. Kabinetsquaestie en Kabinetskwestie, V., -quaestiën en -kwesties. Kabinetsraad, M., -raden. Kabinetsschrijven, O. Kabinetsstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes. Kabinetswerk, O. Kabouter, M., kabouters. Kaboutermannetje, O., -jes. Kabuis, V., kabuizen. Kachel, V., kachels. Kacheltje, O., -jes. Kacheldeur, V., -deuren; -deurtje, O., -jes. Kachelkolen, mv., V. Kachelpijp, V., -pijpen. Kachelplaat, V., -platen. Kachelwarmte, V. Kadaster, O. Kadastraal, kadastrale. Kadastreeren, kadastreerde, heeft gekadastreerd. Kade en Ka, V., kaden. Kader, O., kaders. Kadernood, M. Kaderplicht, M. Kadet (broodje), V., kadetten. Kadetje, O., -jes. Kadijk, M., kadijken. Kadraai, V., kadraaien. Kadraaien. Zie Kaaidraaien. Kaf, O. Kaffa, O. Kaffer, M., Kaffers. Kafferhoofd, O., -hoofden. Kafferkraal, V., -kralen. Kafferpolitiek, V. Kaft, O., kaften. Kaftje, O., -jes. Kaftan, M., kaftans. Kaften, kaftte, heeft gekaft. Kajapoetolie, V. Kajuit, V., kajuiten. Kajuitsjongen, M., -jongens. Kajuitswachter, M., -wachters. Kak, M. Kakebeen, O., -beenen. Kakelaar, M., kakelaars. Kakelaarster, V., kakelaarsters. Kakelbont, -bonter, -bontst. Kakelen, kakelde, heeft gekakeld. Kakement, O., kakementen. Kaken, kaakte, heeft gekaakt. Kaketoe, V., kaketoes. Kakhiel, M., -hielen. Kakhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes. Kakken, kakte, heeft gekakt. Kakkerlak, M., kakkerlakken. Kakkerlakje, O., -jes. Kakschool, V., -scholen; -schooltje, O., -jes. Kalamijnsteen, M., -steenen. Kalamink en Kalmink, O. Kalaminken en Kalminken (bnw.). Kalander, V., kalanders. Kalanderaar, M., kalanderaars. Kalanderen, kalanderde, heeft gekalanderd. Kalandermolen, M., -molens. Kalebas, V., kalebassen. Kalefaten, enz. Zie Kalfaten, enz. Kalender, M., kalenders. Kales, V., kalessen. Kalesje, O., -jes. Verg. Calêche. Kalevink, M., -vinken. Kalf, O., kalveren en kalven. Kalfje, O., -jes. Kalfaathamer, M., -hamers. Kalfaatijzer, O., -ijzers. Kalfaattang, V., -tangen. Kalfaten (ook Kalefaten), kalfaatte, heeft gekalfaat. Kalfateren (ook Kalefateren), kalfaterde, heeft gekalfaterd. Kalfatering, V., kalfateringen. Kalfsbiefstuk, M., -biefstukken. Kalfsborst, V., -borsten. Kalfsgehakt, O. Kalfsgelei, V. Kalfskarbonade, V., -karbonaden. Kalfskop, M., -koppen. Kalfskotelet, V., -koteletten. Kalfslap, M., -lappen; -lapje, O., -jes. Kalfsleder en -leer, O. Kalfslederen en -leeren (bnw.). Kalfslever, V., -levers. Kalfsnier, V., -nieren. Kalfsoog, O., -oogen. Kalfspoelet, O. Kalfspoot, M., -pooten. Kalfsrib, V., -ribben. Kalfsschijf, V., -schijven; -schijfje, O., -jes. Kalfssoep, V. Kalfstong, V., -tongen; -tongetje, O., -jes. Kalfsvel, O., -vellen. Kalfsvleesch, O. Kalfsvoet, M., -voeten. Kalfszwezerik, M., -zwezeriken. Kaliber, O. Kalief, M., kaliefen. Kalifaat, O. Kalis, M., kalissen. Kalk, V. Kalkachtig, -achtiger, -achtigst. Kalkbak, M., -bakken. Kalkbranderij, V., -branderijen. Kalken, kalkte, heeft gekalkt. Kalkhydraat, O. Kalklicht, O. Kalkmelk, V. Kalkoen, M., kalkoenen. Kalkoentje, O., -jes. Kalkoenenei, O., -eieren. Kalkoenenvleesch en Kalkoenevleesch, O. Kalkoensch. Kalkoentje (1/4 van eene flesch), O., -jes. Kalkoven, M., -ovens. Kalkwater, O. Kallen, kalde, heeft gekald. Kalm, kalmer, kalmst. Kalmink. Zie Kalamink. Kalmpjes. Kalmte, V. Kalmus, M. Kalot, V., kalotten. Kalotje, O., -jes. Kalven, kalfde, heeft gekalfd. Kalverachtig, -achtiger, -achtigst. Kalveren, kalverde, heeft gekalverd. Kalverliefde, V. Kalvijn, (appel), V., kalvijnen. Kam, M., kammen. Kammetje, O., -jes. Kameel (dier), M., kameelen. Kameel (werktuig om schepen te lichten), O. Kameelshaar, O. Kameelsharen (bnw.). Kameelsrug, M., -ruggen. Kameleon, O., kameleons. Kamelot, O. Kamelotten (bnw.). Kamen, kaamde, heeft gekaamd. Kamenier, V., kameniers en kamenieren. Kameniertje, O., -jes. Kamenieren, kamenierde, heeft gekamenierd. Kameniersdienst, M., -diensten. Kamer, V., kamers en kameren. Kamertje, O., -jes. Kameraad, M. en V., kameraden en kameraads. Kameraadje, O., -jes. Kameraadschap, O. Kameraadschappelijk. Kamerarrest, O., -arresten. Kamerbehanger, M., -behangers. Kamerbewaarder, M., -bewaarders. Kamerbuks, V., -buksen. Kamerdienaar, M., -dienaars. Kameren, kamerde, heeft gekamerd. Kamergymnastiek, V. Kamerheer, M., -heeren. Kamerjapon, V., -japonnen. Kamerlid, O., -leden. Kamerling, M., kamerlingen. Kamermeisje, O., -meisjes. Kamermuziek, V. Kamerontbinding, V., -ontbindingen. Kameroverzicht, O., -overzichten. Kamerplant, V., -planten. Kamerverslag, O., -verslagen. Kamervleugel, M., -vleugels. Kamerzanger, M., -zangers. Kamerzitting, V., -zittingen. Kamfer, V. Kamferspiritus, M. Kamfertandpoeder, O. Kamig, kamiger, kamigst. Kamille, V., kamillen. Kamillethee, V. Kamizool, O., kamizolen. Kamizooltje, O., -jes. Kamizoolszak, M., -zakken. Kammeling, V. Kammen, kamde, heeft gekamd. Kammenmaker, M., -makers. Kamoesleer en Kamuisleer, O. Kamoesleeren (bnw.). Kamp (strijd en stuk land), M., kampen. Kampje, O., -jes. Kamp (legerplaats), O. Kamp (gelijk), (bijw.). Kampanje, V., kampanjes. Kampeeren, kampeerde, heeft gekampeerd. Kampement, O., kampementen. Kampen, kampte, heeft gekampt. Kamper, M., kampers. Kamperfoelie, V. Kampernoelie, V., kampernoelies. Kampersteur, M. Kampioen, M., kampioenen. Kampioenschap, O. Kampioensprijs, M., -prijzen. Kampong, M., kampongs. Kamponghond, M., -honden. Kamuis, kamuize. Kamuisleer. Zie Kamoesleer. Kan, V., kannen. Kannetje, O., -jes. Kanaal, O., kanalen. Kanaaltje, O., -jes. Kanaaltol, M., -tollen. Kanalisatie, V. Kanalje (ook Canaille), (menigte), O.; (persoon), V. Kanarie, M., kanaries. Kanarietje, O., -jes. Kanariegeel, -gele. Kanarievogel, M., -vogels; -vogeltje, O., -jes. Kanariezaad, O. Kanaster. Zie Knaster. Kandeel, V. Kandeeltje, O., -jes. Kandeelketeltje, O., -keteltjes. Kandelaar, M., kandelaren en kandelaars. Kandelaartje, O., -jes. Kandij, V. Kandijklontje, O., -jes. Kaneel, V. en O. Kaneelkleurig. Kaneelwater, O. Kanefas, O. Kanenbrood, O. Kangoeroe, V., kangoeroe's. Kanjer, M. Kanker, M. Kankerachtig, -achtiger, -achtigst. Kankeren, kankerde, is gekankerd. Kannibaal, M., kannibalen. Kanon (geschut), O., kanonnen. Kanonnetje, O., -jes. Kanongebulder, O. Kanonnade, V., kanonnades. Kanonneerboot, V., -booten. Kanonnenkoorts, V. Kanonnier, M., kanonniers. Kanonnierskazerne, V., -kazernen. Kanonschot, O., -schoten. Kanonskogel, M., -kogels. Kanonvuur, O. Kans, V., kansen. Kansje, O., -jes. Kansbiljet, O., -biljetten. Kansel, M., kansels. Kanselarij, V., kanselarijen. Kanselarijtaal, V. Kanselier, M., kanseliers en kanselieren. Kanselredenaar, M., -redenaars. Kant (zijde), M., kanten. Kantje, O., -jes. Kant (speldenwerk), V., kanten. Kantje, O., -jes. Kant (Kant en klaar). Kanteel, M., kanteelen. Kantelen, kantelde, heeft en is gekanteld. Kanteling, V. Kanteloep, V., kanteloepen. Kanten (bnw.). Kanten, kantte, heeft gekant. Kanterstok, M., -stokken. Kanthouwen, kanthouwde, heeft gekanthouwd. Kantig, kantiger, kantigst. Kanton, O., kantons. Kantongerecht, O., -gerechten. Kantonnement, O., kantonnementen. Kantonrechter, M., -rechters. Kantoor, O., kantoren. Kantoortje, O., -jes. Kantooragenda, V., -agenda's. Kantooralmanak, M., -almanakken. Kantoorbediende, M., -bedienden. Kantoorbehoeften (mv.), V. Kantoorboek, O., -boeken. Kantoorklerk, M., -klerken. Kantoorlessenaar, M., -lessenaars. Kantoorschrijver, M., -schrijvers. Kantoorstoel, M., -stoelen. Kantooruur, O., -uren. Kantoorwerk, O. Kantrechten, kantrechtte, heeft gekantrecht. Kantshaak, M., kantshaken. Kantsteek, M., -steken. Kantteekening, V., -teekeningen. Kantwerkster, V., -werksters. Kanunnik, M., kanunniken. Kap, V., kappen. Kapje, O., -jes. Kapbeitel, M., -beitels. Kapblok, O., -blokken. Kapdoos, V., -doozen. Kapel (heiligdom en vlinder), V., kapellen. Kapelletje, O., -jes. Kapelaan, M., kapelanen. Kapelmeester, M., -meesters. Kapen, kaapte, heeft gekaapt. Kaper (vrijbuiter), M., kapers. Kaper (muts), V., kapers. Kapertje, O., -jes. Kaphamer, M., -hamers. Kapitaal, O., kapitalen. Kapitaaltje, O., -jes. Kapitaal, kapitale. Kapitaalsverzekering, V., -verzekeringen. Kapitaalvorming, V. Kapitaliseeren, kapitaliseerde, heeft gekapitaliseerd. Kapitalist, M., kapitalisten. Kapiteel, O., kapiteelen. Kapitein, M., kapiteins. Kapitein-adjudant, M., kapiteins-adjudanten. Kapitein-generaal, M., kapiteins-generaal. Kapitein-ingenieur, M., kapiteins-ingenieurs. Kapitein-kwartiermeester, M., kapiteins-kwartiermeesters en kapitein-kwartiermeesters. Kapitein-luitenant, M., kapitein-luitenants. Kapiteinschap, O. Kapiteinsplaats, V., -plaatsen. Kapiteinsrang, M. Kapiteinsuniform, V., -uniformen. Kapitorie, O., kapitories. Kapittel, O., kapittels en kapittelen. Kapitteltje, O., -jes. Kapittelbank, V., -banken. Kapittelen, kapittelde, heeft gekapitteld. Kapittelkamer, V., -kamers. Kapittelstok, M., -stokken; -stokje, O., -jes. Kaplaars, V., -laarzen. Kaplaken, O. Kapmantel, M., -mantels. Kapmes, O., -messen. Kapoen, M., kapoenen. Kapoentje, O., -jes. Kapoenen, kapoende, heeft gekapoend. Kapoeres. Kapoets (kapoetsmuts). Zie Kapuitsmuts. Kapok, V. Kapokmatras, V., -matrassen. Kapot, V., kapotten. Kapotje, O., -jes. Kapot, kapotte. Kapotgaan, ging kapot, is kapotgegaan. Kapotjas, V., -jassen. Kappelen, kappelde, is gekappeld. Kappen (hakken), kapte, heeft gekapt. Kappen (het haar optooien), kapte, heeft gekapt. Kapper (haartooier), M., kappers. Kapper (gewas), V., kappers. Kappertje, O., -jes. Kappersbediende, M., -bedienden. Kapperswinkel, M., -winkels. Kappertjeskool, V., -koolen. Kaproen, V., kaproenen. Kapsel, O., kapsels. Kapseltje, O., -jes. Kapspiegel, M., -spiegels. Kapster, V., kapsters. Kapstok, M., -stokken; -stokje, O., -jes. Kaptafel, V., -tafels. Kapucijn, M., Kapucijnen. Kapucijnenklooster, O., -kloosters. Kapucijner (monnik), M., Kapucijners. Kapucijner (erwt), M., kapucijners. Kapuitsmuts en Kapoetsmuts, V., -mutsen. Kar, V., karren. Karretje, O., -jes. Karaak en Kraak, V., karaken en kraken. Karaat, O., karaten en karaats. Karabijn, V., karabijnen. Karabinier, M., karabinieren en karabiniers. Karaf en Kraf, V., karaffen en kraffen. Karafje en krafje, O., -jes. Karakter, O., karakters. Karaktertje, O., -jes. Karakteriseeren, karakteriseerde, heeft gekarakteriseerd. Karakteristiek, karakteristieker, karakteristiekst. Karakteristiek, V. Karakterloos, -loozer. Karakterloosheid, V. Karaktertrek, M., -trekken. Karavaan, V., karavanen. Karavaanthee, V. Karbeel, M., karbeels en karbeelen. Karbonade, V., karbonades en karbonaden. Karbonaadje, O., -jes. Karbonkel (steen), M., karbonkelen en karbonkels. Karbouw, M., karbouwen. Kardeel, O., kardeels. Kardemom, V. Kardinaal, M., kardinalen. Kardinaalshoed, M., -hoeden. Kardoes (hond), M., kardoezen. Kardoes (artillerie en bouwkunde), V., kardoezen. Kareel, M., kareelen. Kareelsteen, M., -steenen. Karig, kariger, karigst. Karigheid, V. Karkant, M., karkanten. Karkas, O., karkassen. Karkasje, O., -jes. Karkiet, M., karkieten. Karmeliet, M., Karmelieten. Karmelietenklooster, O., -kloosters. Karmijn, O. Karmozijn, O. Karmozijnen (bnw.). Karn, V., karnen. Karnemelk, V. Karnemelksbrij, V. Karnemelkspap, V. Karnen, karnde, heeft gekarnd. Karnton, V., -tonnen. Karnoffelen, karnoffelde, heeft gekarnoffeld. Karonje, V., karonjes. Karos, V., karossen. Karot, V., karotten. Karotje, O., -jes. Karottenfabriek, V., -fabrieken. Karper, M., karpers. Karpertje, O., -jes. Karpet, O., karpetten. Karpetje, O., -jes. Karpoets, V., karpoetsen. Karpoetsje, O., -jes. Karreman, M., -lieden en -lui. Karrepaard, O., -paarden. Karrevracht, V., -vrachten. Karsaai, O., karsaaien. Karsaaien (bnw.). Karsteling, M., karstelingen. Karstelingetje, O., -jes. Kartel, M., kartels. Kartelen, kartelde, heeft en is gekarteld. Karteling, V., kartelingen. Kartets, V., kartetsen. Kartetskogel, M., -kogels. Kartetsvuur, O. Karton (papier), O. Kartonneeren, kartonneerde, heeft gekartonneerd. Kartonneering, V., kartonneeringen. Kartonnen (bnw.). Kartuizer, M., Kartuizers. Karveel, V. en O., karveels en karveelen. Karveelswerk, O. Karviel, O., karviels en karvielen. Karwats, V., karwatsen. Karwatsje, O., -jes. Karwei (werk), V., karweien. Karweitje, O., -jes. Karwij (zaad), V. Kas, V., kassen. Kasje, O., -jes. Kasboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Kasgeld, O. Kaskien en Kaskijn, M., kaskienen en kaskijnen. Kasregister, O., -registers. Kasseien, kasseide, heeft gekasseid. Kassen, kaste, heeft gekast. Kassie, V. Kassier, M., kassiers en kassieren. Kassiertje, O., -jes. Kassierderij, V. Kassiersboek, O., -boeken. Kassiersbriefje, O., -jes. Kassierskantoor, O., -kantoren. Kassiersknecht, M., -knechts. Kassiersrekening, V., -rekeningen. Kassig. Kast, V., kasten. Kastje, O., -jes. Kastanje (boom), M.; (vrucht), V., kastanjes. Kastanjeboom, M., -boomen. Kastanjebruin. Kastanjebruin, O. Kastdeur, V., -deuren. Kaste, V., kasten. Kasteel, O., kasteelen. Kasteeltje, O., -jes. Kastegeest, M. Kastekort, O. Kastelein, M., kasteleins. Kasteleintje, O., -jes. Kasteleines, V., kasteleinessen. Kasteleinsrekening, V., -rekeningen. Kastelenij, V., kastelenijen. Kastenmaker, M., -makers. Kastiespel, O. Kastijden, kastijdde, heeft gekastijd. Kastijding, V., kastijdingen. Kastoor (stof), O. Kastoren (bnw.). Kastpapier, O. Kastrol, V., kastrollen. Kat, V., katten. Katje, O., -jes. Kataas, O. Katafalk, V., katafalken. Kater, M., katers. Katern, V. en O., katernen. Katerntje, O., -jes. Kathalzen, kathalsde, heeft gekathalsd. Katheder (leerstoel), M., katheders. Kathedraal, kathedrale. Kathedraal, V., kathedralen. Katheter (buis), M., katheters. Katholiek en Catholiek, M., Katholieken en Catholieken. Katjesspel, O. Katoen (als stof), O.; (als handelswaar), V., katoenen. Katoentje, O., -jes. Katoenbaal, V., -balen. Katoenboom, M., -boomen. Katoenen (bnw.). Katoenfluweel, O. Katoenmarkt, V. Katoenplantage, V., -plantages. Katoenspinnerij, V., -spinnerijen. Katrol, V., katrollen. Katrolletje, O., -jes. Kattebak, M., -bakken. Kattebelletje, O., kattebelletjes. Kattekop, M., -koppen. Kattekwaad, O. Katten, katte, heeft gekat. Kattendoorn en -doren, M. Kattengemauw, O. Kattengeslacht, O. Kattenhaar, O. Kattenmuziek, V. Katterig, katteriger, katterigst. Katterigheid, V. Kattesprong, M., -sprongen. Kattestaart, M., -staarten. Kattevel, O., -vellen. Katuil, M., -uilen. Katvisch, V. Kauw, V., kauwen. Kauwen, kauwde, heeft gekauwd. Kauwoerde, V., kauwoerden. Kavalje, V. en O., kavaljes. Kavel, M., kavels en kavelen. Kavelen, kavelde, heeft gekaveld. Kaveling, V., kavelingen. Kaviaar, V. Kazak, V., kazakken. Kazemat, V., kazematten. Kazen, kaasde, heeft gekaasd. Kazerne, V., kazernen. Kazerneeren, kazerneerde, heeft gekazerneerd. Kazerneering, V. Kazuaris, M., kazuarissen. Kazuifel, V., kazuifels en kazuifelen. Ked, Kedde. Zie Kid. Keel (in de bouwkunde), V., kelen. Keel (lichaamsdeel), V., kelen. Keeltje, O., -jes. Keel (rood), O. Verg. Kelen (bnw.). Keelband, M., -banden, Keelgat, O. Keelgeluid, O., -geluiden. Keelletter, V., -letters. Keelpijn, V. Keelstem, V. Keeltering, V. Keelziekte, V., -ziekten. Keen, V., kenen. Keep, V., kepen. Keepje, O., -jes. Keer, M., keeren. Keerdam, M., -dammen. Keeren (wenden), keerde, heeft en is gekeerd. Keering, V., keeringen. Keerkring, M., -kringen. Keerkringslijn, V., -lijnen. Keerkringsplant, V., -planten. Keerkringsvogel, M., -vogels. Keerkringswarmte, V. Keerkringszon, V. Keernagel, M., -nagels. Keerpunt, O., -punten. Keertouw, O., -touwen. Keerweer, M., -weeren. Keerweg, M., -wegen. Keerzijde, V., -zijden. Kees, M., keezen. Keesje, O., -jes. Keeshond, M., -honden. Keest, M. Keet, V., keten. Keffen, kefte, heeft gekeft. Keffer, M., keffers. Keffertje, O., -jes. Keg en Kegge, V., keggen. Kegje en keggetje, O., -jes. Kegel, M., kegels en kegelen. Kegeltje, O., -jes. Kegelaar, M., kegelaars. Kegelbaan, V., -banen. Kegelbal, M., -ballen. Kegelconcours, O., -concoursen. Kegelen, kegelde, heeft gekegeld. Kegeljongen, M., -jongens. Kegelplaats, V., -plaatsen. Kegelsnede, V., -sneden. Kegeltop, M., -toppen. Kegelvlak, O., -vlakken. Kegelvormig. Kei, M., keien. Keitje, O., -jes. Keil, M., keilen. Keiltje, O., -jes. Keilen, keilde, heeft gekeild. Keisteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes. Keizer, M., keizers. Keizerdom, O. Keizerin, V., keizerinnen. Keizerlijk. Keizerrijk, O., -rijken. Keizershof, O., -hoven. Keizerskroon, V., -kronen. Keizersnede, V., -sneden. Keker, V., kekers. Kekeren, kekerde, heeft gekekerd. Kelder, M., kelders. Keldertje, O., -jes. Kelderachtig, -achtiger, -achtigst. Kelderen, kelderde, heeft gekelderd. Keldergat, O., -gaten. Kelderluik, O., -luiken. Kelderraam, O., -ramen. Kelderrat of -rot, V., -ratten en -rotten. Keldertrap, V., -trappen. Kelderwinde, V., -winden. Kelen, keelde, heeft gekeeld. Kelen (bnw. in de wapenkunde). Kelk, M., kelken. Kelkje, O., -jes. Kemel, M., kemels. Kemelshaar, O. Kemelsharen (bnw.). Kemphaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes. Kenbaar, -baarder, -baarst. Kenen, keende, is gekeend. Kenlijk en Kennelijk, -lijker, -lijkst. Kenmerk, O., -merken. Kenmerken, kenmerkte, heeft gekenmerkt. Kenmerkend. Kennelijk. Zie Kenlijk. Kennen, kende, heeft gekend. Kennep. Zie Hennep. Kenner, M., kenners. Kennersblik, M., -blikken. Kennersoog, O. Kennis (wetenschap), V. Kennis (bekende), V., kennissen. Kennisje, O., -jes. Kennisgeving, V., -gevingen. Kennismaking, V., -makingen. Kennisneming, V. Kenschets, V., -schetsen. Kenschetsen, kenschetste, heeft gekenschetst. Kenspreuk, V., -spreuken. Kenster, V., kensters. Kenteeken, O., -teekenen. Kenteekenen, kenteekende, heeft gekenteekend. Kenteren, kenterde, heeft en is gekenterd. Kenterhaak, M., -haken. Kentering, V., kenteringen. Kenvermogen, O. Kepen, keepte, heeft gekeept. Keper, V., kepers. Keperen, keperde, heeft gekeperd. Kerel, M., kerels. Kereltje, O., -jes. Keren (vegen), keerde, heeft gekeerd. Kerf, V., kerven. Kerfje, O., -jes. Kerfbank, V., -banken. Kerfbijl, V., -bijlen. Kerfmes, O., -messen. Kerfstok, M., -stokken. Kerk, V., kerken. Kerkje, O., -jes. Kerkbaljuw, M., -baljuwen. Kerkbank, V., -banken. Kerkboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Kerkdag, M., -dagen. Kerkdienst, M. Kerkedienaar, M., -dienaars en -dienaren. Kerkekamer, V., -kamers. Kerkekas, V. Kerkeknecht, M., -knechts. Kerkelijk. Kerken, kerkte, heeft gekerkt. Kerkenorde en Kerkorde, V. Kerkenordening, V., -ordeningen. Kerker, M., kerkers. Kerkeraad, M., -raden. Kerkeren, kerkerde, heeft gekerkerd. Kerkerkot, O., -kotten. Kerkezakje, O., -jes. Kerkgang, M., -gangen. Kerkgebouw, O., -gebouwen. Kerkgenootschap, O., -genootschappen. Kerkgeschiedenis, V. Kerkgezang, O. Kerkhervorming, V., -hervormingen. Kerkhof, O., -hoven; -hofje, O., -jes. Kerkhofbloem, V., -bloemen. Kerkklok, V., -klokken. Kerkkroon, V., -kronen. Kerkleer, V. Kerkmeester, M., -meesters. Kerkmuziek, V. Kerkorgel, O., -orgels. Kerkportaal, O., -portalen. Kerkrat, V., -ratten. Kerkrecht, O. Kerkrechtelijk. Kerkroof, M. Kerksch, kerkscher, meest kerksch. Kerkschheid, V. Kerkstoel, M., -stoelen. Kerktijd, M., -tijden. Kerktoren, M., -torens. Kerkuil, M., -uilen. Kerkvader, M., -vaders. Kerkvergadering, V., -vergaderingen. Kerkvoogd, M., -voogden. Kermen, kermde, heeft gekermd. Kermer, M., kermers. Kermis, V., kermissen. Kermisbed, O., -bedden; -bedje, O., -jes. Kermisfooi, V., -fooien. Kermisgaan, O. Kermisganger, M., -gangers. Kermisgeld, O. Kermisklant, M., -klanten. Kermisstuk, O., -stukken. Kermistent, V., -tenten. Kermisvolk, O. Kermisvrijer, M., -vrijers. Kermisweek, V., -weken. Kern, V., kernen. Kernachtig, -achtiger, -achtigst. Kernachtigheid, V. Kers (vrucht), V., kersen. Kersje, O., -jes. Kers (kruid), V. Kerseboom, M., -boomen. Kerseboomenhout, O. Kerseboomgaard, M., -gaarden. Kersenmand, V., -manden. Kersentaart, V., -taarten. Kersentijd, M. Kersepit, V., -pitten. Kersouw, V., kersouwen. Kersouwtje, O., -jes. Kerspel, O., kerspelen en kerspels. Kerstavond, M., -avonden. Kerstboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Kerstbrood, O., -brooden. Kerstdag, M., -dagen. Kerstenen, kerstende, heeft gekerstend. Kerstfeest, O., -feesten. Kerstkrans, M., -kransen. Kerstlied, O., -liederen; -liedje, O., -jes. Kerstmis, V., -missen. Kerstnacht, M., -nachten. Kersttijd, M. Kerstvacantie, V., -vacantiën en -vacanties. Kerstweek, V., -weken. Kerstzang, M., -zangen. Kersversch. Kervel, V. Kerven, korf, korven, heeft en is gekorven. Kesp, V., kespen. Ketel, M., ketels. Keteltje, O., -jes. Ketelachtig. Zie Kittelachtig. Ketelbikker, M., -bikkers. Ketelboeter, M., -boeters. Ketelen. Zie Kittelen. Ketelig. Zie Kittelig. Ketelkoek, M., -koeken. Ketellapper, M., -lappers. Ketelmuziek, V. Ketelsteen, M. Keten, V., ketenen en ketens. Ketentje, O., -jes. Keten, keette, heeft gekeet. Ketenen, ketende, heeft geketend. Ketsen, ketste, heeft geketst. Ketter, M., ketters. Ketterdom, O. Ketterij, V., ketterijen. Ketterijtje, O., -jes. Ketterjager, M., -jagers. Kettersch. Ketting, M., kettingen. Kettinkje, O., -jes. Kettingbreuk, V., -breuken. Kettingbrug, V., -bruggen. Kettingganger, M., -gangers. Kettingjongen, M., -jongens. Kettingkogel, M., -kogels. Kettingregel, M. Kettingsteek, M., -steken. Kettingwant, O. Keu (biljartstok), V., keuen en keus. Keuken, V., keukens. Keukentje, O., -jes. Keukenboek, O., -boeken. Keukenkast, V., -kasten. Keukenmeid, V., -meiden. Keukenpiet, M., -pieten. Keukenprinses, V., -prinsessen. Keukenschort, O., -schorten; -schortje, O., -jes. Keukenwagen, M., -wagens. Keukenzout, O. Keule, V. Keulenaar (persoon), M., Keulenaars. Keulenaar (vaartuig), M., keulenaars. Keulsch. Keur, V., keuren. Keurbende, V., -benden. Keurder, M., keurders. Keuren, keurde, heeft gekeurd. Keurig, keuriger, keurigst. Keurigheid, V. Keuring, V., keuringen. Keuringsdienst, M. Keurkorps, O., -korpsen. Keurlijk, -lijker, -lijkst. Keurmeester, M., -meesters. Keurprins, M., -prinsen. Keurprinses, V., -prinsessen. Keurs, V., keurzen. Keursje, O., -jes. Keurslijf, O., -lijven. Keursoldaat, M., -soldaten. Keurteeken, O., -teekens. Keurteekenen, keurteekende, heeft gekeurteekend. Keurverwantschap, V. Keurvorst, M., -vorsten. Keurvorstelijk. Keurvorstendom, O., -dommen. Keus. Zie Keuze. Keutel, V., keutels. Keuteltje, O., -jes. Keutelaar, M., keutelaars. Keutelachtig, -achtiger, -achtigst. Keutelarij, V., keutelarijen. Keutelen, keutelde, heeft gekeuteld. Keutelig, keuteliger, keuteligst. Keuteren, keuterde, heeft gekeuterd. Keuvel, V., keuvels. Keuvelaar, M., keuvelaars. Keuvelen, keuvelde, heeft gekeuveld. Keuze en Keus, V., keuzen. Kevel, M., kevels. Keveltje, O., -jes. Kever, M., kevers. Kevertje, O., -jes. Kevie, V., kevies. Kib en Kibbe, V., kibben. Kibje en kibbetje, O., -jes. Kibbelaar, M., kibbelaars. Kibbelarij, V., kibbelarijen. Kibbelarijtje, O., -jes. Kibbelen, kibbelde, heeft gekibbeld. Kibbeling (afval van zoutevisch), V. Kibbelzucht, V. Kid en Kidde (ook Ked en Kedde), V., kidden (en kedden). Kiekeboe. Kieken en Kuiken, O., kiekens en kuikens. Kiekentje en kuikentje, O., -jes. Kiel (kleedingstuk), M., kielen. Kieltje, O., -jes. Kiel (van een schip), V., kielen. Kielbalk, M., -balken. Kielen, kielde, heeft gekield. Kielhalen, kielhaalde, heeft gekielhaald. Kieling, V. Kielkeper, V., -kepers. Kielwater, O. Kiem, V., kiemen. Kiempje, O., -jes. Kiemblaadje, O., -blaadjes. Kiemblaasje, O., -blaasjes. Kiemen, kiemde, heeft gekiemd. Kiemwit, O. Kienen, kiende, heeft gekiend. Kienspel, O., -spellen. Kier, M., kieren. Kiertje, O., -jes. Kiereboe, V., kiereboes. Kieren, kierde, heeft gekierd. Kies, V., kiezen. Kiesje, O., -jes. Kiesbevoegdheid, V. Kiesch, kiescher, meest kiesch. Kieschheid, V. Kieschkeurig en Kieskeurig, -keuriger, -keurigst. Kieschkeurigheid, V. Kiescollege, O., -colleges. Kiesdistrict, O., -districten. Kiesgerechtigd. Kieskauw, M. en V., kieskauwen. Kieskauwen, kieskauwde, heeft gekieskauwd. Kieskauwer, M., -kauwers. Kiespijn, V. Kiespijndoek, M., -doeken. Kiesplicht, M. Kiesrecht, O. Kiestabel, V. Kiesstelsel, O., -stelsels. Kiesvereeniging, V., -vereenigingen. Kiesvergadering, V., -vergaderingen. Kieswet, V., -wetten. Kietelen. Zie Kittelen. Kieuw, V., kieuwen. Kieuwdeksel, O., -deksels. Kievit, M., kieviten. Kievitsei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes. Kievitsnest, O., -nesten. Kiezel, O. Kiezelsteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes. Kiezelzuur, O. Kiezen, koos, kozen, heeft gekozen. Kiezentrekker, M., -trekkers. Kiezer, M., kiezers. Kiezerslijst, V., -lijsten. Kif, O. Kijf, V. (buiten kijf). Kijfachtig, -achtiger, -achtigst. Kijk, M. Kijkje, O., -jes. Kijkdag, M., -dagen. Kijken, keek, keken, heeft gekeken. Kijker, M., kijkers. Kijkertje, O., -jes. Kijkgat, O., -gaten. Kijkglas, O., -glazen. Kijk-in-de-pot, M. en V., kijk-in-de-potten. Kijkkast, V., -kasten. Kijkspel, O., -spellen. Kijvage, V. Kijven, keef, keven, heeft gekeven. Kik, M. Kikje, O. Kikken, kikte, heeft gekikt. Kikker, M., kikkers. Kikkertje, O., -jes. Kikkerbil, V., -billen; -billetje, O., -jes. Kikkerland, O. Kikkerpoel, M., -poelen. Kikkerrit, O. Kikvorsch, M., -vorschen; -vorschje, O., -jes. Kikvorschennet, O., -netten. Kil, V., killen. Kil, killer, kilst. Kilheid, V. Killen, kilde, heeft gekild. Killig, killiger, killigst. Kilo, O., kilo's. Kilootje, O., -jes. Kilogram, O., kilogrammen. Kilometer, M., kilometers. Kilometerboekje, O., -boekjes. Kilometerraai, V., -raaien. Kim, V., kimmen. Kimduiking, V. Kimweger, M., kimwegers. Kin, V., kinnen. Kinnetje, O., -jes. Kina, V. Kinabast, V. (als stofnaam). Kinawijn, M. Kind, O., kinderen en kinders. Kindje, O., kindertjes. Kinderachtig, -achtiger, -achtigst. Kinderachtigheid, V., -heden. Kinderarts, M., -artsen. Kinderbal, O, -bals. Kinderbalk, M., -balken; -balkje, O. -jes. Kinderbewaarplaats, V., -plaatsen. Kinderbijbel, M., -bijbels. Kindercourant, V., -couranten. Kinderdief, M., -dieven. Kinderdokter, M., -dokters. Kinderdoop, M. Kinderdracht, V., -drachten. Kinderen, kinderde, heeft gekinderd. Kinderfeest, O., -feesten. Kindergeld, O. Kindergeschreeuw, O. Kindergezang, O. Kindergoed, O. Kindergril, V., -grillen. Kinderhand, V., -handen. Kinderhoofd, O., -hoofden. Kinderjaren (mv.), O. Kinderjuffrouw, V., -juffrouwen. Kinderkamer, V., -kamers. Kinderkost, M. Kinderkuur, V., -kuren. Kinderleven, O. Kinderlied, O., -liederen; -liedje, O., -jes. Kinderliefde, V. Kinderlijk, -lijker, -lijkst. Kinderlijkheid, V. Kinderloos, -looze. Kinderloosheid, V. Kindermaal, O., -malen. Kindermand, V., -manden. Kindermeid, V., -meiden. Kindermeisje, O., -jes. Kindermoord, M., -moorden. Kindermoordenares, V., -moordenaressen. Kinderpartij, V., -partijen. Kinderplaag (plaag), V., -plagen. Kinderplaag (persoon), M. en V., -plagen. Kinderplicht, M., -plichten. Kinderpokken (mv.), V. Kinderpraat, M. Kinderroof, M. Kinderschoen, M., -schoenen; -schoentje, O., -jes. Kinderschool, V. en O., -scholen; -schooltje, O., -jes. Kinderspeelgoed, O. Kinderspel, O., -spellen en -spelen. Kinderstoel, M., -stoelen. Kindervoeding, V. Kindervraag, V., -vragen. Kindervriend, M., -vrienden. Kinderwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes. Kinderwereld, V. Kinderwerk, O. Kinderwetten (mv.), V. Kinderzegen, M. Kinderziekenhuis, O., -huizen. Kinderziekte, V., -ziekten. Kindlief. Kindsbeen (Van - af). Kindsch. Kindschheid (gebrek van den ouderdom), V. Kindsgedeelte, O., -gedeelten. Kindsheid (eerste jeugd), V. Kindskind, O., -kinderen. Kinine, V. Kininedrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes. Kininepil, V., -pillen. Kininepoeder en -poeier, V., -poeders en -poeiers. Kink, V., kinken. Kinkel, M., kinkels. Kinken, kinkte, heeft gekinkt. Kinkhoest, M. Kinkhoorn en Kinkhoren, M., -hoorns en -horens; -hoorntje en -horentje, O., -jes. Kinnebak, V., -bakken. Kinnebaksblok, O., -blokken. Kinnebaksham, V., -hammen; -hammetje, O., -jes. Kinnetje (maat), O., -jes. Kiosk, V., kiosken. Kiosk-onderneming, V., -ondernemingen. Kip (band, knip, enz.), V., kippen. Kip (vogel), V., kippen. Kipje en kippetje, O., -jes. Kippeborst, V., -borsten. Kippeboutje, O., -jes. Kippen, kipte, heeft gekipt. Kippenboer, M., -boeren. Kippendief, M., -dieven. Kippenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes. Kippengaas, O. Kippengerst, V. Kippenhok, O., -hokken. Kippenkoopman, M., -kooplui. Kippenkuur, V., -kuren. Kippenladder, V., -ladders. Kippenloop, M., -loopen. Kippenpastei, V., -pasteien. Kippenren, V., -rennen. Kippensoep, V. Kippenvel, O. Kippenvoer, O. Kippetjesgort, V. Kippetjesgrutten (mv.), V. Kippetjeskost, M. Kippig, kippiger, kippigst. Kipsel, O., kipsels. Kiptakel, M., -takels. Kirren, kirde, heeft gekird. Kissen, kiste, heeft gekist. Kist, V., kisten. Kistje, O., -jes. Kisten, kistte, heeft gekist. Kistenhout, O. Kistenmaker, M., -makers. Kit, V., kitten. Kits, V., kitsen. Kitsen, kitste, heeft gekitst. Kittebroer, M., -broers. Kittelaar, M., kittelaars. Kittelen (ook Ketelen en Kietelen), kittelde, heeft gekitteld. Kitteling, V., kittelingen. Kitteloorig, -ooriger, -oorigst. Kitteloorigheid, V. Kittig, kittiger, kittigst. Klaaghuis, O., -huizen. Klaaglied, O., -liederen. Klaaglijk, -lijker, -lijkst. Klaagpsalm, M., -psalmen. Klaagrede, V., -redenen. Klaagschrift, O., -schriften. Klaagstem, V., -stemmen. Klaagtoon, M., -tonen. Klaagzang, M., -zangen. Klaar, klaarder, klaarst. Klaarblijkelijk, -lijker, -lijkst. Klaarheid, V. Klaarkomen, komt klaar, kwam klaar, kwamen klaar, is klaargekomen. Klaarkrijgen, kreeg klaar, kregen klaar, heeft klaargekregen. Klaarleggen, legde en leide klaar, heeft klaargelegd en klaargeleid. Klaarlicht (bnw.). Klaarliggen, lag klaar, lagen klaar, heeft klaargelegen. Klaarmaken, maakte klaar, heeft klaargemaakt. Klaarspelen, speelde klaar, heeft klaargespeeld. Klaarstaan, stond klaar, heeft klaargestaan. Klaarzetten, zette klaar, heeft klaargezet. Klaas, M., klazen. Klaasje, O., -jes. Klacht, V., klachten. Klachtenboek, O., -boeken. Klachtig, klachtiger, klachtigst. Klad (vlek), V., kladden. Kladje, O., -jes. Klad (ruw opstel), O. Kladje, O., -jes. Kladboek, O., -boeken. Kladdeboter, V. Kladden, kladde, heeft geklad. Kladder, M., kladders. Kladderig, kladderiger, kladderigst. Kladderigheid, V. Kladdig, kladdiger, kladdigst. Kladpapier, O., -papieren. Kladschilder, M., -schilders. Kladschrijver, M., -schrijvers. Kladschrift, O., (schrijfsel), O.; (schrijfboek), O., -schriften. Kladschuld, V., -schulden. Kladwerk, O. Klagen, klaagde, heeft geklaagd. Klager, M., klagers. Klak, V., klakken. Klakkebus, V., -bussen. Klakkeloos, -looze. Klakken, klakte, heeft geklakt. Klam, klammer, klamst. Klamaai, M., klamaaien. Klamaaien, klamaaide, heeft geklamaaid. Klamheid, V. Klamp, M., klampen. Klampje, O., -jes. Klampen, klampte, heeft geklampt. Klamplat, V., -latten. Klampspijker, M., -spijkers. Klandizie, V. Klank, M., klanken. Klankje, O., -jes. Klankbodem, M., -bodems. Klankbord, O., -borden. Klankleer, V. Klankloos, -looze. Klanknabootsing, V., -nabootsingen. Klankverandering, V., -veranderingen. Klankverschuiving, V. Klankwet, V., -wetten. Klankwijziging, V., -wijzigingen. Klant, M., klanten. Klantje, O., -jes. Klap (slag), M., klappen. Klapje, O., -jes. Klap (gepraat), M. Klapachtig, -achtiger, -achtigst. Klapbes, V., -bessen; -besje. O., -jes. Klapbrug, V., -bruggen. Klaphek, O., -hekken. Klaphout, O. Klaphoutje, O., -jes. Klaploopen, O. Klaplooper, M., -loopers. Klaplooperij, V. Klapmuts, V., -mutsen. Klappei, V., klappeien. Klappeien, klappeide, heeft geklappeid. Klappen, klapte, heeft geklapt. Klapper, M., klappers. Klapperboom, M., -boomen. Klapperen, klapperde, heeft geklapperd. Klapperman, M., -lieden en -lui. Klappermelk, V. Klappermolen, M., -molens. Klappernoot (boom), M.; (vrucht), V., -noten. Klapperolie, V. Klappertanden, klappertandde, heeft geklappertand. Klaproos, V., -rozen. Klapsigaar, V., -sigaren. Klapspaan (molenklapper), V., -spanen. Klapster, V, klapsters. Klapstuk, O., -stukken. Klaptafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes. Klaptouw, O., -touwen. Klapwieken, klapwiekte, heeft geklapwiekt. Klare (jenever), V. Klaren, klaarde, heeft geklaard. Klarigheid, V. Klarinet, V., klarinetten. Klarinettist, M., klarinettisten. Klaring, V. Klaringsvaartuig, O., -vaartuigen. Klaroen, V., klaroenen. Klaroengeschal, O. Klasse, V., klassen. Klassenstrijd, M. Klassenverdeeling, V., -verdeelingen. Klater, V., klaters. Klatertje, O., -jes. Klateren, klaterde, heeft geklaterd. Klatergoud, O. Klats (tusschenw.). Klauteraar, M., klauteraars. Klauteren, klauterde, heeft en is geklauterd. Klauterpaal, M., -palen. Klauw, M., klauwen. Klauwtje; O., -jes. Klauwen, klauwde, heeft geklauwd. Klauwer, M., klauwers. Klauwier, M., klauwieren. Klauwzeer, O. Klavaatshamer, M., -hamers. Klavecimbaal en Klavecimbel, V., klavecimbalen en klavecimbels. Klaver, V. Klaveren (mv.), V. Klaveren, klaverde, heeft geklaverd. Klaverenaas en Klaveraas, O., -azen. Klaverenboer en Klaverboer, M., -boeren. Klaverenheer en Klaverheer, M., -heeren. Klaverenvrouw en Klavervrouw, V., -vrouwen. Klaverjassen, klaverjaste, heeft geklaverjast. Klaverrijk, -rijker, -rijkst. Klavier, O., klavieren. Klavierconcert, O., -concerten. Klavierspel, O. Klavierspeler, M., -spelers. Kleed (kleedingstuk), O., kleederen en kleeren. Kleedje, O., kleedjes en kleertjes. Kleed (dekkleed), O., kleeden. Kleedje, O., -jes. Kleeden, kleedde, heeft gekleed. Kleederdracht, V., -drachten. Kleedermaker en Kleermaker (ook Kleerenmaker), M., -makers. Kleederpracht, V. Kleedij, V. Kleeding, V. Kleedingstuk, O., -stukken. Kleedkamer, V., -kamers. Kleefgaren, O. Kleefkruid, O. Kleefpleister, V., -pleisters. Kleefrijst, V. Kleefstof, V. Kleen, kleene. Zie Klein. Kleerbak, M., -bakken. Kleerborstel, M., -borstels. Kleerenbleeker, M., -bleekers. Kleerenmaker. Zie Kleedermaker. Kleerkast, V., -kasten. Kleerklopper, M., -kloppers. Kleerkoop, M., -koopen. Kleerkooper, M., -koopers. Kleermaken, O. Kleermaker. Zie Kleedermaker. Kleermakerstafel, V., -tafels. Kleermakerswinkel, M., -winkels. Kleermand, V., -manden. Kleerscheuren (zonder -). Kleerstok, M., -stokken. Kleerwinkel en Kleerenwinkel, M., -winkels. Kleerzolder en Kleerenzolder, M., -zolders. Klef, kleffe. Klei, V. Kleiaardappel, M., -aardappels. Kleiachtig, -achtiger, -achtigst. Kleigrond, M., -gronden. Klein (ook Kleen), kleiner, kleinst. Klein (in het -), O. Kleinachten, achtte klein, heeft kleingeacht. Kleinachting, V. Klein-Azië, O. Kleindochter, V., -dochters; -dochtertje, O., -jes. Kleinduimpje, O. Kleine, M. en V., kleinen. Kleineeren, kleineerde, heeft gekleineerd. Kleingeestig, -geestiger, -geestigst. Kleingeestigheid, V. Kleingeld, O. Kleingeloovig, -gelooviger, -geloovigst. Kleingeloovigheid, V. Kleinhandel, M. Kleinhandelaar, M., -handelaars. Kleinheid, V. Kleinigheid, V., -heden. Kleinigheidje, O., -jes. Kleinkind, O., -kinderen; -kindje, O., -kindertjes. Klein-kinderschooltje, O., -jes. Kleinkrijgen, kreeg klein, heeft kleingekregen. Kleinmoedig, -moediger, -moedigst. Kleinmoedigheid, V. Kleinood, O., kleinooden en kleinoodiën. Kleinoodje, O., -jes. Kleins, V., kleinzen. Kleinschrift, O. Kleinsmid, M., -smeden. Kleinsteedsch. Kleinsteedschheid, V. Kleinte, V. Kleintje, O., -jes. Kleinzeerig, -zeeriger, -zeerigst. Kleinzeerigheid, V. Kleinzen, kleinsde, heeft gekleinsd. Kleinzing, V., kleinzingen. Kleinzoon, M., -zoons en -zonen; -zoontje, O., -jes. Kleiweg, M., -wegen. Klem, V., klemmen. Klemhaak, M., -haken. Klemmen, klemde, heeft geklemd. Klemmerblad. Zie Klimmerblad. Klemmerkruid. Zie Klimmerkruid. Klemtoon, M., -tonen. Klemvogel, M., -vogels. Klens, Klenzen. Zie Kleins, Kleinzen. Klep, V., kleppen. Klepje, O., -jes. Klepel, M., klepels. Klepeltje, O., -jes. Kleppel, M., kleppels. Kleppen, klepte, heeft geklept. Klepper, M., kleppers. Klepperen, klepperde, heeft geklepperd. Klepperman. Zie Klapperman. Klerk, M., klerken. Klerkje, O., -jes. Klerkschap, O. Klessen. Zie Kletsen. Klet, V. Klets, V., kletsen. Kletsje, O., -jes. Klets (tusschenw.). Kletsen, kletste, heeft gekletst. Kletskop, M. en V., -koppen. Kletskous, V., -kousen. Kletsnat en Klesnat, -natte. Kletspraat, M. Kletstafel, V. Kletteren, kletterde, heeft gekletterd. Kleumen, kleumde, heeft gekleumd. Kleumer, M., kleumers. Kleumsch. Kleunen, kleunde, heeft gekleund. Kleur, V., kleuren. Kleurtje, O., -jes. Kleuren, kleurde, heeft gekleurd. Kleurenblind. Kleurenblindheid, V. Kleurendruk, M. Kleurenpracht, V. Kleurhoudend. Kleurig, kleuriger, kleurigst. Kleuring, V., kleuringen. Kleurling, M. en V., kleurlingen. V. ook kleurlinge. Kleurloos, -looze. Kleurloosheid, V. Kleurmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes. Kleurschakeering, V., -schakeeringen. Kleursel, O., kleursels. Kleurseltje, O., -jes. Kleurstof, V., -stoffen. Kleuter, V., kleuters. Kleutertje, O., -jes. Kleven, kleefde, heeft gekleefd. Klevenaar, M., klevenaars. Kleverig, kleveriger, kleverigst. Kleverigheid, V. Klewang, M., klewangs. Klibber, O. Kliefbaar. Kliek, V., klieken. Kliekje, O., -jes. Klieken, kliekte, heeft gekliekt. Klieker, M., kliekers. Kliekjesdag, M., -dagen. Klier, V., klieren. Kliertje, O., -jes. Klierachtig, -achtiger, -achtigst. Kliergezwel, O., -gezwellen. Kliertering, V. Klierziekte, V. Klieven, kliefde, heeft gekliefd. Klif, O. Klijf, O. Klik, M., klikken. Klikken, klikte, heeft geklikt. Klikker, M., klikkers. Klikklakken, klikklakte, heeft geklikklakt. Klikspaan, M. en V., -spanen. Klikspillen, klikspilde, heeft geklikspild. Klim (het klimmen), M. (een heele -). Klim (klimop), O. Klimaat, O., klimaten. Klimaatschieten, O. Klimboon, V., -boonen. Klimmen, klom, klommen, heeft en is geklommen. Klimmer, M., klimmers. Klimmerblad en Klemmerblad, O., -bladen. Klimmerij, V. Klimmerkruid en Klemmerkruid, O. Klimop (het loof), O.; (de boom), M. Kling, V., klingen. Klingetje, O., -jes. Klingelbuil, M., -builen. Klingelingeling. Klink (klap), M., klinken. Klinkje, O., -jes. Klink (van eene deur), V., klinken. Klinkje, O., -jes. Klinkbout, M., -bouten. Klinkdicht, O., -dichten; -dichtje, O., -jes. Klinken, klonk, heeft geklonken. Klinker, M., klinkers. Klinkerpad, O., -paden. Klinket, O., klinketten. Klinkhaak, M., -haken. Klinkhamer, M., -hamers. Klinkklaar, -klare. Klinkklank, M. Klinkletter, V., -letters. Klinknagel, M., -nagels. Klinknagelshaak, M., -haken. Klinkplaat, V., -platen. Klinkring, M., -ringen. Klinkwerk, O. Klip, V., klippen. Klipje, O, -jes. Klipgeit, V., -geiten. Klipmuis, V., -muizen. Klipper, M., klippers. Klippertanden, klippertandde, heeft geklippertand. Klipzout, O. Klis, V., klissen. Klisje, O., -jes. Klisklas, O. Kliskruid en Klissekruid, O. Klissen, kliste, is geklist. Klisteer, V., klisteeren. Klisteertje, O., -jes. Klisteeren, klisteerde, heeft geklisteerd. Klisteerspuit, V., -spuiten. Klit, V., klitten. Klitje, O., -jes. Klits, V., klitsen. Klitsje, O., -jes. Klodder, V., klodders. Kloek, kloeker, kloekst. Kloekhartig, -hartiger, -hartigst. Kloekheid, V. Kloekmoedig, -moediger, -moedigst. Kloekmoedigheid, V. Kloekzinnig, -zinniger, -zinnigst. Kloen, O.; (persoon), V., kloenen. Kloentje, O., -jes. Kloet, M., kloeten. Kloetje, O., -jes. Kloeten, kloette, heeft gekloet. Kloeter, M., kloeters. Klok (teug), M., klokken. Klokje, O., -jes. Klok (klokhen), V., klokken. Klokje, O., -jes. Klok (metalen werktuig, glazen stolp enz.), V., klokken. Klokje, O., -jes. Klokbloemig. Klok-en-hamerspel, O. Kloker, M., klokers. Klokgelui, O. Klokhen, V., -hennen. Klokhuis, O., -huizen. Klokkegalg, V. Klokken, klokte, heeft geklokt. Klokkengieter, M., -gieters. Klokkenist, M., klokkenisten. Klokkenmaker, M., -makers. Klokkenspel, O., -spellen. Klokkenspeler, M., -spelers. Klokkereep en Klokreep, M., -reepen. Klokkestoel, M., -stoelen. Klokketoren, M., -torens. Kloksignaal, O., -signalen. Klokslag, M. Klokspijs, V. Klomp, M., klompen. Klompje, O., -jes. Klompenmaker, M., -makers. Klongel. Zie Klungel. Klongelen. Zie Klungelen. Klont, V., klonten. Klontje, O., -jes. Klonter, M., klonters. Klontertje, O., -jes. Klonteren, klonterde, is geklonterd. Klonterig, klonteriger, klonterigst. Klontig, klontiger, klontigst. Kloof en Klove, V., kloven. Kloofje, O., -jes. Kloofbijl, V., -bijlen. Kloofhamer, M., -hamers. Kloofhout, O. Kloofmes, O., -messen. Kloofstok, M., -stokken. Klooster, O., kloosters. Kloostertje, O., -jes. Kloosterachtig, -achtiger, -achtigst. Kloosterbroeder, M., -broeders. Kloostercel, V., -cellen. Kloosteren, kloosterde, heeft gekloosterd. Kloostergang, V., -gangen. Kloosterhout, O. Kloosterkerk, V., -kerken. Kloosterleven, O. Kloosterling, M. en V., kloosterlingen. V. ook kloosterlinge. Kloosterorde, V., -orden. Kloosterschool, V., -scholen. Kloosterzuster, V., -zusters. Kloot, M., klooten. Klootje, O., -jes. Klootzak, M., -zakken. Klooven, kloofde, heeft gekloofd. Kloover, M., kloovers. Klop (slag), M., kloppen. Klopje, O., -jes. Klop (non), V., kloppen. Klopje, O., -jes. Klopgeest, M., -geesten. Klopgeesterij, V. Klophamer, M., -hamers. Klophengst, M., -hengsten. Klophout, O. Klopjacht, V., -jachten. Kloppartij, V., -partijen. Kloppen, klopte, heeft geklopt. Klopper, M., kloppers. Kloppertje, O., -jes. Klopping, V., kloppingen. Klopscheen, V., -schenen. Klopsteen, M., -steenen. Klopzee, V., -zeeën. Klos, M., klossen. Klosje, O., -jes. Klosbaan, V., -banen. Klosbeitel, M., -beitels. Klossen, kloste, heeft geklost. Klotsen, klotste, heeft geklotst. Klove. Zie Kloof. Klovenier en Kolvenier, M., kloveniers en kolveniers. Kloveniersburgwal, M. Kloveniersdoelen, M., -doelens. Klucht (boert), V., kluchten. Kluchtje, O., -jes. Klucht (mast), V., kluchten. Kluchtig, kluchtiger, kluchtigst. Kluchtigheid, V. Kluchtspel, O., -spelen. Kluft, V., kluften. Kluftje, O., -jes. Kluif (het kluiven), M. Kluifje, O., -jes. Kluif (klauw), V., kluiven. Kluiffok, V., -fokken. Kluifhout, O. Kluifje (kluifbeentje), O., -jes. Kluis, V., kluizen. Kluisje, O., -jes. Kluisdeur, V., -deuren. Kluisgat, O., -gaten. Kluisplaat, V., -platen. Kluister, V., kluisters. Kluisteren, kluisterde, heeft gekluisterd. Kluit, V., kluiten. Kluitje, O., -jes. Kluitenbreker, M., -brekers. Kluitig, kluitiger, kluitigst. Kluiven, kloof, kloven, heeft gekloven. Kluiver, M., kluivers. Kluiverboom, M., -boomen. Kluizen, kluisde, heeft gekluisd. Kluizenaar, M., kluizenaren en kluizenaars. Kluizenaarshut, V., -hutten. Kluizenaarsleven, O. Klungel (ook Klongel), V., klungels. Klungelen (ook Klongelen), klungelde, heeft geklungeld. Klungelwerk, O. Kluppel, M., kluppels en kluppelen. Kluppeltje, O., -jes. Kluppelen, kluppelde, heeft gekluppeld. Kluppelkoek, M., -koeken. Kluppelspel, O., -spellen. Kluppelvers, O., -verzen. Kluts, V. Klutsei, O., -eieren. Klutsen, klutste, heeft geklutst. Kluwen, O., kluwens. Kluwentje, O., -jes. Kluwenen, kluwende, heeft gekluwend. Knaagdier, O., -dieren; -diertje, O., -jes. Knaap, M., knapen. Knaapje, O., -jes. Knaapjeskruid, O. Knabbelen, knabbelde, heeft geknabbeld. Knagen, knaagde, heeft geknaagd. Knaging, V., knagingen. Knak, M., knakken. Knakje, O., -jes. Knak (bnw.). Knak (tusschenw.). Knakhamer, M., -hamers. Knakken, knakte, heeft en is geknakt. Knal, M., knallen. Knaleffect, O., -effecten. Knalgas, O. Knalgoud, O. Knallen, knalde, heeft geknald. Knalpot, M., -potten. Knalsignaal, O., -signalen. Knap, M., knappen. Knapje, O., -jes. Knap, knapper, knapst. Knapenleeftijd, M. Knaphandig, -handiger, -handigst. Knapheid, V. Knapjes. Knapkers, V., -kersen. Knapkoek (een koek), M., -koeken; (als stofnaam), V. Knappen, knapte, is en heeft geknapt. Knapper, M., knappers. Knappertje, O., -jes. Knapperd (knap mensch), M., knapperds. Knapperdje, O., -jes. Knapperen, knapperde, heeft geknapperd. Knapzak, M., -zakken. Knar, M., knarren. Knarpen, knarpte, heeft geknarpt. Knarsbeen en Knarsebeen, O.; -beentje, O., -jes. Knarsen (ook Knersen), knarste, heeft geknarst. Knarsetanden (ook Knersetanden), knarsetandde, heeft geknarsetand. Knarsing, V., knarsingen. Knaster, M., knasters. Knaster (tabak), V. Knauw, M., knauwen. Knauwen, knauwde, heeft geknauwd. Knauwsel, O., knauwsels. Knecht, M., knechten en knechts. Knechtje, O., -jes; ook knechtken en knechtke, O., knechtkens en knechtkes. Knechtsch. Knechtschap, O. Knechtsdienst, M., -diensten. Knechtskamer, V., -kamers. Knechtslivrei, V., -livreien. Knechtsloon, O., -loonen. Knechtswerk, O. Kneden, kneedde, heeft gekneed. Kneedbaar, -baarder, -baarst. Kneedbaarheid, V. Kneep, V., knepen. Kneepje, O., -jes. Knekelhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes. Knel, V., knellen. (In de knel). Knellen, knelde, heeft gekneld. Knelling, V., knellingen. Kneppel, Kneppelen. Zie Knuppel, Knuppelen. Knersen, enz. Zie Knarsen, enz. Knetteren (ook Knitteren), knetterde, heeft geknetterd. Knettering, V. Knetterslag, M., -slagen. Kneu, V., kneuen. Kneutje, O., -jes. Kneukel. Zie Knokkel. Kneukelvast. Kneuter, V., kneuters. Kneutertje, O., -jes. Kneuteraar, M., kneuteraars. Kneuteren, kneuterde, heeft gekneuterd. Kneuterig, kneuteriger, kneuterigst. Kneuzen, kneusde, heeft gekneusd. Kneuzing, V., kneuzingen. Knevel, M., knevels. Kneveltje, O., -jes. Knevelaar, M., knevelaars. Knevelarij, V., knevelarijen. Knevelbaard, M., -baarden. Knevelband, M., -banden. Knevelen, knevelde, heeft gekneveld. Knibbelaar, M., knibbelaars. Knibbelarij, V., knibbelarijen. Knibbelen, knibbelde, heeft geknibbeld. Knibbelspel, O., -spellen; -spelletje, O., -jes. Knie, V., knieën. Knietje, O., -jes. Knieboog, M., -bogen. Kniegebed, O., -gebeden. Kniegezwel, O., -gezwellen. Knielen, knielde, heeft en is geknield. Knieling, V., knielingen. Knier, V., knieren. Knieriem, M., -riemen. Knieschijf, V., -schijven. Kniesoor, M. en V., -ooren. Kniezen (ook Knijzen), kniesde, heeft gekniesd. Kniezer, M., kniezers. Kniezerig, kniezeriger, kniezerigst. Kniezerigheid, V. Kniezig, knieziger, kniezigst. Knijf, O., knijven. Knijfje, O., -jes. Knijp, V. (In de knijp). Knijpbril, M., -brillen. Knijpen, kneep, knepen, heeft geknepen. Knijper, M., knijpers. Knijpertje, O., -jes. Knijping, V. Knijptang, V., -tangen. Knijzen, enz. Zie Kniezen, enz. Knik, M., knikken. Knikje, O., -jes. Knikkebeenen, knikkebeende, heeft geknikkebeend. Knikkebollen, knikkebolde, heeft geknikkebold. Knikken, knikte, heeft en is geknikt. Knikker, M., knikkers. Knikkertje, O., -jes. Knikkeren, knikkerde, heeft geknikkerd. Knikkerspel, O., -spelen. Knikkertijd, M. Knikkerzak, M., -zakken; -zakje, O., -jes. Knikstag, O., -stagen. Knip (handeling), M., knippen. Knipje, O., -jes. Knip (werktuig), V., knippen. Knipje, O., -jes. Knipbeurs, V., -beurzen; -beursje, O., -jes. Knipbriefje, O., -jes. Knipmes, O., -messen; -mesje, O., -jes. Knipmuts, V., -mutsen. Knipoog, M. en V., -oogen. Knipoogen, knipoogde, heeft geknipoogd. Knipoogje, O., -jes. Knippen, knipte, heeft geknipt. Knipper, M., knippers. Knipschaar, V., -scharen. Knipsel, O., knipsels. Knipseltje, O., -jes. Knipslot, O., -sloten; -slotje en -slootje, O., -slootjes. Knipster, V., knipsters. Knitteren. Zie Knetteren. Knobbel, M., knobbels. Knobbeltje, O., -jes. Knobbelachtig, -achtiger, -achtigst. Knobbelig, knobbeliger, knobbeligst. Knobbeljicht, V. Knoei, M. (In den knoei). Knoeien, knoeide, heeft geknoeid. Knoeier, M., knoeiers. Knoeierig, knoeieriger, knoeierigst. Knoeierij, V., knoeierijen. Knoeierijtje, O., -jes. Knoeister, V., knoeisters. Knoeiwerk, O. Knoest, M., knoesten. Knoestje, O., -jes. Knoesterig, knoesteriger, knoesterigst. Knoesterigheid, V. Knoestig, knoestiger, knoestigst. Knoestigheid, V. Knoet, M., knoeten. Knoetachtig, -achtiger, -achtigst. Knoetslag, M., -slagen. Knoffelen, enz. Zie Knuffelen, enz. Knoflook, O. Knoflooksoep, V. Knok, M., knokken. Knokje, O., -jes. Knokig, knokiger, knokigst. Knokkel, M., knokkels. Knokkeltje, O., -jes. Knokkeljicht, V. Knokkelkoorts, V. Knol, M., knollen. Knolletje, O., -jes. Knolachtig. Knollentuin, M. Knolleschil, V., -schillen. Knolvormig. Knook, M., knoken. Knookje, O., -jes. Knoop, M., knoopen. Knoopje, O., -jes. Knoopen, knoopte, heeft geknoopt. Knoopendraaier, M., -draaiers. Knoopenfabriek, V., -fabrieken. Knoopenhaak, M., -haken. Knoopenmaker, M., -makers. Knoopenschaar (om knoopen te poetsen), V., -scharen. Knoopentrekker, M., -trekkers. Knoopig, knoopiger, knoopigst. Knooping, V., knoopingen. Knoopkoord, O. Knooplaars, V., -laarzen; -laarsje, O., -jes. Knoopnaald, V., -naalden. Knoopschaar (om te knoopen), V., -scharen. Knoopsgat, O., -gaten; -gaatje, O., -jes. Knoopster, V., knoopsters. Knoopwerk, O. Knoopzijde, V. Knop, M., knoppen. Knopje, O., -jes. Knoppen, knopte, heeft geknopt. Knor, M., knorren. Knorf, M., knorven. Knorfje, O., -jes. Knorhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes. Knorren, knorde, heeft geknord. Knorrepot, M. en V., -potten. Knorrig, knorriger, knorrigst. Knorrigheid, V. Knorvleesch, O. Knot, V., knotten. Knotje, O., -jes. Knots, V., knotsen. Knotsje, O., -jes. Knotsslag, M., -slagen. Knotten, knotte, heeft geknot. Knotting, V., knottingen. Knotwilg, M., -wilgen. Knuffelen (ook Knoffelen), knuffelde, heeft geknuffeld. Knuffeling, V., knuffelingen. Knuist, M., knuisten. Knuistje, O., -jes. Knul, M., knullen. Knullig, knulliger, knulligst. Knuppel (ook Kneppel), M., knuppels. Knuppeltje, O., -jes. Knuppelen (ook Kneppelen), knuppelde, heeft geknuppeld. Knuppelvers, O., -verzen. Knusjes. Knutselaar, M., knutselaars. Knutselarij, V., knutselarijen. Knutselarijtje, O., -jes. Knutselen, knutselde, heeft geknutseld. Knutseling, V., knutselingen. Knutselwerk, O.; -werkje, O., -jes. Knuttel, V., knuttels. Knutterig, knutteriger, knutterigst. Kobalt, O. Kobaltblauw, O. Kodde, V., kodden. Koddebeier, M., koddebeiers. Koddenaar, M., koddenaars. Koddig, koddiger, koddigst. Koddigheid, V., -heden. Koe, V., koeien. Koetje, O., -jes. Koebeest, O., -beesten. Koebrug, V., -bruggen. Koebrugsdek, O. Koeiekop, M., -koppen. Koeiendrijver, M., -drijvers. Koeienmelker, M., -melkers. Koeienstal. Zie Koestal. Koeionneeren, koeionneerde, heeft gekoeionneerd. Koek (gebak, enz.). Als voorwerpsnaam, M., koeken. Koekje, O., -jes. Als stofnaam, V. Koekamp, M. Koekbakker en Koekenbakker, M., -bakkers. Koekbakkerij, V., -bakkerijen. Koekdeeg, O. Koekeloeren, koekeloerde, heeft gekoekeloerd. Koekenpan, V., -pannen. Koekhakken, hakte koek, heeft koekgehakt. Koekoek, M., koekoeken. Koekoekje, O., -jes. Koekoekklok, V., -klokken; -klokje, O., -jes. Koekoeksbloem, V., -bloemen. Koekoeksbrood, O. Koekoekslook, O. Koekoeksplant, V. Koekoeksveer, V., -veeren. Koekoekszang, M., -zangen. Koekwinkel, M., -winkels; -winkeltje, O., -jes. Koel, koeler, koelst. Koelbak, M., -bakken. Koelbalie, V., -balies. Koelbloedig, -bloediger, -bloedigst. Koelbloedigheid, V. Koeldrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes. Koelemmer, M., -emmers. Koelen, koelde, heeft en is gekoeld. Koelhartig, -hartiger, -hartigst. Koelhartigheid, V. Koelheid, V. Koelhuis, O., -huizen. Koelie, M., koelies. Koelie-ordonnantie, V., -ordonnanties. Koeliewerk, O. Koeling, V., koelingen. Koelkelder, M., -kelders. Koelketel, M., -ketels. Koelkruik, V., -kruiken. Koelkuip, V., -kuipen. Koeloven, M., -ovens. Koelpan, V., -pannen. Koelte, V. Koeltje, O., -jes. Koeltjes (bijw.). Koelvat, O., -vaten. Koelzeil, O., -zeilen. Koelzinnig, -zinniger, -zinnigst. Koelzinnigheid, V. Koelzwabber, M., -zwabbers. Koemelk, V. Koen, koener, koenst. Koenheid, V. Koepel, M., koepels. Koepeltje, O., -jes. Koepeldak, O., -daken. Koepelkamer, V., -kamers. Koepelkerk, V., -kerken. Koepokinenting, V. Koepokstof, V. Koer, M., koeren. Koeren, koerde, heeft gekoerd. Koerier, M., koeriers. Koers, M., koersen. Koersen, koerste, heeft gekoerst. Koersing, V. Koersnoteering, V., -noteeringen. Koersverschil, O., -verschillen. Koeskoes, V. Koeskoesen, koeskoeste, heeft gekoeskoest. Koest (tusschenw.). Koestal, M., -stallen. Koesteren, koesterde, heeft gekoesterd. Koestering, V., koesteringen. Koet, V., koeten. Koetje, O., -jes. Koeteraar, M., koeteraars. Koeteraarster, V., koeteraarsters. Koeteren, koeterde, heeft gekoeterd. Koeterwaal, M., koeterwalen. Koeterwaalsch, O. Koeterwalen, koeterwaalde, heeft gekoeterwaald. Koets (rijtuig), V., koetsen. Koetsje, O., -jes. Koets (bed), V. Koetsen, koetste, heeft gekoetst. Koetser, M., koetsers. Koetshuis, O., -huizen. Koetsier, M., koetsiers. Koetsiertje, O., -jes. Koetsiersjas, V., -jassen. Koetspaard, O., -paarden. Koevoet, M., -voeten. Kof, V., koffen. Kofje, O., -jes. Koffer, M., koffers. Koffertje, O., -jes. Kofferen, kofferde, heeft gekofferd. Koffermaker, M., -makers. Koffie, V. Koffieboon, V., -boonen; -boontje, O., -jes. Koffiebrander, M., -branders. Koffiecultuur, V. Koffiedik, O. Koffiedrinken, O. Koffiehuis, O., -huizen. Koffiehuishouder, M., -houders. Koffieijs, O. Koffiekamer, V., -kamers. Koffiekan, V., -kannen. Koffiekleurig. Koffiekopje, O., -kopjes. Koffiemolen, M., -molens. Koffieplantage, V., -plantages. Koffiepot, M., -potten; -potje, O., -jes. Koffiestroop, V. Koffietafel, V. Koffietijd, M. Koffietrommel, V., -trommels. Koffieuur, O.; -uurtje, O. Koffieveiling, V., -veilingen. Koffiewater, O. Kog en Kogge, V., koggen. Kogel, M., kogels. Kogeltje, O., -jes. Kogelbaan, V., -banen. Kogelen, kogelde, heeft gekogeld. Kogelflesch, V., -flesschen; -fleschje, O., -jes. Kogelregen, M., -regens. Kogelrond. Kogelvanger, M., -vangers. Kogelvormig. Kohier, O., kohieren. Kohort, V., kohorten. Kok, M., koks. Kokje, O., -jes. Kokarde, V., kokardes. Koken, kookte, heeft gekookt. Kokendheet, -heete. Koker (persoon), M., kokers. Koker (voorwerp), M., kokers. Kokertje, O., -jes. Kokerellen, kokerelde, heeft gekokereld. Kokeren, kokerde, heeft gekokerd. Kokerij, V., kokerijen. Kokerijtje, O., -jes. Kokerjuffertje, O., -jes. Kokermuilen, kokermuilde, heeft gekokermuild. Kokhalzen, kokhalsde, heeft gekokhalsd. Koking, V., kokingen. Kokinje, V., kokinjes. Kokkelen, kokkelde, heeft gekokkeld. Kokkerd, M., kokkerds. Kokkin, V., kokkinnen. Kokosboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Kokosnoot, V., -noten. Kokospalm, M., -palmen. Kokoszeep, V. Koksjongen, M., -jongens. Koksmaat, M., -maats. Kokswerk, O. Kol (slag), M., kollen. Kol (bles en heks), V., kollen. Kolletje, O., -jes. Kolbak, M., kolbaks. Kolbijl, V., -bijlen. Kolder, M., kolders. Kolderen, kolderde, heeft gekolderd. Kolderig, -iger, -igst. Kolenbak, M., -bakken. Kolenbrander, M., -branders. Kolendamp, M. Kolendistrict, O., -districten. Kolendrager, M., -dragers. Kolenemmer, M., -emmers. Kolenhok, O., -hokken. Kolenkooper, M., -koopers. Kolenmaat, V., -maten. Kolenmagazijn, O., -magazijnen. Kolenmeter, M., -meters. Kolenmijn, V., -mijnen. Kolenpakhuis, O., -pakhuizen. Kolenschip, O., -schepen. Kolenschop, V., -schoppen. Kolentip, V., -tippen. Kolenvuur, O., -vuren. Kolenwagen, M., -wagens. Kolenzak, M., -zakken. Kolf, V., kolven. Kolfje, O., -jes. Kolfbaan, V., -banen. Kolfbal, M., -ballen. Kolfhout, O. Kolfspel, O. Kolhamer, M., -hamers. Kolibrie, M., kolibries. Kolibrietje, O., -jes. Koliek, O. en V. Kolk, V., kolken. Kolkje, O., -jes. Kolken, kolkte, heeft gekolkt. Kollebloem, V., -bloemen; -bloempje, O., -jes. Kollen, kolde, heeft gekold. Kolokwint, M., kolokwinten. Kolom, V., kolommen. Kolommetje, O., -jes. Kolomkachel, V., -kachels. Kolonel, M., kolonels. Kolonel-ingenieur, M., kolonels-ingenieurs. Kolonelschap, O. Kolonelsplaats, V., -plaatsen. Koloniaal, koloniale. Koloniaal, M., kolonialen. Kolonie, V., koloniën en kolonies. Kolonisatie, V., kolonisatiën. Koloniseeren, koloniseerde, heeft gekoloniseerd. Kolonist, M., kolonisten. Koloriet, O. Kolos, M., kolossen. Kolossaal, kolossale. Kolsem, M., kolsems. Kolter, M., kolters. Kolven, kolfde, heeft gekolfd. Kolvenier, enz. Zie Klovenier, enz. Kolver, M., kolvers. Kom, V., kommen. Kommetje, O., -jes. Komaan. Komaf (Van hooge -), V. Kombaars, V., kombaarzen. Kombof, V., kombofs en komboffen. Kombuis, V., kombuizen. Komediant, M., komedianten. Komediantentroep, M., -troepen. Komedie (schouwburg), V., komedies. Komediespel, O. Komedievertooning, V., -vertooningen. Komeet, V., kometen. Komen, komt, kwam, kwamen, is gekomen. Komfoor, O., komforen. Komfoortje, O., -jes. Komiek, komieker, komiekst. Komiek, M., komieken. Komijn, M. Komijntje, O., -jes. Komijnekaas en Komijnkaas, V., -kazen. Komijnekaasje, O., -jes. Komkommer, V., komkommers. Komkommertje, O., -jes. Komkommerschaaf, V., -schaven. Komkommertijd, M. Komma, V. en O., komma's. Kommaliebehoefte, V., -behoeften. Kommaliewant, O. Kommapunt, V., -punten. Kommer (zorg), M. Kommer (hazendrek), V. Kommerlijk, -lijker, -lijkst. Kommerloos, -looze. Kommernis, V., kommernissen. Kommervol, -volle. Kommies (ambtenaar bij de belastingen), M., kommiezen. Kommiesbrood, O. Kompas, O., kompassen. Kompasje, O., -jes. Kompashuisje, O., -huisjes. Kompasnaald, V., -naalden. Komplot, O., komplotten. Kompres, V., kompressen. Kompresje, O., -jes. Komst, V. Kond (- doen). Kondschap, V., -schappen. Kondschappen, kondschapte, heeft gekondschapt. Kondschapper, M., -schappers. Konfijt, O. Konfijten, konfijtte, heeft gekonfijt. Kongeraal, M., -alen. Konijn, O., konijnen. Konijntje, O., -jes. Konijnenberg, M., -bergen. Konijnenblad, O. Konijnenfokker, M., -fokkers. Konijnenfokkerij, V., -fokkerijen. Konijnenhok, O., -hokken. Konijnenhol, O., -holen. Konijnenjacht, V. Konijnenpastei, V., -pasteien. Konijnenveld, O., -velden. Konijnevel, O., -vellen. Koning, M., koningen. Koninkje, O., -jes. Koningin, V., koninginnen. Koninginnenkroon, V., -kronen. Koningsarend, M., -arenden. Koningschap, O. Koningsdochter, V., -dochters. Koningsgeel, O. Koningsgezind. Koningsgezindheid, V. Koningshof, O., -hoven. Koningskind, O., -kinderen. Koningskroon, V., -kronen. Koningsmantel, M., -mantels. Koningsmoord, M., -moorden. Koningsmoorder, M., -moorders. Koningstijger, M., -tijgers. Koningstroon, M., -tronen. Koningswater, O. Koningszeer, O. Koningszoon, M., -zonen. Koninklijk, -lijker, -lijkst. Koninkrijk, O., -rijken; -rijkje, O., -jes. Konkel (slag), M., konkels. Konkel (persoon), V., konkels. Konkeltje, O., -jes. Konkelaar, M., konkelaars. Konkelaarster, V., konkelaarsters. Konkelachtig, -achtiger, -achtigst. Konkelboel, M. Konkelen, konkelde, heeft gekonkeld. Konkelhuis, O., -huizen. Konserf, O., konserven. Konstabel, M., konstabels. Konstabelskamer, V., -kamers. Konstabelsmaat, M., -maats. Kont, V., konten. Kontje, O., -jes. Konterfeiten, konterfeitte, heeft gekonterfeit. Konterfeitsel, O., konterfeitsels. Konvooi, O., konvooien. Konvooibiljet, O., -biljetten. Konvooilooper, M., -loopers. Konzenielje (volksterm voor Cochenille), V. Koog, V., kogen. Kooi, V., kooien. Kooitje, O., -jes. Kooien, kooide, heeft gekooid. Kooihout, O., -houten. Kooiker, M., kooikers. Kook, V. (Aan de -, van de kook). Kookboek, O., -boeken. Kookfornuis, O., -fornuizen. Kookgereedschap, O., -gereedschappen. Kookhok, O., -hokken. Kookhuis, O., -huizen. Kookkachel, V., -kachels. Kookketel, M., -ketels. Kookkunst, V. Kookmachine, V., -machines. Kookpan, V., -pannen. Kookpunt, O., -punten. Kookschool, V., -scholen. Kooksel, O., kooksels. Kookseltje, O., -jes. Kookster, V., kooksters. Kooktoestel, M. en O., -toestellen. Kookvrouw, V., -vrouwen. Kool (brandstof), V., kolen. Kooltje, O., -jes. Kool (gewas), V., koolen. Kooltje, O., -jes. Koolblad, O., -bladeren. Kooldruk, M. Koolhaas, M., -hazen. Koolmees, V., -meezen. Kooloxyde, O. Koolraap, V., -rapen. Koolsla, V. Koolspits, V., -spitsen. Koolstof, V. Koolstofverbinding, V., -verbindingen. Koolstronk, M., -stronken. Koolteer, V. Kooltje-vuur, O. Koolwaterstofgas, O. Koolzaad, O. Koolzuur, O. Koolzuurhoudend. Koolzwart. Koomenij, V., koomenijen. Koomenijswinkel, M., -winkels. Koon, V., koonen. Koontje, O., -jes. Koop, M., koopen. Koopje, O., -jes. Koopakte, V., -akten. Koopbrief, M., -brieven. Koopdag, M., -dagen. Koopen, kocht, heeft gekocht. Kooper, M., koopers. Koopgoed, O., -goederen. Koopgraag, -grager, -graagst. Koophandel, M. Kooplust, M. Kooplustig, -lustiger, -lustigst. Koopman, M., -lieden en -lui. Koopmansbeurs, V., -beurzen. Koopmansboek, O., -boeken. Koopmansbrief, M., -brieven. Koopmanschap, V. Koopmansgeest, M. Koopmanshuis, O., -huizen. Koopmanskantoor, O., -kantoren. Koopmansstijl, M. Koopmanszoon, M., -zoons en -zonen. Kooppenning, M., -penningen. Koopprijs, M., -prijzen. Koopstad, V., -steden. Koopster, V., koopsters. Koopvaarder, M., -vaarders. Koopvaardij, V. Koopvaardijkapitein, M., -kapiteins. Koopvaardijschip, O., -schepen. Koopvaardijvloot, V., -vloten. Koopvrouw, V., -vrouwen. Koopwaar, V., -waren. Koopziek. Koopzucht, V. Koor, O., koren. Koord (touw), V. en O., koorden. Koordje, O., -jes. Koorddansen, O. Koorddanser, M., -dansers. Koorde (in de meetkunde), V., koorden. Koordfabriek, V., -fabrieken. Koorgestoelte, O., -gestoelten. Koorgezang, O. Koorhek, O., -hekken. Koorknaap, M., -knapen. Koorn. Zie Koren. Koorts, V., koortsen. Koortsje, O., -jes. Koortsachtig, -achtiger, -achtigst. Koortsachtigheid, V. Koortsbitter, O. Koortsdrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes. Koortsgloed, M. Koortsig, koortsiger, koortsigst. Koortsmiddel, O., -middelen. Koortsthermometer, M., -thermometers. Koortsverwekkend. Koortsvrij. Koorzang, M. Koorzanger, M., -zangers. Koot, V., kooten. Kootje, O., -jes. Kooten, kootte, heeft gekoot. Kootspel, O. Koozen, koosde, heeft gekoosd. Kop (hoofd), M., koppen. Kopje, O., -jes. Kop (beker, maat enz.), M., koppen. Kopje, O., -jes. Kopbout, M., -bouten. Kopek, M., kopekken. Koper, O. Koperachtig, -achtiger, -achtigst. Koperdraad, O. Koperdruk, M. Koperen (bnw.). Koperen, koperde, heeft gekoperd. Kopererts, O. Kopergeld, O. Kopergieter, M., -gieters. Kopergieterij, V., -gieterijen. Kopergravure, V., -gravures. Kopergroen, O. Koperkleurig. Kopermijn, V., -mijnen. Koperroest, O. Koperrood, O. Koperslager, M., -slagers. Koperslagerij, V., -slagerijen. Kopervitriool, O. Koperwerk, O. Kopglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes. Kopie (nabootsing), V., kopieën. Kopietje, O., -jes. Kopieboek, O., -boeken. Kopieeren, kopieerde, heeft gekopieerd. Kopieerinkt, M. Kopieermachine, V., -machines. Kopieerpers, V., -persen. Kopieerwerk, O. Kopiïst, M., kopiïsten. Kopij (handschrift voor de pers), V., kopijen. Kopijrecht, O. Koplaag, V., -lagen. Koppel (band), M., koppels. Koppeltje, O., -jes. Koppel (paar), O., koppels. Koppeltje, O., -jes. Koppelaar, M., koppelaars. Koppelaarster, V., koppelaarsters. Koppelarij, V., koppelarijen. Koppelbout, M., -bouten. Koppelen, koppelde, heeft gekoppeld. Koppeling, V., koppelingen. Koppelkompas, O., -kompassen. Koppelriem, M., -riemen. Koppelstuk, O., -stukken. Koppelteeken, O., -teekens. Koppelwoord, O., -woorden. Koppen, kopte, heeft gekopt. Koppensneller, M., -snellers. Kopper, M., koppers. Kopper- en Koppertjesmaandag, M., -maandagen. Koppig, koppiger, koppigst. Koppigheid, V. Kopping, V., koppingen. Kopshout, O. Kopstuk, O., -stukken. Koraal (koorknaap), M., koralen. Koraal (koorzang), O., koralen. Koraal (stof), O.; (voorwerp), V., koralen. Koraalbank, V., -banken. Koraaldier, O., -dieren. Koraalgezang, O., -gezangen. Koraalmuziek, V. Koraalrif, O., -riffen. Koraalrood. Koraalvereeniging, V., -vereenigingen. Koralen (bnw.). Koran, M. Korbeel, M., korbeelen. Korbeeltje, O., -jes. Kordaat, kordater, kordaatst. Kordaatheid, V. Kordelier, M., kordeliers en kordelieren. Kordon, O., kordons. Kordonbeugel, M., -beugels. Koren en Koorn, O. Koren, koorde, heeft gekoord. Korenaar, V., -aren. Korenbeurs, V., -beurzen. Korenbloem, V., -bloemen. Korendrager, M., -dragers. Korenkooper, M., -koopers. Korenland, O., -landen. Korenmaat, V., -maten. Korenmarkt, V., -markten. Korenmolen, M., -molens. Korenschoof, V., -schooven. Korenschop, V., -schoppen. Korenschuur, V., -schuren. Korenveld, O., -velden. Korenzolder, M., -zolders. Korf, M., korven. Korfje, O., -jes. Korfbal (spel), O. Korfbalspel, O. Korfbalwedstrijd, M., -wedstrijden. Korhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes. Korhoen, O., -hoenderen en -hoenders; -hoentje, O., -jes. Koriander, M. Kornak, M., kornaks. Kornel, V. Kornet (vaandrig), M., kornetten. Kornet (muts), V., kornetten. Kornetje, O., -jes. Kornis, V., kornissen. Kornoelje, V., kornoeljes. Kornoeljen (bnw.). Kornuit, M., kornuiten. Kornuitje, O., -jes. Koroester, V., -oesters. Korporaal, M., korporaals en korporalen. Korporaaltje, O., -jes. Korporaalsstrepen, mv. Korps, O., korpsen. Korre, V., korren. Korrel, V., korrels en korrelen. Korreltje, O., -jes. Korrelen, korrelde, is gekorreld. Korrelig, korreliger, korreligst. Korren (oesters vangen), korde, heeft gekord. Korren (van duiven), korde, heeft gekord. Korset, O., korsetten. Korsetje, O., -jes. Korsettenmaakster, V., -maaksters. Korsetveer, V., -veeren. Korsetveter, M., -veters. Korst, V., korsten. Korstje, O., -jes. Korsten, korstte, is gekorst. Korstig, korstiger, korstigst. Kort, korter, kortst. Kortademig, -ademiger, -ademigst. Kortarmig. Kortaf. Kortegaard, V., kortegaarden. Kortelas, V., kortelassen. Kortelijk. Korteling, M., kortelingen. Kortelings. Korten, kortte, heeft en is gekort. Kortheid, V. Kortheidshalve. Kortijd, M. Korting, V., kortingen. Kortjan, O. Kortom. Kortooren, kortoorde, heeft gekortoord. Kortschaaf, V., -schaven. Kortschaven, kortschaafde, heeft gekortschaafd. Kortsluiting, V., -sluitingen. Kortstaart, M. en V., -staarten. Kortstaarten, kortstaartte, heeft gekortstaart. Kortstondig. Kortswijl, V. Kortvoer, O. Kortweg. Kortwieken, kortwiekte, heeft gekortwiekt. Kortzichtig, -zichtiger, -zichtigst. Kortzichtigheid, V. Korven, korfde, heeft gekorfd. Korvet, V., korvetten. Korzel, korzeler, korzelst. Korzelheid, V. Korzelig, korzeliger, korzeligst. Korzeligheid, V. Kossem, M., kossems. Kost (spijs), M., kosten. Kostje, O., -jes. Kost (uitgaaf), M., kosten. Kostbaar, -baarder, -baarst. Kostbaarheid, V., -heden. Kostelijk, -lijker, -lijkst. Kostelijkheid, V., -heden. Kosteloos, -looze. Kosten, kostte, heeft gekost. Koster, M., kosters. Kosteres, V., kosteressen. Kosterin, V., kosterinnen. Kosterschap, O. Kostershuis, O., -huizen. Kostganger, M., -gangers. Kostgeld, O., -gelden. Kosthuis, O., -huizen. Kostjongen, M., -jongens. Kostkind, O., -kinderen. Kostleerling, M. en V., -leerlingen. Kostschool, V., -scholen. Kostschoolhouder, M., -houders. Kostschoolvriendin, V., -vriendinnen. Kostuum, O., kostumen en kostumes. Kostuumpje, O., -jes. Kostuumnaaister, V., -naaisters. Kostwinning, V., -winningen. Kot, O., kotten. Kotje, O., -jes. Kotelet, V., koteletten. Koteletje, O., -jes. Koteren, koterde, heeft gekoterd. Kotsen, kotste, heeft gekotst. Kotter, M., kotters. Kottertje, O., -jes. Koubeitel, M., -beitels. Koud, kouder, koudst. Koudbloedig. Koudbros, -brosse. Koude en Kou, V. Koudekeuken, V. Koudeschaal, V. Koudheid, V. Koudjes. Koudvuur, O. Koudwaterinrichting, V., -inrichtingen. Koukleum, M. en V., -kleumen en -kleums. Kous, V., kousen. Kousje, O., -jes. Kouseband, M., -banden. Kousenbreien, O. Kousenkooper, M., -koopers. Kousenwever, M., -wevers. Kousenwinkel, M., -winkels. Kousjesbrander, M., -branders. Kout, M. Kouten, koutte, heeft gekout. Kouter (ploegmes), O., kouters. Kouw, V., kouwen. Kouwtje, O., -jes. Kouwelijk, -lijker, -lijkst. Kouwelijkheid, V. Kozak, M., Kozakken. Kozakjesdag, M. Kozijn, O., kozijnen. Kozijntje, O., -jes. Kraag, M., kragen. Kraagje, O., -jes. Kraagmantel, M., -mantels. Kraai (vaartuig), V., kraaien. Kraai (vogel), V., kraaien. Kraaitje, O., -jes. Kraaien, kraaide, heeft gekraaid. Kraaienmarsch, M. Kraaiennest, O., -nesten. Kraaienoog, O., -oogen. Kraaier, M., kraaiers. Kraak (krak), M. Kraak (vaartuig), V., kraken. Kraakamandel, V., -amandels. Kraakbeen, O., -beenderen; -beentje, O., -jes. Kraakbes, V., -bessen. Kraakporselein, O. Kraakzindelijk. Kraal (koraal), V., kralen. Kraaltje, O., -jes. Kraal (perk en gehucht), V., kralen. Kraam (tent), V., kramen. Kraampje, O., -jes. Kraam (bevalling), V. Kraambed, O., -bedden. Kraambezoek, O., -bezoeken. Kraamheer, M., -heeren. Kraamkamer, V., -kamers. Kraamkind, O., -kinderen. Kraamschut, O., -schutten. Kraamster, V., kraamsters. Kraamvisite, V., -visites. Kraamvrouw, V., -vrouwen. Kraamvrouwenkoorts, V. Kraan (kraanvogel), M., kranen. Kraan (persoon), M. en V., kranen. Kraan (tap en hijschtuig), V., kranen. Kraantje, O., -jes. Kraanbalk, M., -balken. Kraanbalksgewijze. Kraanboom, M., -boomen. Kraandraaier, M., -draaiers. Kraanoog, O., -oogen. Kraanoogen, kraanoogde, heeft gekraanoogd. Kraanvogel, M., -vogels. Krab (krauw), V., krabben. Krabje, O., -jes. Krab en Krabbe (schaaldier), V., krabben. Krabbetje, O., -jes. Krabbedieven, krabbediefde, heeft gekrabbediefd. Krabbedieverij, V. Krabbel, V., krabbels. Krabbelaar, M., krabbelaars. Krabbelen, krabbelde, heeft gekrabbeld. Krabbelig, krabbeliger, krabbeligst. Krabbeling, V., krabbelingen. Krabbelschrift, O. Krabbelvuisten, krabbelvuistte, heeft gekrabbelvuist. Krabben, krabde, heeft gekrabd. Krabbeneter, M., -eters. Krabber, M., krabbers. Krabsel, O., krabsels. Kracht, V., krachten. Krachtdadig, -dadiger, -dadigst. Krachtdadigheid, V. Krachteloos, -loozer, -loost. Krachteloosheid, V. Krachtens. Krachtig, krachtiger, krachtigst. Krachtkabel, M., -kabels. Krachtmeter, M., -meters. Krachtsinspanning, V. Krachtsoefening, V., -oefeningen. Kraf. Zie Karaf. Krak, M., krakken. Krakje, O., -jes. Krak (tusschenw.). Krakeel, O., krakeelen. Krakeeltje, O., -jes. Krakeelen, krakeelde, heeft gekrakeeld. Krakeeler, M., krakeelers. Krakeelziek, -zieker, -ziekst. Krakeelzucht, V. Krakeling, M., krakelingen. Krakelingetje, O., -jes. Krakelingentrommel, V., -trommels. Kraken, kraakte, heeft gekraakt. Kraker, M., krakers. Kraking, V., krakingen. Krakken, krakte, heeft en is gekrakt. Kram, V., krammen. Krammetje, O., -jes. Kramen, kraamde, heeft gekraamd. Kramer, M., kramers. Kramerij, V., kramerijen. Kramerskans, V. Krammat, V., -matten. Krammen, kramde, heeft gekramd. Krammer, M., krammers. Kramming, V., krammingen. Kramp, V., krampen, Krampje, O., -jes. Krampachtig, -achtiger, -achtigst. Krampachtigheid, V. Kramphoest, M. Kramwerk, O., -werken. Kranen, kraande, heeft gekraand. Kranig, kraniger, kranigst. Kranigheid, V. Krank, kranker, krankst. Kranke, M. en V., kranken. Krankheid, V., -heden. Krankte, V. Krankzinnig, -zinniger, -zinnigst. Krankzinnigengesticht, O., -gestichten. Krankzinnigenhuis, O., -huizen. Krankzinnigheid, V. Krans, M., kransen. Kransje, O., -jes. Kransen, kranste, heeft gekranst. Krant en Courant (zoo ook in de samenstellingen), V., kranten. Krantje, O., -jes. Krantenbericht, O., -berichten. Krantendrukkerij, V., -drukkerijen. Krantenjongen, M., -jongens. Krantenman, M., -mannen. Krantennieuws, O. Krantenombrenger, M., -ombrengers. Krantenschrijver, M., -schrijvers. Krantenstijl, M. Krantenvrouw, V., -vrouwen. Krap (meekrap), V. Krap (kram aan een boek), V., krappen. Krapje, O., -jes. Krap (varkensrib), V., krappen. Krapje, O., -jes. Krap (bijw.). Krapjes. Krapschuitswijze en -wijs. Kras (schrap), V., krassen. Krasje, O., -jes. Kras, krasser. Kras (Bij kris en kras). Kras (tusschenw.). Krasheid, V. Krassen, kraste, heeft gekrast. Krasser, M., krassers. Krat, O., kratten. Kratje, O., -jes. Krater, M., kraters. Krates, M., kratessen. Kraton, M., kratons. Krauw, V., krauwen. Krauwtje, O., -jes. Krauwel, M., krauwels. Krauwen, krauwde, heelt gekrauwd. Kreatuur, O., kreaturen. Kreatuurtje, O., -jes. Kreb. Zie Krib. Krediet (vertrouwen, enz.), O., kredieten. Kredietbank, V., -banken. Kredietbrief, M., -brieven. Kredietinstelling, V., -instellingen. Kredietvereeniging, V., -vereenigingen. Kredietwet, V., -wetten. Kreeft, M., kreeften. Kreeftje, O., -jes. Kreeftengang, M. Kreeftensla, V. Kreeftskeerkring, M. Kreeftsoog, O., -oogen. Kreeftsschaar, V., -scharen. Kreek, V., kreken. Kreekje, O., -jes. Kreel, V., kreelen. Kreeltje, O., -jes. Kreelen, kreelde, heeft gekreeld. Kreet, M., kreten. Kregel, kregeler, kregelst. Kregelheid, V. Kregelig, kregeliger, kregeligst. Kregeligheid, V. Kregelkop, M. en V., -koppen. Kreits, M., kreitsen. Krek. Krekel, M., krekels. Krekeltje, O., -jes. Kreng, O., krengen. Krengen, krengde, heeft gekrengd. Krenken, krenkte, heeft gekrenkt. Krenking, V., krenkingen. Krent, V., krenten. Krentje, O., -jes. Krenteboom, M., -boomen. Krentenbaard, M., -baarden. Krentenbol, M., -bollen; -bolletje, O., -jes. Krentenbrood, O., -brooden; -broodje, O., -jes. Krentenkakker, M., -kakkers. Krentenkoek, M., -koeken; -koekje, O., -jes. Krenterig, krenteriger, krenterigst. Krenterigheid, V. Krepijzer, O., -ijzers. Kreppen, krepte, heeft gekrept. Kreuk, V., kreuken. Kreukje, O., -jes. Kreukel, V., kreukels. Kreukeltje, O., -jes. Kreukelen, kreukelde, heeft en is gekreukeld. Kreukelig, kreukeliger, kreukeligst. Kreuken, kreukte, heeft en is gekreukt. Kreuking, V., kreukingen. Kreunen, kreunde, heeft gekreund. Kreupel, kreupeler, kreupelst. Kreupelbosch, O., -bosschen. Kreupele, M. en V., kreupelen. Kreupelhout, O. Kreus, V., kreuzen. Krevel, V. Krevelen, krevelde, heeft gekreveld. Kreveling, V., krevelingen. Krevelkruid, O. Krevelzaad, O. Krib en Kribbe, V., kribben. Kribje en kribbetje, O., -jes. Krib (kribbige vrouw), V., kribben. Kribbebijter, M., -bijters. Kribbebijtster, V., -bijtsters. Kribbekat, V., -katten; -katje, O., -jes. Kribbelen, kribbelde, heeft gekribbeld. Kribben, kribde, heeft gekribd. Kribberij, V., kribberijen. Kribbig, kribbiger, kribbigst. Kribbigheid, V. Kriebelen, kriebelde, heeft gekriebeld. Kriebelig, kriebeliger, kriebeligst. Kriebelschrift, O. Kriek (krekel), V., krieken. Kriekje, O., -jes. Kriek (zwarte kers), V., krieken. Kriekje, O., -jes. Kriekeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Kriekelaar, M., kriekelaars. Krieken (piepen), kriekte, heeft gekriekt. Krieken (van den dag), O. Kriekentijd, M. Kriel (persoon), M. en V., krielen. Krieltje, O., -jes. Kriel (mand), V., krielen. Kriel (klein goed), O. Kriel, krieler, krielst. Krielen, krielde, heeft gekrield. Krielhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes. Krielheid, V. Krielhen, V., -hennen; -hennetje, O., -jee. Krielkip, V., -kippen; -kippetje, O., -jes. Kriemelen, kriemelde, heeft gekriemeld. Kriemelig, kriemeliger, kriemeligst. Krieuwel, V. Krieuwelen, krieuwelde, heeft gekrieuweld. Krieuwelig, krieuweliger, krieuweligst. Krieuweling, V., krieuwelingen. Krieuwen, krieuwde, heeft gekrieuwd. Kriezel, V., kriezels. Kriezeltje, O., -jes. Kriezelen, kriezelde, heeft gekriezeld. Krijg, M. Krijgen (ontvangen), kreeg, kregen, heeft gekregen. Krijgen (oorlogen), krijgde, heeft gekrijgd. Krijger, M., krijgers. Krijgertje, O. (- spelen). Krijgsartikel, O., -artikels en -artikelen. Krijgsbanier, V., -banieren. Krijgsbedrijf, O., -bedrijven. Krijgsbehoefte, V., -behoeften. Krijgsbeleid, O. Krijgsbende, V., -benden. Krijgsbewind, O. Krijgsdaad, V., -daden. Krijgsdeugd, V., -deugden. Krijgsdienst, M. Krijgseer, V. Krijgsgebruik, O., -gebruiken. Krijgsberoep, O. Krijgsgeschiedenis, V. Krijgsgevangene, M., -gevangenen. Krijgsgeweld, O. Krijgsgod, M. Krijgshaftig, -haftiger, -haftigst. Krijgshaftigheid, V. Krijgsheld, M., -helden. Krijgshoofd, O., -hoofden. Krijgskans, V., -kansen. Krijgskas, V., -kassen. Krijgsklaroen, V., -klaroenen. Krijgsknecht, M., -knechten. Krijgskunde, V. Krijgskundig. Krijgskunst, V. Krijgslied, O., -liederen. Krijgslist, V., -listen. Krijgsmacht, V. Krijgsmakker, M., -makkers. Krijgsman, M., -lieden. Krijgsmanseer, V. Krijgsmansstand, M. Krijgsmuziek, V. Krijgsorde, V. Krijgsordening, V., -ordeningen. Krijgsoverste, M., -oversten. Krijgsplicht, M., -plichten. Krijgsraad, M., -raden. Krijgsrecht, O. Krijgsroem, M. Krijgsrumoer, M. Krijgsschool, V., -scholen. Krijgstocht, M., -tochten. Krijgstoerusting, V., -toerustingen. Krijgstrompet, V., -trompetten. Krijgstucht, V. Krijgsverrichting, V., -verrichtingen. Krijgsvolk, O. Krijgsvoorraad, M. Krijgswet, V., -wetten. Krijgswetenschap, V., -wetenschappen. Krijgswezen, O. Krijgszaak, V., -zaken. Krijgzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst. Krijsch, M., krijschen. Krijschen, kreesch, kreschen, heeft gekreschen; ook krijschte, heeft gekrijscht. Krijt (stof), O. Krijtje, O., -jes. Krijt (strijdperk), O. Krijtachtig, -achtiger; -achtigst. Krijtberg, M., -bergen. Krijten, kreet, kreten, heeft gekreten. Krijtend, krijtender, krijtendst. Krijter, M., krijters. Krijtertje, O., -jes. Krijthouder, M., -houders. Krijtmolen, M., -molens. v Krijtrots, V., -rotsen. Krijtstreep, V., -strepen; -streepje, O., -jes. Krijtwit. Krijzeltanden, krijzeltandde, heeft gekrijzeltand. Krik (tusschenw.). Krikkemik, V., -mikken. Krikkrakken, krikkrakte, heeft gekrikkrakt. Krim, V. Krimp, V. Krimp (bnw.). Krimpen, kromp, heeft en is gekrompen. Krimperd, M., krimperds. Krimping, V., krimpingen. Krimpkabeljauw, V. Krimpschol, V. Krimpvisch, V. Krimpvrij. Krimpzalm, V. Kring, M., kringen. Kringetje, O., -jes. Kringelen, kringelde, heeft gekringeld. Kringloop, M. Kringswijze en -wijs. Kringvormig. Krinkel, M., krinkels. Krinkeltje, O., -jes. Krinkelen, krinkelde, heeft en is gekrinkeld. Krinkeling, V., krinkelingen. Krioelen, krioelde, heeft gekrioeld. Krip, O. Krippen (bnw.). Kris (dolk), V., krissen. Krisje, O., -jes. Kris. (Bij kris en kras). Krissen, kriste, heeft gekrist. Kristal, O., kristallen. Kristalhelder. Kristallen (bnw.). Kristallig. Kristallijn, O. Kristallijnen (bnw.). Kristallisatie, V., kristallisatiën. Kristalliseeren, kristalliseerde, is gekristalliseerd. Kristalwater, O. Kritiek (hachelijk), kritieker, kritiekst. Krocht, V., krochten. Krodde, V. Kroeg, V., kroegen. Kroegje, O., -jes. Kroegen, kroegde, heeft gekroegd. Kroeghouder, M., -houders. Kroeglooper, M., -loopers. Kroep, V. Kroes, M., kroezen. Kroesje, O., -jes. Kroes, kroezer. Kroeskop (kroeshoofd), M., -koppen. Kroeskop (persoon), M., -koppen. Kroezen, kroesde, heeft en is gekroesd. Krok, V., krokken. Kroken, krookte, heeft gekrookt. Krokodil, M., krokodillen. Krokodilletje, O., -jes. Krokodillentranen (mv.), M. Krokus, M., krokussen. Krokusje, O., -jes. Krol, O., krollen. Krollen, krolde, heeft gekrold. Krollig, krolliger, krolligst. Krolsch (bnw.), krolscher, meest krolsch. Krolschheid, V. Krom, krommer, kromst. Krombeen, M. en V., -beenen. Krombek (boon), M., -bekken. Kromhals (persoon), M. en V., -halzen. Kromhals (retort), V., -halzen. Kromhals (plant), V. Kromheid, V. Kromhout, O., -houten. Kromliggen, lag krom, lagen krom, heeft kromgelegen. Kromloopen, liep krom, is kromgeloopen. Kromme, V., krommen. Krommen, kromde, heeft en is gekromd. Krommer, M., krommers. Kromming, V., krommingen. Kromneus, M. en V., -neuzen. Kromsluiten, sloot krom, sloten krom heeft kromgesloten. Kromspreken, O. Kromstaart, M., -staarten. Kromstaf, M., -staven. Kromsteven, V., -stevens. Kromte, V., kromten. Kromtevlak, O., -vlakken. Kromtrekken, trok krom, trokken krom, is kromgetrokken. Kromvoet, M. en V., -voeten. Kronen, kroonde, heeft gekroond. Kronengoud, O. Kroniek, V., kronieken. Kroniekje, O., -jes. Kroniekachtig, -achtiger, -achtigst. Kroniekschrijver, M., -schrijvers. Kroning, V., kroningen. Kroningsfeest, O., -feesten. Kroningsplechtigheid, V., -heden. Kronkel, M., kronkels. Kronkeltje, O., -jes. Kronkelbocht, V., -bochten. Kronkelen, kronkelde, heeft en is gekronkeld. Kronkelig, kronkeliger, kronkeligst. Kronkeling, V., kronkelingen. Kronkelpad, O., -paden; -paadje, O.; -jes. Kronkelweg, M., -wegen; -wegje, O., -jes. Kroon, V., kronen. Kroontje, O., -jes. Kroonbalk, M., -balken. Kroondomein, O., -domeinen. Kroonlijst, V., -lijsten. Kroonprins, M., -prinsen. Kroonprinses. V., -prinsessen. Kroontjeskruid, O. Kroos, O. Kroos (kuipersterm), V., krozen. Kroosje (pruim), O., -jes. Kroost, O. Kroot, V., kroten. Krootje, O., -jes. Krop (voormaag en gezwel), M., kroppen. Kropje, O., -jes. Krop (salade), V., kroppen. Kropje, O., -jes. Krop (meel), O. Kropader, V., -aderen. Kropbrood, O. Kropgans, V., -ganzen. Kropgezwel, O., -gezwellen. Kroppen, kropte, heeft en is gekropt. Kroppig, kroppiger, kroppigst. Kropsla, V. Krot, O., krotten. Krotje, O., -jes. Krotenstroop, V. Krotensuiker, V. Krotten, krotte, heeft gekrot. Krozen, kroosde, heeft gekroosd. Kruchen, kruchte, heeft gekrucht. Kruid (gewas), O., kruiden. Kruidje, O., -jes. Kruidachtig. Kruidboek, O., -boeken. Kruiden, kruidde, heeft gekruid. Kruidenazijn, M. Kruidenier, M., kruideniers. Kruideniersvak, O. Kruidenierswaren (mv.), V. Kruidenierswinkel, M., -winkels. Kruidenthee, V. Kruidenwijn, M. Kruiderij, V., kruiderijen. Kruidig, kruidiger, kruidigst. Kruidigheid, V. Kruidje-roer-mij-niet, O. Kruidkaas, V. Kruidkoek, M., -koeken. Kruidkunde, V. Kruidkundige, M., -kundigen. Kruidnagel, M., -nagels; -nageltje, O., -jes. Kruidnoot, V., -noten; -nootje, O., -jes. Kruidtuin, M., -tuinen. Kruien, krooi, krooien, heeft gekrooien; ook kruide, heeft gekruid. Kruier, M., kruiers. Kruiersloon, O., -loonen. Kruierswerk, O. Kruiing, V., kruiingen. Kruik, V., kruiken. Kruikje, O., -jes. Kruikeblad, O., -bladen en -bladeren. Kruiken, kruikte, heeft gekruikt. Kruil, V. Kruilen, kruilde, heeft gekruild. Kruiling, M., kruilingen en kruilings. Kruiloon, O., -loonen. Kruim, V., kruimen. Kruimpje, O., -jes. Kruimel, V., kruimels en kruimelen. Kruimeltje, O., -jes. Kruimelaar, M., kruimelaars. Kruimelen, kruimelde, heeft en is gekruimeld. Kruimelig, kruimeliger, kruimeligst. Kruimeling, V., kruimelingen. Kruimen, kruimde, is gekruimd. Kruimig, kruimiger, kruimigst. Kruin, V., kruinen. Kruintje, O., -jes. Kruinpunt, O. Kruipelings. Kruipen, kroop, kropen, heeft en is gekropen. Kruipend, kruipender, kruipendst. Kruiper, M., kruipers. Kruipertje, O., -jes. Kruiperwt, V., -erwten. Kruiphaantje, O., -jes. Kruiphennetje, O., -jes. Kruiphol, O., -holen. Kruipwilg, M., -wilgen. Kruis, O., kruisen. Kruisje, O., -jes. Kruisband, M., -banden. Kruisbanier, V. Kruisberg, M. Kruisbes, V., -bessen. Kruisbesseboom, M., -boomen. Kruisbezie, V., -beziën. Kruisbloem, V. Kruisboog, M., -bogen. Kruisdag, M., -dagen. Kruisdood, M. Kruisdrager, M., -dragers. Kruiselings. Kruisen, kruiste, heeft gekruist. Kruiser, M., kruisers. Kruisgang, M. Kruisgebed, O., -gebeden. Kruisgewelf, O., -gewelven. Kruisheer, M., -heeren. Kruisheuvel, M., -heuvels. Kruishout, O., -houten. Kruisigen, kruisigde, heeft gekruisigd. Kruisiging, V., kruisigingen. Kruising, V., kruisingen. Kruisjassen, kruisjaste, heeft gekruisjast. Kruiskerk, V., -kerken. Kruiskozijn, O., -kozijnen. Kruisnet, O., -netten. Kruispaal, M., -palen. Kruisra, V., -raas. Kruisraam, O., -ramen. Kruissteek, M., -steken. Kruisstraat, V., -straten. Kruisstraf, V. Kruisteeken, O., -teekens. Kruistocht, M., -tochten. Kruisvaarder, M., -vaarders. Kruisverband, O., -verbanden. Kruisverheffing, V. Kruisvinding, V. Kruisvormig. Kruisvuur, O. Kruisweg, M., -wegen. Kruiswijze en -wijs. Kruiswoord, O., -woorden. Kruiszeil, O., -zeilen. Kruit (poeder), O. Kruitdamp, M. Kruithoorn, M., -hoorns. Kruitkamer, V., -kamers. Kruitmagazijn, O., -magazijnen. Kruitmolen, M., -molens. Kruitouw, O., -touwen. Kruittoren, M., -torens. Kruitwagen, M., -wagens. Kruiven, kruifde, heeft gekruifd. Kruiwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes. Kruizeel, O., -zeelen. Kruizemunt, V. Kruk (persoon), M., krukken. Kruk (voorwerp), V., krukken. Krukje, O., -jes. Krukas, V., -assen. Krukken, krukte, heeft gekrukt. Krukkig, krukkiger, krukkigst. Krul, V., krullen. Krulletje, O., -jes. Krulhaar, O. Krulhond, M., -honden. Krulijzer, O., -ijzers. Krulkop en Krullekop (hoofd), M., -koppen. Krulkop en Krullekop (persoon), M. en V., -koppen. Krullebol (hoofd), M., -bollen. Krullebol (persoon), M. en V., -bollen. Krullen, krulde, heeft gekruld. Krullenjongen, M., -jongens. Krullenmand, V., -manden. Krullig, krulliger, krulligst. Krulling, V. Krulloot, V., en Krullot, O.; krulloten. Krullotenziekte, V. Krulsalade, V. Krultabak, V. Krultang, V., -tangen. Kub en Kubbe, V., kubben. Kubje en kubbetje, O., -jes. Kubboot, V., -booten. Kubiek, kubieke. Kubiekgetal, O., -getallen. Kubiekwortel, M., -wortels. Kuch (hoest), V. Kuchje, O., -jes. Kuch (kommiesbrood), O. Kuchen, kuchte, heeft gekucht. Kudde, V., kudden. Kuddetje, O., -jes; ook kuddeken en kuddeke, O., kuddekens en kuddekes. Kuf, V., kuffen. Kufje, O., -jes. Kuier, M. Kuiertje, O., -jes. Kuieren, kuierde, heeft en is gekuierd. Kuif, V., kuiven. Kuifje, O., -jes. Kuifmuts, V., -mutsen. Kuifpootig. Kuiken. Zie Kieken. Kuil, M., kuilen. Kuiltje, O., -jes. Kuildek, O., -dekken. Kuilen, kuilde, heeft gekuild. Kuilkorvet, V., -korvetten. Kuip, V., kuipen. Kuipje, O., -jes. Kuipen, kuipte, heeft gekuipt. Kuiper, M., kuipers. Kuiperij, V., kuiperijen. Kuiperijtje, O., -jes. Kuipersambacht, O. Kuipersboor, V., -boren. Kuipersdissel, M., -dissels. Kuipershaak, M., -haken. Kuiperswinkel, M., -winkels. Kuiphout, O. Kuiploon, O., -loonen. Kuis, V., kuizen. Kuisch, kuischer, meest kuisch. Kuischboom, M., -boomen. Kuischen, kuischte, heeft gekuischt. Kuischheid, V. Kuischmolen, M., -molens. Kuit (lichaamsdeel), V., kuiten. Kuitje, O., -jes. Kuit (zaad van een visch), V., kuiten. Kuitje, O., -jes. Kuitbeen, O. Kuitendekker, M., -dekkers. Kuitenflikker, M., -flikkers. Kuiter, V., kuiters. Kul, V., kullen. Kulas, V. kulassen. Kullage, V. Kullekenskruid, O. Kullen, kulde, heeft gekuld. Kunde, V. Kundig, kundiger, kundigst. Kundigheid, V., -heden. Kunne, V. Kunnen, kan, kunnen, konde of kon, gij kondt, konden of konnen, heeft gekund. Kunst, V., kunsten. Kunstje, O., -jes. Kunstbeen, O., -beenen. Kunstbeschouwing, V., -beschouwingen. Kunstbewerking, V., -bewerkingen. Kunstbloem, V., -bloemen. Kunstboter, V. Kunstdraaier, M., -draaiers. Kunsteloos, -loozer, -loost. Kunstenaar, M., kunstenaars en kunstenaren. Kunstenaarsloopbaan, V. Kunstenares, V., kunstenaressen. Kunstenarij, V., kunstenarijen. Kunstenmaker, M., -makers. Kunstgenoot, M., -genooten. Kunstgeschiedenis, V. Kunstgevoel, O. Kunstgewrocht, O., -gewrochten. Kunstgreep, M., -grepen. Kunsthandel, M. Kunstig, kunstiger, kunstigst. Kunstigheid, V. Kunstkenner, M., -kenners. Kunstkooper, M., -koopers. Kunstlicht, O. Kunstliefde, V. Kunstlievend, -lievender, -lievendst. Kunstmatig, -matiger, -matigst. Kunstmest, M. Kunstmiddel, O., -middelen. Kunstnaaldwerk, O. Kunstnijverheid, V. Kunstoog, O., -oogen. Kunstproduct, O., -producten. Kunstreis, V., -reizen. Kunstschilder, M., -schilders. Kunststuk, O., -stukken; -stukje, O. -jes. Kunsttand, M., -tanden. Kunstterm, M., -termen. Kunsttheorie, V., -theorieën. Kunstvaardig, -vaardiger, -vaardigst. Kunstvaardigheid, V. Kunstverzameling, V., -verzamelingen. Kunstwerk, O., -werken. Kuras, O., kurassen. Kurassier, M., kurassiers. Kurassiershelm, M., -helmen. Kuren, kuurde, heeft gekuurd. Kurenmaker, M., -makers. Kurk (stof), O., (voorwerp), V., kurken. Kurkje, O., -jes. Kurkegeld, O. Kurkeik, M., -eiken. Kurken (bnw.). Kurkenmandje, O., -jes. Kurketang, V., -tangen. Kurketrekker, M., -trekkers. Kurkuma, V. Kus, M., kussen. Kusje, O., -jes. Kushandje, O., -jes. Kussen, O., kussens. Kussentje, O., -jes. Kussen, kuste, heeft gekust. Kussenblok, O., -blokken. Kussensloop, V., -sloopen. Kust (oever), V., kusten. Kust (verkiezing), V. Kustbatterij, V., -batterijen. Kustbewoner, M., -bewoners. Kustboot, V., -booten. Kusting, V., kustingen. Kustingbrief, M., -brieven. Kustlijn, V., -lijnen. Kustontwikkeling, V. Kustplaats, V., -plaatsen. Kustvaarder, M., -vaarders. Kustverdediging, V. Kut, V., kutten. Kuur, V., kuren. Kuurtje, O., -jes. Kwaad, kwader, kwaadst; ook erger, ergst. Kwaad, O. Kwaadaardig, -aardiger, -aardigst. Kwaadaardigheid, V. Kwaadheid, V. Kwaadsappig, -sappiger, -sappigst. Kwaadsappigheid, V. Kwaadschiks. Kwaadspreekster, V., -spreeksters. Kwaadspreken, sprak kwaad, spraken kwaad, heeft kwaadgesproken. Kwaadsprekend, -sprekender, -sprekendst. Kwaadsprekendheid, V. Kwaadspreker, M., -sprekers. Kwaadwillig, -williger, -willigst. Kwaadwilligheid, V. Kwaal, V., kwalen. Kwaaltje, O., -jes. Kwab en Kwabbe, V., kwabben. Kwabbetje, O., -jes. Kwabbig, kwabbiger, kwabbigst. Kwajongen, M., kwajongens. Kwajongensachtig, -achtiger, -achtigst. Kwajongensstreek, M., -streken. Kwak, M., kwakken. Kwakje, O., -jes. Kwaken, kwaakte, heeft gekwaakt. Kwaker, M., kwakers. Kwakerskerk, V., -kerken. Kwakkel, M., kwakkels en kwakkelen. Kwakkeltje, O., -jes. Kwakkelaar, M., kwakkelaars. Kwakkelen, kwakkelde, heeft gekwakkeld. Kwakkelwinter, M., -winters. Kwakkelziekte, V. Kwakken, kwakte, heeft gekwakt. Kwakzalven, kwakzalfde, heeft gekwakzalfd. Kwakzalver, M., -zalvers. Kwakzalverij, V., -zalverijen. Kwakzalversmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes. Kwal, V., kwallen. Kwalie, V., kwaliën en kwalies. Kwalijk. Kwalijkheid, V. Kwalm, M. Kwalmen, kwalmde, heeft gekwalmd. Kwalster, M., kwalsters. Kwalstertje, O., -jes. Kwanselaar, M., kwanselaars. Kwanselarij, V., kwanselarijen. Kwanselen, kwanselde, heeft gekwanseld. Kwanseling, V., kwanselingen. Kwansuis. Kwant, M., kwanten. Kwantje, O., -jes. Kwapsch, kwapscher. Kwarrel, M., kwarrels. Kwarreltje, O., -jes. Kwarrelig, kwarreliger, kwarreligst. Kwart, O., kwarten. Kwartje, O., -jes. Kwartaal, O., kwartalen. Kwartaalstaat, M., -staten. Kwartanker, O., -ankers; -ankertje, O., -jes. Kwartel, M., kwartels. Kwarteltje, O., -jes. Kwartgulden, M., -guldens. Kwartier, O., kwartieren. Kwartiertje, O., -jes. Kwartierboom, M., -boomen. Kwartiermaker, M., -makers; -makertje, O., -jes. Kwartiermeester, M., -meesters. Kwartiermuts, V., -mutsen; -mutsje, O., -jes. Kwartiersvergadering, V., -vergaderingen. Kwartierziek. Kwartijn, M., kwartijnen. Kwartjesvinder, M., -vinders. Kwartnoot, V., -noten. Kwartrond, O., -ronden. Kwartrust, V., -rusten. Kwarts, O., kwartsen. Kwartsachtig. Kwassiehout, O. Kwast (voorwerp en persoon), M., kwasten. Kwastje, O., -jes. Kwast (drank), V., kwasten. Kwasterig, kwasteriger, kwasterigst. Kwasterigheid, V. Kwastig, kwastiger, kwastigst. Kwastlepel, M., -lepels. Kwee, V., kweeën. Kweetje, O., -jes. Kweeappel, M., -appels en -appelen. Kweek, V. Kweekeling, M. en V., kweekelingen. V., ook kweekelinge. Kweeken, kweekte, heeft gekweekt. Kweeker, M., kweekers. Kweekerij, V., kweekerijen. Kweekgras, O. Kweekhof, M., -hoven. Kweeking, V., kweekingen. Kweekplaats, V., -plaatsen. Kweekschool, V., -scholen. Kweekster, V., kweeksters. Kweektuin, M., -tuinen. Kweelen (zingen), kweelde, heeft gekweeld. Kween, V., kwenen. Kweepeer, V., -peren. Kweern, V., kweernen. Kweerntje, O., -jes. Kweesten, kweestte, heeft gekweest. Kweken en Kwekken. Zie Kwaken. Kwel, V. Kweldam, M., -dammen. Kwelder, V., kwelders. Kweldergras, O. Kweldijk, M., -dijken. Kwelduivel, M., -duivels. Kwelgeest, M., -geesten. Kwellage, V., kwellages. Kwellen, kwelde, heeft gekweld. Kweller, M., kwellers. Kwelling, V., kwellingen. Kwelwater, O. Kwelziek, -zieker, -ziekst. Kwelzucht, V. Kwendel (wilde tijm), V. Kwestie, V., kwesties. Zie ook Quaestie. Kwets, V., kwetsen. Kwetsje, O., -jes. Kwetsbaar, -baarder, -baarst. Kwetsbaarheid, V. Kwetsen, kwetste, heeft gekwetst. Kwetsing, V., kwetsingen. Kwetsuur, V., kwetsuren. Kwetsuurtje, O., -jes. Kwetteraar, M., kwetteraars. Kwetteren, kwetterde, heeft gekwetterd. Kwezel, V., kwezels. Kwezeltje, O., -jes. Kwezelaar, M., kwezelaars en kwezelaren. Kwezelaarster, V., kwezelaarsters. Kwezelachtig, -achtiger, -achtigst. Kwezelarij, V., kwezelarijen. Kwezelen, kwezelde, heeft gekwezeld. Kwibus, M., kwibussen. Kwibusje, O., -jes. Kwidam, M., kwidams. Kwijl, V. Kwijlbaard, M., -baarden. Kwijlbab, V., -babben; -babje, O., -jes. Kwijlen, kwijlde, heeft gekwijld. Kwijnen, kwijnde, heeft gekwijnd. Kwijning, V. Kwijt. Kwijtbrief, M., -brieven. Kwijten, kweet, kweten, heeft gekweten. Kwijting, V., kwijtingen. Kwijtraken, raakte kwijt, is kwijtgeraakt. Kwijtschelden, schold kwijt, heeft kwijtgescholden. Kwijtschelding, V. Kwik (beuzeling), V., kwikken. Kwikje, O., -jes. Kwik (kwikzilver), O. Kwik, kwikker, kwikst. Kwikafsluiter, M., -afsluiters. Kwikbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes. Kwikbarometer, M., -barometers. Kwikkolom, V., -kolommen. Kwikkuur, V., -kuren. Kwikoxyde, O. Kwikstaart, M., -staarten; -staartje, O., -jes. Kwikstaarten, kwikstaartte, heeft gekwikstaart. Kwikthermometer, M., -thermometers. Kwikzalf, V. Kwikzilver, O. Kwinkeleeren, kwinkeleerde, heeft gekwinkeleerd. Kwinken, kwinkte, heeft gekwinkt. Kwinkslag, M., -slagen. Kwint (streek), V., kwinten. Zie ook Quint. Kwipsch, kwipscher, meest kwipsch. Kwispedoor, O., kwispedoren. Kwispedoortje, O., -jes. Kwispel, M., kwispels. Kwispeltje, O., -jes. Kwispelen, kwispelde, heeft gekwispeld. Kwispeling, V., kwispelingen. Kwispelstaarten, kwispelstaartte, heeft gekwispelstaart. Kwisten, kwistte, heeft gekwist. Kwistgeld, M. en V., -gelden. Kwistgoed, M. en V. Kwistig, kwistiger, kwistigst. Kwistigheid, V. Kwistpenning, M. en V., -penningen. L L, V., l's. La. Zie Lade. Laadboom, M., -boomen. Laadruim, O., -ruimen. Laadstok, M., -stokken. Laag, lager, laagst. Laag, V., lagen. Laagje, O., -jes. Laaghartig, -hartiger, -hartigst. Laaghartigheid, V. Laagheid, V., -heden. Laagjes. Laagland, O., -landen. Laagte, V., laagten. Laai en Laaie, V. (In lichter -). Laakbaar, -baarder, -baarst. Laakbaarheid, V. Laakzucht, V. Laan, V., lanen. Laantje, O., -jes. Laars, V., laarzen. Laarsje, O., -jes. Laarzen, laarsde, heeft gelaarsd. Laarzenknecht, M., -knechts. Laarzenmaker, M., -makers. Laarzentrekker, M., -trekkers. Laarzenwinkel, M., -winkels. Laarzeschacht, V., -schachten. Laas (tusschenw.). Laat, later, laatst. Laatbekken, O., -bekkens. Laatdunkend, -dunkerder, -dunkendst. Laatdunkendheid, V. Laatijzer, O., -ijzers. Laatkop, M., -koppen. Laatst. Laatstelijk. Laatstleden. Laatstmaal. Laatvlijm, V., -vlijmen. Labaar, V., labaren. Labbei, V., labbeien. Labbeien, labbeide, heeft gelabbeid. Labbekak, M. en V., labbekakken. Labben, labde, heeft gelabd. Labber (bnw.). Labberdaan, ook Abberdaan, V. Labberen, labberde, heeft gelabberd. Labberkoelte, V. Labberlot (nachtbraker), M., labberlotten. Labberlot (sloep), V., labberlotten. Labiaal, -ale. Laboratorium, O., laboratoria. Laboreeren, laboreerde, heeft gelaboreerd. Labyrint, O., labyrinten. Lach, M. Lachje, O., -jes. Lachebek, M. en V., -bekken; -bekje, O., -jes. Lachen, lachte, heeft gelachen. Lacher, M., lachers. Lachlust, M. Lachspier, V., -spieren. Lachstuip, V., -stuipen. Lachverwekkend, -verwekkender, -verwekkendst. Laconiek, laconieker, laconiekst. Laconisme, O. Lacune, V., lacunes. Ladder, V., ladders. Laddertje, O., -jes. Laddersport, V., -sporten. Lade en La, V., laden. Laatje, O., -jes. Laden, laadde, heeft geladen. Lader, M., laders. Lading, V., ladingen. Ladinkje, O., -jes. Ladingsbrief, M., -brieven. Ladingspoort, V., -poorten. Lady, V., lady's. Laf, laffer, lafst. Lafaard, M., lafaards. Lafbek, M., -bekken. Lafenis, V., lafenissen. Lafenisje, O., -jes. Lafhartig, -hartiger, -hartigst. Lafhartigheid, V. Lafheid, V., -heden. Lagerbier, O. Lagerhand, V. Lagerhuis, O. Lagerwal, M. Lagune, V., lagunen. Laisser-aller, O. Lak (lastering), M. Lak (stof), O., lakken. Lak (bnw.). Lakei, M., lakeien. Lakeitje, O., -jes. Laken, O., lakens. Lakentje, O., -jes. Laken, laakte, heeft gelaakt. Lakenfabriek, V., -fabrieken. Lakenhal, V., -hallen. Lakenkooper, M., -koopers. Lakensch. Lakenvelder, M. en V., -velders. Lakenwinkel, M., -winkels. Laker, M., lakers. Laking, V., lakingen. Lakken, lakte, heeft gelakt. Lakmoes, O. Lakmoesfabriek, V., -fabrieken. Lakmoespapier, O. Lakooi, V., lakooien. Lakooienbed, O., -bedden. Lakooienzaad, O. Lakstelletje, O., -stelletjes. Laks, lakse. Lakstempel, O., -stempels. Lam, O., lammeren. Lammetje, O., lammetjes en lammertjes. Lam, lammer, lamst. Lambrizeering, V., lambrizeeringen. Lamentabel, lamentabeler, lamentabelst. Lamenteeren, lamenteerde, heeft gelamenteerd. Lamfer, M. en O., lamfers. Lamheid, V., -heden. Lamlendig, -lendiger, -lendigst. Lamlendigheid, V. Lammeling, M., lammelingen. Lammelot, M. en V., lammelotten. Lammelottig, -lottiger, -lottigst. Ook Lammerlottig. Lammelottigheid, V. Lammenadig. Lammeren, lammerde, heeft gelammerd. Lammergier, M., -gieren. Lammerlotten, lammerlotte, heeft gelammerlot. Lammermarkt, V., -markten. Lammertjesbaai, V. Lammertjespap, V. Lammigheid, V., -heden. Lamoen. Zie Lemoen. Lamp, V., lampen. Lampje, O., -jes. Lampeglas, O., -glazen. Lampekap, V., -kappen. Lampekleedje, O., -jes. Lampekousje, O., -jes. Lampenfabriek, V., -fabrieken. Lampenist, M., lampenisten. Lampenkatoen, O. Lampenmaker, M., -makers. Lampepit, V., -pitten. Lampeschaar, V., -scharen. Lampet, O., lampetten. Lampetje, O., -jes. Lampetkan, V., -kannen. Lampion, V., lampions. Lampoot, M. en V., -pooten. Lamprei (visch), V., lampreien. Lamprei (jong konijn), O., lampreien. Lampreitje, O., -jes. Lampzwart, O. Lamsbout, M., -bouten; -boutje, O., -jes. Lamskop, M., -koppen. Lamskotelet, V., -koteletten. Lamsoor, O., -ooren. Lamspoot, M., -pooten. Lamsvacht, V., -vachten. Lamsvel, O., -vellen. Lamsvleesch, O. Lamswol, V. Lamzalig, -zaliger, -zaligst. Lamzaligheid, V. Lanceerbuis, V., -buizen. Lanceeren, lanceerde, heeft gelanceerd. Lanceer-inrichting, V. Lancet, O., lancetten. Lancetje, O., -jes. Land, O., landen. Landje, O., -jes. Landaanwinning, V. Landaard, M. Landauer, M., landauers. Landbouw, M. Landbouwcongres, O., -congressen. Landbouwer, M., -bouwers. Landbouwkrediet, O. Landbouwschool, V., -scholen. Landbouwtentoonstelling, V., -tentoonstellingen. Landedelman, M., -edellieden. Landelijk. Landen, landde, is geland. Landengte, V., -engten. Landerig, landeriger, landerigst. Landerigheid, V. Landerijen (mv.), V. Landgenoot, M., -genooten. Landgenoote, V., -genooten. Landgoed, O., -goederen. Landheer, M., -heeren. Landhuis, O., -huizen. Landhuishoudkunde, V. Landhuishoudkundig. Landhuur, V., -huren. Landing, V., landingen. Landingsboot, V., -booten. Landingsplaats, V., -plaatsen. Landingstroepen (mv.), M. Landjuweel, O., -juweelen. Landkaart, V., -kaarten. Landkrab (persoon), M., -krabben. Landleven, O. Landlooper, M., -loopers. Landlooperij, V. Landman (landbouwer), M., -lieden. Landmeter, M., -meters. Landnationalisatie, V. Landontginning, V., -ontginningen. Landouw, V., landouwen. Landpaal, M., -palen. Landraad, M., -raden. Landrecht, O., -rechten. Landrente, V., -renten. Landrot (persoon), M., -rotten. Landsbediening, V., -bedieningen. Landschap, O., landschappen. Landschapje, O., -jes. Landschapschilder, M., -schilders. Landscheiding, V., -scheidingen. Landsdrukkerij, V., -drukkerijen. Landsgebouw, O., -gebouwen. Landsheer, M., -heeren. Landsheerlijk. Landskind, O., -kinderen. Landsman (landgenoot), M., -lieden. Landstad, V., -steden; -stadje, O., -jes. Landstreek, V., -streken. Landsverdediging, V. Landsvrouw, V., -vrouwen. Landtaal, V., -talen. Landtong, V., -tongen. Landverhuizer, M., -verhuizers. Landverhuizing, V. Landverraad, O. Landverrader, M., -verraders. Landvoogd, M., -voogden. Landvoogdes, V., -voogdessen. Landvoogdij, V. Landwaarts. Landweer, V. Landweerdistrict, O., -districten. Landweerman, M., -mannen. Landweerwet, V. Landwind, M., -winden. Landwinning, V., -winningen. Landzaat, M., -zaten. Landziekig, -ziekiger, -ziekigst. Lang, langer, langst. Langbeen (persoon), M. en V., -beenen. Langbeen (ooievaar), M., -beenen. Langbeen (mug), V., -beenen. Langbeenig, -beeniger, -beenigst. Langdradig, -dradiger, -dradigst. Langdradigheid, V. Langdurig, -duriger, -durigst. Langdurigheid, V. Langen, langde, heeft gelangd. Langet, V., langetten. Langetje, O., -jes. Langeveld, O. Langhals (persoon), M. en V., -halzen. Langhals (flesch), V., -halzen. Langhalzig, -halziger, -halzigst. Langharig. Langheid, V. Langjarig. Langlijvig. Langneus, M. en V., -neuzen. Langoor (persoon), M. en V., -ooren. Langoor (ezel), M., -ooren. Langpoot, M., -pooten. Langs. Langscheeps (bijw.). Langscheepsch (bnw.). Langsgaan, ging langs, is langsgegaan. Langsloopen, liep langs, heeft en is langsgeloopen. Langsrijden, reed langs, reden langs, heeft en is langsgereden. Langstaart, M., -staarten. Langstlevend. Langsvaren, voer langs, heeft en is langsgevaren. Langszijde, (bijw.). Langtand, M. en V., -tanden. Langtong, M. en V., -tongen. Langtongig, -tongiger, -tongigst. Langwerpig, -werpiger, -werpigst. Ook Lankwerpig. Langwerpigheid, V. Langwijlig, -wijliger, -wijligst. Langwijligheid, V. Langzaam, -zamer, -zaamst. Langzaamheid, V. Langzamerhand. Laning, V., laningen. Lankmoedig, -moediger, -moedigst. Lankmoedigheid, V. Lankwerpig. Zie Langwerpig. Lans, V., lansen. Lansje, O., -jes. Lansier, M., lansiers. Lanskenet (kaartspel), O. Lantaarnopsteker, M., -opstekers. Lantaren en Lantaarn, V., lantarens en lantaarnen. Lantarentje en lantaarntje, O., -jes. Lantarenpaal, M., -palen. Lanterfant, M., lanterfanten. Lanterfanten, lanterfantte, heeft gelanterfant. Lanterfanterij, V., lanterfanterijen. Lap, M., lappen. Lapje, O., -jes. Lapidair. Lappen, lapte, heeft gelapt. Lappendag, M., -dagen. Lappendeken, V., -dekens. Lappendief, M., -dieven. Lappenmand, V., -manden. Lappenmarkt, V., -markten. Lapper, M., lappers. Lapperij, V., lapperijen. Lapwerk, O. Lapwoord, O., -woorden. Lapzalf, V. Lapzalven, lapzalfde, heeft gelapzalfd. Lapzalver, M., -zalvers. Lapzalverij, V., -zalverijen. Lardeeren, lardeerde, heeft gelardeerd. Lardeerpriem, M., -priemen. Lardeersel, O., lardeersels. Lardeerspeetje, O., -jes. Lardeerspek, O. Largo, O., largo's. Larie, V. Lariemoer, V., -moers. Lariën, lariede, heeft gelaried. Lariks, M., lariksen. Lariksje, O., -jes. Lariksboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Larve, V., larven. Lasch, V., lasschen. Laschje, O., -jes. Laschijzer, O., -ijzers. Laschmes, O., -messen. Laschnagel, M., -nagels. Lasschen, laschte, heeft gelascht. Lassching, V., lasschingen. Last (vracht, bevel), M., lasten. Last (maat), O., lasten. Lastage, V. Lastbrief, M., -brieven. Lastdrager, M., -dragers. Lasten, lastte, heeft gelast. Laster, M. Lasteraar, M., lasteraars en lasteraren. Lasteren, lasterde, heeft gelasterd. Lastering, V., lasteringen. Lasterlijk, -lijker, -lijkst. Lastermond, M. en V., -monden. Lasterpen, V., -pennen. Lasterrede, V., -redenen. Lasterschrift, O., -schriften. Lasterstuk, O., -stukken. Lastertaal, V. Lastertong, M. en V., -tongen. Lastgever, M., -gevers. Lastgeving, V., -gevingen. Lasthebber, M., -hebbers. Lastig, lastiger, lastigst. Lastigheid, V. Lat, V., latten. Latje, O., -jes. Latafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes. Laten, liet, heeft gelaten. Lateraal, laterale. Latierboom, M., -boomen. Latijn, O. Latijnsch. Latijnzeil, O., -zeilen. Lating, V., latingen. Latinkje, O., -jes. Latinisme, O., latinismen. Latinist, M., latinisten. Latiniteit, V. Latoen, O. Lats en Latse, V., latsen. Latten, latte, heeft gelat. Lattenzager, M., -zagers. Latuw, V. Laudanum, O. Laurier, M., laurieren. Laurierbes, V., -bessen. Laurieren, laurierde, heeft gelaurierd. Laurierkers (vrucht), V. Laurierkerswater, O. Lauw, lauwer, lauwst. Lauwer, M., lauweren en lauwers. Lauweren, lauwerde, heeft gelauwerd. Lauwerkrans, M., -kransen. Lauwerkroon, V., -kronen. Lauwertak, M., -takken. Lauwheid, V. Lauwte, V. Lava, V. Lavas, V. Lavastroom, M., -stroomen. Laveeren, laveerde, heeft en is gelaveerd. Lavei, V. Laveien, laveide, heeft gelaveid. Lavement, O., lavementen. Lavementje, O., -jes. Lavementspuit, V., -spuiten; -spuitje, O., -jes. Laven, laafde, heeft gelaafd. Lavendel, V. Lavendelbloem, V., -bloemen. Lavendelolie, V. Lawaai, O. Lawaaimaker, M., -makers. Lawine, V., lawinen en lawines. Laxans, O. Laxeeren, laxeerde, heeft gelaxeerd. Laxeermiddel, O., -middelen. Lazaret, O., lazaretten. Lazarij, V. Lazarusklep, V., -kleppen. Lazuren (bnw.). Lazuur (steen), M., lazuren; (stof), O. Leb en Lebbe, V., lebben. Lebaal, V. Lebbig, lebbiger, lebbigst. Lebbigheid, V. Lector, M., lectoren. Lectoraat, O., lectoraten. Lectuur, V. Ledebraak en Leebraak, V. Ledebraken en Leebraken, ledebraakte, heeft geledebraakt. Ledebreuk, V. Ledekant (ook Ledikant), O., ledekanten. Ledekantje, O., -jes. Ledekantgordijn, O., -gordijnen. Ledeman. Zie Leeman. Ledematen. Zie Lidmaat. Ledenlijst, V., -lijsten. Ledenvergadering, V., -vergaderingen. Ledepop, V., -poppen. Leder en Leer, O. Leertje, O., -jes. Lederachtig en Leerachtig. Lederen en Leeren (bnw.). Lederwaren (mv.), V. Lederwerk, O. Ledewater en Leewater, O. Ledig (ook Leeg), lediger, ledigst. Ledigen (ook leegen), ledigde, heeft geledigd. Lediggang, M. Ledigganger, M., -gangers. Lediggieten (ook Leeggieten), goot ledig, goten ledig, heeft lediggegoten. Ledigheid, V. Lediging, V. Ledigloopen (ook Leegloopen), liep ledig, heeft en is lediggeloopen. Ledigmaken (ook Leegmaken), maakte ledig, heeft lediggemaakt. Ledigpompen (ook Leegpompen), pompte ledig, heeft lediggepompt. Ledigscheppen (ook Leegscheppen), schepte ledig, heeft lediggeschept. Ledigstaan (ook Leegstaan), stond ledig, heeft lediggestaan. Ledigzitten (ook Leegzitten), zat ledig, zaten ledig, heeft lediggezeten. Leebraak, Leebraken. Zie Ledebraak enz. Leed. Leed, O. Leedwezen, O. Leefbaar, -bare. Leefregel, M., -regels. Leeftijd, M., -tijden. Leeftocht, M. Leefwijze en -wijs, V., -wijzen. Leeg (voor Ledig), leeger, leegst. Leegen (voor Ledigen), leegde, heeft geleegd. Leeglooper, M., -loopers. Leegloopster, V., -loopsters. Leegte, V. Leek, M., leeken. Leekebroeder, M., -broeders. Leekezuster, V., -zusters. Leelijk, leelijker, leelijkst. Leelijkerd, M., leelijkerds. Leelijkheid, V., -heden. Leem, O. Leemachtig, -achtiger, -achtigst. Leeman, M., leemans en leemannen. Leemen, leemde, heeft geleemd. Leemen (bnw.). Leemgroeve, V., -groeven. Leemput, M., -putten. Leemte, V., leemten. Leen, V. (Ter leen en te leen). Leen, O., leenen. Leenbrief, M., -brieven. Leeneed, M., -eeden. Leenen, leende, heeft geleend. Leener, M., leeners. Leenheer, M., -heeren. Leenheerschap, O. Leening, V., leeningen. Leenman, M., -mannen. Leenmanschap, O. Leenplicht, M., -plichten. Leenrecht, O. Leenroerig. Leenroerigheid, V. Leenspreuk, V., -spreuken. Leenspreukig. Leenstelsel, O. Leentjebuur, V. (- spelen). Leenvorst, M., -vorsten. Leep, V. Leep (slim), leeper, leepst. Leep (druipoogig), leper, leepst. Leeperd, M., leeperds. Leeperdje, O., -jes. Leepheid, V. Leepigheid, V. Leepoog, M. en V., -oogen. Leepoogig, -oogiger, -oogigst. Leer (leering), V. Leer (ladder), V., leeren. Leer. Zie Leder. Leeraar, M., leeraren en leeraars. Leeraarsambt, O., -ambten. Leeraarsbetrekking, V., -betrekkingen. Leeraarschap, O. Leeraarsvergadering, V., -vergaderingen. Leerachtig. Zie Lederachtig. Leeraren, leeraarde, heeft geleeraard. Leerares, V., leeraressen. Leerbegrip, O., -begrippen. Leerbereiden, O. Leerbereider, M., -bereiders. Leerboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Leerdicht, O., -dichten. Leeren (bnw.). Zie Lederen. Leeren, leerde, heeft geleerd. Leergang, M., -gangen. Leergeld, O. Leergierig, -gieriger, -gierigst. Leergierigheid, V. Leergraag, -grager, -graagst. Leering, V., leeringen. Leerjaar, O., -jaren. Leerjongen, M., -jongens. Leerkamer, V., -kamers. Leerknaap, M., -knapen. Leerkracht, V., -krachten. Leerling, M. en V., leerlingen. V. ook leerlinge. Leerling-consul, M. Leerlingschap, O. Leerlooien, O. Leerlooier, M., -looiers. Leerlooierij, V., -looierijen. Leermarkt en Ledermarkt, V., -markten. Leermeester, M., -meesters. Leermeesteres, V., -meesteressen. Leermeesterschap, O. Leermeisje, O., -jes. Leermiddel, O., -middelen. Leerplan, O. Leerplicht, M. Leerplichtig. Leerplichtwet, V. Leerrede, V., -redenen. Leerrijk. Leerschool, V., -scholen. Leerstellig. Leerstelling, V., -stellingen. Leerstelsel, O., -stelsels. Leerstoel, M., -stoelen. Leerstof, V. Leerstuk, O., -stukken. Leertijd, M. Leertouwen, O. Leertouwer, M., -touwers. Leertouwerij, V., -touwerijen. Leeruur, O., -uren. Leervak, O., -vakken. Leerwijze en -wijs, V., -wijzen. Leerzaam, -zamer, -zaamst. Leerzaamheid, V. Leerzucht, V. Leesbaar, -baarder, -baarst. Leesbaarheid, V. Leesbeurt, V., -beurten. Leesbibliotheek, V., -bibliotheken. Leesboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Leesgezelschap, O., -gezelschappen. Leesinrichting, V., -inrichtingen. Leeskabinet, O., -kabinetten. Leeskamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Leesmuseum, O., -museums. Leesoefening, V., -oefeningen. Leest, V., leesten. Leestje, O., -jes. Leestafel, V., -tafels. Leesteeken, O., -teekens; -teekentje, O., -jes. Leestenhout, O. Leestenmaker, M., -makers. Leestijd, M. Leestoon, M., -tonen. Leestrant, M. Leestrommel, V., -trommels. Leesuur, O., -uren. Leeswijze en -wijs, V., -wijzen. Leeszaal, V., -zalen; -zaaltje, O., -jes. Leeuw, M., leeuwen. Leeuwtje, O., -jes. Leeuwenbek (bek van een leeuw), M., -bekken. Leeuwenbek (plant), M., -bekken; -bekje, O., -jes. Leeuwendeel, O. Leeuwenhart, O. Leeuwenhol, O., -holen. Leeuwenhuid, V., -huiden. Leeuwenjong, O., -jongen. Leeuwenkop, M., -koppen. Leeuwenkuil, M., -kuilen. Leeuwenmanen (mv.), V. Leeuwenmoed, M. Leeuwenwelp, O., -welpen; -welpje, O., -jes. Leeuwerik, M., leeuweriken. Leeuwerikje, O., -jes. Leeuweriksnest, O., -nesten. Leeuweriksstaart, M., -staarten. Leeuwerikszang, M. Leeuwin, V., leeuwinnen. Leeuwinnetje, O., -jes. Leewater. Zie Ledewater. Leg (het leggen), M. (Aan -, van den leg). Leg en Legge (lichaamsdeel van vogels), V., leggen. Legaal, legaler, legaalst. Legaat, O., legaten. Legaatje, O., -jes. Legaliseeren, legaliseerde, heeft gelegaliseerd. Legataris, M., legatarissen. Legateeren, legateerde, heeft gelegateerd. Legbord, O., -borden. Legeeren, legeerde, heeft gelegeerd. Legeering, V., legeeringen. Legende, V., legenden en legendes. Legendendichter, M., -dichters. Leger, O., legers. Legertje, O., -jes. Legerafdeeling, V., -afdeelingen. Legerbende, V., -benden. Legerbericht, O., -berichten. Legercommandant, M., -commandanten. Legeren, legerde, heeft gelegerd. Legerhoofd, O., -hoofden. Legering, V., legeringen. Legerkorps, O., -korpsen. Legermacht, V., -machten. Legerplaats, V., -plaatsen. Legerschaar, V., -scharen. Legersterkte, V. Legertent, V., -tenten. Legertrein, M., -treinen. Legerwet, V., -wetten. Leges (mv.), V. Leggen, legde en leide, heeft gelegd en geleid. Legger, M., leggers. Leghen, V., -hennen; -hennetje, O., -jes. Legioen, O., legioenen. Legitiem, legitieme. Legitimeeren, legitimeerde, heeft gelegitimeerd. Legitimist, M., legitimisten. Legitimiteit, V. Legkaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes. Legpenning, M., -penningen. Legprent, V., -prenten. Legsel, O., legsels. Legster, V., legsters. Legtijd, M., -tijden. Leguaan, M., leguanen. Lei (voorwerp), V., leien; (stof), O. Leitje, O., -jes. Leiband, M., -banden. Leiboom, M., -boomen. Leidekker, M., -dekkers. Leiden (stad), O. Leiden, leidde, heeft geleid. Leidenaar, M., Leidenaars en Leidenaren. Leider, M., leiders. Leiding, V., leidingen. Leidraad, M., -draden. Leidsch. Leidsel en Leisel, O., leidsels en leisels. Leidsman, M., -lieden. Leidster en -star, V., -sterren en -starren. Leidster, V., leidsters. Leidsvrouw, V., -vrouwen. Leien (bnw.). Leiendak, O., -daken; -dakje, O. Leigroeve, V., -groeven. Leikleur, V. Leikleurig. Leireep, M., -reepen. Leis, V., leisen. Leisel. Zie Leidsel. Leist (leizeel), V., leisten. Leizeel, O., -zeelen. Lek, V. Lek (het lekken), M. Lek (lekgat), O., lekken. Lek, lekke. Lekbier, O. Leken, leekte, heeft en is geleekt. Lekgat, O., -gaten. Lekkage, V., lekkages. Lekken (druipen), lekte, heeft en is gelekt. Lekken (voor Likken). Zie Likken. Lekker, lekkerder, lekkerst. Lekkerbeetje, O., -jes. Lekkerbek, M. en V., -bekken. Lekkerbekken, lekkerbekte, heeft gelekkerbekt. Lekkerbekkerij, V., -bekkerijen. Lekkerheid, V. Lekkernij, V., lekkernijen. Lekkernijtje, O., -jes. Lekkers, O. Lekkertjes. Lekking, V., lekkingen. Leksteen, M., -steenen. Lekton, V., -tonnen. Lekvat, O., -vaten. Lekwater, O. Lekwijn, M. Lekzak, M., -zakken. Lekzand, O. Lel, V., lellen. Lelletje, O., -jes. Lelie, V., lelies en leliën. Lelietje, O., -jes. Lelieblank. Leliënbed, O., -bedden. Leliewit, -witte. Lellen, lelde, heeft geleld. Lemma, O., lemmata. Lemmen, lemde, heeft gelemd. Lemmer, O., lemmers en lemmeren. Lemmertje, O., -jes. Lemmet, O., lemmeten. Lemmetje, O., -jes. Lemoen (ook Lamoen), O., lemoenen. Lende, V., lenden en lendenen. Lendekussen, O., -kussens; -kussentje, O., -jes. Lendenpijn, V. Lendestuk, O., -stukken. Lenen. Zie Leunen. Leng (stokvisch), V., lengen. Leng (touw), O., lengen. Lengen, lengde, heeft en is gelengd. Lengsel, O., lengsels. Lengte, V., lengten. Lengtecirkel, M., -cirkels. Lengtegraad, M., -graden. Lengtemaat, V., -maten. Lenig, leniger, lenigst. Lenigen, lenigde, heeft gelenigd. Leniger, M., lenigers. Lenigheid, V. Leniging, V., lenigingen. Lens (spiets), V., lensen. Lens (glas), V., lenzen. Lens (ledig), lenze. Lensen (spietsen), lenste, heeft gelenst. Lensgat, O., -gaten. Lenspomp, V., -pompen. Lente, V. Lenteavond, M., -avonden. Lentebloem, V., -bloemen. Lentedag, M., -dagen. Lentefeest, O., -feesten. Lentelied, O., -liederen. Lentemaand, V. Lenteren, lenterde, heeft gelenterd. Lenteteeken, O., -teekens. Lentetijd, M. Lenteweder, O. Lenzen (ledigmaken), lensde, heeft gelensd. Lenzen (scheepsw.), lensde, heeft en is gelensd. Lenzing, V., lenzingen. Lep, M., leppen. Lepel, M., lepels. Lepeltje, O., -jes. Lepelaar, M., lepelaars en lepelaren. Lepelblad, O. Lepeldoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes. Lepelen, lepelde, heeft gelepeld. Lepelkistje, O., -jes. Lepelkost, M. Lepelspijs, V. Lepelvaasje, O., -vaasjes. Leplam, O., -lammeren. Leppen, lepte, heeft gelept. Lepper, M., leppers. Lepperen, lepperde, heeft gelepperd. Lepra, V. Leproos, leproze. Leprozenhuis, O., -huizen. Les, V., lessen. Lesje, O., -jes. Lesboek en Lessenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Leschbak, M., -bakken. Leschdrank, M., -dranken. Leschtrog, M., -troggen. Leschwater, O. Lesgeefster, V., -geefsters. Lesgever, M., -gevers. Lesschen, leschte, heeft gelescht. Lessching, V. Lessenaar, M., lessenaars. Lessenaartje, O., -jes. Lessenplan, O. Lesuur, O., -uren. Lethargie, V. Letsel, O. Letten, lette, heeft gelet. Letter, V., letters en letteren. Lettertje, O., -jes. Letterarbeid, M. Letterbanket, O. Letterbode, M., -boden. Letterdief, M., -dieven. Letterdieverij, V., -dieverijen. Lettereindje, O., -eindjes. Letteren, letterde, heeft geletterd. Lettergieten, O. Lettergieter, M., -gieters. Lettergieterij, V., -gieterijen. Lettergreep, V., -grepen. Letterkast, V., -kasten. Letterklank, M., -klanken. Letterknecht, M., -knechten. Letterknechterij, V. Letterkunde, V. Letterkundig. Letterkundige, M. en V., -kundigen. Letterlievend. Letterlijk, -lijker, -lijkst. Letterproef, V., -proeven. Letterraadsel, O., -raadsels. Letterschrift, O. Letterslot, O., -sloten; -slootje, O., -jes. Lettersnijder, M., -snijders. Lettersoort, V., -soorten. Letterspecie, V. Letterteeken, O., -teekens. Letterwijs, -wijze. Letterzetten, O. Letterzetter, M., -zetters. Leugen (ook Logen), V., leugens. Leugentje, O., -jes. Leugenaar en Logenaar, M., leugenaars en leugenaren. Leugenaarster, V., leugenaarsters. Leugenachtig, -achtiger, -achtigst. Leugenachtigheid, V. Leugentaal, V. Leugenzak, M., -zakken. Leuk, leuker, leukst. Leukheid, V. Leukweg. Leunen, leunde, heeft geleund. Leuning, V., leuningen. Leuninkje, O., -jes. Leuningstoel, M., -stoelen. Leunspaan, V., -spanen. Leunstoel, M., -stoelen. Leur (drank), V. Leus en Leuze, V., leuzen. Leuter, M. Leuteraar, M., leuteraars. Leuteren, leuterde, heeft geleuterd. Leuterig, leuteriger, leuterigst. Leuterkous, M. en V., -kousen. Leuterwerk, O. Leuver, M., leuvers. Leuze. Zie Leus. Levant, M. Levantijn (Oosterling), M., Levantijnen. Levantijn (stormwind), M., levantijnen. Levantijnsch. Leven, leefde, heeft geleefd. Leven, O., levens. Leventje, O. Levend (niet dood). Levendbarend. Levendig (vroolijk), levendiger, levendigst. Levendigheid, V. Levenloos, -looze. Levenmaken, O. Levenmaker, M., -makers. Levensbaan, V. Levensbeginsel, O. Levensbehoefte, V., -behoeften. Levensbehoud, O. Levensbericht, O., -berichten. Levensbeschouwing, V., -beschouwingen. Levensbeschrijver, M., -beschrijvers. Levensbeschrijving, V., -beschrijvingen. Levensbijzonderheden (mv.), V. Levensbron, V. Levensdagen (mv.), M. Levensdoel, O. Levensdraad, M. Levensduur, M. Levensgeesten (mv.), M. Levensgeluk, O. Levensgenot, O. Levensgevaar, O. Levensgezellin, V., -gezellinnen. Levensgroot, -groote. Levensgrootte, V. Levenskracht, V., -krachten. Levenslang. Levenslicht, O. Levensloop, M. Levenslust, M. Levenslustig, -lustiger, -lustigst. Levensmiddelen (mv.), O. Levensmoede en -moe. Levensmoeheid, V. Levensonderhoud, O. Levenspad, O. Levensschets, V., -schetsen. Levensteeken, O., -teekenen. Levensverzekering, V. Levenswandel, M. Levenswijsheid, V. Levenswijze en -wijs, V., -wijzen. Levenwekkend. Lever, V., levers. Levertje, O., -jes. Leveraar, M., leveraars. Leverancier, M., leveranciers. Leverantie, V., leverantiën en leveranties. Leverbaar, -bare. Leveren, leverde, heeft geleverd. Levering, V., leveringen. Leveringstermijn, M., -termijnen. Leveringstijd, M., -tijden. Leverkleurig. Leverkwaal, V., -kwalen. Levertraan, V. Leverworst, V., -worsten. Leverzucht, V. Leverzuchtig. Leviathan, M., leviathans. Lexicograaf, M., lexicografen. Lexicographie, V. Lexicographisch. Lexicon, O., lexica. Lezen, las, lazen, heeft gelezen. Lezenaar, M., lezenaars. Lezenaartje, O., -jes. Lezenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Lezer, M., lezers. Lezeres, V., lezeressen. Lezing, V., lezingen. Lezinkje, O., -jes. Lias, V., liassen. Liashaak, M., -haken. Libel, O., libellen. Liberaal, liberaler, liberaalst. Liberaal, M., liberalen. Liberalisme, O. Liberaliteit, V. Libertijn, M., libertijnen. Lichaam, O., lichamen. Lichaampje, O., -jes. Lichaamsarbeid, M. Lichaamsbeweging, V., -bewegingen. Lichaamsbouw, M. Lichaamsdeel, O., -deelen. Lichaamsgebrek, O., -gebreken. Lichaamsgestel, O., -gestellen. Lichaamskracht, V., -krachten. Lichaamsoefening, V., -oefeningen. Lichaamsstraf, V., -straffen. Lichamelijk. Licht, O., lichten. Lichtje, O., -jes. Licht (helder), lichter, lichtst. Licht (niet zwaar), lichter, lichtst. Lichtbeeld, O., -beelden. Lichtblauw. Lichtbron, V., -bronnen. Lichtbruin. Lichtdruk, M. Lichtekooi, V., -kooien. Lichtelijk. Lichten (licht geven), lichtte, heeft gelicht. Lichten (opheffen), lichtte, heeft gelicht. Lichter, M., lichters. Lichtergeld, O., -gelden. Lichterlaaie en Lichtelaaie (bijw.). Lichterschip, O., -schepen. Lichtfabriek, V., -fabrieken. Lichtgas, O. Lichtgeel, -gele. Lichtgeloovig, -gelooviger, -geloovigst. Lichtgeloovigheid, V. Lichtgeraakt, -geraakter, -geraaktst. Lichtgeraaktheid, V. Lichtgevend. Lichtgewapend. Lichtgrauw. Lichtgrijs, -grijze. Lichtgroen. Lichthart, M. en V., -harten. Lichtheid, V. Lichthoofd, M. en V., -hoofden. Lichting, V., lichtingen. Lichtkegel, M., -kegels. Lichtkogel, M., -kogels. Lichtkrans, M., -kransen. Lichtkroon, V., -kronen. Lichtmis (losbol), M., lichtmissen. Lichtmisje, O., -jes. Lichtmis (Vrouwendag), V. Lichtmissen, lichtmiste, heeft gelichtmist. Lichtmisserij, V., lichtmisserijen. Lichtopstand, M., -opstanden. Lichtrood, -roode. Lichtschuw. Lichtsterkte, V. Lichtstraal, M., -stralen. Lichtvaardig, -vaardiger, -vaardigst. Lichtvaardigheid, V. Lichtzinnig, -zinniger, -zinnigst. Lid, O., leden. Lidje, O., leedjes. Lidmaat (medelid), M. en V., lidmaten. Lidmaat (deel des lichaams), O., ledematen. Lidmaatschap, O. Lidmatencatechisatie, V., -catechisatiën en -catechisaties. Lidwoord, O., -woorden. Liebaard, M., liebaards. Lied, O., liederen. Liedje, O., -jes. Lieden (mv.). Zie ook Lui. Liederboek en Liedboek of Liedeboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes. Liederlijk, -lijker, -lijkst. Liederlijkheid, V., -heden. Liedertafel, V., -tafels. Liedjeszanger, M., -zangers. Lief, liever, liefst. Lief, O. Liefdadig, -dadiger, -dadigst. Liefdadigheid, V. Liefde, V. Liefdebeurt, V., -beurten. Liefdeblijk, O., -blijken. Liefdedienst, M., -diensten. Liefdefonds, O., -fondsen. Liefdegave, V., -gaven. Liefdegift, V., -giften. Liefdeloos, -loozer. Liefdeloosheid, V. Liefderijk, -rijker, -rijkst. Liefderijkheid, V. Liefdesavontuur, O., -avonturen. Liefdesbetrekking, V., -betrekkingen. Liefdesbetuiging, V., -betuigingen. Liefdeshistorie, V., -histories. Liefdesverklaring, V., -verklaringen. Liefelijk, -lijker, -lijkst. Liefelijkheid, V., -heden. Liefhebben, heeft lief, had lief, hadden lief, heeft liefgehad. Liefhebber, M., -hebbers; -hebbertje, O., -jes. Liefhebberen, liefhebberde, heeft geliefhebberd. Liefhebberij, V., -hebberijen. Liefhebberijtooneel, O., -tooneelen. Liefhebster, V., -hebsters. Liefje, O., -jes. Liefkoozen, liefkoosde, heeft geliefkoosd. Liefkoozing, V., -koozingen. Liefst (bijw.). Liefste, M. en V., liefsten. Lieftallig, -talliger, -talligst. Lieftalligheid, V. Liegen, loog, logen, heeft gelogen. Lier, V., lieren. Liertje, O., -jes. Lierdicht, O., -dichten. Lierdichter, M., -dichters. Liereman, M., -mannen. Lieren, lierde, heeft gelierd. Lierlauw. Lierzang, M., -zangen. Lies, V., liezen. Liesje, O., -jes. Liesbreuk, V., -breuken. Lieveling, M. en V., lievelingen. V. ook lievelinge. Lievelingetje, O., -jes. Lievelingsbezigheid, V., -bezigheden. Lievelingsdichter, M., -dichters. Lievelingskleur, V., -kleuren. Lievelingsplaats, V., -plaatsen. Lievelingsplekje, O., -jes. Lievelingsschrijver, M., -schrijvers. Lievelingsuitdrukking, V., -uitdrukkingen. Lievemoederen, O. Lieven, liefde, heeft geliefd. Lieverd, M., lieverds. Lieverdje, O., -jes. Lieverlede (Van -). Lieve-vrouwenbedstroo, O. Lieve-vrouwenkerk, V., -kerken. Lievigheid, V., -heden. Liflaffen, liflafte, heeft geliflaft. Liflafferij, V., liflafferijen. Liflafje, O., liflafjes. Lift, V., liften. Liftjongen, M., -jongens. Liftkoker, M., -kokers. Ligdag, M., -dagen. Liggeld, O. Liggen, ligt, lag, lagen, heeft gelegen. Ligger, M., liggers. Ligging, V., liggingen. Ligplaats, V., -plaatsen. Ligue, V. Liguster, M, ligusters. Lij (scheepsw.) V. Lijboelijn, V., -boelijns. Lijdelijk, -lijker, -lijkst. Lijdelijkheid, V. Lijden (dulden), leed, leden, heeft geleden. Lijden (duren), leed, is geleden. Lijden, O. Lijdend. Lijdensbeker, M. Lijdensgeschiedenis, V., -geschiedenissen. Lijdenskelk, M. Lijdenspreek, V., -preeken. Lijdenstekst, M., -teksten. Lijdensweek, V., -weken. Lijdensweg, M., -wegen. Lijder, M., lijders. Lijderes, V., lijderessen. Lijdzaam, -zamer, -zaamst. Lijdzaamheid, V. Lijf, O., lijven. Lijfje, O., -jes. Lijfarts, M., -artsen. Lijfeigene, M. en V., -eigenen. Lijfeigenschap, V. Lijfelijk. Lijfgoed, O., -goederen. Lijfknecht, M., -knechten. Lijfrente, V., -renten. Lijfsbehoud, O. Lijfsberging, V. Lijfsdwang, M. Lijfsgevaar, O., -gevaren. Lijfssierraad, O., -sieraden. Lijfstraf, V., -straffen. Lijfstraffelijk. Lijfstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes. Lijftocht, M. Lijftochten, lijftochtte, heeft gelijftocht. Lijftochtenaar, M., -tochtenaars. Lijftochtenares, V., -tochtenaressen. Lijfwacht (persoon), M., -wachten. Lijfwacht (de gezamenlijke wachten), V., -wachten. Lijk (touw). O., lijken. Lijk (dood lichaam), O., lijken. Lijkje, O., -jes. Lijkbaar, V., -baren. Lijkbus, V. -bussen. Lijkdienst, M., -diensten. Lijken (gelijken), leek, leken, heeft geleken. Lijken (scheepsw.), lijkte, heeft gelijkt. Lijkenhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes. Lijkenverbranding, V. Lijkgaren, O. Lijkklacht, V., -klachten. Lijkkleed, O., -kleeden. Lijkkleur, V. Lijkkleurig. Lijkkoets, V., -koetsen. Lijklucht, V. Lijknaald, V., -naalden. Lijkopening, V. Lijkplechtigheid, V., -plechtigheden. Lijkrede, V. -redenen. Lijkschouwing, V., -schouwingen. Lijkstaatsie, V., -staatsies. Lijkstoet, M. Lijkwade en Lijkwa, V. -waden. Lijkwagen, M., -wagens. Lijm, V. Lijmen, lijmde, heeft gelijmd. Lijmer, M., lijmers. Lijmerig, lijmeriger, lijmerigst. Lijmerigheid, V. Lijmerij, V., lijmerijen. Lijmig, lijmiger, lijmigst. Lijmigheid, V. Lijmketel, M., -ketels. Lijmkokerij, V., -kokerijen. Lijmkwast, M., -kwasten. Lijmpot, M., -potten. Lijmstok, M., -stokken. Lijmverband, O., -verbanden. Lijn (touw), V., lijnen. Lijntje, O., -jes. Lijn (streep), V., lijnen. Lijntje, O., -jes. Lijnbaan, V., -banen. Lijndraaier, M., -draaiers. Lijnen, lijnde, heeft gelijnd. Lijnkoek, M., -koeken. Lijnmeel, O. Lijnolie, V. Lijnrecht. Lijnslager, M., -slagers. Lijnwaad, O., -waden. Lijnzaad, O. Lijs, M. en V., lijzen. Lijst, V., lijsten. Lijstje, O., -jes. Lijsten, lijstte, heeft gelijst. Lijstenmaker, M., -makers. Lijster, V., lijsters. Lijsterbes, V., -bessen. Lijsterboog, M., -bogen. Lijstwerk, O. Lijvig, lijviger, lijvigst. Lijvigheid, V. Lijwaarts. Lijzeil, O., -zeilen en -zeils. Lijzeilsra, V., -raas. Lijzig, lijziger, lijzigst. Lik, M., likken. Likje, O., -jes. Likdoorn en Likdoren, M., -doorns en -dorens; -doorntje en -dorentje, O., -jes. Likdoornsnijder, M., -snijders. Likeur, V., likeuren. Likeurtje, O., -jes. Likeurglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes. Likeurstoker, M., -stokers. Likhout, O., -houten. Likkebaard, M., -baarden. Likkebaarden, likkebaardde, heeft gelikkebaard. Likkebroer, M., -broers. Likken en Lekken, likte en lekte, heeft gelikt en gelekt. Likken (gladmaken), likte, heeft gelikt. Likkepot, M., -potten; -potje, O., -jes. Liksteen, M., -steenen. Likstok, M., -stokken. Lil, O. Lila, O. Lillen, lilde, heeft gelild. Lillig, lilliger, lilligst. Lilliputter, M., lilliputters. Limiet, V., limieten. Limietpaal, M., -palen. Limoen, M., limoenen. Limoentje, O., -jes. Limoensap, O. Limonade, V., limonaden en limonades. Limonadeglas, O., -glazen. Linde, V., linden. Lindeblad, O., -bladen en -bladeren; -blaadje, O., -blaadjes en -bladertjes. Lindebloesem, M. Lindeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Linden (bnw.). Lindenhout, O. Lindenlaan, V., -lanen. Lineair. Linguist, M., linguisten. Linguistiek, V. Liniaal, V. en O., linialen. Liniaaltje, O., -jes. Linie, V., liniën en linies. Linieeren, linieerde, heeft gelinieerd. Linieerfabriek, V., -fabrieken. Linieermachine, V., -machines. Linieerpen, V., -pennen. Linieschip, O., -schepen. Linietroepen (mv.), M. Link, V., linken. Linkerarm, M., -armen. Linkerbeen, O., -beenen. Linkerhand, V., -handen. Linkerkant, M. Linkermouw, V., -mouwen. Linkeroever, M. Linkeroog, O., -oogen. Linkeroor, O., -ooren. Linkervleugel, M., -vleugels. Linkervoet, M., -voeten. Linkerzijde, V. Links. Linksaf. Linksch, linkscher, meest linksch. Linkschheid, V. Linksom. Linnen, O., linnens. Linnen (bnw.). Linnengoed, O. Linnenjuffrouw, V., -juffrouwen. Linnenkamer, V., -kamers. Linnenkast, V., -kasten. Linnenmeid, V., -meiden. Linnennaaister, V., -naaisters. Linnenpers, V., -persen. Linnenwever, M., -wevers. Lint, O., linten. Lintje, O., -jes. Lintjesjager, M., -jagers. Lintwinkel, M., -winkels. Lintworm, M., -wormen. Linze, V., linzen. Linzeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Linzenakker, M., -akkers. Linzenmeel, O. Linzensoep, V. Lip, V., lippen. Lipje, O., -jes. Lipbloemig. Liplap, M., liplappen. Lipletter, V., -letters. Lippen, lipte, heeft gelipt. Lippenpommade, V., -pommades. Lippenzalf, V., -zalven; -zalfje, O., -jes. Liquidatie, V., liquidatiën en liquidaties. Liquideeren, liquideerde, heeft geliquideerd. Lis en Lus, V., lissen en lussen. Lisje en lusje, O., -jes. Lisch, O., lisschen. Lischbloem, V., -bloemen. Lispelen, lispelde, heeft gelispeld. Lispen, lispte, heeft gelispt. Lisper, M., lispers. Lissen, liste, heeft gelist. List, V., listen. Listje, O., -jes. Listig, listiger, listigst. Listigheid, V. Listiglijk. Litanie, V., litanieën. Liter, M., liters. Literarisch. Literator, M., literatoren. Literatuur, V., literaturen. Literatuurgeschiedenis, V. Literflesch, V., -flesschen. Literglas, O., -glazen. Lithograaf, M., lithografen. Lithographeeren, lithographeerde, heeft gelithographeerd. Lithographie, V., lithographieën. Litteeken, O., -teekens en -teekenen. Litteekentje, O., -jes. Liturgie, V., liturgieën. Livrei, V., livreien. Livreibediende, M., -bedienden. Livreiknecht, M., -knechts. Livreirok, M., -rokken. Livret, O., livretten. Lob, V., lobben. Lobbetje, O., -jes. Lobberen, lobberde, heeft gelobberd. Lobberig, lobberiger, lobberigst. Lobbes, M., lobbesen. Lobbig, lobbiger, lobbigst. Loboor, M., -ooren. Locaal (plaatselijk), locale. Locaalspoorweg, M., -spoorwegen. Locaaltrein, M., -treinen; -treintje, O., -jes. Localiteit, V., localiteiten. Locomobiel, V., locomobielen. Locomotief, V., locomotieven. Lodder, M., lodders. Lodderen, lodderde, heeft gelodderd. Lodderig, lodderiger, lodderigst. Loeder, M., loeders. Loef, V. Loefbalk, M., -balken. Loefboom, M., -boomen. Loefgierig. Loefhouder, M., -houders. Loefwaarts. Loefzijde, V. Loeien, loeide, heeft geloeid. Loensch. Loep, V., loepen. Loepje, O., -jes. Loer (lomperd), M., loeren. Loer (het loeren), V. Loeren, loerde, heeft geloerd. Loeres, M., loeresen. Loeresje, O., -jes. Loergat, O., -gaten. Loeroogen, loeroogde, heeft geloeroogd. Loerplaats, V., -plaatsen. Loervogel, M., -vogels. Loet, V., loeten. Loeven, loefde, heeft en is geloefd. Loevert en Loever (Te -). Lof, M. Lof, O. Zie Loof. Lof (kerkwoord), O. Lofdicht, O., -dichten. Loffelijk, -lijker, -lijkst. Lofgalm, M., -galmen. Loflied, O., -liederen. Lofpsalm, M., -psalmen. Lofrede, V., -redenen. Lofredenaar, M., -redenaars. Lofspraak, V., -spraken. Loftrompet, V., -trompetten. Loftuiting, V., -tuitingen. Lofwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Lofwaardigheid, V. Lofwerk, O. Lofzang, M., -zangen. Log, logger, logst. Log, V., loggen. Logarithme, V., logarithmen. Logarithmentafel, V., -tafels. Logboek, O., -boeken. Loge, V., loges. Logé, M. en V., logé's. Logeabel. Logeeren, logeerde, heeft gelogeerd. Logeergast, M. en V., -gasten. Logeerkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Logement, O., logementen. Logementje, O., -jes. Logementhouder, M., -houders. Logen, enz. Zie Leugen, enz. Logenstraffen, logenstrafte, heeft gelogenstraft. Loggen, logde, heeft gelogd. Logger, M., loggers. Loggertje, O., -jes. Loggerschip, O., -schepen. Logglas, O., -glazen. Logheid, V. Logica, V. Logies, O. Logisch. Loglijn, V., -lijnen. Logplankje, O., -plankjes. Lok, V., lokken. Lokje, O., -jes. Lokaal (vertrek), O., lokalen. Lokaaltje, O., -jes. Lokaalhuur, V. Lokaas, O. Lokbrood, O. Lokbroodje, O., -jes. Lokduif, V., -duiven. Lokeend, V., -eenden. Loket, O., loketten. Loketje, O., -jes. Loketkast, V., -kasten. Lokfluitje, O., -jes. Lokken, lokte, heeft gelokt. Lokkig, lokkiger, lokkigst. Lokmees, V., -meezen. Lokspijs, V., -spijzen. Lokvink, M., -vinken. Lokvogel, M., -vogels. Lol, V. Lolletje, O., -jes. Lollen, lolde, heeft gelold. Lollepot, M., -potten. Loller, M., lollers. Lombard en Lomberd. Zie Lommerd. Lombarden en Lomberden. Zie Lommerden. Lommer, O. Lommerd (ook Lomberd en Lombard), M., lommerds. Lommerdbriefje, O., -jes. Lommerden (ook Lomberden en Lombarden), lommerde, heeft gelommerd. Lommeren, lommerde, heeft gelommerd. Lommerig, lommeriger, lommerigst. Lomp, V., lompen. Lompje, O., -jes. Lomp, lomper, lompst. Lompenbak, M., -bakken. Lompengaarder, M., -gaarders. Lompenkoopman, M., -kooplieden. Lompenkramer, M., -kramers. Lompenmand, V., -manden. Lompenpakhuis, O., -pakhuizen. Lompenschuur, V., -schuren. Lompenzak, M., -zakken. Lompenzolder, M., -zolders. Lomperd, M., lomperds. Lomperdje, O., -jes. Lompheid, V., -heden. Lompigheid, V., -heden. Long, V., longen. Longetje, O., -jes. Longengymnastiek, V. Longontsteking, V., -ontstekingen. Longtering, V. Longziekte, V., -ziekten. Lonk, M., lonken. Lonkje, O., -jes. Lonken, lonkte, heeft gelonkt. Lonker, M., lonkers. Lont, V., lonten. Lontje, O., -jes. Loochenaar, M., loochenaars en loochenaren. Loochenen, loochende, heeft geloochend. Loochening, V., loocheningen. Lood (metaal), O. Lood (gewicht), O., looden. Loodje, O., -jes. Loodachtig, -achtiger, -achtigst. Loodazijn, M. Loodboom, M., -boomen. Looden (bnw.). Looden, loodde, heeft gelood. Loodgieter, M., -gieters. Loodgieterij, V., -gieterijen. Loodglans, O. Loodglit, O. Loodhoudend. Looding, V., loodingen. Loodkleur, V. Loodkleurig. Loodkoliek, V. Loodlijn, V., -lijnen; -lijntje, O., -jes. Loodoxyde, O. Loodrecht. Loods (persoon), M., loodsen. Loods (houten gebouw), V., loodsen. Loodsje, O., -jes. Loodsen, loodste, heeft geloodst. Loodsgeld, O., -gelden. Loodskotter, M., -kotters. Loodsmannetje, O., -mannetjes. Loodsmansboot, V., -booten. Loodsmanswater, O., -waters. Loodsuiker, V. Loodswezen, O. Loodvergiftiging, V. Loodwit, O. Loodwitfabriek, V., -fabrieken. Loodwitfabrikant, M., -fabrikanten. Loodwitmolen, M., -molens. Loodzwaar. Loof en Lof, O. Loofdak, O., -daken. Loofhut, V., -hutten. Loofhuttenfeest, O., -feesten. Loofhuttenzetting, V. Loofrijk, -rijker, -rijkst. Loofwerk, O. Loog, V. Loogasch, V. Loogbak, M., -bakken. Loogdoek, M., -doeken. Loogen, loogde, heeft geloogd. Looging, V., loogingen. Loogkuip, V., -kuipen. Loogwater, O. Loogzout, O., -zouten. Looi, V. Looien, looide, heeft gelooid. Looier, M., looiers. Looierij, V., looierijen. Looierskalk, V. Looiersmes, O., -messen. Looikuip, V., -kuipen. Looistof, V. Looizuur, O. Look, O. Looksaus, V., -sausen. Loom, loomer, loomst. Loomheid, V. Loomig, loomiger, loomigst. Loomigheid, V. Loon, O., loonen. Loontje, O. Loondienaar, M., -dienaars. Loonen, loonde, heeft geloond. Loonkiezer, M., -kiezers. Loonstandaard, M. Loonsverhooging, V., -verhoogingen. Loontrekkend. Loontrekker, M., -trekkers. Loop, M., loopen. Loopje, O., -jes. Loopbaan, V., -banen. Loopbrug, V., -bruggen. Loopen, liep, heeft en is geloopen. Looper, M., loopers. Loopertje, O., -jes. Loopgraaf, V., -graven. Loopjongen, M., -jongens. Loopkraan, V., -kranen. Loopmeisje, O., -jes. Loopplaats, V., -plaatsen. Loopplank, V., -planken. Loopsch. Loopschheid, V. Loopstag, O., -stagen. Loopstrijd, M., -strijden. Loopveld, O., -velden. Loopwagen, M., -wagens. Loos (touw), V., loozen. Loos (listig), loozer, loost. Loos (ledig), looze. Loosheid, V., -heden. Loospijp, V., -pijpen. Loot, V., loten. Lootje, O., -jes. Loover, O. Loovertje (blaadje klatergoud, enz.), O., -jes. Loozen, loosde, heeft geloosd. Loozing, V., loozingen. Loozinkje, O., -jes. Lor, V., lorren. Lorretje, O., -jes. Lord, M., lords. Lording, V., lordings. Lorgneeren, lorgneerde, heeft gelorgneerd. Lorgnet, O., lorgnetten. Lorgnetje, O., -jes. Lorgnon, O., lorgnons. Lorkeboom, M., -boomen. Lorren, lorde, heeft gelord. Lorrendraaien, lorrendraaide, heeft gelorrendraaid. Lorrendraaier, M., -draaiers. Lorrendraaierij, V., -draaierijen. Lorretje (papegaai), O., -jes. Lorrewerk, O. Lorrie, V., lorries. Lorrig, lorriger, lorrigst. Los (lynx), M., lossen. Los, losser. Losbaar, -bare. Losbak, M., -bakken. Losbandig, -bandiger, -bandigst. Losbandigheid, V., -heden. Losbarsten en Losbersten, barstte los, is losgebarsten; ook borst los, is losgeborsten. Losbarsting, V., -barstingen. Losbersten. Zie Losbarsten. Losbinden, bond los, heeft losgebonden. Losblijven, bleef los, bleven los, is losgebleven. Losbol, M., -bollen; -bolletje, O., -jes. Losbranden, brandde los, heeft en is losgebrand. Losbreken, brak los, braken los, heeft en is losgebroken. Losceel, V., -ceelen. Losdag, M., -dagen. Losdooien, dooide los, is losgedooid. Losdraaien, draaide los, heeft losgedraaid. Losdrukken, drukte los, heeft losgedrukt. Losgaan, gaat los, ging los, is losgegaan. Losgeld, O., -gelden. Losgespen, gespte los, heeft losgegespt. Losgooien, gooide los, heeft losgegooid. Losgraven, groef los, groeven los, heeft losgegraven. Losgrendelen, grendelde los, heeft losgegrendeld. Loshaken, haakte los, heeft losgehaakt. Loshakken, hakte los, heeft losgehakt. Loshangen, hing los, heeft losgehangen. Losheid, V., -heden. Loshoofd, M. en V., -hoofden. Loshoofdig, -hoofdiger, -hoofdigst. Losjes. Loskade, V., -kaden. Losknippen, knipte los, heeft losgeknipt. Losknoopen, knoopte los, heeft losgeknoopt. Loskomen, komt los, kwam los, kwamen los, is losgekomen. Loskoopen, kocht los, heeft losgekocht. Loskrijgen, kreeg los, kregen los, heeft losgekregen. Loslaten, liet los, heeft losgelaten. Loslating, V. Loslijvig, -lijviger, -lijvigst. Loslijvigheid, V. Losloopen, liep los, heeft en is losgeloopen. Losmaken, maakte los, heeft losgemaakt. Losplaats, V., -plaatsen. Losprijs, M., -prijzen. Losraken, raakte los, is losgeraakt. Losrente, V., -renten. Losrijgen, reeg los, regen los, heeft losgeregen. Losrukken, rukte los, heeft losgerukt. Losscheuren, scheurde los, heeft en is losgescheurd. Losschieten, schoot los, schoten los, is losgeschoten. Losschroeven, schroefde los, heeft losgeschroefd. Lossen, loste, heeft gelost. Losser, M., lossers. Lossigheid, V., -heden. Lossing, V., lossingen. Losslaan, slaat los, sloeg los, heeft en is losgeslagen. Lossmijten, smeet los, smeten los, heeft losgesmeten. Lossnijden, sneed los, sneden los, heeft losgesneden. Losspelden, speldde los, heeft losgespeld. Losspil, O., -spillen. Losspringen, sprong los, is losgesprongen. Losstaan, staat los, stond los, heeft losgestaan. Losstrikken, strikte los, heeft losgestrikt. Lostarnen, tarnde los, heeft losgetarnd. Lostornen. Zie Lostarnen. Lostrekken, trok los, trokken los, heeft losgetrokken. Losvliegen, vloog los, vlogen los, is losgevlogen. Loswaaien, waaide los, is losgewaaid; ook woei los, woeien los. Losweeken, weekte los, heeft en is losgeweekt. Loswringen, wrong los, heeft losgewrongen. Loswroeten, wroette los, heeft losgewroet. Loszagen, zaagde los, heeft losgezaagd. Loszinnig, -zinniger, -zinnigst. Loszinnigheid, V., -heden. Loszitten, zat los, zaten los, heeft losgezeten. Lot (in de loterij). O., loten. Lotje en lootje, O., lootjes. Lot (levenstoestand), O. Lot (scheut), O., loten. Lootje, O., -jes. Lotbus, V., -bussen. Loteling, M., lotelingen. Loten, lootte, heeft geloot. Loterij, V., loterijen. Loterijtje, O., -jes. Loterijbriefje, O., -briefjes. Loterijjood, M., -joden. Loterijkantoor, O., -kantoren. Loterijlijst, V., -lijsten. Loterijzaal, V. Lotgemeen. Lotgenoot, M., -genooten. Lotgenoote, V., -genooten. Lotgeval, O., -gevallen. Loting, V., lotingen. Lotsbedeeling, V., -bedeelingen. Lotsbestel, O. Lotsverbetering, V. Lotsverwisseling, V., -verwisselingen. Lotto, O., lotto's. Lottospel, O. Lotus, M., lotussen. Lotusbloem, V., -bloemen. Loupe (vergrootglas), V., loupen. Louter, louterder, louterst. Louteraar, M, louteraars. Louteren, louterde, heeft gelouterd Louterheid, V. Loutering, V., louteringen. Louterpan, V., -pannen. Louterstal, M. Loutertrog, M., -troggen. Louw, V., louwen. Louwtje, O., -jes. Louwmaand, V. Loven, loofde, heeft geloofd. Loyaal, loyaler, loyaalst. Loyaliteit, V. Lub en Lubbe, V., lubben. Lubben, lubde, heeft gelubd. Lubbing, V., lubbingen. Lubmes, O., -messen. Lucht, V., luchten. Luchtje, O., -jes. Luchtbal, M., -ballen. Luchtballon, M., -ballons. Luchtband, M., -banden. Luchtbel, V., -bellen. Luchtbol, M., -bollen. Luchtdicht. Luchtdruk, M. Luchten, luchtte, heeft gelucht. Luchter, M., luchters. Luchtgat, O., -gaten; -gaatje, O., -jes. Luchthart, M. en V., -harten. Luchthartig, -hartiger, -hartigst. Luchthartigheid, V. Luchtig, luchtiger, luchtigst. Luchtigheid, V. Luchtigjes. Luchtkasteel, O., -kasteelen. Luchtkolom, V., -kolommen. Luchtkuur, V., -kuren. Luchtledig. Luchtledig, O. Luchtpijp, V., -pijpen. Luchtpomp, V., -pompen. Luchtreis, V., -reizen. Luchtreiziger, M., -reizigers. Luchtruim, O. Luchtschipper, M., -schippers. Luchtsgesteldheid, V. Luchtsoort, V., -soorten. Luchtspiegeling, V., -spiegelingen. Luchtstreek, V., -streken. Luchtverschijnsel, O., -verschijnselen. Luchtverversching, V. Lucifer, M., lucifers. Lucifertje, O., -jes. Lucifersdoosje, O., -jes. Lucifersfabriek, V., -fabrieken. Luciferskop, M., -koppen. Lucratief, lucratiever, lucratiefst. Lui (lieden), mv., M. Luitjes, mv., O. Lui, luier, luist. Luiaard, M., luiaards. Luibak, M. en V., -bakken. Luibakken, luibakte, heeft geluibakt. Luibuis, M., -buizen. Luibuizen, luibuisde, heeft geluibuisd. Luid (Naar - van). Luid, luider, luidst. Luiden (ook Luien), luidde en luide, heeft geluid. Luider (ook Luier), M., luiders en luiers. Luidkeels. Luidruchtig, -ruchtiger, -ruchtigst. Luidruchtigheid, V. Luien, enz. Zie Luiden, enz. Luier, V., luiers. Luiertje, O., -jes. Luieren, luierde, heeft geluierd. Luiermand, V., -manden. Luifel, V., luifels. Luifeltje, O., -jes. Luiheid, V. Luik, O., luiken. Luikje, O., -jes. Luiken, look, loken, heeft geloken. Luikerwaal, M., -walen. Luilak, M. en V., luilakken. Luilakken, luilakte, heeft geluilakt. Luilekkerland, O. Luim, V., luimen. Luimpje, O., -jes. Luimen, luimde, heeft geluimd. Luimig, luimiger, luimigst. Luimigheid, V. Luip, M., luipen. Luipaard, M., luipaarden. Luipaardje, O., -jes. Luipen, luipte, heeft geluipt. Luiperd, M., luiperds. Luis, V., luizen. Luisje, O., -jes. Luishark (persoon), M., -harken. Luister, M. Luisteraar, M., luisteraars. Luisteraarster, V., luisteraarsters. Luisteren, luisterde, heeft geluisterd. Luisterrijk, -rijker, -rijkst. Luistervink, M. en V., -vinken. Luit, V., luiten. Luitenant, M., luitenants. Luitenantje, O., -jes. Luitenant-adjudant, M., luitenants-adjudanten. Luitenant-admiraal, M., luitenant-admiraals. Luitenant-generaal, M., luitenant-generaals. Luitenant-ingenieur, M., luitenants-ingenieurs. Luitenant-kolonel, M., luitenant-kolonels. Luitenantstraktement, O., -traktementen; -traktementje, O., -jes. Luiwagen, M., -wagens. Luiwammes, M., -wammesen. Luiwijvengoed, O. Luizen, luisde, heeft geluisd. Luizenmarkt, V., -markten. Luizenzalf, V. Luizig, luiziger, luizigst. Luk, O. Lukje, O., -jes. Lukken, lukte, is gelukt. Lukraak. Lul (stagzeil), M., lullen. Lul (pijp), V., lullen. Lulletje, O., -jes. Lullen, lulde, heeft geluld. Lullepijp, V., -pijpen. Lumieren, O. Lumineus, lumineuzer. Lumme, V., lummen. Lummel, M., lummels. Lummelachtig, -achtiger, -achtigst. Lummelachtigheid, V. Lummelen, lummelde, heeft gelummeld. Lummelig, lummeliger, lummeligst. Lummerharst, M., -harsten. Lummerstuk, O., -stukken. Lunderen, lunderde, heeft gelunderd. Lunet, V., lunetten. Luns, V., lunzen. Lunsje, O., -jes. Lunteren, lunterde, heeft gelunterd. Lunzen, lunsde, heeft gelunsd. Lurf, V., lurven. Lurken, lurkte, heeft gelurkt. Lus. Zie Lis. Lust, M., lusten. Lustje, O., -jes. Lusteloos, -loozer. Lusteloosheid, V. Lusten, lustte, heeft gelust. Lusthof, M., -hoven. Lustig, lustiger, lustigst. Lustigheid, V. Lustoord, O., -oorden. Lustprieel, O., -prieelen. Lustre, O. Lustrum, O., lustra. Lustrumfeest, O., -feesten. Lustwarande, V., -waranden. Lutheraan, M., Lutheranen. Luthersch. Lutje, O. Luttel (bijw.). Luttel, O. Luur, V., luren. Luurtje, O., -jes. Luw, luwer, luwst. Luwen, luwde, heeft en is geluwd. Luwte, V., luwten. Luxe, V. Luxe-artikel, O., -artikelen. Luxe-trein, M. Luxueus, luxueuze. Lyceum, O., lycea. Lynx, M., lynxen. Lyriek, V. Lyrisch. Lyrisme, O. M M, V., m's. Ma. Zie Mama. Maag (bloedverwant), M. en V., magen. Maag (lichaamsdeel), V., magen. Maagje, O., -jes. Maagbitter, O. Maagd, V., maagden. Maagdelijk. Maagdelijkheid, V. Maagdelijn, O., maagdelijns. Maagdenblos, M. Maagdenhart, O., -harten. Maagdenpalm, V., -palmen. Maagdenpeer, V., -peren. Maagdenrei, M., -reien. Maagdenroof, M. Maagdenschennis, V. Maagdenwas, O. Maagdevlies, O., -vliezen. Maagdom, M. Maagkanker, M. Maagkramp, V., -krampen. Maagkwaal, V., -kwalen. Maagpijn, V., -pijnen. Maagpomp, V., -pompen. Maagsap, O. Maagschap (magen), V.; (vermaagschapping), O. Maagstreek, V. Maaien, maaide, heeft gemaaid. Maaier, M., maaiers. Maaigeld, O. Maaiing, V., maaiingen. Maailand, O. Maailoon, O., -loonen. Maaitijd, M. Maaiveld, O., -velden. Maaivoet, M. en V., -voeten. Maaivoeten, maaivoette, heeft gemaaivoet. Maaiweder en -weer, O. Maak, V. (In de maak). Maakloon, O., -loonen. Maaksel, O. Maakseltje, O., -jes. Maakster, V., maaksters. Maal (keer), V., malen. Maal (kofferzak), V., malen. Maal (maaltijd), O., malen. Maaltje, O., -jes. Maalfeest, O., -feesten. Maalgeld, O. Maalloon, O., -loonen. Maalsteen, M., -steenen. Maalstok, M., -stokken. Maalstroom, M., -stroomen. Maaltand, M., -tanden. Maaltijd (maal), M., -tijden. Maaltijd (eener suikerfabriek), M. Maalzolder, M., -zolders. Maan (hemellichaam), V., manen. Maantje, O., -jes. Maanbewoner, M., -bewoners. Maanbrief, M., -brieven. Maand, V., maanden. Maandje, O., -jes. Maandag, M., -dagen. Maandaghouder, M., -houders. Maandagsch. Maandblad, O., -bladen. Maandbloeiers (mv.), M. Maandelijks (bijw.). Maandelijksch (bnw.). Maandgeld, O., -gelden. Maandkaart, V., -kaarten. Maandkamer, V., -kamers. Maandpaard, O., -paarden. Maandroos, V., -rozen. Maandschrift, O., -schriften. Maandstaat, M., -staten. Maandstond, M., -stonden. Maaneclips, V., -eclipsen. Maanjaar, O., -jaren. Maankop (kop of zaadhuisje), M.; (de plant), V., -koppen; (slaapmiddel), O. Maanlicht, O. Maansverduistering, V., -verduisteringen. Maanziek, -zieker, -ziekst. Maanziekte, V. Maar. Maar. Zie Mare. Maarschalk, M., -schalken. Maarschalksstaf, M., -staven. Maarschalkstafel, V., -tafels. Maart, M. Maartsch. Maas (rivier), V. Maas (van een net), V., mazen. Maasje, O., -jes. Maasbal, M., -ballen. Maasmand, V.; -mandje, O. Maat (makker), M., maats. Maatje, O., -jes. Maat (van meten), V., maten. Maatje, O., -jes. Maatflesch, V., -flesschen. Maatgevoel, O. Maatglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes. Maathouden, O. Maatjesharing, V. Maatjespeer, V., -peren. Maatregel, M., -regelen en -regels. Maatschap, V., -schappen. Maatschappelijk. Maatschappij, V., maatschappijen. Maatstaf, M., -staven. Maatstok, M., -stokken. Maatstreep, V., -strepen. Maatvast, -vaster. Maatverdeeling, V., -verdeelingen. Macadamweg, M., -wegen. Macaroni, V. Macaroni-schoteltje, O., -schoteltjes. Macchiavellisme, O. Macedoine, V., macedoines. Machinaal, machinale. Machine, V., machines. Machinekamer, V., -kamers. Machinekamer-behoeften (mv.), V. Machine-olie, V. Machinerie, V., machinerieën. Machinist, M., machinisten. Machinistenschool, V., -scholen. Macht, V., machten. Machteloos, -loozer. Machteloosheid, V. Machthebbende, M. en V., -hebbenden. Machthebber, M., -hebbers. Machtig, machtiger, machtigst. Machtigen, machtigde, heeft gemachtigd. Machtiging, V., machtigingen. Machtsaanwijzer, M., -aanwijzers. Machtsbetoon, O. Machtsoefening, V., -oefeningen. Machtsontwikkeling, V. Machtspreuk, V., -spreuken. Machtsverheffing, V., -verheffingen. Machtsvertoon, O. Mad, O. Made, V., maden. Madelief, V., madelieven. Madeliefje, O., -jes. Madera, V. Maderakaraf, V., -karaffen. Madonna, V., madonna's. Madonnabeeld, O., -beelden. Madrigaal, O., madrigalen. Maecenas, M., Maecenaten. Maestro, M., maestro's. Maf, maffer, mafst. Maf (geldstuk), M., maffen. Mafje, O., -jes. Mafheid, V. Magazijn, O., magazijnen. Magazijntje, O., -jes. Magazijngeweer, O., -geweren. Magazijnhouder, M., -houders. Magazijnmeester, M., -meesters. Magazijnvuur, O. Mager, magerder, magerst. Mageren, magerde, is gemagerd. Magerheid, V. Magerte, V. Magertjes. Magisch. Magistraat, M., magistraten. Magistraatspersoon, M., -personen. Magistratuur, V. Magnaat, M., magnaten. Magneet, M., magneten. Magneetkracht, V. Magneetnaald, V., -naalden. Magnesia, V. Magnesium, O. Magnesiumlicht, O. Magnetisch. Magnetiseeren, magnetiseerde, heeft gemagnetiseerd. Magnetiseur, M., magnetiseurs. Magnetisme, O. Magyaar, M., Magyaren. Mahomedaan, M., Mahomedanen. Mahomedaansch. Mahoniehout, O. Mahoniehouten (bnw.). Mail, V., mails. Mailboot, V., -booten. Mailbrief, M., -brieven. Mailcourant, V., -couranten. Mail-editie, V., -edities. Mailpapier, O. Mailsluiting, V. Mainteneeren, mainteneerde, heeft gemainteneerd. Zie ook Mentineeren. Maïs, V. Maïsoogst, M. Majesteit, V., majesteiten. Majesteitsschennis, V. Majestueus, -euze. Majolica, O. Majoor, M., majoors. Majoor-ingenieur, M., majoors-ingenieurs. Majoraat, O., majoraten. Mak, makker, makst. Makelaar (persoon en zaak), M., makelaars en makelaren. Makelaartje, O., -jes. Makelaardij, V. Makelaarschap, O. Makelaarsloon, O. Makelaarsprovisie, V. Makelarij, V., makelarijen. Makelen, makelde, heeft gemakeld. Makelij, V. Maken, maakte, heeft gemaakt. Maker, M., makers. Makheid, V. Making, V., makingen. Makkelijk, -lijker, -lijkst. Makker, M., makkers. Makkertje, O., -jes. Makreel, M., makreelen. Makreeltje, O., -jes. Makrol, V., makrollen. Makrolletje, O., -jes. Mal (vorm), M., mallen. Malletje, O., -jes. Mal, maller, malst. Malachiet, O. Malaria, V. Malaria-bacil, M., -bacillen. Malaria-mug, V., -muggen. Malder en Maller (werkman), M., malders en mallers. Malder (maat), O., malders. Maleier, M., Maleiers. Maleisch. Maleisch, O. Malen (fijnmaken), maalde, heeft gemalen. Malen (schilderen), maalde, heeft gemaald. Malen (lastig zijn), maalde, heeft gemaald. Maler, M., malers. Malerij, V., malerijen. Malheid, V., -heden. Malicieus, malicieuzer. Malie (ring en nestel), V., maliën en malies. Malie (kolf), V., maliën en malies. Maliebaan, V., -banen. Maliën, maliede, heeft gemalied. Maliënkolder, M., -kolders. Malieveld, O., -velden. Maling, V. Malkaar (_afbreken_ malk-aar). Malkander, (_afbreken_ malk-ander). Malkruid, O. Mallejan, M., -jans. Mallemolen, M., -molens. Mallen, malde, heeft gemald. Mallepraat, M. Malligheid, V., -heden. Malloot (vrouwmensch), V., malloten. Mallote (steenklaver), V. Malsch, malscher, malscht. Malschheid, V., -heden. Malteezer, M., Malteezers. Maltentig, maltentiger, maltentigst. Maltentigheid, V. Malthusianisme, O. Maluwe, V. Malve, V., malven. Malversatie, V., malversatiën. Malvezij, V. Malzolder, M., -zolders. Mam, V., mammen. Mammetje, O., -jes. Mama en Ma, V., mama's en ma's. Mamaatje en maatje, O., -jes. Mamiering, V., mamieringen en mamierings. Mammekenskruid, O. Mammeluk, M., Mammelukken. Mammen, mamde, heeft gemamd. Mammon, M. Man, M., mannen en mans. Mannetje, O., -jes; ook manneken en manneke, O., mannekens en mannekes. Manachtig, -achtiger, -achtigst. Manbaar, -bare. Manbaarheid, V. Manchet, V., manchetten. Manchetje, O., -jes. Manchetknoop, M., -knoopen; -knoopje, O., -jes. Manco, O. Mand, V., manden. Mandje, O., -jes. Mandaat, O., mandaten. Mandarijn, M., mandarijnen. Mandarijntje, O., mandarijntjes. Mandataris, M., mandatarissen. Mandement, O., mandementen. Manden, mandde, heeft gemand. Mandenmaken, O. Mandenmaker, M., -makers. Mandenwinkel, M., -winkels. Mandewagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes. Mandewerk, O. Mandewerker, M., -werkers. Mandjeskoop, M., -koopen. Mandoline, V., mandolines. Mandragora, V. Mandril, M., mandrils. Mandvol, V. (mv. manden vol). Manege, V., maneges. Manegepaard, O., -paarden. Manen (haren), mv., V. Manen, maande, heeft gemaand. Maner, M., maners. Maneschijn, M., -schijntje, O. Mangaan, O. Mangat en Mannegat, O., -gaten. Mangel (werktuig), M., mangels. Mangeltje, O., -jes. Mangel (gebrek), O. Mangelbord, O., -borden. Mangelen (gladmaken), mangelde, heeft gemangeld. Mangelen (ontbreken), mangelde, heeft gemangeld. Mangelgeld, O. Mangelgoed, O. Mangelkamer, V., -kamers. Mangelrol, V., -rollen. Mangelvrouw, V., -vrouwen. Mangelwortel, M., -wortels. Manhaftig, -haftiger, -haftigst. Manhaftigheid, V. Manheid, V. Manier, V., manieren. Manifest, O., manifesten. Manifestatie, V., manifestaties en manifestatiën. Manilla, V., manilla's. Manilla-sigaar, V., -sigaren. Manille, V., manilles. Maning, V., maningen. Mank, manker, mankst. Mankeeren, mankeerde, heeft gemankeerd. Mankement, O., mankementen. Mankementje, O., -jes. Mankheid, V. Mankpoot, M. en V., -pooten. Manlief. Manlijk en Mannelijk, -lijker, -lijkst. Manlijkheid, V. Manmoedig, -moediger, -moedigst. Manmoedigheid, V. Manna, O. Mannen, mande, heeft gemand. Mannenhuis, O., -huizen. Mannenklooster, O., -kloosters. Mannenkoor, O., -koren. Mannenkracht, V. Mannenmoed, M. Mannenstem, V., -stemmen. Mannentaal, V. Mannenzaal, V., -zalen. Mannenzangvereeniging, V., -vereenigingen. Mannetjes. De diernamen, met mannetjes verbonden, als samenstellingen aaneen te schrijven, b. v. mannetjeseend, mannetjesvink enz. Mannetjesboon, V., -boonen. Mannetjesnoot, V., -noten. Mannin, V., manninnen. Manoeuvre, V., manoeuvres. Manoeuvreeren, manoeuvreerde, heeft gemanoeuvreerd. Manometer, M., -meters. Mans (Mans genoeg). Mansbloed, O. Manschap (bemanning), V. Manschappen (mv.), V. Manshemd, O., -hemden. Manshoed, M., -hoeden. Manshoofd, O. Manshoogte, V. Manskerel, M., -kerels. Manskleed, O., -kleederen en -kleeren. Manskleermaker, M., -kleermakers. Manslaars, V., -laarzen. Manslag, M., -slagen. Manslengte, V. Mansmoeder, V. Mansnaam, M., -namen. Manspersoon, O., -personen. Mantel (kleedingstuk), M., mantels. Manteltje, O., -jes. Mantel (takel), M., mantels. Mantelen, mantelde, heeft gemanteld. Manteling, V., mantelingen. Manteljas, V., -jassen. Mantelmagazijn, O., -magazijnen. Mantelstof, V., -stoffen. Mantelzak, M., -zakken. Mantille, V., mantilles. Manuaal, O., manualen. Manufacturen (mv.), V. Manufacturier, M., manufacturiers. Manufactuurwinkel, M., -winkels. Manuscript, O., manuscripten. Manvolk, O. Manwijf, O., -wijven. Manziek, -zieker, -ziekst. Maraskijn, M. Maraskijntje, O. Marcheeren, marcheerde, heeft en is gemarcheerd. Marconist, M., marconisten. Mare en Maar (tijding), V., maren. Marechaussee (politie), V.; (persoon), M., marechaussees. In de eerste bet. ook Maréchaussée. Margarine, V. Margarineboter, V. Mariabeeld, O., -beelden. Maria-Boodschap, V. Mariadag, M., -dagen. Mariadienst, M. Maria-Geboorte, V. Marialied, O., -liederen. Mariavereering, V. Marine, V. Marineblauw, O. Marineeren, marineerde, heeft gemarineerd. Marine-officier, M., -officieren. Marinewerf, V., -werven. Marinier, M., mariniers. Mariniersbak, M. Marinierskazerne, V., -kazernes. Mariolein en Marjolein, V. Marionet, V., marionetten. Marionettenspel, O., -spellen. Maritiem, maritieme. Mark (landstreek), V., marken. Mark (geldstuk), V., marken. Mark (gewicht), O., marken. Markegrond, M., -gronden. Ook Markgrond. Marketentster, V., marketentsters. Marketentstertje, O., -jes. Marketentstersvaatje, O., -jes. Markeur, M., markeurs. Markgenoot, M., -genooten. Markgraaf, M., -graven. Markgravin, V., -gravinnen. Markies, M., markiezen. Markiezaat. O., -aten. Markiezin, V., markiezinnen. Markje, O., -jes. Markt, V., markten. Marktbericht, O., -berichten. Marktdag, M., -dagen. Markten, marktte, heeft gemarkt. Marktganger, M., -gangers. Marktgangster, V., -gangsters. Marktgeld, O. Marktmeester, M., -meesters. Marktplaats, V., -plaatsen. Marktplein, O., -pleinen. Marktpolitie, V. Marktprijs, M., -prijzen. Marktrecht, O., -rechten. Marktschip, O., -schepen. Marktvlek, O., -vlekken. Marktwaar, V., -waren. Marlen, marlde, heeft gemarld. Marlijn, V., marlijnen. Marling, V., marlingen. Marlpriem, M., -priemen. Marlreep, M., -reepen. Marltouw, O. Marmel, M., marmels. Marmelade, V., marmeladen en marmelades. Marmeladepotje, O., -potjes. Marmelen, marmelde, heeft gemarmeld. Marmer, O., marmers. Marmeren (bnw.). Marmeren, marmerde, heeft gemarmerd. Marmergroeve, V., -groeven. Marmerkleur, V. Marmerzaag, V., -zagen. Marmot, V., marmotten. Marmotje, O., -jes. Marmottenhok, O., -hokken. Marmottevel, O., -vellen. Marokijn, O. Marokijnen (bnw.). Marren, marde, heeft gemard. Mars, V., marsen. Marsje, O., -jes. Marsch (tusschenw.). Marsch, M., marschen. Marschroute, V. Marschtenue, V. Marschvaardig. Marsepein, V. en O., marsepeinen. Marsepeintje, O., -jes. Marsepeinen (bnw.). Marsiliaan (vaartuig), M., marsilianen. Marskramer, M., -kramers. Marslantaarn, V., -lantaarns. Marszeil, O., -zeilen en -zeils. Martelaar, M., martelaren en martelaars. Martelaartje, O., -jes. Martelaarsboek, O., -boeken. Martelaarschap, O. Martelaarskroon, V., -kronen. Martelares, V., martelaressen. Marteldood, M. Martelen, martelde, heeft gemarteld. Marteling, V., martelingen. Martelkroon, V., -kronen. Marteltuig, O., -tuigen. Marter (dier), M., marters; (bont), O. Martertje, O., -jes. Martiaal, martialer, martiaalst. Maskeeren (verbergen), maskeerde, heeft gemaskeerd. Masker, O., maskers. Maskertje, O., -jes. Maskerade, V., maskeraden. Maskeradefeest, O., -feesten. Maskeradepak, O., -pakken. Maskeren (vermommen), maskerde, heeft gemaskerd. Massa, V., massa's. Massaal, massale. Massage, V. Masseeren, masseerde, heeft gemasseerd. Masseur, M., masseurs. Masseuse, V., masseuses. Massief, massiever, massiefst. Mast, M., masten. Mastje, O., -jes. Mastboom, M., -boomen. Mastbosch, O., -bosschen. Masteluin, O. of M., masteluinen. Masteluintje, O., -jes. Masteluinen (bnw.). Masten, mastte, heeft gemast. Mastenmaker, M., -makers. Mastenmakerij, V., -makerijen. Mastik, M. Mastklimmen, O. Mastkoker, M., -kokers. Mat (geldstuk), M., matten. Mat (vlechtwerk), V., matten. Matje, O., -jes. Mat (landmaat), O. Zie Mad. Mat, matter, matst. Matador, M., matadors. Mateloos, -looze. Materiaal, O., materialen. Materialisme, O. Materialist, M., materialisten. Materie, V., materiën en materies. Materieel, materieeler, materieelst. Matglas, O. Matglazen (bnw.). Matheid, V. Mathematicus, M., mathematici. Mathematisch. Mathesis, V. Matig, matiger, matigst. Matigen, matigde, heeft gematigd. Matigheid, V. Matigheidsgenootschap, O., -genootschappen. Matiging, V. Matinée, V., matinée's. Matras, V., matrassen. Matrasje, O., -jes. Matrassenmaker, M., -makers. Matres,V., matressen. Matresje, O., -jes. Matresseschool, V., -scholen. Matriarchaat, O. Matrijs, V., matrijzen. Matrone, V., matronen en matrones. Matroos, M., matrozen. Matroosje, O., -jes. Matrozenbak, M., -bakken. Matrozenherberg, V., -herbergen. Matrozenhoed, M., -hoeden. Matrozenkist, V., -kisten. Matrozenkraag, M. Matrozenkroeg, V., -kroegen. Matrozenlied, O., -liederen. Matrozenpak, O., -pakken; -pakje, O., -jes. Matrozenplunje, V. Matschudding, V. Matsen, matste, heeft gematst. Mattekeesje, O., -keesjes. Matten (stoelen matten), matte, heeft gemat. Mattenbies, V., -biezen. Mattenmaken, O. Mattenmaker, M., -makers. Mattenvlechter, M., -vlechters. Matter, M., matters. Mausoleum, O., mausolea. Mauwen, mauwde, heeft gemauwd. Maximaal, maximale. Maximum, O. Maximum-thermometer, M., -thermometers. Mazelen (mv.), V. Mazelen, mazelde, heeft gemazeld. Mazen, maasde, heeft gemaasd. Mazurka, V., mazurka's. Mechanica, V. Mechaniek, V. en O. Mechanisch. Mechanisme, O. Medaille, V., medailles. Medaillon, O., medaillons. Medaillonnetje, O., -jes. Mede en Mee (drank), V. Mede en Mee (meekrap), V. Mede en Mee, bijw. (Zoo ook in de meeste samenstellingen). Medeafgevaardigde, M. en V., -afgevaardigden. Medearbeiden, arbeidde mede, heeft medegearbeid. Medearbeider, M., -arbeiders. Medebestuurder, M., -bestuurders. Medebewoner, M., -bewoners. Medebrengen, bracht mede, heeft medegebracht. Medebroeder, M., -broeders. Medeburger, M., -burgers. Medeburgerschap, O. Medechristen, M., -christenen. Medecommissaris, M., -commissarissen. Medecrediteur, M., -crediteuren. Mededansen, danste mede, heeft medegedanst. Mededeelbaar, -bare. Mededeelen, deelde mede, heeft medegedeeld. Mededeeling, V., -deelingen. Mededeelzaam, -zamer, -zaamst. Mededeelzaamheid, V. Mededingen, dong mede, heeft medegedongen. Mededinger, M., -dingers. Mededoen, deed mede, deden mede, heeft medegedaan. Mededoogen, O. Mededoogend. Zie Meedoogend. Mededoogendheid, V. Zie Meedoogendheid. Mededoogenloos. Zie Meedoogenloos. Medeëigenaar, M., -ëigenaars en -ëigenaren. Medeëigenares, V., -ëigenaressen. Medeërfgenaam, M. en V., -ërfgenamen. V. ook -ërfgename. Medeëten, at mede, aten mede, heeft medegegeten. Medegaan, gaat mede, ging mede, is medegegaan. Medegaand. Zie Meegaand. Medegetuige, M. en V., -getuigen. Medegeven, gaf mede, gaven mede, heeft medegegeven. Medehelper, M., -helpers. Medeïngezetene, M. en V., -ïngezetenen. Medeklinker, M., -klinkers. Medekomen, komt mede, kwam mede, kwamen mede, is medegekomen. Medelid, O., -leden. Medelijden, leed mede, leden mede, heeft medegeleden. Medelijden, O. Medelijdend, -lijdender, -lijdendst. Medelijdendheid, V. Medelijdenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Medeloopen, liep mede, heeft en is medegeloopen. Medelooper (persoon), M., -loopers. Medelooper (buitenkansje). Zie Meelooper. Medemensch, M., -menschen. Medeminnaar, M., -minnaars. Medeminnares, V., -minnaressen. Meden, meedde, heeft gemeed. Medenemen, nam mede, namen mede, heeft medegenomen. Medeonderteekenaar, M., -onderteekenaars. Medeoorzaak, V., -oorzaken. Medepakken, pakte mede, heeft medegepakt. Medeplichtig. Medeplichtige, M. en V., -plichtigen. Medepraten, praatte mede, heeft medegepraat. Medeprater. Zie Meeprater. Mederedacteur, M., -redacteurs. Medereeder, M., -reeders. Mederegeeren, regeerde mede, heeft medegeregeerd. Medereizen, reisde mede, heeft en is medegereisd. Mederekenen, rekende mede, heeft medegerekend. Mederijden, reed mede, reden mede, heeft en is medegereden. Medeschepsel, O., -schepselen. Medeschuldige, M. en V., -schuldigen. Medesleepen, sleepte mede, heeft medegesleept. Medespelen, speelde mede, heeft medegespeeld. Medespeler, M., -spelers. Medespreken, sprak mede, spraken mede, heeft medegesproken. Medestander, M., -standers. Medestemmen, stemde mede, heeft medegestemd. Medestrijden, streed mede, streden mede, heeft medegestreden. Medestrijder, M., -strijders. Medetrekken, trok mede, trokken mede, heeft en is medegetrokken. Medetroonen, troonde mede, heeft medegetroond. Medevallen, viel mede, is medegevallen. Medevaller. Zie Meevaller. Medevoeren, voerde mede, heeft medegevoerd. Medevrijer, M., -vrijers. Medewerken, werkte mede, heeft medegewerkt. Medewerker, M., -werkers. Medewerking, V. Medewerkster, V., -werksters. Medeweten, O. Medeweter, M., -weters. Medezeggenschap, O. Medezingen, zong mede, heeft medegezongen. Mediaan (papier), O. Mediaan (lettersoort), V. Medicament, O., medicamenten. Medicijn, V., medicijnen. Medicijnflesch, V., -flesschen; -fleschje, O., -jes. Medicijnmeester, M., -meesters. Medicinaal. Medicineeren, medicineerde, heeft gemedicineerd. Medicus, M., medici. Mediocriteit, V., mediocriteiten. Medisch. Medium, O., mediums. Mee. Zie Mede. Meedoogend, -doogender, -doogendst. Meedoogendheid, V. Meedoogenloos, -looze. Meegaand, -gaander, -gaandst. Meegaandheid, V. Meekrap, V. Meekrapplant, V., -planten. Meekraprups, V., -rupsen. Meekrapwortel (stofnaam), V. Meel, O. Meelachtig, -achtiger, -achtigst. Meeldauw, M. Meeldraad, M., -draden. Meelfabriek, V., -fabrieken. Meelhandelaar, M., -handelaars. Meeligger, M., meeliggers. Meelkost, M., -kosten. Meelmolen, M., -molens. Meelooper (buitenkansje), M., -loopers; -loopertje, O., -jes. Meelspijs, V., -spijzen. Meelworm, M., -wormen. Meelzak, M., -zakken. Meelzolder, M., -zolders. Meemaler, M., -malers. Meenen, meende, heeft gemeend. Meenens (Het is -). Meening, V., meeningen. Meeprater, M., -praters. Meepsch, meepscher, meest meepsch. Meer (water), O., meren. Meertje, O., -jes. Meer (drooggemaakt meer), V. Meer. Meerboei, V., -boeien. Meerder. Meerdere, M. en V., meerderen. Meerderen, meerderde, heeft en is gemeerderd. Meerderheid, V., -heden. Meerderjarig. Meerderjarigheid, V. Meerderjarigverklaring, V., -verklaringen. Meerendeel, O. Meerendeels. Meergeld, O., -gelden. Meergemeld. Meergenoemd. Meerkat, V., -katten. Meerketting, M., -kettingen. Meerkoet, V., -koeten. Meerkol, M., -kollen. Meerle en Merel, V., meerlen en merels. Meerlenei, O., -eieren. Meermalen. Meermin, V., -minnen. Meerpaal, M., -palen. Meerring, M., -ringen. Meerschuim, O. Meerschuimen (bnw.). Meerslachtig. Meerstoel, M., -stoelen. Meertouw, O., -touwen. Meervoud, O., meervouden. Meervoudig. Meervoudsvorm, M., -vormen. Mees, V., meezen. Meesje, O., -jes. Meesmuilen, meesmuilde, heeft gemeesmuild. Meest. Meestal. Meestamper, M., -stampers. Meestbiedende, M., -biedenden. Meestendeels. Meestentijds. Verg. Meesttijds. Meester, M., meesters en meesteren. Meestertje, O., -jes. Meesterachtig, -achtiger, -achtigst. Meesterachtigheid, V. Meesteren, meesterde, heeft gemeesterd. Meesteres, V., meesteressen. Meestergast, M., -gasten. Meesterhand, V. Meesterknecht, M., -knechts. Meesterlijk, -lijker, -lijkst. Meesterschap, O. Meesterstitel, M., -titels. Meesterstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes. Meesterwerk, O., -werken; -werkje, O., -jes. Meestoof, V., -stoven. Meesttijds en Meestentijds. Meet, V. (Van meet aan). Meetbaar, -bare. Meetbrief, M., -brieven. Meetgeld, O. Meetkan, V., -kannen. Meetketting, M., -kettingen. Meetkunde, V. Meetkundig. Meetkundige, M. en V., -kundigen. Meetkunst, V. Meetkunstig. Meetlijn, V., -lijnen. Meetloon, O., -loonen. Meetroede, V., -roeden. Meetstok, M., -stokken. Meettafeltje, O., -jes. Meeuw, V., meeuwen. Meeuwtje, O., -jes. Meeuwenei, O., -eieren. Meeuwennest, O., -nesten. Meeuweveer, V., -veeren. Meevaller, M., -vallers; -vallertje, O., -jes. Meevat, O., -vaten. Meeverf, V. Meewarig, -wariger, -warigst. Meewarigheid, V. Mei (Bloeimaand), M. Mei (tak), M., meien. Meiavond, M., -avonden. Meiboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Meid, V., meiden. Meidenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Meidenloon, O., -loonen. Meidenplaag (persoon), V., -plagen. Meidenpraat, M. Meidenwerk, O. Meier, M., meiers. Meierij, V., meierijen. Meikers, V., -kersen. Meikever, M., -kevers. Meimaand, V. Meineed, M., -eeden. Meineedig, -eediger, -eedigst. Meineedige, M. en V., -eedigen. Meisje, O., -jes. Meisjesachtig, -achtiger, -achtigst. Meisjesboek, O., -boeken. Meisjesburgerschool, V., -scholen. Meisjesgek, M., -gekken. Meisjesgezicht, O., -gezichten. Meisjeshand, V., -handen. Meisjeskleeren (mv.), O. Meisjesschool, V., -scholen. Meisjesstem, V., -stemmen. Mejuffer, V., mejuffers. Mejuffertje, O., -jes. Mejuffrouw, V., mejuffrouwen. Mekka-ganger, M., -gangers. Mekken, mekte, heeft gemekt. Melaatsch, melaatscher, meest melaatsch. Melaatschheid, V., -heden. Melancholie, V. Melancholiek, melancholieker, melancholiekst. Melancholisch. Melasse, V. Melde, V. Melden, meldde, heeft gemeld. Meldenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Melder, M., melders. Melding, V., meldingen. Melig, meliger, meligst. Meligheid, V. Melis (suiker), V. Melis en Melisse (plant), V. Melisseblad, O., -bladen en -bladeren. Melissekruid, O. Melk, V. Melkbaard, M., -baarden. Melkboer, M., -boeren. Melkchocolade, V. Melkemmer, M., -emmers. Melken, molk, heeft gemolken. Melker, M., melkers. Melkerij, V., melkerijen. Melkgevend. Melkglas (voorwerp), O., -glazen; (stof), O. Melkglazen (bnw.). Melkhuisje, O., -huisjes. Melkinrichting, V., -inrichtingen. Melkkan, V., -kannen. Melkkoe, V., -koeien; -koetje, O., -jes. Melkkuur, V. Melkmaat, V., -maten. Melkmuil, M., -muilen. Melkpot, M., -potten. Melksap, O. Melkschuit, V., -schuiten. Melkster, V., melksters. Melksuiker, V. Melktand, M., -tanden. Melkuur, O., -uren. Melkvee, O. Melkwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes. Melkweg, M. Melkweger, M., -wegers. Melkwit. Melodie, V., melodieën. Melodieus, melodieuzer. Melodrama, O., -drama's. Meloen, M., meloenen. Meloentje, O., -jes. Melomaan, M., -manen. Melomanie, V. Meltbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes. Melter, M., melters. Melterij, V., melterijen. Memelig, memeliger, memeligst. Memorandum, O., -ums. Memoriaal, O., memorialen. Memorie (geheugen), V. Memorie (geschrift), V., memories en memoriën. Memoriseeren, memoriseerde, heeft gememoriseerd. Men. Menage, V., menages. Menageeren, menageerde, heeft gemenageerd. Menageketel, M., -ketels. Menagerie, V., menagerieën. Mengbaar, -bare. Mengel, O., mengelen. Mengeltje, O., -jes. Mengelen, mengelde, heeft gemengeld. Mengeling, V., mengelingen. Mengelklomp, M. Mengelmoes, O. Mengelwerk, O. Mengen, mengde, heeft gemengd. Menger, M., mengers. Menging, V., mengingen. Mengingrekening, V. Mengkoren, O. Mengsel, O., mengsels. Mengseltje, O., -jes. Mengster, V., mengsters. Menie, V. Meniën, meniede, heeft gemenied. Menig. Menigeen. Menigerhande. Menigerlei. Menigmaal. Menigte, V., menigten. Menigvuldig, -vuldiger, -vuldigst. Menigvuldigheid, V. Menigwerf. Menist, M., Menisten. Menistje, O., -jes. Menistenkerk, V. Mennen, mende, heeft gemend. Menner, M., menners. Mennoniet, M., Mennonieten. Mensch, M., menschen; (met minachting), O. Menschje, O., -jes. Menschdom, O. Menschelijk, -lijker, -lijkst. Menschelijkerwijze. Menschelijkheid, V. Menschenbloed, O. Menscheneter, M., -eters. Menschengedaante, V. Menschenhaat, M. Menschenhater, M., -haters. Menschenkenner, M., -kenners. Menschenkennis, V. Menschenkind, O., -kinderen. Menschenleven, O., -levens. Menschenliefde, V. Menschenmin, V. Menschenoffer, O., -offers. Menschenpaar, O., -paren. Menschenplicht, M., -plichten. Menschenras, O., -rassen. Menschenschuw, -schuwer, -schuwst. Menschenvrees, V. Menschenvriend, M., -vrienden. Menschenwaarde, V. Menschenwerk, O. Menschheid, V. Menschkundig, -kundiger, -kundigst. Menschlievend, -lievender, -lievendst. Menschlievendheid, V. Menschwording, V. Mentenee en Mentinee, V., mentenee's. Mentineeren, mentineerde, heeft gementineerd. Ook Menteneeren. Mentor, M., Mentors. Menu, O., menu's. Menuet, V., menuetten. Menuetje, O., -jes. Mep, M., meppen. Mepje, O., -jes. Meppen, mepte, heeft gemept. Mercantiel. Merel. Zie Meerle. Meren, meerde, heeft gemeerd. Merg, O. Mergel, V. Mergelachtig, -achtiger, -achtigst. Mergelen, mergelde, heeft gemergeld. Mergelgroeve, V., -groeven. Mergelput, M., -putten. Merglepel, M., -lepels. Mergpijp, V., -pijpen. Meridiaan, M., meridianen. Meridiaancirkel, M., -cirkels. Meridiaankijker, M., -kijkers. Meridionaal, meridionale. Merinos, O. Merinossen (bnw.). Merk, O., merken. Merkje, O., -jes. Merkbaar, -baarder, -baarst. Merkelijk, -lijker, -lijkst. Merkels (mv.), M. Merken, merkte, heeft gemerkt. Merker, M., merkers. Merkkatoen, O. Merklap, M., -lappen. Merkletter, V., -letters. Merknaald, V., -naalden. Merkpaal, M., -palen. Merkteeken, O., -teekenen. Merkteekenen, merkteekende, heeft gemerkteekend. Merkwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Merkwaardigheid, V., -heden. Merrie, V., merries en merriën. Merrietje, O., -jes. Mes, O., messen. Mesje, O., -jes. Messekoker en Messenkoker, M., -kokers. Messelegger, M., -leggers; -leggertje, O., -jes. Messenbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes. Messenhandel, M. Messenlade, V., -laden. Messenmaker, M., -makers. Messenmandje, O., -jes. Messenslijper, M., -slijpers. Messenwinkel, M., -winkels. Messescheede, V., -scheeden. Messias, M. Messing (van eene plank), V., messingen. Messing (metaal), O. Messingploeg, V., -ploegen. Mest (meststof), ook Mist, M., mesten en misten. Mesten, mestte, heeft gemest. Mestgreep, V., -grepen. Mesthaak, M., -haken. Mesthoop, M., -hoopen. Mesties, M. en V., mestiezen. Mesting, V., mestingen. Mestkalf, O., -kalveren. Mestkar, V., -karren. Mestkoe, V., -koeien. Mestspecie, V. Meststof, V., -stoffen. Mestvaalt, V., -vaalten. Mestvarken, O., -varkens. Mestvoeder en -voer, O. Mestvork, V., -vorken. Mestwagen, M., -wagens. Met (gehakt vleesch), O. Met (voorz.). Metaal, O., metalen. Metaalachtig. Metaalgieter, M., -gieters. Metaalgieterij, V., -gieterijen. Metalen (bnw.). Metalloïde, O., metalloïden. Metallurgie, V. Metamorphose, V., metamorphosen. Metamorphoseeren, metamorphoseerde, heeft gemetamorphoseerd. Metaphoor, V., metaphoren. Metaphorisch. Metaphysica, V. Metaphysisch. Metathesis, V. Meteen. Metempsychose, V. Meten, mat, maten, heeft gemeten. Meteoor, M., meteoren. Meteoorsteen, M., -steenen. Meteorologie, V. Meter (persoon die meet), M., meters. Meter (maat), M., meters. Meter (peet), V., meters. Metgezel, M., -gezellen. Methode, V., methoden en methodes. Methodisch. Methodist, M., methodisten. Meting, V., metingen. Metriek, V. Metriek, metrieke. Metrisch. Metronoom, M., metronomen. Metropool, V., metropolen. Metropolitaan, M., -tanen. Metrum, O., metra. Metselaar, M., metselaren en metselaars. Metselaarsbaas, M., -bazen. Metselaarsknecht, M., -knechts. Metselaarswerk, O. Metselen, metselde, heeft gemetseld. Metselkalk, V. Metselspecie, V. Metselsteen, M., -steenen. Metselverband, O., -verbanden. Metselwerk, O. Metten (mv.), V. Metterdaad. Mettertijd. Metterwoon. Metworst, V., -worsten. Meubel, O., meubelen en meubels. Meubeltje, O., -jes. Meubelgordijn, O., -gordijnen. Meubelmagazijn, O., -magazijnen. Meubelmaker, M., -makers. Meubelpapier, O., -papieren. Meubelstuk, O., -stukken. Meubileeren, meubileerde, heeft gemeubileerd. Meubileering, V. Meug, V. (Tegen heug en meug). Meugebet, M. en V.; ook Muggebet. Meuk, V. Meuken, meukte, heeft gemeukt. Meulen. Zie Molen. Meuzelen, meuzelde, heeft gemeuzeld. Mevrouw, V., mevrouwen. Mevrouwtje, O., -jes. Mevrouwschap, O. Miasma, O., miasmen. Miauw en Miaauw. Miauwen en Miaauwen, miauwde, heeft gemiauwd. Micrometer, M., -meters. Microscoop, M. en O., microscopen. Microscopisch. Middag, M., middagen. Middagje, O., -jes. Middagbeurt, V., -beurten. Middagdut, M.; -dutje, O. Middageten, O. Middaghoogte, V. Middagmaal, O., -malen; -maaltje, O. -jes. Middagmalen, middagmaalde, heeft gemiddagmaald. Middagpreek, V., -preeken. Middagslaapje, O., -slaapjes. Middagtrein, M., -treinen. Middaguur, O., -uren. Middagzon, V. Middel (middellijf), V. en O., middels. Middeltje, O., -jes. Middel (om een doel te bereiken), O., middelen. Middeltje, O., -jes. Middelaar, M., middelaren en middelaars. Middelaarschap, O. Middelbaar, -bare. Middeldeur, V., -deuren. Middeleeuwen (mv.), V. Middeleeuwsch. Middelen, middelde, heeft gemiddeld. Middelerwijl. Middelevenredig. Middelhand, V. Middelhoogduitsch. Middellandsch (bnw.). Middellijk. Middellijn, V., -lijnen. Middelmaat, V. Middelmatig, -matiger, -matigst. Middelmatigheid, V., -heden. Middelmoot, V., -mooten; -mootje, O., -jes. Middelnederlandsch. Middelperk, O., -perken. Middelpunt, O., -punten. Middelpuntvliedend. Middelpuntzoekend. Middelrif, O., -riffen. Middelschot, O., -schotten; -schotje, O., -jes. Middelslag, O. Middelsoort, V. en O., -soorten. Middelstand, M. Middelste. Middelstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes. Middelterm, M., -termen. Middelvinger, M., -vingers. Middelweg, M., -wegen. Middelzout, O., -zouten. Midden, O. Midden (bijw.). Middenbeurs (bijw.). Middenboords (bijw.). Middending, O., -dingen. Middendoor. Middeneuropeesch. Middenin. Middenman, M., -mannen. Middenstof, V., -stoffen. Middernacht, M., -nachten. Middernachtelijk. Middernachtsuur, O., -uren. Middernachtzendeling, M., -zendelingen. Middernachtzending, V. Middernachtzon, V. Midscheeps (bijw.). Midscheepsch (bnw.). Midwinter, M., -winters. Mier (insect), V., mieren. Miertje, O., -jes. Mier (afkeer), V. Mierenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes. Miereneter, M., -eters. Mierenhoop, M., -hoopen. Mierenjager, M., -jagers. Mierenleeuw, M., -leeuwen. Mierennest, O., -nesten. Mierenzuur, O. Mierik, M. Mierikswortel en Mierikwortel (wortel), M., -wortels; (stof), V. Miezerig. Mij. Mijden, meed, meden, heeft gemeden. Mijl, V., mijlen. Mijltje, O., -jes. Mijlpaal, M., -palen. Mijlsteen, M., -steenen. Mijmeraar, M., mijmeraars. Mijmeren, mijmerde, heeft gemijmerd. Mijmerig, mijmeriger, mijmerigst. Mijmerij, V., mijmerijen. Mijmering, V., mijmeringen. Mijn, mijne, mijn. Mijn, V., mijnen. Mijnbouw, M. Mijnen (eene mijn maken), mijnde, heeft gemijnd. Mijnen (bij eene verkooping), mijnde, heeft gemijnd. Mijnenlegger, M., -leggers. Mijnent (Te -). Mijnenthalve. Mijnentwege. Mijnentwil (Om -). Mijner, M., mijners. Mijngang, V., -gangen. Mijngas, O. Mijnheer, M., Mijne Heeren en Mijnheeren. Mijningenieur, M., -ingenieurs. Mijnontginning, V., -ontginningen. Mijnpomp, V., -pompen. Mijnraad, M., -raden. Mijnschacht, V., -schachten. Mijnwerker, M., -werkers. Mijnwezen, O. Mijt (munt), V., mijten. Mijtje, O., -jes. Mijt (worm), V., mijten. Mijtje, O., -jes. Mijt (houtstapel), V., mijten. Mijtje, O., -jes. Mijten, mijtte, heeft gemijt. Mijter, M., mijters. Mijteren, mijterde, heeft gemijterd. Mijterig, mijteriger, mijterigst. Mijterstad, V., -steden. Mik (het mikken), M. Mik (vork), V., mikken. Mikje, O., -jes. Mik (brood), V., mikken. Mikje, O., -jes. Mik (meel), V. Mikken, mikte, heeft gemikt. Mikmak, M. Mikmakje, O. Mikpunt, O., -punten. Mild, milder, mildst. Milddadig, -dadiger, -dadigst. Milddadigheid, V. Mildheid, V., -heden. Milicien, M., miliciens. Militair (bnw.). Militair, M., militairen. Militie, V. Militiecommissaris, M., -commissarissen. Militieraad, M., -raden. Milliard, O., milliarden. Milligram, O., milligrammen. Millimeter, M., millimeters. Millimeteren, millimeterde, heeft gemillimeterd. Millioen, O., millioenen. Millioentje, O., -jes. Millioenennota, V. Millioenenspeech, V. Millionnair, M., millionnairs. Milt, V., milten. Milter, M., milters. Miltvuur, O. Mimiek, V. Mimisch. Min (liefde), V. Min en Minne (zoogster), V., minnen. Min. Minachten, minachtte, heeft geminacht. Minachting, V. Minaret, V., minaretten. Minbekend. Minder. Minderbroeder, M., -broeders. Mindere, M. en V., minderen. Minderen, minderde, heeft en is geminderd. Minderheid, V., -heden. Mindering, V., minderingen. Minderjarig. Minderjarigheid, V. Mineraal, minerale. Mineraal, O., mineralen. Mineraalwater, O. Mineralogie, V. Mineraloog, M., mineralogen. Minerval, O., minervalia. Mineur, M., mineurs. Mingele, O., mingelen. Miniatuur, V., miniaturen. Miniatuurschilder, M., -schilders. Minimum, O., minima. Minister, M., ministers. Ministerie, O., ministeriën en ministeries. Ministerieel, ministerieele. Ministerraad, M. Minister-resident, M., ministers-residenten. Ministerschap, O. Ministersportefeuille, V., -portefeuilles. Minlijk en Minnelijk, -lijker, -lijkst. Minlijkheid en Minnelijkheid, V. Minnaar, M., minnaars en minnaren. Minnares, V., minnaressen. Minnarij, V., minnarijen. Minne. Zie Min. Minnebrief, M., -brieven; -briefje, O., -jes. Minnedicht, O., -dichten; -dichtje, O., -jes. Minnedichter, M., -dichters. Minnedrank, M., -dranken. Minnegloed, M. Minnegod, M. Minnehandel, M. Minnekoorts, V., -koortsen. Minnekoozen, minnekoosde, heeft geminnekoosd. Minnekoozerij, V., -koozerijen. Minnelied, O., -liederen; -liedje, O., -jes. Minnelijk. Zie Minlijk. Minnelijkheid. Zie Minlijkheid. Minnemoer, V., -moers. Minnen, minde, heeft gemind. Minnenijd, M. Minnenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Minnepijn, V., -pijnen. Minnespel, O. Minnevlaag, V., -vlagen. Minnevuur, O. Minnezang, M., -zangen. Minst. Minste, M. en V., minsten. Minste (Ten -). Minteeken, O., -teekens. Minutieus, minutieuzer, minutieust. Minuut en Minute (opstel), V., minuten. Minuutje, O., -jes. Minuut (tijdmaat), V., minuten. Minuutje, O., -jes. Minuutglas, O., -glazen. Minuutwijzer, M., -wijzers. Minvermogend. Minzaam, -zamer, -zaamst. Minzaamheid, V. Mirabel, V., mirabellen. Miraculeus, miraculeuzer, miraculeust. Mirakel, O., mirakelen en mirakels. Mirakelspel, O., -spelen. Mirre en Myrrhe, V. Mirt, M., mirten. Mirteblad, O., -bladen en -bladeren. Mirteboom, M., -boomen. Mirtekrans, M., -kransen. Mirteloof, O. Mirtenbosch, O., -bosschen. Mirtestruik, M., -struiken. Mirtetak, M., -takken. Mis en Misse, V., missen. Mis (bijw.). Misanthroop, M., misanthropen. Misanthropie, V. Misanthropisch. Misbaar, O. Misbak, O., -bakken. Misbakje, O., -jes. Misbakken (bnw.). Misbaksel, O., -baksels. Misboek, O., -boeken. Misbrood, O. Misbruik, O., -bruiken. Misbruikje, O., -jes. Misbruiken, misbruikte, heeft misbruikt. Misbruiker, M., -bruikers. Misdaad, V., -daden. Misdadig, -dadiger, -dadigst. Misdadiger, M., -dadigers. Misdadigster, V., -dadigsters. Misdeelen, misdeelde, heeft misdeeld. Misdienaar, M., -dienaren. Misdoen, deed mis, deden mis, heeft misgedaan; ook misdeed, misdeden, heeft misdaan. Misdracht, V., -drachten. Misdragen (zich -), misdroeg (zich), heeft (zich) misdragen. Misdrijf, O., -drijven. Misdrijven, misdreef, misdreven, heeft misdreven; ook dreef mis, dreven mis, is misgedreven. Misdruk, O. Misduiden, misduidde, heeft misduid. Mise, V. Miserabel, miserabeler, miserabelst. Misère, V., misères. Miserie, V. Misgaan, ging mis, is misgegaan; ook misging, is misgaan. Misgeboorte, V., -geboorten. Misgewaad, O., -gewaden. Misgewas, O., gewassen. Misgewasje, O., -jes. Misgooien, gooide mis, heeft misgegooid. Misgreep, M., -grepen. Misgrijpen, greep mis, grepen mis, heeft misgegrepen; ook misgreep (zich), misgrepen (zich), heeft (zich) misgrepen. Misgunnen, misgunde, heeft misgund. Mishagen, mishaagde, heeft mishaagd. Mishagen, O. Mishakken, hakte mis, heeft misgehakt. Mishandelen, mishandelde, heeft mishandeld. Mishandeling, V., -handelingen. Mishebben, heeft mis, had mis, hadden mis, heeft misgehad. Mishooren, hoorde mis, heeft misgehoord. Miskelk, M., -kelken. Miskennen, miskende, heeft miskend. Miskenning, V., -kenningen. Miskraam, V., -kramen. Misleiden, misleidde, heeft misleid. Misleiding, V., -leidingen. Mislezen, las mis, lazen mis, heeft misgelezen; ook mislas (zich), mislazen (zich), heeft (zich) mislezen. Misloopen, liep mis, is misgeloopen. Mislukken, mislukte, is mislukt. Mislukking, V., -lukkingen. Mismaakt, -maakter, -maaktst. Mismaaktheid, V., -heden. Mismaken, mismaakte, heeft mismaakt. Mismas, M., mismassen. Mismasje, O., -jes. Mismoedig, -moediger, -moedigst. Mismoedigheid, V. Misnoegd, -noegder, -noegdst. Misnoegdheid, V. Misnoegen, O. Misoordeelen, oordeelde mis, heeft misgeoordeeld. Mispas, M., -passen. Mispasje, O., -jes. Mispel (vrucht), V., (boom), M., mispels en mispelen. Mispeltje, O., -jes. Misplaatst. Misplaatstheid, V. Misprijzen, misprees, misprezen, heeft misprezen. Mispunt, O., -punten. Mispuntje, O., -jes. Misraden, ried mis en raadde mis, heeft misgeraden; ook misried en misraadde, heeft misraden. Misramen, raamde mis, heeft misgeraamd; ook misraamde (zich), heeft (zich) misraamd. Misrekenen, rekende mis, heeft misgerekend; ook misrekende (zich), heeft (zich) misrekend. Misrekening, V., -rekeningen. Missaal, O., missalen. Misschatten, schatte mis, heeft misgeschat. Misschien. Misschieten, schoot mis, schoten mis, heeft misgeschoten. Misschoppen, schopte mis, heeft misgeschopt. Misselijk, -lijker, -lijkst. Misselijkheid, V., -heden. Missen, miste, heeft gemist. Missie, V., missiën. Missiekruis, O., -kruisen. Missionaris, M., missionarissen. Missive, V., missiven en missives. Misslaan, slaat mis, sloeg mis, heeft misgeslagen. Misslag, M., -slagen. Misslagje, O., -jes. Misspringen, sprong mis, heeft en is misgesprongen. Misstaan, misstaat, misstond, heeft misstaan. Misstal, M. Misstand, M. Misstap, M., -stappen. Misstapje, O., -jes. Misstappen, stapte mis, heeft en is misgestapt. Missteken, stak mis, staken mis, heeft misgestoken. Misstelling, V., -stellingen. Misstooten, stiet mis, heeft misgestooten; ook stootte mis. Missturen, stuurde mis, heeft misgestuurd. Mist (damp), M., misten. Mist (meststof). Zie Mest. Mistasten, tastte mis, heeft misgetast. Mistelboom, M., -boomen. Mistellen, telde mis, heeft misgeteld. Misteltak, M., -takken. Misten, mistte, heeft gemist. Misthoorn, M., -hoorns. Mistig, mistiger, mistigst. Mistigheid, V. Mistral, M. Mistrappen, trapte mis, heeft misgetrapt. Mistred, M., -treden. Mistreden, trad mis, traden mis, heeft en is misgetreden. Mistroostig, -troostiger, -troostigst. Mistroostigheid, V. Misvallen, viel mis, is misgevallen; ook misviel, heeft misvallen. Misvallen, O. Misvaren, voer mis, heeft en is misgevaren. Misvatten, vatte mis, heeft misgevat. Misvatting, V., -vattingen. Misverstaan, verstond mis, heeft misverstaan. Misverstand, O., -verstanden. Misvormen, misvormde, heeft misvormd. Misvorming, V., -vormingen. Miswas, O., -wassen. Miswerpen, wierp mis, heeft misgeworpen. Miswijzen, wees mis, heeft misgewezen. Miswijzing, V., -wijzingen. Miszeggen, miszeide, heeft miszegd en miszeid. Miszien, zag mis, zagen mis, heeft misgezien. Mitrailleur, M., mitrailleurs. Mitrailleur-afdeeling, V., -afdeelingen. Mitrailleuse, V., mitrailleuses. Mits. Mitsdien. Mitsgaders. Mixtuur, V., mixturen. Mnemoniek, V. Mnemotechnisch. Mobiel, mobieler, mobielst. Mobilisatie, V., mobilisatiën. Mobilisatieplan, O., -plannen. Mobiliseeren, mobiliseerde, heeft gemobiliseerd. Modaal. Modaliteit, V. Modde, V., modden. Modden, modde, heeft gemod. Modder, V. Modderaar, M., modderaars. Modderen, modderde, heeft gemodderd. Modderig, modderiger, modderigst. Modderigheid, V. Modderkuil, M., -kuilen. Modderlaars, V., -laarzen. Modderman, M., -lui. Moddermolen, M., -molens. Modderplas, M., -plassen. Modderpoel, M., -poelen. Modderschuit, V., -schuiten. Moddersloot, V., -slooten. Moddervet. Mode, V., modes. Mode-artikel, O., -artikelen. Modegek, M., -gekken. Modekleur, V., -kleuren. Model, O., modellen. Modelletje, O., -jes. Mode-lectuur, V. Modeleeren, modeleerde, heeft gemodeleerd. Modelhoeve, V., -hoeven. Modelkamer, V., -kamers. Modemaakster, V., -maaksters. Modemagazijn, O., -magazijnen. Modeplaat, V., -platen; -plaatje, O., -jes. Modepop, V., -poppen. Als persoonsnaam ook M. Moderateurlamp, V., -lampen. Moderato, O., moderato's. Modern, moderner, modernst. Moderniseeren, moderniseerde, heeft gemoderniseerd. Modernisme, O. Moderniteit, V. Modewinkel, M., -winkels. Modieus, modieuzer, modieust. Modiste, V., modisten. Modulus, M. Moe. Zie Moede. Moed, M. Moede en Moe, moeder, meest moede. Moedeloos, -loozer. Moedeloosheid, V. Moeder, V., moeders. Moedertje, O., -jes. Moederborst, V., -borsten. Moederhart, O. Moederhuis, O., -huizen. Moederkerk, V. Moederklooster, O., -kloosters. Moederkoorn, O. Moederland, O. Moederlief. Moederliefde, V. Moederlijk, -lijker, -lijkst. Moederloos, -looze. Moedermaagd, V. Moedermelk, V. Moedernaakt. Moeder-overste, V., -oversten. Moederplant, V., -planten. Moederschap, O. Moederschoot, M. Moederskind, O., -kinderen; -kindje, O., -kindjes en -kindertjes. Moedertaal, V. Moedervlek, V., -vlekken. Moederzegen, M. Moederzielalleen en Moerzielalleen. Moedig, moediger, moedigst. Moedwil, M. Moedwillig, -williger, -willigst. Moedwilligheid, V., -heden. Moeheid, V. Moei, V., moeien. Moeial, M. en V., moeiallen. Moeien, moeide, heeft gemoeid. Moeilijk en Moeielijk, -lijker, -lijkst. Moeilijkheid en Moeielijkheid, V., -heden. Moeite, V., moeiten. Moer (droesem), V. Moer (van eene schroef), V., moeren. Moertje, O., -jes. Moer (moerassig land), O., moeren. Moeras, O., moerassen. Moerasje, O., -jes. Moerasachtig, -achtiger, -achtigst. Moerasdamp, M., -dampen. Moeraskoorts, V., -koortsen. Moerasplant, V., -planten. Moerassig, moerassiger, moerassigst. Moerassigheid, V. Moerbalk, M., -balken. Moerbei. Zie Moerbezie. Moerbeiensap, O. Moerbezie en Moerbei, V., -beziën en -beien. Moerbezieboom en Moerbeiboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Moerbout, M., -bouten. Moeren, moerde, heeft gemoerd. Moerig, moeriger, moerigst. Moes, O. Moesgroente, V., -groenten. Moesje (moedertje), O., -jes. Moesje (op 't gelaat), O., moesjes. Moesjesdoos, V. Moesson, M., moessons. Moestuin, M., -tuinen; -tuintje, O., -jes. Moet, V., moeten. Moetje, O., -jes. Moeten (voortduwen), moette, heeft gemoet. Moeten (verplicht zijn), moest, heeft gemoeten. Moezerij, V., moezerijen. Mof (Westfaling), M., Moffen. Mofje, O., -jes. Mof (bontwerk), V., moffen. Mofje, O., -jes. Moffel (oven), M., moffels. Moffel (mof, mouw), V., moffels. Moffeltje, O., -jes. Moffelarij, V., moffelarijen. Moffelen, moffelde, heeft gemoffeld. Moffenland, O. Moffenpijp, V., -pijpen; -pijpje, O., -jes. Moffentoer, M., -toeren. Moffin, V., Moffinnen. Moffinnetje, O., -jes. Mogelijk. Mogelijkheid, V., -heden. Mogen, mag, mogen, mocht. Mogendheid, V., -heden. Mohammedaan, M., Mohammedanen. Moker, M., mokers. Mokeren, mokerde, heeft gemokerd. Mokka-kopje, O., -kopjes. Mokkel, M. en V., mokkels. Mokkeltje, O., -jes. Mokkelen, mokkelde, heeft gemokkeld. Mokken, mokte, heeft gemokt. Mol (dier), M., mollen. Molletje, O., -jes. Mol (bier), V. Mol (in de muziek), V., mollen. Moleculair. Molecule, V. (ook O.), moleculen. Molen (ook Meulen), M., molens (meulens). Molentje (meulentje), O., -jes. Molenaar, M., molenaars en molenaren. Molenaarsknecht, M., -knechts. Molenaarspak, O. Molenaarster, V., molenaarsters. Molenas, V., -assen. Molenkap, V., -kappen. Molenmaker, M., -makers. Molenpaard, O., -paarden. Molenpad, O., -paden. Molenrad, O., -raderen. Molenroede, V., -roeden. Molensteen, M., -steenen. Molenwiek, V., -wieken. Molferd, M., molferds. Molik, M., moliken. Mollen, molde, heeft gemold. Mollenkruid, O. Mollenval, V., -vallen. Mollepoot, M., -pooten. Mollevel, O., -vellen. Mollevellig. Mollig, molliger, molligst. Molligheid, V. Molm, M. en O. Molmen, molmde, is gemolmd. Molos, M., molossen. Molsem, M. Molsemen, molsemde, is gemolsemd. Molsgat, O., -gaten. Molshoop, M., -hoopen. Molsla, V. Molteeken, O., -teekens. Molton, O. Moltonnen (bnw.). Mom (bier), V. Mom (masker), V., mommen. Mombakkes, O., -bakkesen; -bakkesje, O., -jes. Momber. Zie Momboor. Momboor en Momber, M., momboren en mombers. Momboorschap, O. Moment, O., momenten. Momentje, O., -jes. Mommelen, mommelde, heeft gemommeld. Mommen, momde, heeft gemomd. Mommer, M., mommers. Mommerij, V., mommerijen. Mommespel, O. Mompelen, mompelde, heeft gemompeld. Mompeling, V., mompelingen. Monarch, M., monarchen. Monarchaal, monarchale. Monarchie, V., monarchieën. Mond, M., monden. Mondje, O., -jes. Mondbehoeften (mv.), V. Mondeling. Monden, mondde, heeft gemond. Mondgesprek, O., -gesprekken. Mondharmonica, V., -harmonica's. Mondhoek, M., -hoeken. Mondig. Mondigheid, V. Mondjesmaat, V. Mondklem, V. Mondkost, M. Mondlijm, V. Mondspoeling, V., -spoelingen. Mondstopper, M., -stoppers. Mondstuk, O., -stukken. Mondvol, M. Mondwater, O. Mondzeer, O. Monnik en Munnik, M., monniken en munniken. Monnikje en munnikje, O., -jes. Monnikachtig. Monnikengeleerdheid, V. Monnikenklooster, O., -kloosters. Monnikenlatijn, O. Monnikenwerk, O. Monnikskap, V., -kappen. Monnikskleed, O. Monniksorde, V., -orden. Monnikspij, V., -pijen. Monnikswezen, O. Monogamie, V. Monogram, O., monogrammen. Monographie, V., monographieën. Monoloog, M., monologen. Monomaan. Monomanie, V., monomanieën. Monopolie, O., monopoliën en monopolies. Monster (staaltje), O., monsters. Monstertje, O., -jes. Monster (gedrocht), O., monsters. Monstertje, O., -jes. Monsterachtig, -achtiger, -achtigst. Monsterachtigheid, V. Monsterconcert, O., -concerten. Monsterdoos, V., -doozen. Monsteren, monsterde, heeft gemonsterd. Monstering, V., monsteringen. Monsterplaat, V., -platen. Monsterrol, V., -rollen. Monsterverbond, O. Monsterzak, O., -zakken; -zakje, O., -jes. Monstrueus, monstrueuzer, monstrueust. Montant, O. Monteeren, monteerde, heeft gemonteerd. Monteering, V., monteeringen. Monter, monterder, monterst. Monterheid, V. Monteur, M., monteurs. Montuur, V., monturen. Monument, O., monumenten. Monumentje, O., -jes. Monumentaal, -tale. Mooi, mooier, mooist. Mooiheid, V. Mooiigheid, V., -heden. Mooiprater, M., -praters. Moois, O. Mookhamer, M., -hamers. Moor (persoon), M., mooren. Moortje, O., -jes. Moor (stof), O., moren. Moord, M., moorden. Moordaanslag, M., -aanslagen. Moorddadig, -dadiger, -dadigst. Moorddadigheid, V. Moorden, moordde, heeft gemoord. Moordenaar, M., moordenaren en moordenaars. Moordenares, V., moordenaressen. Moordtooneel, O., -tooneelen. Moordtuig, O., -tuigen. Moorendans, M., -dansen. Moorenland, O. Moorsch. Moot, V., mooten. Mootje, O., -jes. Mop (hond), M., moppen. Mopje, O., -jes. Mop (steen en koekje), V., moppen. Mopneus, M. en V., -neuzen. Moppen, mopte, heeft gemopt. Moppentrommel, V., -trommels. Mopper, M., moppers. Mopperen, mopperde, heeft gemopperd. Mops, M., mopsen. Mopsje, O., -jes. Moraal, V. Moralisatie, V., moralisaties. Moralist, M., moralisten. Moraliteit, V. Moraliteitsbeginsel, O., -beginselen. Moreel, moreele. Moreene, V., moreenen. Morel, V., morellen. Morelletje, O., -jes. Morelleboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Morellenbrandewijn, M. Morganatisch. Morgen (ochtend), M., morgens. Morgentje, O., -jes. Morgen (landmaat), O. en M., morgens. Morgen (bijw.). Morgenavond. Morgenbezoek, O., -bezoeken. Morgendrank, M., -dranken. Morgengave, V., -gaven. Morgengebed, O., -gebeden. Morgengewaad, O., -gewaden. Morgenjapon, V., -japonnen. Morgenland, O. Morgenlicht, O. Morgenlied, O., -liederen. Morgenmiddag. Morgenochtend. Morgenrood, O. Morgenspraak, V. Morgenster, V. Morgenstond, M. Morgenuur, O., -uren. Morgenwandeling, V., -wandelingen. Moriaan, M., Morianen. Moriaantje, O., -jes. Morille, V., morilles. Mormel, O., mormels. Mormeldier, O., -dieren. Morphine, V. Morphine-inspuiting, V., -inspuitingen. Morphinist, M. en Morphiniste, V., morphinisten. Morphinepoeder, V., -poeders. Morphinespuitje, O. Morphologie, V. Morrelen, morrelde, heeft gemorreld. Morren, morde, heeft gemord. Mors, V., morsen. Morsbroek, V., -broeken. Morsdood. Morsebel, V., -bellen; -belletje, O., -jes. Morsen, morste, heeft gemorst. Morserij, V., morserijen. Morsig, morsiger, morsigst. Morsigheid, V. Morsjurk, V., -jurken. Morskiel, M., -kielen. Morsmouw, V., -mouwen. Morspot, M. en V., -potten; -potje, O., -jes. Morsschort, V. en O., -schorten; -schortje, O., -jes. Mortaliteit, V. Mortel, V. Mortelbak, M., -bakken. Mortelen, mortelde, heeft en is gemorteld. Mortelmolen, M., -molens. Mortier, M., mortieren. Mortiertje, O., -jes. Morzel, M., morzelen en morzels. Morzeltje, O., -jes. Morzelen, morzelde, heeft gemorzeld. Morzeling, V., morzelingen. Mos, O., mossen. Mosachtig. Mosch. Zie Musch. Moscovisch. Moskee, V., moskeeën. Mossel, V., mosselen en mossels. Mosseltje, O., -jes. Mosselbank, V., -banken. Mosselkraam, V., -kramen. Mosselman (persoon), M.; (vaartuig), V., -mannen. Mosselschelp, V., -schelpen. Mosselwagen, M., -wagens. Mosselwijf, O., -wijven. Mossig. Most, M. Mosterd en Mostaard, M. Mosterdjongen, M., -jongens. Mosterdlepeltje, O., -lepeltjes. Mosterdmolen, M., -molens. Mosterdpap, V., -pappen. Mosterdpleister, V., -pleisters. Mosterdpot, M., -potten; -potje, O., -jes. Mosterdpapier, O. Mosterdsaus, V. Mosterdzaad, O. Mot (insect), V., motten. Motje, O., -jes. Mot (fijne regen), V. Mot (turfmolm), O. Motie, V., motiën en moties. Motief, O., motieven. Motiveeren, motiveerde, heeft gemotiveerd. Motiveering, V., motiveeringen. Motor, M., motors. Motorboot, V., -booten. Motorfiets, V., -fietsen. Motorjacht, O., -jachten, -jachtje, O., -jes. Motorjongen, M., -jongens. Motorrijtuig, O., -rijtuigen. Motorwagen, M., -wagens. Motorwet, V. Motregen, M. Motregenen, motregende, heeft gemotregend. Mots (paard), M., motsen. Motse (schippersbroek), V., motsen. Motsen, motste, heeft gemotst. Motten, motte, heeft gemot. Mottig, mottiger, mottigst. Motto, O., motto's. Motto-album, O., motto-. Mousseeren, mousseerde, heeft gemousseerd. Mousseline, V. en O. Mousselinen (bnw.). Moustache, V., moustaches. Mout, O. Mouteest, M., -eesten. Mouten, moutte, heeft gemout. Mouter, M., mouters. Mouterij, V., mouterijen. Moutextract, O. Moutwijn, M. Mouw, V., mouwen. Mouwtje, O., -jes. Mouwstrepen (mv.), V. Mouwvest, O., -vesten. Mozaïek, O. Mozaïsch. Mud, V. en O., mudden. Mudje, O., -jes. Mudde, V., mudden. Mudszak, M., -zakken. Muf, muffer, mufst. Muffen, mufte, heeft gemuft. Muffig, muffiger, muffigst. Muffigheid, V. Mufheid, V. Mug, V., muggen. Mugje, O., -jes. Muggebeet, M., -beten. Muggendoek, O., -doeken. Muggengegons, O. Muggenziften, muggenzifte, heeft gemuggenzift. Muggenzifter, M., -zifters. Muggenzifterij, V., -zifterijen. Muggesteek, M., -steken. Muil (dier), M., muilen. Muil (bek), M., muilen. Muil (schoeisel), V., muilen. Muiltje, O., -jes. Muilband, M., -banden. Muilbanden, muilbandde, heeft gemuilband. Muildier, O., -dieren. Muildierdrijver, M., -drijvers. Muilezel, M., -ezels. Muilkorf, M., -korven. Muilpeer, V., -peren. Muis, V., muizen. Muisje, O., -jes. Muisgrauw. Muisje (suikergebak en aardappel), O., -jes. Muiskat, V., -katten. Muisstil, -stille. Muisvaal, -vale. Muit en Muite, V., muiten. Muiteling, M. en V., muitelingen. Muiten, muitte, heeft gemuit. Muiter, M., muiters. Muiterij, V., muiterijen. Muitziek, -zieker, -ziekst. Muitzucht, V. Muizen, muisde, heeft gemuisd. Muizendrek, M. Muizengat, O., -gaten. Muizengerst, V. Muizenis, V., muizenissen. Muizenkeutel, V., -keutels; -keuteltje, O., -jes. Muizenmaaltijd, M., -maaltijden. Muizennest, O., -nesten. Muizenoor, O. Muizentarwe, V. Muizenval, V., -vallen. Muizenvanger, M., -vangers. Muizestaart, M., -staarten. Muizetand, M., -tanden. Muizevel, O., -vellen. Muizing, V., muizings. Mul, V. Mul, muller, mulst. Mulat, M., mulatten. Mulattin, V., mulattinnen. Mulheid, V. Mullen, mulde, is en heeft gemuld. Mullig, mulliger, mulligst. Mulligheid, V. Mummelen, mummelde, heeft gemummeld. Mummie, V., mummiën en mummies. Munitie, V. Munnik. Zie Monnik. Munt (geld en muntplaats), V., munten. Muntje, O., -jes. Munt (kruid), V. Muntbiljet, O., -biljetten. Muntboek, O., -boeken. Muntconferentie, V., -conferenties. Munten (geldslaan), muntte, heeft gemunt. Munten (doelen), muntte, heeft gemunt. Muntenkabinet, O., -kabinetten. Munter, M., munters. Muntgasmeter, M., -meters. Munting, V., muntingen. Muntloon, O. Muntmateriaal, O. Muntmeester, M., -meesters. Muntmeter, M., -meters. Muntrecht, O. Muntslag, M. Muntsoort, V., -soorten. Muntspecie, V., -speciën. Muntstelsel, O., -stelsels. Muntstempel, M., -stempels. Munt-unie, V. (De Latijnsche -). Muntvoet, M. Muntvoorraad, M. Muntwezen, O. Muren, muurde, heeft gemuurd. Murf, V., murven. Murik, V. Murmelen, murmelde, heeft gemurmeld. Murmureerder, M., murmureerders. Murmureeren, murmureerde, heeft gemurmureerd. Murmureering, V., murmureeringen. Murw, murwer, murwst. Murwen, murwde, heeft en is gemurwd. Musch en Mosch, V., musschen en mosschen. Muschje en moschje, O., -jes. Muscus, V. Muscusdier, O., -dieren. Muscusgeur, M. Museum, O., museums, musea en museën. Musiceeren, musiceerde, heeft gemusiceerd. Musicus, M., musici. Muskaat (wijn), M. Muskaatnoot, V., -noten. Muskaatwijn, M. Muskadel, V., muskadellen. Musket, O., musketten. Musketje, O., -jes. Musketier, M., musketiers. Musketkogel, M., -kogels. Musketvuur, O. Muskiet, M., muskieten. Muskietennet, O. Musschenhagel, M. Musschennest, O., -nesten. Musscheveer, V., -veeren. Mutatie, V., mutatiën en mutaties. Muts, V., mutsen. Mutsje, O., -jes. Mutsaard en Mutserd, M., mutsaards en mutserds. Mutsebol, M., -bollen. Mutsenlint, O. Mutsenmaakster, V., -maaksters. Mutsenstijfster, V., -stijfsters. Mutsenwaschster, V., -waschsters. Mutsje (maat), O., -jes. Muur, M., muren. Muurtje, O., -jes. Muur (murik, kruid), V. Muurbloem, V., -bloemen. Muurplaat, V., -platen. Muze, V., Muzen. Muzelman, M., Muzelmannen. Muzenzoon, M., -zonen. Muziek, V. Muziekavondje, O., -avondjes. Muziekboek, O., -boeken. Muziekcorps, O., -corpsen. Ook wel Muziekkorps, O., -korpsen. Muziekdoos, V., -doozen. Muziekfeest, O., -feesten. Muziekgezelschap, O., -gezelschappen. Muziekinstrument, O., -instrumenten. Muziekles, V., -lessen. Muzieklessenaar, M., -lessenaars. Muziekliefhebber, M., -liefhebbers. Muzieknoot, V., -noten. Muziekmeester, M., -meesters. Muziekpapier, O. Muziekschool, V., -scholen. Muziekstuk, O., -stukken. Muziektent, V., -tenten. Muziekuitvoering, V., -uitvoeringen. Muzikaal, muzikaler, muzikaalst. Muzikant, M., muzikanten. Muzikantje, O., -jes. Myoop. Myopie, V. Myriade, V., myriaden. Myriagram, O., myriagrammen. Myriameter, M., myriameters. Myrrhe. Zie Mirre. Mysterie, O., mysteriën en mysteries. Mysteriespel, O., -spelen. Mysterieus, mysterieuzer, mysterieust. Mysticisme, O. Mystiek, V. Mystiek, mystieker, mystiekst. Mystificatie, V., mystificatiën en mystificaties. Mystificeeren, mystificeerde, heeft gemystificeerd. Mythe, V., mythen. Mythisch. Mythologie, V., mythologieën. Mythologisch. Mytholoog, M., mythologen. N N, V., n's. Na. Na, nader, naast. Naäapster, V., -äapsters. Naad, M., naden. Naadje, O., -jes. Naaf, V., naven. Naaibank, V., -banken. Naaibout, M., -bouten. Naaidoos, V., -doozen. Naaien, naaide, heeft genaaid. Naaigaren, O. Naaikamer, V., -kamers. Naaikistje, O., -jes. Naaikussen, O., -kussens; -kussentje, O., -jes. Naaimachine, V., -machines. Naaimand, V., -manden; -mandje, O., -jes. Naaimeisje, O., -jes. Naainaald, V., -naalden. Naaischool, V., -scholen; -schooltje, O., -jes. Naaister, V., naaisters. Naaistertje, O., -jes. Naaitafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes. Naaiwerk, O. Naaiwinkel, M., -winkels. Naaizak, M., -zakken. Naaizijde, V. Naakt, naakter, naaktst. Naaktheid, V. Naald, V., naalden. Naaldje, O., -jes. Naaldboom, M., -boomen. Naaldenboekje, O., -boekjes. Naaldenfabriek, V., -fabrieken. Naaldengeld, O. Naaldenkoker, M., -kokers. Naaldenoog, O. Naaldenwerk, O. Naaldenwinkel, M., -winkels. Naaldgeweer, O., -geweren. Naaldhout, O. Naam, M., namen. Naampje, O., -jes. Naambord, O., -borden; -bordje, O., -jes. Naamchristen, M., -christenen. Naamcijfer, O., -cijfers. Naamdag, M., -dagen. Naamgenoot, M., -genooten. V. ook naamgenoote. Naamgeving, V. Naamkaartje, O., -kaartjes. Naamloos (zonder naam), -looze. Naamloosheid, V. Naamlijst, V., -lijsten. Naamstempel, M., -stempels. Naamsverandering, V., -veranderingen. Naamval, M., -vallen. Naamvalsuitgang, M., -uitgangen. Naamwoord, O., -woorden. Naäpen, aapte na, heeft nageaapt. Naäper, M., -äpers. Naäperij, V., -äperijen. Naäping, V., -äpingen. Naar, naarder, naarst. Naar (voorz.). Naardien. Naargeestig, -geestiger, -geestigst. Naargeestigheid, V. Naarheid, V., -heden. Naarmate (voegw.). Naars. Zie Aars. Naarstig, naarstiger, naarstigst. Naarstigheid, V. Naarstiglijk. Naast. Naastbestaande, M. en V., -bestaanden. Naaste, M. en V., naasten. Naaste (Ten naaste bij). Naasten, naastte, heeft genaast. Naasting, V., naastingen. Nababbelen, babbelde na, heeft nagebabbeld. Nabassen, baste na, heeft nagebast. Nabauwen, bauwde na, heeft nagebauwd. Nabauwer, M., -bauwers. Naberouw, O. Nabeurs, V. Nabestaande, M. en V., -bestaanden. Nabetrachting, V., -betrachtingen. Nabij (bijw.). Nabijgelegen. Nabijheid, V. Nabijzijnd. Nablaffen, blafte na, heeft nageblaft. Nablijven, bleef na, bleven na, is nagebleven. Nablijver, M., -blijvers. Nabloeden, bloedde na, heeft nagebloed. Nabloeien, bloeide na, heeft nagebloeid. Nabloeier, M., -bloeiers. Nabootsen, bootste na, heeft nagebootst. Nabootser, M., -bootsers. Nabootsing, V., -bootsingen. Nabrengen, bracht na, heeft nagebracht. Nabroodje, O., -jes. Nabrullen, brulde na, heeft nagebruld, Naburig, -buriger, -burigst. Nabuur, M., -buren. Nabuurtje, O., -jes. Nabuurschap, V. Nacht, M., nachten. Nachtje, O., -jes. Nachtarbeid, M. Nachtblaker, M., -blakers. Nachtboot, V., -booten. Nachtbraken, nachtbraakte, heeft genachtbraakt. Nachtbraken, O. Nachtbraker, M., -brakers. Nachtbroek, V., -broeken. Nachtdoek, M., -doeken. Nachtdienst, M. Nachtegaal, M., nachtegalen en nachtegaals. Nachtegaaltje, O., -jes. Nachtegaalsnest, O., -nesten. Nachtegaalsslag, M. Nachtegaalsstem, V., -stemmen. Nachtegaalstoon, M., -tonen. Nachtelijk. Nachtevening, V. Nachtgerucht, O. Nachtgewaad, O., -gewaden. Nachtglas, O., -glazen. Nachtgoed, O. Nachthemd, O., -hemden. Nachthuisje, O., -huisjes. Nachtjapon, V., -japonnen. Zie ook Nachtpon. Nachtkaars, V., -kaarsen. Nachtkwartier, O., -kwartieren. Nachtlamp, V., -lampen; -lampje, O., -jes. Nachtlicht, O. Nachtlichtje, O., -jes. Nachtlijst, V., -lijsten, Nachtlooper, M., -loopers. Nachtlucht, V. Nachtmaal, O. Nachtmaalganger, M., -gangers. Nachtmaalsbeker, M., -bekers. Nachtmaalsbrood, O. Nachtmaalstafel, V., -tafels. Nachtmerrie, V., -merries. Nachtmuts, V., -mutsen. Nachtpitje, O., -jes. Nachtpon, V., -ponnen; -ponnetje, O., -jes. Nachtraaf, M., -raven. Nachtroofvogel, M., -vogels. Nachtrust, V. Nachtschade, V. Nachtschuit, V., -schuiten. Nachtsein, O., -seinen. Nachtslot, O. Nachtspiegel, M., -spiegels. Nachttafeltje, O., -tafeltjes. Nachttrein, M., -treinen. Nachtuil, M., -uilen. Nachtverblijf, O., -verblijven. Nachtvlinder, M., -vlinders. Nachtvogel, M., -vogels. Nachtvorst, V., -vorsten. Nachtwacht (wachter), M.; (het wachthouden en de gezamenlijke wachters), V., -wachten. Nachtwaker, M., -wakers. Nachtwerk, O. Nachtwerken, nachtwerkte, heeft genachtwerkt. Nachtwerker, M., -werkers. Nachtwind, M. Nachtzoen, M., -zoenen. Nacijferen, cijferde na, heeft nagecijferd. Nadag, M., -dagen. Nadansen, danste na, heeft nagedanst. Nadat. Nadeel, O., -deelen. Nadeeltje, O., -jes. Nadeelig, -deeliger, -deeligst. Nademaal. Nadenken, dacht na, heeft nagedacht. Nadenkend, -denkender, -denkendst. Nader. Zie Na. Naderbij. Naderen, naderde, is genaderd. Naderhand. Nadering, V., naderingen. Nadezen. Nadir, O. Nadoen, deed na, deden na, heeft nagedaan. Nadoener, M., -doeners. Nadorst, M. Nadragen, droeg na, heeft nagedragen. Nadraven, draafde na, heeft en is nagedraafd. Nadruk (nagedrukt boek), M., -drukken. Nadrukje, O., -jes. Nadruk (het nadrukken), M. Nadruk (klem), M. Nadrukkelijk, -lijker, -lijkst. Nadrukken, drukte na, heeft nagedrukt. Nadweilen, dweilde na, heeft nagedweild. Naëten, at na, aten na, heeft nagegeten. Nafluiten, floot na, floten na, heeft nagefloten. Nagaan, gaat na, ging na, heeft en is nagegaan. Nagalm, M. Nageboorte, V., -geboorten. Nagebuur, M., -geburen. Nagel (aan het lichaam), M., nagels en nagelen. Nageltje, O., -jes. Nagelbank, V., -banken. Nagelbed, O. Nagelbijter, M., -bijters. Nagelbloem, V., -bloemen. Nagelborstel, M., -borstels; -borsteltje, O., -jes. Nagelen, nagelde, heeft genageld. Nagelhout (rookvleesch), O. Nagelijzer, O., -ijzers. Nagelkruid, O. Nagelolie, V. Nagelvast. Nagelvijltje, O., -jes. Nagelwortel (stofnaam), V. Nagenoeg. Nagerecht, O., -gerechten. Nageslacht, O., -geslachten. Nageven, gaf na, gaven na, heeft nagegeven. Nagezang, O., -gezangen. Nagieten, goot na, goten na, heeft nagegoten. Nagisten, gistte na, heeft nagegist. Nagluren, gluurde na, heeft nagegluurd. Nagooien, gooide na, heeft nagegooid. Nagras, O. Naherfst, M. Nahollen, holde na, heeft en is nagehold. Nahooi, O. Nahouden, hield na, heeft nagehouden. Naïef, naïever, naïefst. Naijlen, ijlde na, is nageijld. Naijver, M. Naijverig, -ijveriger, -ijverigst. Naïveteit, V., naïveteiten. Najaar, O., -jaren. Najaarsblad, O., -bladen en -bladeren. Najaarsbloem, V., -bloemen; -bloempje, O., -jes. Najaarskoorts, V., -koortsen. Najaarsloover, O. Najaarsmis, V., -missen. Najaarsopruiming, V., -opruimingen. Najaarsregen, M., -regens. Najaarsreis, V., -reizen. Najaarsveiling, V., -veilingen. Najaarsvergadering, V., -vergaderingen. Najaarsweder en -weer, O. Najaarszon, V. Najade, V., najaden Najagen, jaagde na, heeft nagejaagd; ook joeg na. Najager, M., -jagers. Najouwen, jouwde na, heeft nagejouwd. Naken, naakte, is genaakt. Nakermis, V., -kermissen. Nakijken, keek na, keken na, heeft nagekeken. Nakind, O., -kinderen. Naking, V. Naklank, M. Naklauteren, klauterde na, is nageklauterd. Naklimmen, klom na, klommen na, is nageklommen. Naklinken, klonk na, heeft nageklonken. Nakomeling, M. en V., -komelingen. V. ook nakomelinge. Nakomelingschap, V. Nakomen, komt na, kwam na, kwamen na, is nagekomen. Nakomer, M., -komers; -komertje, O., -jes. Nakoming, V. Nakoop, M. Nakroost, O. Nakruipen, kroop na, kropen na, heeft en is nagekropen. Nalaten, liet na, heeft nagelaten. Nalatenschap, V., -schappen. Nalatig, -latiger, -latigst. Nalatigheid, V. Nalating, V. Nalekken, lekte na, heeft nagelekt. Naleven, leefde na, heeft nageleefd. Naleving, V. Nalezen, las na, lazen na, heeft nagelezen. Nalezing, V., -lezingen. Nalezinkje, O., -jes. Nalikken, likte na, heeft nagelikt. Naloop, M. Naloopen, liep na, heeft en is nageloopen. Nalooper, M., -loopers. Nalooping, V. Naloopster, V., -loopsters. Namaag, M. en V., -magen. Namaagschap (namagen), V.; (vermaagschapping), O. Namaaien, maaide na, heeft nagemaaid. Namaaisel, O., -maaisels. Namaak, V. Namaakje, O., -jes. Namaaksel, O., -maaksels. Namaakseltje, O., -jes. Namaakster, V., -maaksters. Namaals. Namaken, maakte na, heeft nagemaakt. Namaker, M., -makers. Namaking, V., -makingen. Namalen (molenaarsterm), maalde na, heeft nagemalen. Namarkt, V. Namelijk. Nameloos (onnoemelijk), -looze. Nameloosheid, V. Namens. Nameten, mat na, maten na, heeft nagemeten. Namiddag, M., -middagen. Namiddagje, O., -jes. Namiddagpreek, V., -preeken. Namiddaguur, O., -uren. Namis, V., -missen. Nanacht, M., -nachten. Naneef, M., -neven. Nanking, O. Naoogen, oogde na, heeft nageoogd. Naooging, V. Naoogst, M. Naoogsten, oogstte na, heeft nageoogst. Nap, M., nappen. Napje, O., -jes. Napeinzen, peinsde na, heeft nagepeinsd. Naphtha, V. Napleiten, pleitte na, heeft nagepleit. Naploegen, ploegde na, heeft nageploegd. Napluizen, ploos na, plozen na, heeft nageplozen. Napluizer, M., -pluizers. Napluizing, V., -pluizingen. Napok, V., -pokken. Napokje, O., -jes. Napraat, M. Napraten, praatte na, heeft nagepraat. Naprater, M., -praters. Napret, V. Napretje, O., -jes. Nar, M., narren. Narcis, V., narcissen. Narcisje, O., -jes. Narcissenbed, O., -bedden. Narcose, V. Narcotisch. Nardus, V. Nardusgeur, M. Narede, V., -redenen. Nareizen, reisde na, heeft en is nagereisd. Narekenen, rekende na, heeft nagerekend. Narekening, V., -rekeningen. Narennen, rende na, is nagerend. Naricht, O. Narigheid, V., -heden. Narijden, reed na, reden na, heeft en is nagereden. Naroep, M. Naroepen, riep na, heeft nageroepen. Narren. Zie Arren. Narrenkap, V., -kappen. Narreslede. Zie Arreslede. Narrig, narriger, narrigst. Narrigheid, V., -heden. Narwal, M., narwals en narwallen. Nasaal, nasale. Nasaal, V., nasalen. Nasaleering, V. Naschetsen, schetste na, heeft nageschetst. Naschilderen, schilderde na, heeft nageschilderd. Naschouw, V. Naschouwen, schouwde na, heeft nageschouwd. Naschreeuwen, schreeuwde na, heeft nageschreeuwd. Naschrift, O., -schriften; -schriftje, O., -jes. Naschrijven, schreef na, schreven na, heeft nageschreven. Naschrijver, M., -schrijvers. Naseinen, seinde na, heeft nageseind. Naseining, V. Naslaan, slaat na, sloeg na, heeft nageslagen. Naslag, M., -slagen. Nasleep, M. Nasleepen (bedr.), sleepte na, heeft nagesleept. Naslepen (onz.), sleepte na, heeft nagesleept. Nasluipen, sloop na, slopen na, is nageslopen. Nasmaak, M., -smaken. Nasmaakje, O., -jes. Nasmijten, smeet na, smeten na, heeft nagesmeten. Nasnede, V., -sneden. Nasnuffelaar, M., -snuffelaars. Nasnuffelen, snuffelde na, heeft nagesnuffeld. Nasnuffeling, V., -snuffelingen. Nasopje, O., -jes. Naspel, O., -spelen. Naspelletje, O., -jes. Naspelen, speelde na, heeft nagespeeld. Naspellen, spelde na, heeft nagespeld. Naspeuren, speurde na, heeft nagespeurd. Naspeuring, V., -speuringen. Naspeurlijk. Naspoelen, spoelde na, heeft nagespoeld. Naspoeling, V. Nasporen (onderzoeken), spoorde na, heeft nagespoord. Nasporen (met den spoorwagen narijden), spoorde na, is nagespoord. Nasporing, V., -sporingen. Naspringen, sprong na, is nagesprongen. Naspui, O. Nastappen, stapte na, heeft en is nagestapt. Nastaren, staarde na, heeft nagestaard. Nastormen, stormde na, heeft en is nagestormd. Nastreven, streefde na, heeft en is nagestreefd. Nastuiven, stoof na, stoven na, is nagestoven. Nastuk, O., -stukken. Nastukje, O., -jes. Nasturen, stuurde na, heeft nagestuurd. Nasukkelen, sukkelde na, is nagesukkeld. Nat, natter, natst. Nat, O. Natje, O. Natafelen, tafelde na, heeft nagetafeld. Nateekenen, teekende na, heeft nageteekend. Nateekening, V. Natellen, telde na, heeft nageteld. Natelling, V. Nater, V., naters. Nateren, teerde na, heeft nageteerd. Nathals, M. en V., -halzen. Nathalsje, O., -jes. Natheid, V. Natie, V., natiën en naties. Natievlag, V., -vlaggen. Natijd, M. Nationaal, nationale. Nationaliteit, V., nationaliteiten. Nationaliteitsgevoel, O. Natorsen, torste na, heeft nagetorst. Natrachten, trachtte na, heeft nagetracht. Natred, M. Natreden, trad na, traden na, heeft en is nagetreden. Natrekken, trok na, trokken na, heeft en is nagetrokken. Natrium, O. Natten, natte, heeft genat. Nattig, nattiger, nattigst. Nattigheid, V. Naturalisatie, V., naturalisatiën en naturalisaties. Naturaliseeren, naturaliseerde, heeft genaturaliseerd. Naturalisme, O. Naturelletje, O., -jes. Naturen, tuurde na, heeft nagetuurd. Natuur, V., naturen. Natuurbeschouwer, M., -beschouwers. Natuurbeschrijving, V., -beschrijvingen. Natuurboter, V. Natuurdienst, M. Natuurdrift, V. Natuurgenoot, M., -genooten. Natuurgenoote, V., -genooten. Natuurkennis, V. Natuurkracht, V., -krachten. Natuurkunde, V. Natuurkundig. Natuurkundige, M. en V., -kundigen. Natuurlijk, -lijker, -lijkst. Natuurlijkerwijze. Natuurlijkheid, V. Natuurmensch, M., -menschen. Natuuronderzoeker, M., -onderzoekers. Natuurproduct, O., -producten. Natuurrecht, O. Natuurstaat, M. Natuurverschijnsel, O., -verschijnselen. Natuurvoortbrengsel, O., -voortbrengselen. Natuurwet, V., -wetten. Natuurwetenschap, V., -wetenschappen. Nautiek, V. Nauw, nauwer, nauwst. Nauwelijks. Nauwgezet, -gezetter, -gezetst. Nauwgezetheid, V. Nauwheid, V. Nauwkeurig, -keuriger, -keurigst. Nauwkeurigheid, V. Nauwlettend, -lettender, -lettendst. Nauwlettendheid, V. Nauwnemend, -nemender, -nemendst. Nauwnemendheid, V. Nauwte, V. Navel, M., navels. Naveltje, O., -jes. Navelband, M., -banden; -bandje, O., -jes. Navelbreuk, V., -breuken. Navelmerk, O., -merken. Navelstreng, V., -strengen. Naverhalen, verhaalde na, heeft naverhaald. Navertellen, vertelde na, heeft naverteld. Naverwant, M., -verwanten. Naverwantschap, V. Navloed, M. Navloeien, vloeide na, heeft nagevloeid. Navloeiing, V., -vloeiingen. Navloeken, vloekte na, heeft nagevloekt. Navluchten, vluchtte na, is nagevlucht. Navoeren, voerde na, heeft nagevoerd. Navolgbaar, -bare. Navolgen, volgde na, heeft nagevolgd. Navolgend. Navolgenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Navolger, M., -volgers. Navolging, V., -volgingen. Navolgster, V., -volgsters. Navorschen, vorschte na, heeft nagevorscht. Navorscher, M., -vorschers. Navorsching, V., -vorschingen. Navraag, V. Navragen, vraagde na, heeft nagevraagd; ook vroeg na. Navrucht, V., -vruchten. Nawee, O., -weeën. Nawegen, woog na, wogen na, heeft nagewogen. Naweging, V. Naweide, V. Nawerken, werkte na, heeft nagewerkt. Nawerking, V. Nawerpen, wierp na, heeft nageworpen. Naweven, weefde na, heeft nageweven. Nawijn, M. Nawijzen, wees na, wezen na, heeft nagewezen. Nawinter, M., -winters. Nawintertje, O., -jes. Nazaaien, zaaide na, heeft nagezaaid. Nazaat, M., -zaten. Nazamelen, zamelde na, heeft nagezameld. Nazang, M., -zangen. Nazeggen, zeide na, heeft nagezegd en nagezeid. Nazegger, M., -zeggers. Nazeilen, zeilde na, is nagezeild. Nazenden, zond na, heeft nagezonden. Nazending, V. Nazetten, zette na, heeft nagezet. Nazien, zag na, zagen na, heeft nagezien. Nazingen, zong na, heeft nagezongen. Nazitten, zat na, zaten na, heeft nagezeten. Nazoeken, zocht na, heeft nagezocht. Nazomer, M., -zomers. Nazomertje, O., -jes. Nazorg, V., -zorgen. Neb en Nebbe, V., nebben. Nebje en nebbetje, O., -jes. Nebbeling (nebaal), M., nebbelingen. Als stofnaam, V. Necrologie, V., necrologieën. Necroloog, M., necrologen. Nectar, M. Nectarteug, V., -teugen. Neder en Neer. (Zoo ook in de meeste samenstellingen). Neder-Betuwe, V. Nederbiggelen, biggelde neder, is nedergebiggeld. Nederbliksemen, bliksemde neder, heeft nedergebliksemd. Nederbonzen, bonsde neder, heeft en is nedergebonsd. Nederbrengen, bracht neder, heeft nedergebracht. Nederbuigen, boog neder, bogen neder, heeft en is nedergebogen. Nederbuigend, -buigender, -buigendst. Nederbuigendheid, V. Nederbukken, bukte neder, heeft en is nedergebukt. Nederdalen, daalde neder, is nedergedaald. Nederdaling, V., -dalingen. Nederdonderen, donderde neder, is en heeft nedergedonderd. Nederdringen, drong neder, heeft nedergedrongen. Nederdruipen, droop neder, dropen neder, is nedergedropen. Nederdrukken, drukte neder, heeft nedergedrukt. Nederduiken, dook neder, doken neder, is nedergedoken. Nederduitsch. Nederduitsch, O. Nederduitscher, M., -duitschers. Nederduwen, duwde neder, heeft nedergeduwd. Nederflansen, flanste neder, heeft nedergeflanst. Nedergaan, gaat neder, ging neder, is nedergegaan. Nederglijden, gleed neder, gleden neder, is nedergegleden. Nedergolven, golfde neder, is nedergegolfd. Nedergooien, gooide neder, heeft nedergegooid. Nederhagelen, hagelde neder, is nedergehageld. Nederhalen, haalde neder, heeft nedergehaald. Nederhaler. Zie Neerhaler. Nederhangen, hing neder, heeft nedergehangen. Nederhellen, helde neder, heeft nedergeheld. Nederhelling, V. Nederhouwen, hieuw neder, heeft nedergehouwen. Nederhurken, hurkte neder, is nedergehurkt. Nederig, nederiger, nederigst. Nederigheid, V. Nederkammen, kamde neder, heeft nedergekamd. Nederkijken, keek neder, keken neder, heeft nedergekeken. Nederkladden, kladde neder, heeft nedergeklad. Nederknielen, knielde neder, heeft en is nedergeknield. Nederknieling, V. Nederkomen, komt neder, kwam neder, kwamen neder, is nedergekomen. Nederkrijgen, kreeg neder, kregen neder, heeft nedergekregen. Nederlaag, V., -lagen. Nederlaagje, O., -jes. Nederland, O., -landen. Nederlander, M., -landers. Nederlanderschap, O. Nederlandsch. Nederlandsch, O. Nederlaten, liet neder, heeft nedergelaten. Nederlating, V. Nederleggen, legde en leide neder, heeft nedergelegd en nedergeleid. Nederliggen, lag neder, lagen neder, heeft nedergelegen. Nederloopen, liep neder, heeft en is nedergeloopen. Nederpersen, perste neder, heeft nedergeperst. Nederploffen, plofte neder, is en heeft nedergeploft. Nederplompen, plompte neder, is nedergeplompt. Nederplonzen, plonsde neder, heeft en is nedergeplonsd. Neder-Rijn, M. Nederrollen, rolde neder, is nedergerold. Nedersabelen, sabelde neder, heeft nedergesabeld. Nedersaksisch. Nedersaksisch, O. Nederschieten, schoot neder, schoten neder, heeft en is nedergeschoten. Nederschijnen, scheen neder, schenen neder, heeft nedergeschenen. Nederschrijven, schreef neder, schreven neder, heeft nedergeschreven. Nederschuiven, schoof neder, schoven neder, heeft en is nedergeschoven. Nedersijpelen, sijpelde neder, is nedergesijpeld. Nederslaan, sloeg neder, heeft en is nedergeslagen. Nederslag. Zie Neerslag. Nedersmakken, smakte neder, heeft en is nedergesmakt. Nedersmijten, smeet neder, smeten neder, heeft nedergesmeten. Nederspringen, sprong neder, is nedergesprongen. Nederstampen, stampte neder, heeft nedergestampt. Nederstooten, stiet neder, heeft nedergestooten; ook stootte neder. Nederstormen, stormde neder, heeft en is nedergestormd. Nederstorten, stortte neder, heeft en is nedergestort. Nederstorting, V. Nederstrekken, strekte neder, heeft nedergestrekt. Nederstrijken, streek neder, streken neder, heeft en is nedergestreken. Nederstroomen, stroomde neder, is nedergestroomd. Nederstuiven, stoof neder, stoven neder, is nedergestoven. Nedertrappen, trapte neder, heeft nedergetrapt. Nedertrekken, trok neder, trokken neder, heeft nedergetrokken. Nedertuimelen, tuimelde neder, is nedergetuimeld. Nederval, M. Nedervallen, viel neder, is nedergevallen. Nedervellen, velde neder, heeft nedergeveld. Nedervliegen, vloog neder, vlogen neder, is nedergevlogen. Nedervlijen, vlijde neder, heeft nedergevlijd. Nedervloeien, vloeide neder, is nedergevloeid. Nederwaarts (bijw.). Nederwaartsch (bnw.). Nederwerpen, wierp neder, heeft nedergeworpen. Nederwerping, V. Nederzetten, zette neder, heeft nedergezet. Nederzetting, V., -zettingen. Nederzien, zag neder, zagen neder, heeft nedergezien. Nederzijgen, zeeg neder, zegen neder, is nedergezegen. Nederzinken, zonk neder, is nedergezonken. Nederzitten, zat neder, zaten neder, heeft nedergezeten. Nederzweven, zweefde neder, is nedergezweefd. Neef, M., neven. Neefje, O., -jes. Neefje (mugje), O., -jes. Neefschap, O. Neen (tusschenw.). Als znw., O. Neep, V., nepen. Neepje, O., -jes. Neepjeskapje, O., -jes. Neepjesmuts, V., -mutsen; -mutsje, O., -jes. Neer, V. Neer. Zie Neder. Neerhaal, M., -halen. Neerhaler, M., -halers. Neerslachtig, -slachtiger, -slachtigst. Neerslachtigheid, V. Neerslag (het nederslaan), M. Neerslag (rustbed), V., -slagen. Neerslag (bezinksel), O., -slagen. Neet (luizenei), V., neten. Neetje, O., -jes. Neet, ook Niet (klinknageltje), V., neeten. Neetje, O., -jes. Neeten, ook Nieten (klinken), neette, heeft geneet. Neetoor, M. en V., -ooren. Neffens. Neg en Negge, V., neggen. Negatie, V., negatiën en negaties. Negatief, negatieve. Negatief (in de photographie), O., negatieven. Negeeren, negeerde, heeft genegeerd. Negen (telwoord). Als znw., V., negens. Negentje, O., -jes. Negendaagsch. Negende. Negendehalf, -halve. Negenderhande. Negenderlei. Negenduizendste. Negenhonderd. Negenmaal. Negenoog, V., -oogen; -oogje, O., -jes. Negenponder, M., -ponders. Negentallig. Negentien. Negentig. Negenwerf. Neger, M., negers. Negertje, O., -jes. Negerbevolking, V. Negeren, negerde, heeft genegerd. Negerhut, V., -hutten. Negerin, V., negerinnen. Negerland, O. Negerslaaf, M., -slaven. Negge. Zie Neg. Négligé, O. Negorij, V., negorijen. Negotiatie, V., negotiatiën en negotiaties. Negotie, V., negotiën en negoties. Negotieeren, negotieerde, heeft genegotieerd. Negotiepenning, M., -penningen. Neigen, neigde, heeft geneigd. Neiging (begeerte), V., neigingen. Nek, M., nekken. Nekje, O., -jes. Nekken, nekte, heeft genekt. Nekslag, M. Nekvel, O. Nel, V., nellen. Nemen, nam, namen, heeft genomen. Nemesis, V. Neologie, V. Neologisme, O., neologismen. Neoloog, M., neologen. Nephritis, V. Nepotisme, O. Neppe (ook Nippe), V. Nereïde, V., nereïden. Nerf, V. Nergens. Nering, V., neringen. Neringdoende, M. en V., -doenden. Neringloos, -looze. Nerveus, nerveuzer, nerveust. Nervig. Nervositeit, V. Nes, V., nessen. Nest, O., nesten. Nestje, O., -jes. Nestei, O., -eieren. Nestel, M., nestels en nestelen. Nesteltje, O., -jes. Nestelen (toerijgen enz.), nestelde, heeft genesteld. Nestelen (een nest maken), nestelde, heeft genesteld. Nesteling (dier), M., nestelingen. Nesteling, V., nestelingen. Nestel-lakei, M., -lakeien. Nesterij, V., nesterijen. Nesterijtje, O., -jes. Nestig, nestiger, nestigst. Nestigheid, V., -heden. Nestkuiken, O., -kuikens. Nestvederen (mv.), V. Net, O., netten. Netje, O., -jes. Net (netschrift), O. Net, netter, netst. Net (bijw.). Netbord, O., -borden. Netel, V., netels en netelen. Neteltje, O., -jes. Netelachtig, -achtiger, -achtigst. Netelachtigheid, V. Neteldoek, O. Neteldoeksch. Netelig, neteliger, neteligst. Neteligheid, V. Netelroos, V. Netheid, V. Netjes. Netschrift, O. Netten, nette, heeft genet. Nettenboeter, M., -boeters. Nettenbreien, O. Nettenbreier, M., -breiers. Nettenknoopen, O. Nettenknooper, M., -knoopers. Nettigheid, V. Netto. Netto-winst, V. Netvlies, O. Neulen, neulde, heeft geneuld. Neurasthenicus, M., neurasthenici. Neurasthenie, V. Neuriën, neuriede, heeft geneuried. Neurose, V. Neus, M., neuzen. Neusje, O., -jes. Neusbeen, O. Neusbloeding, V., -bloedingen. Neusdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes. Neusgat, O., -gaten. Neusholte, V. Neushoorn en Neushoren, M., -hoorns en -horens. Neuskijker, M., -kijkers. Neusklank, M., -klanken. Neusknijper, M., -knijpers. Neusstem, V., -stemmen. Neusvleugel, M., -vleugels. Neuswijs, -wijze. Neut, V., neuten. Neutelaar, M., neutelaars. Neutelarij, V., neutelarijen. Neutelen, neutelde, heeft geneuteld. Neutelig, neuteliger, neuteligst. Neutraal, neutrale. Neutraliseeren, neutraliseerde, heeft geneutraliseerd. Neutraliteit, V. Neutraliteitsverklaring, V. Neuzelaar, M., neuzelaars. Neuzelen, neuzelde, heeft geneuzeld. Neuzen, neusde, heeft geneusd. Nevel, M., nevels en nevelen. Neveltje, O., -jes. Nevelachtig, -achtiger, -achtigst. Nevelen, nevelde, heeft geneveld. Nevelig, neveliger, neveligst. Nevelvlek, V., -vlekken. Nevens. Nevensgaand. Nicht, V., nichten. Nichtje, O., -jes. Nicotine, V. Nicotinevergiftiging, V. Niemand. Niemendal. Nier, V., nieren. Niertje, O., -jes. Nierbed, O. Nierbroodje, O., -broodjes. Niersteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes. Niervormig. Nierziekte, V., -ziekten. Nieskruid, O. Niesmiddel, O., -middelen. Nieswortel, V. Niet (in de loterij), V., nieten. Nietje, O., -jes. Niet (klinknageltje). Zie Neet. Niet (niets), O. Niet (stof), O. Niet (bijw.). Nieten (klinken). Zie Neeten. Nietig, nietiger, nietigst. Nietigheid, V., -heden. Niets. Nietsbeteekenend. Nietswaardig. Niettegenstaande. Niettemin. Nieuw, nieuwer, nieuwst. Nieuwbakken. Nieuwelijks. Nieuweling, M. en V., nieuwelingen. V. ook nieuwelinge. Nieuwemaan, V. Nieuwerwets (bijw.). Nieuwerwetsch (bnw.), -wetscher, meest -wetsch. Nieuwgebonden. Nieuwgebouwd. Nieuwgemunt. Nieuwgeverfd. Nieuwgevormd. Nieuwheid, V. Nieuw-Holland, O. Nieuwigheid, V., -heden. Nieuwigheidje, O., -jes. Nieuwigheidsbejag, O. Nieuwigheidszucht, V. Nieuwjaar, O. Nieuwjaarsbezoek, O., -bezoeken. Nieuwjaarsbrief, M., -brieven. Nieuwjaarsdag, M., -dagen. Nieuwjaarsfooi, V., -fooien. Nieuwjaarsgeschenk, O., -geschenken. Nieuwjaarsgroet, M., -groeten. Nieuwjaarskaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes. Nieuwjaarsmorgen, M., -morgens. Nieuwjaarswensch, M., -wenschen. Nieuwkoop, M.; -koopje, O. Nieuwlichter, M., -lichters. Nieuwlichterij, V. Nieuwmodisch. Nieuws, O. Nieuwsbericht, O., -berichten. Nieuwsgierig, -gieriger, -gierigst. Nieuwsgierigheid, V. Nieuwspapier, O., -papieren. Nieuwstijding, V., -tijdingen. Nieuwtje, O., -jes. Niezen, niesde, heeft geniesd. Nihilisme, O. Nihilist, M., nihilisten. Nihiliste, V., nihilisten. Nijd, M. Nijdas, M., nijdassen. Nijdasserig. Nijdig, nijdiger, nijdigst. Nijdigaard, M., nijdigaards. Nijdigheid, V. Nijgen, neeg, negen, heeft genegen. Nijging (buiging), V., nijgingen. Nijnagel en Nijdnagel, M., -nagels. Nijnageltje, O., -jes. Nijpen, neep, nepen, heeft genepen. Nijper, M., nijpers. Nijpertje, O., -jes. Nijptang, V., -tangen. Nijver, nijverder, nijverst. Nijverheid, V. Nik, M., nikken. Nikkel (onkruid), V. Nikkel (metaal), O. Nikkelen (bnw.). Nikken, nikte, heeft genikt. Nikker, M., nikkers. Nikkertje, O., -jes. Niks. Nimf, V., nimfen. Nimfje, O., -jes. Nimfenstoet, M. Nimmer. Nimmermeer. Nippe. Zie Neppe. Nippen, nipte, heeft genipt. Nippertje, O. Nis, V., nissen. Nisje, O., -jes. Niveau, O., niveau's. Nivelleeren, nivelleerde, heeft genivelleerd. Nobel, M., nobels en nobelen. Nobel, nobeler, nobelst. Noch (ook niet). Nochtans. Nocturne, V., nocturnes. Noembaar, -bare. Noemen, noemde, heeft genoemd. Noemenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Noemer, M., noemers. Noen, M. Noenmaal, O. Noest (ook oest), M., noesten. Noest, noester. Noesterig, noesteriger, noesterigst. Noestheid, V. Noestig, noestiger, noestigst. Noestigheid, V. Nog (daarenboven, tot nu toe). Noga, V. Nogal. Nogataart, V., -taarten; -taartje, O., -jes. Nogmaals. Nok (snik), M., nokken. Nokje, O., -jes. Nok (van het dak enz.), V., nokken. Nokje, O., -jes. Nokbalk, M., -balken. Nokken, nokte, heeft genokt. Nomaden (mv.), M. Nomadenleven, O. Nomadenstam, M., -stammen. Nomadisch. Nomenclatuur, V., nomenclaturen. Nominaal, nominale. Nominalisme, O. Nominalist, M., nominalisten. Nominatie, V., nominatiën en nominaties. Nommer en Nummer, O., nommers en nummers. Nommertje en nummertje, O., -jes. Nommeren en Nummeren, nommerde, heeft genommerd. Nommerijzer, O., -ijzers. Nommering, V., nommeringen. Nommervlag, V., -vlaggen. Non, V., nonnen. Nonnetje, O., -jes; ook nonneken en nonneke, O., nonnekens en nonnekes. Nonactief, nonactieve. Nonactiviteit, V. Nonactiviteits-traktement, O., -traktementen. Nonchalance, V. Nonchalant, nonchalanter, nonchalantst. Non-interventie, V. Nonnengewaad, O. Nonnenkleed, O., -kleederen. Nonnenklooster, O., -kloosters. Nonnenorde, V., -orden. Nonnensluier, M. -sluiers. Nonsens, M. Nonsensicaal, -cale. Nonvaleur, M., nonvaleurs. Nood, M., nooden. Noodanker, O., -ankers. Noodbrug, V., -bruggen. Nooddeur, V., -deuren. Nooddoop, M. Nooddruft, V. Noode (Van noode). Noode (ongaarne). Noodeloos, -looze. Noodeloosheid, V. Nooden, noodde, heeft genood. Noodhaven, V., -havens. Noodhulp, V., -hulpen. Noodig, noodiger, noodigst. Noodigen, noodigde, heeft genoodigd. Noodiger, M., noodigers. Noodiging, V., noodigingen. Noodklok, V., -klokken. Noodlijdend. Noodlijdende, M. en V., -lijdenden. Noodlot, O. Noodlottig, -lottiger, -lottigst. Noodlottigheid, V. Noodmunt, V., -munten. Noodrem, V., -remmen. Noodschot, O., -schoten. Noodsein, O., -seinen. Noodweer (tegenweer), V. Noodweer en Noodweder (hevig onweder), O. Noodwendig, -wendiger, -wendigst. Noodwendigheid, V. Noodwet, V., -wetten. Noodzaak, V. Noodzakelijk, -lijker, -lijkst. Noodzakelijkheid, V. Noodzaken, noodzaakte, heeft genoodzaakt. Nooit. Noopijzer, O., -ijzers. Noor, M., Noren. Noord (bijw.). Noord (het Noorden), O.; (de noordelijk gelegen landen), V. Noord-Brabant, O. Noordelijk, -lijker, -lijkst. Noordelijken, noordelijkte, is genoordelijkt. Noorden, O. Noordenwind, M., -winden. Noorderbreedte, V. Noorderlicht, O. Noorderzon, V. Noordfriesch. Noord-Holland, O. Noordhollandsch. Noordnoordoost (bijw.). Als znw., O. Noordnoordwest (bijw.). Als znw., O. Noordoost (bijw.). Als znw., O. Noordoostelijk. Noordoosten, O. Noordoosteren, noordoosterde, is genoordoosterd. Noordpool, V. Noordpoolexpeditie, V., -expedities. Noordpoolreis, V., -reizen. Noordpoolreiziger, M., -reizigers. Noordpoolvaarder, M., -vaarders. Noordsch. Noordwaarts. Noordwest (bijw.). Als znw., O. Noordwestelijk. Noordwesten, O. Noordwesteren, noordwesterde, is genoordwesterd. Noordzee, V. Noorman, M., -mannen. Noorsch (Noorweegsch). Noorsch, O. Noorweegsch. Noorwegen, O. Noot (zangnoot en aanteekening), V., noten. Nootje, O., -jes. Noot (vrucht), V., noten. Nootje, O., -jes. Nop, V., noppen. Nopje, O., -jes. Nopen, noopte, heeft genoopt. Nopens. Nopijzer, O., -ijzers. Nopjesgoed, O. Noppen, nopte, heeft genopt. Nopper, M., noppers. Noppig, noppiger, noppigst. Nopschaar, V., -scharen. Norbertijn, M., Norbertijnen. Normaal, normale. Normaallessen (mv.), V. Normaalpapier, O. Normaalschool, V., -scholen. Normaliseeren, normaliseerde, heeft genormaliseerd. Normaliteit, V. Norsch, norscher, meest norsch. Norschheid, V., -heden. Nota, V., nota's. Notabel, notabeler, notabelst. Notabele, M., notabelen. Notariaat, O., notariaten. Notarieel, notarieele. Notaris, M., notarissen. Notarisambt, O. Notarishuis, O., -huizen. Notariskantoor, O., -kantoren. Notarisklerk, M., -klerken. Noteboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes. Noteboomen (bnw.). Noteboomhout, O. Notedop, M., -doppen; -dopje, O., -jes. Noteeren, noteerde, heeft genoteerd. Noteering, V., noteeringen. Notemuskaat (noot), V., -muskaten; (stof), O. Notemuskaatje, O., -jes. Notenbalk, M., -balken. Notendruk, M. Notenhouten (bnw.). Notenkraker, M., -krakers. Notenschrift, O. Notie, V., notiën en noties. Notificatie, V., notificatiën en notificaties. Notitie, V., notitiën en notities. Notitieboekje, O., -boekjes. Notulen (mv.), V. Notulenboek, O., -boeken. Notweg, M., -wegen. Novelle, V., novellen. Novellist, M., novellisten. November, M. Novene, V., novenen. Novice, M. en V., novices. Noviciaat, O. Nu. Nuance, V., nuances en nuancen. Nuanceeren, nuanceerde, heeft genuanceerd. Nuanceering, V., nuanceeringen. Nuchter, nuchterder, nuchterst. Nuchterheid, V. Nuf, V., nuffen. Nufje, O., -jes. Nuffig, nuffiger, nuffigst. Nuffigheid, V. Nuk, V., nukken. Nukje, O., -jes. Nukkig, nukkiger, nukkigst. Nukkigheid, V. Nul, V., nullen. Nulletje, O., -jes. Nulliteit, V., nulliteiten. Nulpunt, O. Numero, O. Numismatiek, V. Numismatisch. Nummer, Nummeren, enz. Zie Nommer, Nommeren enz. Nummerbord, O., -borden. Nummerklep, V., -kleppen. Nummerverwisselaar, M., -verwisselaars. Nurk, M., nurken. Nurksch, nurkscher, meest nurksch. Nurkschheid, V. Nusselaar, M., nusselaars. Nusselen, nusselde, heeft genusseld. Nut, O. Nut, nutter, nutst. Nutslezer, M., -lezers. Nutslezing, V., -lezingen. Nutsvergadering, V., -vergaderingen. Nutsverhandeling, V., -verhandelingen. Nutteloos, -loozer. Nutteloosheid, V. Nutten, nutte, heeft genut. Nuttig, nuttiger, nuttigst. Nuttigen, nuttigde, heeft genuttigd. Nuttigheid, V. Nuttigheidsbejag, O. Nuttiging, V. O O. V., o's. O (tusschenw.). Als znw., O., o's. Ootje, O., -jes. Oase, V., oasen. O-beenen (mv.), O. O-beentjes, O. Obelisk, M., obelisken. Object, O., objecten. Objectie, V., objectiën en objecties. Objectief, objectiever, objectiefst. Objectief, O., objectieven. Objectiviteit, V. Oblie, V., oblieën. Oblietje, O., -jes. Oblieman, M., -mannen. Oblietrommel, V., -trommels; -trommeltje, O., -jes. Obligaat (bijw.), - spelen, - zingen. Als znw., O., obligaten. Obligatie, V., obligatiën en obligaties. Obligatiehouder, M., -houders. Obligeeren, obligeerde, heeft geobligeerd. Obscoen en Obsceen, obscene. Obscoeniteit, V., -teiten. Obscurantisme, O. Obscuur, obscure. Observatie, V., observatiën en observaties. Observator, M., observatoren. Observatorium, O., observatoriums en observatoria. Observeeren, observeerde, heeft geobserveerd. Obstetrie, V. Obstructie, V., obstructies. Obstructionisme, O. Obstructionist, M., -isten. Oceaan, M., oceanen. Och. Ocharm en Ocharmen (tusschenw.). Ochtend en Uchtend, M., ochtenden. Ochtendje, O., -jes. Ochtendbeurt, V., -beurten. Ochtendbezoek, O., -bezoeken. Ochtendblad, O., -bladen. Ochtenddienst, M., -diensten. Ochtendlied, O., -liederen. Ochtendlucht, V. Ochtendmuts, V., -mutsen. Ochtendstond, M., -stonden. Ochtendtrein, M., -treinen. Octaaf, V. en O., octaven. Octaafje, O., -jes. Octant, V., octanten. Octavo (bnw.). Als znw., O., octavo's. October, M. Octrooi, O., octrooien. Octrooitje, O., -jes. Octrooieeren, octrooieerde, heeft geoctrooieerd. Oculist, M., oculisten. Ode, V., oden. Odendichter, M., -dichters. Odenstijl, M. Odeur, V., odeuren. Odeurtje, O., -jes. Odeurfleschje, O., -jes. Oeconomie (staathuishoudkunde), V.; ook Economie. Oeconomisch, ook Economisch. Oeconoom, M., oeconomen; ook Econoom. Oef (tusschenw.). Oefenaar, M., oefenaars en oefenaren. Oefenaarster, V., oefenaarsters. Oefendag, M., -dagen; -dagje, O., -daagjes. Oefenen, oefende, heeft geoefend. Oefening, V., oefeningen. Oefeningetje, O., -jes. Oefeningskamp, O., -kampen. Oefenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes. Oefenperk, O., -perken. Oefenplaats, V., -plaatsen; -plaatsje, O., -jes. Oefenschool, V., -scholen; -schooltje, O., -jes. Oefentijd, M. Oefenzaal, V., -zalen; -zaaltje, O., -jes. Oefenzuster, V., -zusters. Oeh (tusschenw.). Oei (tusschenw.). Oeken, oekte, heeft geoekt. Oele (tusschenw.). Oer (ijzerhoudende aarde), O. Oerachtig, -achtiger, -achtigst. Oergrond, M., -gronden. Oerig, oeriger, oerigst. Oerlaag, V., -lagen. Oeros, M., oerossen. Oest, Oestig, enz. Zie Noest, enz. Oester, V., oesters en oesteren. Oestertje, O., -jes. Oesterbank, V., -banken. Oesterhandel, M. Oesterhuis, O., -huizen. Oesterpartij, V., -partijen. Oesterpastei, V., -pasteien; -pasteitje, O., -jes. Oesterput, M., -putten. Oesterschelp, V., -schelpen. Oesterteelt, V. Oever, M., oevers. Oeveraas, O. Oeverhaam, M., -hamen. Oeverlicht, O., -lichten. Oeverlooper, M., -loopers. Oeverstaat, M., -staten. Oeverval, M., -vallen. Of. Offensief, offensiever, offensiefst. Offer, O., offers en offeren. Offertje, O., -jes. Offeraar, M., offeraren en offeraars. Offeraltaar, O., -altaren. Offerambt, O., -ambten. Offerande, V., offeranden. Offerbeest, O., -beesten. Offerbijl, V., -bijlen. Offerblok, O., -blokken. Offerbus, V., -bussen. Offerdienaar, M., -dienaars en -dienaren. Offerdienst, M., -diensten. Offerdier, O., -dieren. Offeren, offerde, heeft geofferd. Offerfeest, O., -feesten. Offergave, V., -gaven. Offergeld, O. Offering, V., offeringen. Offerkelk, M., -kelken. Offerkist, V., -kisten. Offerlam, O., -lammeren. Offermaal, O., -malen. Offermes, O., -messen. Offerpenning, M., -penningen; -penningske, O., -kes. Offerplaats, V., -plaatsen. Offerplechtigheid, V., -plechtigheden. Offerpriester, M., -priesters en -priesteren. Offerschaal, V., -schalen. Offerstier, M., -stieren. Offerte, V., offertes en offerten. Offervaardig, -vaardiger, -vaardigst. Offerwijn, M. Offerwillig, -williger, -willigst. Officiant, M., officianten. Officie, O., officiën en officies. Officieel, officieele. Officier, M., officieren en officiers. Officiertje, O., -jes. Officierensociëteit, V., -sociëteiten. Officiersdegen, M., -degens. Officiersepaulet, V., -epauletten. Officierskleeding, V. Officierskok, M., -koks. Officiersmonteering, V., -monteeringen. Officierspensioen, O., -pensioenen. Officiersplaats, V., -plaatsen. Officiersrang, M., -rangen. Officierssloep, V., -sloepen. Officierstafel, V., -tafels. Officierstenue, V. Officierstraktement, O., -traktementen. Officiersuniform, V. Officiersweduwe, V., -weduwen. Officieus, officieuze. Officinaal, officinale. Offreeren, offreerde, heeft geoffreerd. Ofschoon. Ofte (Ja ofte neen.--Ofte wel). Ogief (kruisboog), O., ogieven. Ogief en Ojief (vloeilijst), O., ogieven en ojieven. Ogiefsgewijze en -gewijs. Ogivaal, ogivale. Oho (tusschenw.). Oi (tusschenw.). Oir (nakroost), O. Ojief, O. Zie Ogief. Ojief (ojiefschaaf), V., ojieven. Oker, V. Okerachtig, -achtiger, -achtigst. Okerkleurig. Okernoot. Zie Okkernoot. Okkernoot en Okernoot, V., -noten. Okkernoteboom, M., -boomen. Oksaal, O., oksalen. Oksaaltje, O., -jes. Oksel, M., oksels en okselen. Okseltje, O., -jes. Okselhaar, O. Okselschrooi, V., -schrooien. Okshoofd, O., okshoofden. Olderman, M., -mans, -mannen en -lieden. Oleander, M., oleanders. Oleandertje, O., -jes. Olie, V., oliën. Olietje, O., -jes. Olieachtig, -achtiger, -achtigst. Olieachtigheid, V. Oliebol, M., -bollen. Oliebollenkraam, V., -kramen. Oliedom, -domme. Oliefabriek, V., -fabrieken. Oliekan, V., -kannen; -kannetje, O., -jes. Oliekoek, M., -koeken. Oliekop, M., -koppen; -kopje, O., -jes. Oliekruik, V., -kruiken. Olielamp, V., -lampen; -lampje, O., -jes. Oliemolen, M., -molens. Oliën, oliede, heeft geolied. Oliesel, O. Olieslager, M., -slagers. Olieslagerij, V. Oliesteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes. Olieverf, V., -verven. Olievlek, V., -vlekken. Oliezaad, O. Olifant, M., olifanten. Olifantje, O., -jes. Olifantenjacht, V., -jachten. Olifantenjager, M., -jagers. Olifantsbeen, O., -beenderen. Olifantshuid, V., -huiden. Olifantskever, M., -kevers; -kevertje, O., -jes. Olifantsluis, V., -luizen; -luisje, O., -jes. Olifantsorde, V., -orden. Olifantspapier, O. Olifantsridder, M., -ridders. Olifantssnuit, M., -snuiten. Olifantstand, M., -tanden. Olifantstor, V., -torren; -torretje, O., -jes. Olifantsvoet, M., -voeten. Oligarchie, V., oligarchieën. Olijf (boom), M.; (vrucht), V., olijven. Olijfje, O., -jes. Olijfachtig, -achtiger, -achtigst. Olijfberg, M., -bergen. Olijfgroen. Olijfkleurig. Olijfkrans, M., -kransen. Olijftak, M., -takken. Olijven, olijfde, heeft geolijfd. Olijvenhout, O. Olijvenolie en Olijfolie, V. Olijvenoogst, M. Olijvenpers, V., -persen. Olijventijd, M. Olm, M., olmen. Olmpje, O., -jes. Olmenhout en Olmhout, O. Olographisch. Olympisch. Olympus, M. Om. Oma (grootmama), V. Omaatje, O. Omakkeren, akkerde om, heeft omgeakkerd. Omarmen, omarmde, heeft omarmd. Omarming, V., -armingen. Ombaksen, bakste om, heeft omgebakst. Omballing, V. Ombedelen, bedelde om, heeft omgebedeld. Ombellen, belde om, heeft omgebeld. Omber (aardsoort), V. Omber (in 't kaartspel), M., ombers. Ombertje, O., -jes. Omberaar, M., omberaars. Omberdoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes. Omberen, omberde, heeft geomberd. Ombergezelschap, O., -gezelschappen. Omberkaarten (mv.), V. Omberkleur, V. Omberkrans, M., -kransen; -kransje, O., -jes. Omberpartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes. Omberspel (het spel), O., -spelen; -spelletje, O., -jes; (stel kaarten), O., -spellen; -spelletje, O., -jes. Ombertafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes. Ombervisch, M., -visschen. Ombervogel, M., -vogels. Ombijten, beet om, beten om, heeft omgebeten. Ombinden, bond om, heeft omgebonden; ook ombond, heeft ombonden. Omblazen, blies om, bliezen om, heeft omgeblazen. Omblijven, bleef om, bleven om, is omgebleven. Ombliksemen, bliksemde om, heeft omgebliksemd. Ombloeien, ombloeide, heeft ombloeid. Omboenen, boende om, heeft omgeboend. Omboeren, boerde om, heeft omgeboerd. Ombonzen, bonsde om, heeft omgebonsd. Omboorden, boordde om, heeft omgeboord; ook omboordde, heeft omboord. Omboording, V., -boordingen. Omboordsel, O., -boordsels en -boordselen. Ombrassen, braste om, heeft omgebrast. Ombreien, breide om, heeft omgebreid. Ombrengen, bracht om, heeft omgebracht. Ombrenger, M., -brengers. Ombrenging, V. Ombrengster, V., -brengsters. Ombruisen, bruiste om, heeft omgebruist; ook ombruiste, heeft ombruist. Ombuigen, boog om, bogen om, heeft en is omgebogen. Ombuiging, V., -buigingen. Ombuitelen, buitelde om, heeft en is omgebuiteld. Ombuiteling, V., -buitelingen. Omdammen, omdamde, heeft omdamd. Omdamming, V., -dammingen. Omdat. Omdeelen, deelde om, heeft omgedeeld. Omdeeler, M., -deelers. Omdeeling, V., -deelingen. Omdijken, omdijkte, heeft omdijkt. Omdijking, V., -dijkingen. Omdobberen, dobberde om, heeft omgedobberd. Omdoen, deed om, deden om, heeft omgedaan. Omdolen, doolde om, heeft omgedoold; ook omdoolde, heeft omdoold. Omdoling, V., -dolingen. Omdonderen, donderde om, is en heeft omgedonderd. Omdouwen. Zie Omduwen. Omdraai, M., -draaien. Omdraaien, draaide om, is en heeft omgedraaid. Omdraaiing, V., -draaiingen. Omdracht, V., -drachten. Omdragen, droeg om, heeft omgedragen. Omdraven, draafde om, heeft en is omgedraafd. Omdrijven, dreef om, dreven om, is en heeft omgedreven; ook omdreef, omdreven, heeft omdreven. Omdrinken, dronk om, heeft omgedronken. Omdrogen, droogde om, heeft omgedroogd. Omduikelen, duikelde om, heeft en is omgeduikeld. Omduwen, duwde om, heeft omgeduwd. Omdwalen, dwaalde om, heeft omgedwaald. Omdwaling, V., -dwalingen. Omdweilen, dweilde om, heeft omgedweild. Omega, V., omega's. Omeggen, egde om, heeft omgeëgd. Omelet, V., omeletten. Omeletje, O., -jes. Omfladderen, fladderde om, heeft omgefladderd; ook omfladderde, heeft omfladderd. Omflikkeren, omflikkerde, heeft omflikkerd; ook flikkerde om, heeft en is omgeflikkerd. Omfloersen, omfloerste, heeft omfloerst. Omgaan, gaat om, ging om, heeft en is omgegaan. Omgang, M., -gangen. Omgangstaal, V. Omgekeerd. Omgelanden (mv.), M. en V. Omgelegen. Omgeschreven. Omgespen, gespte om, heeft omgegespt. Omgeuren, omgeurde, heeft omgeurd. Omgeven, gaf om, gaven om, heeft omgegeven; ook omgaf, omgaven, heeft omgeven. Omgeving, V. Omgezetenen (mv.), M. en V. Omgieten, goot om, goten om, heeft omgegoten. Omglijden, gleed om, gleden om, is en heeft omgegleden. Omgluren, gluurde om, heeft omgegluurd. Omgolven, golfde om, heeft omgegolfd; ook omgolfde, heeft omgolfd. Omgolving, V. Omgooien, gooide om, heeft omgegooid. Omgorden, gordde om, heeft omgegord; ook omgordde (zich), heeft (zich) omgord. Omgording, V. Omgraven, groef om, groeven om, heeft omgegraven; ook omgroef, omgroeven, heeft omgraven. Omgraving, V., omgravingen. Omgrenzen, omgrensde, heeft omgrensd. Omgrenzing, V., -grenzingen. Omgrijpen, greep om, grepen om, heeft omgegrepen. Omgroeien, omgroeide, heeft omgroeid. Omhaal, M., -halen. Omhaaltje, O., -jes. Omhaken, haakte om, heeft omgehaakt. Omhakken, hakte om, heeft omgehakt. Omhakking, V., -hakkingen. Omhalen, haalde om, heeft omgehaald. Omhaling, V., -halingen. Omhangen, hing om, heeft omgehangen; ook omhing, heeft omhangen. Omhanging, V. Omhangsel, O., -hangels en -hangselen. Omhebben, heeft om, had om, hadden om, heeft omgehad. Omheen (bijw.). Omheinen, omheinde, heeft omheind. Omheining, V., -heiningen. Omheininkje, O., -jes. Omhelpen, hielp om, heeft omgeholpen. Omhelzen, omhelsde, heeft omhelsd. Omhelzing, V., -helzingen. Omhoepelen, hoepelde om, heeft en is omgehoepeld. Omhollen, holde om, heeft en is omgehold. Omhoog. Omhoogbeuren, beurde omhoog, heeft omhooggebeurd. Omhoogblazen, blies omhoog, bliezen omhoog, heeft omhooggeblazen. Omhoogdrijven, dreef omhoog, dreven omhoog, heeft omhooggedreven. Omhoogduwen, duwde omhoog, heeft omhooggeduwd. Omhooggaan, gaat omhoog, ging omhoog, is omhooggegaan. Omhooghalen, haalde omhoog, heeft omhooggehaald. Omhoogheffen, hief omhoog, hieven omhoog, heeft omhooggeheven. Omhooghouden, hield omhoog, heeft omhooggehouden. Omhoogjagen, jaagde omhoog, heeft omhooggejaagd; ook joeg omhoog. Omhoogkijken, keek omhoog, keken omhoog, heeft omhooggekeken. Omhoograken, raakte omhoog, is omhooggeraakt. Omhoogrichten, richtte omhoog, heeft omhooggericht. Omhoogrijzen, rees omhoog, rezen omhoog, is omhooggerezen. Omhoogschieten, schoot omhoog, schoten omhoog, heeft en is omhooggeschoten. Omhoogslaan, slaat omhoog, sloeg omhoog, heeft en is omhooggeslagen. Omhoogspringen, sprong omhoog, is omhooggesprongen. Omhoogstaren, staarde omhoog, heeft omhooggestaard. Omhoogsteken, stak omhoog, staken omhoog, heeft omhooggestoken. Omhoogstijgen, steeg omhoog, stegen omhoog, is omhooggestegen. Omhoogstuiven, stoof omhoog, stoven omhoog, is omhooggestoven. Omhoogtillen, tilde omhoog, heeft omhooggetild. Omhoogtrekken, trok omhoog, trokken omhoog, heeft omhooggetrokken. Omhoogturen, tuurde omhoog, heeft omhooggetuurd. Omhoogvliegen, vloog omhoog, vlogen omhoog, is omhooggevlogen. Omhoogvoeren, voerde omhoog, heeft omhooggevoerd. Omhoogwerken (zich -), werkte (zich) omhoog, heeft (zich) omhooggewerkt. Omhoogwerpen, wierp omhoog, heeft omhooggeworpen. Omhoogzien, zag omhoog, zagen omhoog, heeft omhooggezien. Omhoogzitten, zat omhoog, zaten omhoog, heeft omhooggezeten. Omhoogzwaaien, zwaaide omhoog, heeft omhooggezwaaid. Omhooren, hoorde om, heeft omgehoord. Omhouden, hield om, heeft omgehouden. Omhouwen, hieuw om, heeft omgehouwen. Omhouwer, M., -houwers. Omhouwertje, O., -jes. Omhouwing, V. Omhuilen, huilde om, heeft omgehuild. Omhullen, omhulde, heeft omhuld. Omhulling, V., -hullingen. Omhulsel, O., -hulsels en -hulselen. Omhutselen, hutselde om, heeft omgehutseld. Omineus, omineuzer, omineust. Omissie, V., omissiën en omissies. Omkaden, omkaadde, heeft omkaad. Omkading, V., -kadingen. Omkantelen, ook Omkentelen, kantelde om, heeft en is omgekanteld. Omkanteling, V., -kantelingen. Omkanten, kantte om, heeft omgekant. Omkantijzer, O., -ijzers; -ijzertje, O., -jes. Omkappen, kapte om, heeft omgekapt. Omkapping, V. Omkeer, ook Ommekeer, M. Omkeeren, keerde om, heeft en is omgekeerd. Omkeering, V., -keeringen. Omkegelen, kegelde om, heeft omgekegeld. Omkenteren, kenterde om, is omgekenterd. Omkijken, keek om, keken om, heeft omgekeken. Omkleeden, kleedde (zich) om, heeft (zich) en is omgekleed; ook omkleedde, heeft omkleed. Omklemmen, omklemde, heeft omklemd. Omklemming, V., -klemmingen. Omklinken, klonk om, heeft omgeklonken; ook omklonk, heeft omklonken. Omklinking, V., -klinkingen. Omkloppen, klopte om, heeft omgeklopt. Omklopping, V. Omklotsen, klotste om, heeft omgeklotst; ook omklotste, heeft omklotst. Omknabbelen, knabbelde om, heeft omgeknabbeld. Omknellen, omknelde, heeft omkneld. Omknelling, V., -knellingen. Omknikkeren, knikkerde om, heeft omgeknikkerd. Omknoopen, knoopte om, heeft omgeknoopt. Omkomen, komt om, kwam om, kwamen om, is omgekomen. Omkoop, M. Omkoopbaar, -bare. Omkoopbaarheid, V. Omkoopen, kocht om, heeft omgekocht. Omkooper, M., -koopers. Omkooperij, V., -kooperijen. Omkooping, V., -koopingen. Omkorsten, omkorstte, heeft omkorst. Omkorsting, V., -korstingen. Omkoud (er - zijn). Omkransen, omkranste, heeft omkranst. Omkransing, V., -kransingen. Omkreuken, ook Omkroken, kreukte om, heeft en is omgekreukt. Omkrijgen, kreeg om, kregen om, heeft omgekregen. Omkrommen, kromde om, heeft en is omgekromd. Omkronkelen, kronkelde om, heeft en is omgekronkeld; ook omkronkelde, heeft omkronkeld. Omkronkeling, V., -kronkelingen. Omkruien, krooi om, krooien om, heeft en is omgekrooien; ook kruide om, heeft en is omgekruid. Omkruipen, kroop om, kropen om, is en heeft omgekropen; ook omkroop, omkropen, heeft omkropen. Omkrullen, krulde om, heeft en is omgekruld; ook omkrulde, heeft omkruld. Omkrulling, V., -krullingen. Omkuieren, kuierde om, heeft en is omgekuierd. Omkuipen, kuipte om, heeft omgekuipt; ook omkuipte, heeft omkuipt. Omkunnen, kan om, kunnen om, konde en kon om, konden om, heeft omgekund. Omkwakken, kwakte om, is en heeft omgekwakt. Omlaag. Omlaagbrengen, bracht omlaag, heeft omlaaggebracht. Omlaagbuigen, boog omlaag, bogen omlaag, heeft omlaaggebogen. Omlaagdrukken, drukte omlaag, heeft omlaaggedrukt. Omlaagduwen, duwde omlaag, heeft omlaaggeduwd. Omlaaggaan, gaat omlaag, ging omlaag, is omlaaggegaan. Omlaaghouden, hield omlaag, heeft omlaaggehouden. Omlaagkijken, keek omlaag, keken omlaag, heeft omlaaggekeken. Omlaagrukken, rukte omlaag, heeft omlaaggerukt. Omlaagschieten, schoot omlaag, schoten omlaag, is omlaaggeschoten. Omlaagslaan, slaat omlaag, sloeg omlaag, heeft en is omlaaggeslagen. Omlaagspringen, sprong omlaag, is omlaaggesprongen. Omlaagstorten, stortte omlaag, heeft en is omlaaggestort. Omlaagvallen, viel omlaag, is omlaaggevallen. Omlaagvoeren, voerde omlaag, heeft omlaaggevoerd. Omlaagzien, zag omlaag, zagen omlaag, heeft omlaaggezien. Omladen, laadde om, heeft omgeladen. Omlading, V. Omlaten, liet om, heeft omgelaten. Omlauweren, omlauwerde, heeft omlauwerd. Omlaveeren, laveerde om, heeft en is omgelaveerd. Omlegeren, omlegerde, heeft omlegerd. Omlegering, V., -legeringen. Omleggen, legde om en leide om, heeft omgelegd en omgeleid; ook omlegde en omleide, heeft omlegd en omleid. Omleiden, leidde om, heeft omgeleid. Omleven, leefde om, heeft omgeleefd. Omliggen, lag om, lagen om, heeft omgelegen. Omliggend (bnw.). Omlijsten, omlijstte, heeft omlijst. Omlijsting, V., -lijstingen. Omlikken, likte om, heeft omgelikt. Omlommeren, omlommerde, heeft omlommerd. Omloofd. Omloop, M., -loopen. Omloopdijk, M., -dijken. Omloopen, liep om, is en heeft omgeloopen; ook omliep, heeft omloopen. Omlooper, M., -loopers. Omlooperij, V. Omlooping, V. Omloopstijd, M., -tijden. Omlooveren, omlooverde, heeft omlooverd. Omluiden, ook Omluien, luidde en luide om, heeft omgeluid. Omluisteren (van luister, glans), omluisterde, heeft omluisterd. Omlummelen, lummelde om, heeft omgelummeld. Ommaken, maakte om, heeft omgemaakt. Ommalen, maalde om, heeft omgemaald. Ommangelen, mangelde om, heeft omgemangeld. Ommarcheeren, marcheerde om, heeft en is omgemarcheerd. Ommekant, M., -kanten. Ommekomst, V. (Na - van). Ommelanden (mv.), O. Ommelander, M., -landers. Ommelander (bnw.). Ommelandsch. Ommestaand. Zie Omstaand. Ommeten, mat om, maten om, heeft omgemeten. Ommezien, ook Omzien, O. Ommezientje, O. (In een -). Ommezijde, V., -zijden. Ommezwaai, Zie Omzwaai. Ommoeten, moet om, moest om, heeft omgemoeten. Ommogen, mag om, mogen om, mocht om. Ommuren, ommuurde, heeft ommuurd. Ommuring, V., -muringen. Omnaaien, naaide om, heeft omgenaaid; ook omnaaide, heeft omnaaid. Omnevelen, omnevelde, heeft omneveld. Omneveling, V. Omnibus, M., omnibussen. Omnibusje, O., -jes. Omnibusdienst, M., -diensten. Omnibuskaartje, O., -kaartjes. Omnibusmaatschappij, V., -maatschappijen. Omnibuspaard, O., -paarden. Omoog, O., -oogen. Omoogje, O., -jes. Ompaarlen. Zie Omparelen. Ompagaaien, pagaaide om, heeft en is omgepagaaid. Ompaggering, V., -paggeringen. Ompakken, pakte om, heeft omgepakt. Ompalen, ompaalde, heeft ompaald. Ompanseren, ook Ompantseren, ompanserde, heeft ompanserd. Ompansering, V. Ompantseren. Zie Ompanseren. Omparelen, ook Ompaarlen, omparelde, heeft ompareld. Ompassen, paste om, heeft omgepast. Omperken, omperkte, heeft omperkt. Omperking, V., -perkingen. Omplaggen, plagde om, heeft omgeplagd. Omplagging, V. Omplakken, omplakte, heeft omplakt. Omplakking, V. Omplaksel, O., -plaksels. Omplanten, plantte om, heeft omgeplant; ook omplantte, heeft omplant. Omplanting, V., -plantingen. Omplantinkje, O., -jes. Omplassen, plaste om, heeft omgeplast; ook omplaste, heeft omplast. Omploegen, ploegde om, heeft omgeploegd. Omploeging, V., -ploegingen. Omploeteren, ploeterde om, heeft omgeploeterd. Omploffen, plofte om, is en heeft omgeploft. Omploffing, V. Omplooi, V., -plooien. Omplooien, plooide om, heeft omgeplooid; ook omplooide, heeft omplooid. Omplooiing, V. Ompoten, pootte om, heeft omgepoot; ook ompootte, heeft ompoot. Ompoting, V. Ompraten, praatte om, heeft omgepraat. Ompurperen, ompurperde, heeft ompurperd. Omraken, raakte om, is omgeraakt. Omrammeien, rammeide om, heeft omgerammeid. Omranden, omrandde, heeft omrand. Omranselen, ranselde om, heeft omgeranseld. Omrasteren, omrasterde, heeft omrasterd. Omrastering, V., -rasteringen. Omreiken, reikte om, heeft omgereikt. Omreizen, reisde om, heeft en is omgereisd; ook omreisde, heeft omreisd. Omrennen, rende om, heeft en is omgerend; ook omrende, heeft omrend. Omrijden, reed om, reden om, is en heeft omgereden. Omringdijk, M., -dijken. Omringen (in ringen zetten), ringde om, heeft omgeringd. Omringen (omgeven), omringde, heeft omringd. Omringing, V., -ringingen. Omringkade, V., -kaden. Omrit, M., -ritten. Omritje, O., -jes. Omroeien, roeide om, heeft en is omgeroeid. Omroepen, riep om, heeft omgeroepen. Omroeper, M., -roepers. Omroepersbaantje, O. Omroepersbekken, O., -bekkens. Omroeping, V., -roepingen. Omroeren, roerde om, heeft omgeroerd. Omroering, V., -roeringen. Omroersel, O., -roersels en -roerselen. Omroerseltje, O., -jes. Omrollen, rolde om, heeft en is omgerold. Omruil, M. Omruilen, ruilde om, heeft omgeruild. Omruiling, V., -ruilingen. Omruischen, omruischte, heeft omruischt. Omrukken, rukte om, heeft en is omgerukt. Omrukking, V. Omsabelen, sabelde om, heeft omgesabeld. Omschaduwen, omschaduwde, heeft omschaduwd. Omschaduwing, V. Omschakelaar, M., omschakelaars. Omschakelen, schakelde om, heeft omgeschakeld. Omschallen, omschalde, heeft omschald. Omschansen, omschanste, heeft omschanst. Omschansing, V., -schansingen. Omscharrelen, scharrelde om, heeft en is omgescharreld. Omschenken, schonk om, heeft omgeschonken. Omscheppen (putten), schepte om, heeft omgeschept. Omscheppen (maken, vormen), schiep om, heeft omgeschapen. Omschepping, V., -scheppingen. Omscheren, schoor om, schoren om, heeft omgeschoren. Omschering, V. Omschermen, schermde om, heeft omgeschermd. Omscheuren, scheurde om, heeft omgescheurd. Omschieten, schoot om, schoten om, heeft en is omgeschoten. Omschijnen, omscheen, omschenen, heeft omschenen. Omschikken, schikte om, is omgeschikt. Omschitteren, omschitterde, heeft omschitterd. Omschoeien, omschoeide, heeft omschoeid. Omschoffelen (langzaam gaan), schoffelde om, heeft en is omgeschoffeld. Omschoffelen (losmaken), schoffelde om, heeft omgeschoffeld. Omschommelen, schommelde om, heeft en is omgeschommeld. Omschooien, schooide om, heeft omgeschooid. Omschoppen, schopte om, heeft omgeschopt. Omschorsen, omschorste, heeft omschorst. Omschrabben, schrabde om, heeft omgeschrabd. Omschrafelen, schrafelde om, heeft omgeschrafeld. Omschrapen, schraapte om, heeft omgeschraapt. Omschreeuwen, schreeuwde om, heeft omgeschreeuwd. Omschrijfbaar, -bare. Omschrijven, omschreef, omschreven, heeft omschreven. Omschrijver, M., -schrijvers. Omschrijving, V., -schrijvingen. Omschudden, schudde om, heeft omgeschud. Omschudding, V. Omschuieren, schuierde om, heeft omgeschuierd. Omschuiven, schoof om, schoven om, heeft en is omgeschoven. Omschulpen, schulpte om, heeft omgeschulpt. Omschuren, schuurde om, heeft omgeschuurd. Omsingelen, omsingelde, heeft omsingeld. Omsingeling, V., -singelingen. Omsjokken, sjokte om, heeft en is omgesjokt. Omsjouwen, sjouwde om, heeft omgesjouwd. Omslaan, slaat om, sloeg om, heeft en is omgeslagen; ook omslaat, omsloeg, heeft omgeslagen. Omslachtig, -slachtiger, -slachtigst. Omslachtigheid, V. Omslag (omhaal, drukte), M. Omslag (in de belasting enz.), M., -slagen. Omslag (voorwerp), M. en O., -slagen. Omslagje, O., -jes. Omslagboor, V., -boren. Omslagdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes. Omslager, M., -slagers. Omslagertje, O., -jes. Omsleepen (bedr.), sleepte om, heeft omgesleept. Omslenteren, slenterde om, heeft en is omgeslenterd. Omsleuren, sleurde om, heeft omgesleurd. Omslingeren, slingerde om, heeft en is omgeslingerd; ook omslingerde, heeft omslingerd. Omslingering, V. Omsloffen, slofte om, heeft en is omgesloft. Omsluieren, omsluierde, heeft omsluierd. Omsluiering, V., -sluieringen. Omsluipen, sloop om, slopen om, heeft en is omgeslopen. Omsluiten, omsloot, omsloten, heeft omsloten. Omsluiting, V., -sluitingen. Omsmakken, smakte om, heeft en is omgesmakt. Omsmeden, smeedde om, heeft omgesmeed. Omsmelten, smolt om, heeft omgesmolten. Omsmijten, smeet om, smeten om, heeft omgesmeten. Omsnellen, snelde om, heeft en is omgesneld. Omsnoeren, snoerde om, heeft omgesnoerd; ook omsnoerde, heeft omsnoerd. Omsnorren, snorde om, is en heeft omgesnord; ook omsnorde, heeft omsnord. Omsnuffelen, snuffelde om, heeft omgesnuffeld. Omsollen, solde om, heeft omgesold. Omspannen, spande om, heeft omgespannen; ook omspande, heeft omspannen. Omspanning, V., -spanningen. Omspant, V. Omspatten, spatte om, heeft omgespat; ook omspatte, heeft omspat. Omspelden, speldde om, heeft omgespeld; ook omspeldde, heeft omspeld. Omspinnen, omspon, omsponnen, heeft omsponnen. Omspitten, spitte om, heeft omgespit. Omspitting, V., -spittingen. Omspoelen, spoelde om, heeft omgespoeld; ook omspoelde, heeft omspoeld. Omspoeling, V., -spoelingen. Omspoelsel, O. Omspoken, spookte om, heeft omgespookt; ook omspookte, heeft omspookt. Omspringen, sprong om, heeft en is omgesprongen; ook omsprong, heeft omsprongen. Omstaan, staat om, stond om, heeft omgestaan. Omstaand en Ommestaand. Omstander, M., -standers. Omstandig, -standiger, -standigst. Omstandigheid, V., -heden. Omstappen, stapte om, heeft en is omgestapt. Omsteken, stak om, staken om, heeft omgestoken. Omstelpen. Zie Omstulpen. Omstevenen, stevende om, heeft en is omgestevend. Omstoeien, stoeide om, heeft omgestoeid; ook omstoeide, heeft omstoeid. Omstoomen, stoomde om, heeft en is omgestoomd. Omstooten, stiet om, heeft omgestooten; ook stootte om. Omstormen, stormde om, heeft en is omgestormd; ook omstormde, heeft omstormd. Omstorten, stortte om, heeft en is omgestort. Omstorting, V. Omstralen, straalde om, heeft omgestraald; ook omstraalde, heeft omstraald. Omstraling, V. Omstreek, V., -streken. Omstreeks. Omstrengelen, omstrengelde, heeft omstrengeld. Omstrengeling, V. Omstrepen, omstreepte, heeft omstreept. Omstreping, V. Omstrikken, strikte om, heeft omgestrikt; ook omstrikte, heeft omstrikt. Omstrompelen, strompelde om, heeft en is omgestrompeld. Omstrooien, strooide om, heeft omgestrooid; ook omstrooide, heeft omstrooid. Omstroomen, omstroomde, heeft omstroomd. Omstroopen, stroopte om, heeft omgestroopt. Omstuiven, stoof om, stoven om, heeft en is omgestoven; ook omstoof, omstoven, heeft omstoven. Omstulpen, ook Omstelpen, stulpte om, heeft omgestulpt. Omsturen, stuurde om, heeft omgestuurd. Omstuwen, omstuwde, heeft omstuwd. Omsukkelen, sukkelde om, heeft en is omgesukkeld. Omtasten, tastte om, heeft omgetast; ook omtastte, heeft omtast. Omtellen, telde om, heeft omgeteld. Omtimmeren, timmerde om, heeft omgetimmerd; ook omtimmerde, heeft omtimmerd. Omtobben, tobde om, heeft omgetobd. Omtocht, M., -tochten. Omtogen (deelw.). Omtollen, tolde om, heeft en is omgetold. Omtonnen, tonde om, heeft omgetond; ook omtonde, heeft omtond. Omtooveren, tooverde om, heeft omgetooverd. Omtoovering, V., -tooveringen. Omtrappen, trapte om, heeft omgetrapt. Omtrede en Omtree, V., -treden. Omtreden, trad om, traden om, is en heeft omgetreden. Omtrek, M., -trekken. Omtrekje, O., -jes. Omtrekken, trok om, trokken om, heeft en is omgetrokken; ook omtrok, omtrokken, heeft omtrokken. Omtrekking, V. Omtrent. Omtrommelen, trommelde om, heeft omgetrommeld. Omtuimelen, tuimelde om, is en heeft omgetuimeld. Omtuimeling, V., -tuimelingen. Omtuinen, omtuinde, heeft omtuind. Omtuining, V., -tuiningen. Omvaart, V. Omvademen, omvademde, heeft omvademd. Omvademing, V. Omval, M., -vallen. Omvallen, viel om, is omgevallen. Omvang, M. Omvangen, omving, heeft omvangen. Omvangrijk, -rijker, -rijkst. Omvaren, voer om, heeft en is omgevaren. Omvaring, V. Omvatten, omvatte, heeft omvat. Omvatting, V. Omventen, ventte om, heeft omgevent. Omver. Omverblazen, blies omver, bliezen omver, heeft omvergeblazen. Omverdringen, drong omver, heeft omvergedrongen. Omverdrukken, drukte omver, heeft omvergedrukt. Omverduwen, duwde omver, heeft omvergeduwd. Omvergooien, gooide omver, heeft omvergegooid. Omverhakken, hakte omver, heeft omvergehakt. Omverhalen, haalde omver, heeft omvergehaald. Omverhelpen, hielp omver, heeft omvergeholpen. Omverhouwen, hieuw omver, heeft omvergehouwen. Omverjagen, jaagde omver, heeft omvergejaagd; ook joeg omver. Omverkantelen, kantelde omver, is omvergekanteld. Omverkegelen, kegelde omver, heeft omvergekegeld. Omverkrijgen, kreeg omver, kregen omver, heeft omvergekregen. Omverliggen, lag omver, lagen omver, heeft omvergelegen. Omverloopen, liep omver, heeft omvergeloopen. Omverpraten, praatte omver, heeft omvergepraat. Omverraken, raakte omver, is omvergeraakt. Omverrennen, rende omver, heeft omvergerend. Omverrijden, reed omver, reden omver, heeft omvergereden. Omverrukken, rukte omver, heeft omvergerukt. Omverschieten, schoot omver, schoten omver, heeft omvergeschoten. Omverslaan, slaat omver, sloeg omver, heeft en is omvergeslagen. Omversmakken, smakte omver, heeft omvergesmakt. Omversmijten, smeet omver, smeten omver, heeft omvergesmeten. Omverstooten, stiet omver, heeft omvergestooten; ook stootte omver. Omverstorten, stortte omver, heeft en is omvergestort. Omvertrekken, trok omver, trokken omver, heeft omvergetrokken. Omvertuimelen, tuimelde omver, is omvergetuimeld. Omvervallen, viel omver, is omvergevallen. Omverwaaien, waaide omver, is en heeft omvergewaaid; ook woei omver, woeien omver. Omverwerpen, wierp omver, heeft omvergeworpen. Omverwerping, V. Omvlechten, omvlocht, heeft omvlochten. Omvlieden, vlood om, vloden om, is omgevloden. Omvliegen, vloog om, vlogen om, is en heeft omgevlogen; ook omvloog, omvlogen, heeft omvlogen. Omvlieten, vloot om, vloten om, heeft en is omgevloten; ook omvloot, omvloten, heeft omvloten. Omvloeien, vloeide om, heeft en is omgevloeid; ook omvloeide, heeft omvloeid. Omvoeren, voerde om, heeft omgevoerd. Omvoering, V. Omvouwen, vouwde om, heeft en is omgevouwen. Omvraag en Omvrage, V. Omvragen, vraagde om, heeft omgevraagd; ook vroeg om. Omwaaien, waaide om, is en heeft omgewaaid; ook woei om, woeien om; en omwaaide (omwoei, omwoeien), heeft omwaaid. Omwallen, omwalde, heeft omwald. Omwalling, V., -wallingen. Omwalmen, omwalmde, heeft omwalmd. Omwandelen, wandelde om, heeft en is omgewandeld. Omwandeling, V., -wandelingen. Omwaren, waarde om, heeft omgewaard. Omwaschkom, V., -kommen; -kommetje, O., -jes. Omwasschen, wiesch om, wieschen om, heeft omgewasschen; ook waschte om. Omwassen, omwies, omwiesen, heeft omwassen. Omweg, M., -wegen. Omwegje, O., -jes. Omweiden, weidde om, heeft omgeweid. Omwelven, omwelfde. heeft omwelfd. Omwelving, V., -welvingen. Omwemelen, omwemelde, heeft omwemeld. Omwenden, wendde om, heeft en is omgewend. Omwending, V., -wendingen. Omwentelen, wentelde om, heeft en is omgewenteld. Omwenteling, V., -wentelingen. Omwentelingsas, V., -assen. Omwentelingslichaam, O. -lichamen. Omwentelingsoppervlak, O., -oppervlakken. Omwentelingstijd, M., -tijden. Omwentelingsvlak, O., -vlakken. Omwerken, werkte om, heeft omgewerkt. Omwerking, V., -werkingen. Omwerpen, wierp om, heeft omgeworpen. Omwerping, V. Omweven, omweefde, heeft omweven. Omwiegelen, wiegelde om, heeft omgewiegeld. Omwikkelen, omwikkelde, heeft omwikkeld. Omwikkeling, V. Omwillen, wil om, wilde (wou) om, heeft omgewild. Omwimpelen, omwimpelde, heeft omwimpeld. Omwinden, omwond, heeft omwonden. Omwinding, V., -windingen. Omwippen, wipte om, heeft en is omgewipt. Omwisselen, wisselde om, heeft omgewisseld. Omwisseling, V., -wisselingen. Omwoelen, woelde om, heeft omgewoeld; ook omwoelde, heeft omwoeld. Omwoeling, V., -woelingen. Omwolken, omwolkte, heeft omwolkt. Omwonend. Omwoners (mv.), M. Omwrikken, wrikte om, heeft omgewrikt. Omwroeten, wroette om, heeft omgewroet. Omzadelen, zadelde om, heeft omgezadeld. Omzagen, zaagde om, heeft omgezaagd. Omzakken (op zijde vallen), zakte om, is omgezakt. Omzaten, (mv.), M. en V. Omzeg, M. Omzeggen, zeide om, heeft omgezegd en omgezeid. Omzegging, V. Omzeilen, zeilde om, heeft en is omgezeild; ook omzeilde, heeft omzeild. Omzeiling, V., -zeilingen. Omzenden, zond om, heeft omgezonden. Omzending, V., -zendingen. Omzet, M. Omzetijzer, O., -ijzers; -ijzertje, O., -jes. Omzetsel, O., -zetsels en -zetselen. Omzetseltje, O., -jes. Omzetspade, V., -spaden. Omzetten, zette om, heeft en is omgezet; ook omzette, heeft omzet. Omzetting, V., -zettingen. Omzichtig, -zichtiger, -zichtigst. Omzichtigheid, V., -heden. Omzien, zag om, zagen om, heeft omgezien. Omzien, O. Zie Ommezien. Omziend. Omzitten, zat om, zaten om, heeft omgezeten. Omzitters (mv.). M. Omzoeken, zocht om, heeft omgezocht. Omzoomen, zoomde om, heeft omgezoomd; ook omzoomde, heeft omzoomd. Omzooming, V., -zoomingen. Omzwaai en Ommezwaai, M., -zwaaien. Omzwaaien, zwaaide om, heeft en is omgezwaaid; ook omzwaaide, heeft omzwaaid. Omzwaaiing, V., -zwaaiingen. Omzwachtelen, omzwachtelde, heeft omzwachteld. Omzwachteling, V., -zwachtelingen. Omzwalken, zwalkte om, heeft omgezwalkt. Omzwalpen, zwalpte om, heeft omgezwalpt; ook omzwalpte, heeft omzwalpt. Omzwemmen, zwom om, zwommen om, heeft en is omgezwommen. Omzwenken, zwenkte om, is en heeft omgezwenkt. Omzwenking, V., -zwenkingen. Omzwermen, zwermde om, heeft omgezwermd; ook omzwermde, heeft omzwermd. Omzwerven, zwierf om, zwierven om, heeft omgezworven; ook omzwierf, omzwierven, heeft omzworven. Omzwerving, V., -zwervingen. Omzweven, zweefde om, heeft en is omgezweefd; ook omzweefde, heeft omzweefd. Omzwiepen, zwiepte om, is omgezwiept. Omzwieren, zwierde om, heeft en is omgezwierd. Omzwikken, zwikte om, is omgezwikt. On (- of even). Onaandachtig, -dachtiger, -dachtigst. Onaandoenlijk, -lijker, -lijkst. Onaandoenlijkheid, V. Onaangedaan. Onaangediend. Onaangekleed, -gekleede. Onaangeleund. Onaangemeld. Onaangemerkt. Onaangenaam, -genamer, -genaamst. Onaangenaamheid, V., -heden. Onaangeraakt. Onaangerand. Onaangeroerd. Onaangesneden. Onaangesproken. Onaangestoken. Onaangetast. Onaangevallen. Onaangevochten. Onaangevuld. Onaangezet, -gezette. Onaangezien. Onaangezocht. Onaangezuiverd. Onaanlokkelijk, -lijker, -lijkst. Onaannemelijk, -lijker, -lijkst. Onaannemelijkheid, V. Onaansprakelijk. Onaansprakelijkheid, V. Onaanstootelijk, -lijker, -lijkst. Onaanstootelijkheid, V. Onaantastbaar, -bare. Onaantastbaarheid, V. Onaantrekkelijk, -lijker, -lijkst. Onaantrekkelijkheid, V. Onaanvaard. Onaanzienlijk, -lijker, -lijkst. Onaanzienlijkheid, V. Onaardig, onaardiger, onaardigst. Onaardigheid, V., -heden. Onachtzaam, -zamer, -zaamst. Onachtzaamheid, V., -heden. Onadellijk. Onafgebakend. Onafgeborsteld. Onafgebroken. Onafgedaan, -gedane. Onafgehandeld. Onafgemaakt. Onafgesneden. Onafgewend. Onafgewerkt. Onafhankelijk, -lijker, -lijkst. Onafhankelijkheid. V. Onafkeerbaar, -bare. Onafkoopbaar, -bare. Onafkoopbaarheid, V. Onaflosbaar, -bare. Onaflosbaarheid, V. Onafscheidbaar, -bare. Onafscheidbaarheid, V. Onafscheidelijk. Onafscheidelijkheid, V. Onafweerbaar, -bare. Onafwendbaar, -bare. Onafwijsbaar, -bare. Onafzetbaar, -bare. Onafzetbaarheid, V. Onafzienbaar, -bare. Onafzienbaarheid, V. Onbaatzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst. Onbaatzuchtigheid, V. Onbarmhartig, -hartiger, -hartigst. Onbarmhartigheid, V., -heden. Onbeangst. Onbeangstigd. Onbeantwoord. Onbearbeid. Onbebouwd. Onbedaard. Onbedaarlijk. Onbedacht, onbedachter, onbedachtst. Onbedachtelijk. Onbedachtheid, V., -heden. Onbedachtzaam, -zaam, -zaamst. Onbedachtzaamheid, V., -heden. Onbedeesd. Onbedekt. Onbedenkelijk. Onbederfelijk. Onbediend. Onbedijkt. Onbedorven, onbedorvener, onbedorvenst. Onbedorvenheid, V. Onbedreven, onbedrevener, onbedrevenst. Onbedrevenheid, V. Onbedriegbaar, -bare. Onbedrieglijk, -lijker, -lijkst. Onbedrieglijkheid, V. Onbeduidend, onbeduidender, onbeduidendst. Onbeduidendheid, V., -heden. Onbedwingbaar, -bare. Onbedwingbaarheid, V. Onbedwongen. Onbeëedigd. Onbefaamd. Onbegaafd. Onbegaanbaar, -bare. Onbegaanbaarheid, V. Onbegeerd. Onbegeerig. Onbegeerigheid, V. Onbegeerlijk, -lijker, -lijkst. Onbegeerlijkheid, V. Onbegonnen. Onbegraven. Onbegrensd. Onbegrensdheid, V. Onbegrepen. Onbegrijpbaar, -bare. Onbegrijpbaarheid, V., -heden. Onbegrijpelijk, -lijker, -lijkst. Onbegrijpelijkheid, V., -heden. Onbegrootbaar, -bare. Onbehaaglijk, -lijker, -lijkst. Onbehaaglijkheid, V. Onbehaard. Onbehangen. Onbeheerd. Onbehendig, onbehendiger, onbehendigst. Onbehendigheid, V. Onbehoed. Onbehoedzaam, -zamer, -zaamst. Onbehoedzaamheid, V. Onbeholpen, onbeholpener, onbeholpenst. Onbeholpenheid, V. Onbehoorlijk, -lijker, -lijkst. Onbehoorlijkheid, V., -heden. Onbehouwen, onbehouwener, onbehouwenst. Onbehouwenheid, V. Onbehulpzaam, -zamer, -zaamst. Onbehulpzaamheid, V. Onbekeerbaar, -bare. Onbekeerd. Onbekeerlijk. Onbekeerlijkheid, V. Onbekend, onbekender, onbekendst. Onbekendheid, V., -heden. Onbeklaagd. Onbekleed, onbekleede. Onbeklemd. Onbeklimbaar, -bare. Onbeklimbaarheid, V. Onbekommerd, onbekommerder, onbekommerdst. Onbekommerdheid, V. Onbekookt, onbekookter, onbekooktst. Onbekooktheid, V. Onbekrachtigd. Onbekrompen, onbekrompener, onbekrompenst. Onbekrompenheid, V. Onbekroond. Onbekwaam, onbekwamer, onbekwaamst. Onbekwaamheid, V. Onbeladen. Onbelangrijk, -rijker, -rijkst. Onbelangrijkheid, V. Onbelast. Onbelastbaar, -bare. Onbelastbaarheid, V. Onbeleefd, onbeleefder, onbeleefdst. Onbeleefdelijk. Onbeleefdheid, V., -heden. Onbelegd. Onbelegen. Onbelemmerd, onbelemmerder, onbelemmerdst. Onbelemmerdheid, V. Onbelet. Onbelezen. Onbelezenheid, V. Onbelichaamd. Onbelogen. Onbelommerd. Onbeloonbaar, -bare. Onbeloond. Onbeluisterd. Onbemand. Onbemast. Onbemerkbaar, -bare. Onbemerkt Onbemiddeld. Onbemind. Onbeminlijk en Onbeminnelijk, -lijker, -lijkst. Onbeminlijkheid, V. Onbemuurd. Onbenaderbaar, -bare. Onbenepen. Onbeneveld, onbenevelder, onbeneveldst. Onbenijd. Onbenijdbaar, -bare. Onbenoembaar, -bare. Onbenoembaarheid, V. Onbenoemd. Onbenul, M. en V., onbenullen. Onbenullig, onbenulliger, onbenulligst. Onbenulligheid, V. Onbeoordeeld. Onbepaalbaar, -bare. Onbepaalbaarheid, V. Onbepaald, onbepaalder, onbepaaldst. Onbepaaldheid, V. Onbeperkt, onbeperkter, onbeperktst. Onbeperktheid, V. Onbeproefd. Onberaden, onberadener, onberadenst. Onberadenheid, V. Onberecht. Onbereden. Onberedeneerd, onberedeneerder, onberedeneerdst. Onberedeneerdheid, V. Onbereid. Onbereikbaar, -bare. Onbereikbaarheid, V. Onbereisd. Onberekenbaar, -bare. Onberekend. Onberijdbaar, -bare. Onberispelijk, -lijker, -lijkst. Onberispelijkheid, V. Onberoemd. Onberoemdheid, V. Onberoepbaar, -bare. Onberoerd. Onberouwelijk. Onbeschaafd, onbeschaafder, onbeschaafdst. Onbeschaafdheid, V., -heden. Onbeschaamd, onbeschaamder, onbeschaamdst. Onbeschaamdheid. V., -heden. Onbeschadigd. Onbeschaduwd. Onbescheid, O. Onbescheiden, onbescheidener, onbescheidenst. Onbescheidenheid, V., -heden. Onbescheidenlijk, Onbeschenen. Onbeschermd. Onbeschoft, onbeschofter. onbeschoftst. Onbeschoftheid, V., -heden. Onbeschreid. Onbeschreven. Onbeschrijfbaar, -bare. Onbeschrijfbaarheid, V. Onbeschrijfelijk, -lijker, -lijkst. Onbeschroomd, onbeschroomder, onbeschroomdst. Onbeschroomdheid, V. Onbeschut, onbeschutte. Onbesefbaar, -bare. Onbeslagen. Onbeslapen. Onbeslecht. Onbeslist. Onbeslistheid, V. Onbesmet, onbesmette. Onbesneden. Onbesnoeid. Onbespeeld. Onbespied. Onbesproken. Onbesprokenheid, V. Onbestaanbaar, -bare. Onbestaanbaarheid, V. Onbesteed, onbestede. Onbestelbaar. Onbesteld. Onbestendig, onbestendiger, onbestendigst. Onbestendigheid, V. Onbestierd. Onbestijgbaar, -bare. Onbestorven. Onbestreden. Onbesuisd, onbesuisder, onbesuisdst. Onbesuisdheid, V., -heden. Onbetaalbaar, -baarder, -baarst. Onbetaald. Onbetamelijk, -lijker, -lijkst. Onbetamelijkheid, V., -heden. Onbeteekenend, onbeteekenender, onbeteekenendst. Onbetembaar, -bare. Onbetembaarheid, V. Onbetemd. Onbeteugelbaar, -bare. Onbeteugeld. Onbeteuterd. Onbetoogbaar, -bare. Onbetoombaar, -bare. Onbetoombaarheid, V. Onbetoomd. Onbetracht. Onbetreden. Onbetreurd. Onbetrouwbaar, -bare. Onbetuigd. Onbetwijfelbaar, -baarder, -baarst. Onbetwist. Onbetwistbaar, -baarder, -baarst. Onbetwistbaarheid, V. Onbevaarbaar, -bare. Onbevaarbaarheid, V. Onbevallig, onbevalliger, onbevalligst. Onbevalligheid, V. Onbevaren. Onbevattelijk, -lijker, -lijkst. Onbevattelijkheid, V. Onbevlekt. Onbevlektheid, V. Onbevochten. Onbevoegd. Onbevoegdheid, V. Onbevolkt. Onbevooroordeeld. Onbevooroordeeldheid, V. Onbevoorrecht. Onbevredigd. Onbevredigdheid, V. Onbevredigend. Onbevreesd. Onbevreesdheid, V. Onbevriesbaar, -bare. Onbevroren en Onbevrozen. Onbevrucht. Onbewaakt. Onbewassen. Onbeweegbaar, -bare. Onbeweegbaarheid, V. Onbeweeglijk, -lijker, -lijkst. Onbeweeglijkheid, V. Onbeweend. Onbewerkt. Onbewerktuigd. Onbewezen. Onbewijsbaar, -bare. Onbewijsbaarheid, V., -heden. Onbewimpeld, onbewimpelder; onbewimpeldst. Onbewogen. Onbewolkt. Onbewoonbaar, -bare. Onbewoonbaarheid, V. Onbewoond. Onbewust. Onbewustheid, V. Onbezeerd. Onbezegeld. Onbezeilbaar, -bare. Onbezeild. Onbezet, onbezette. Onbezichtigd. Onbezield. Onbezien. Onbeziens. Onbezocht. Onbezoedeld. Onbezoldigd. Onbezonnen, onbezonnener, onbezonnenst. Onbezonnenheid, V., -heden. Onbezorgd, onbezorgder, onbezorgdst. Onbezorgdheid, V. Onbezwaard. Onbezwalkt. Onbezweken. Onbijbelsch. Onbillijk, -lijker, -lijkst. Onbillijkheid, V., -heden. Onbloedig. Onbluschbaar, -bare. Onboetvaardig, -vaardiger, -vaardigst. Onboetvaardigheid, V. Onbrandbaar, -bare. Onbrandbaarheid, V. Onbreekbaar, -baarder, -baarst. Onbreekbaarheid, V. Onbroederlijk. Onbruik (znw.). Onbruikbaar, -baarder, -baarst. Onbruikbaarheid, V. Onbuigbaar, -baarder, -baarst. Onbuigbaarheid, V. Onbuigzaam, -zamer, -zaamst. Onbuigzaamheid, V. Onburgerlijk. Once (medicinaal gewicht), V., oncen. Onchristelijk, -lijker, -lijkst. Onchristelijkheid, V. Onchristen, M., onchristenen. Ondaad, V., ondaden. Ondank, M. Ondankbaar, -baarder, -baarst. Ondankbaarheid, V., -heden. Ondanks. Ondeeg (Te -). Ondeelbaar, -bare. Ondeelbaarheid, V. Ondeelnemend. Ondegelijk, ondegelijker, ondegelijkst. Ondegelijkheid, V. Ondenkbaar, -bare. Ondenkbaarheid, V. Onder. Onderaan. Onderaannemer, M., -aannemers. Onderaardsch. Onderadjudant, M., -adjudanten. Onderaf. Onderafdeeling, V., -afdeelingen. Onderarm, M., -armen; -armpje, O., -jes. Onderbaas (meesterknecht), M., -bazen. Onderbaas (voetstuk van een pilaar), V., -bazen. Onderbaggeren, baggerde onder, heeft ondergebaggerd. Onderbaggering, V. Onderbalk, M., -balken. Onderband, M., -banden. Onderbank, V., -banken. Onderbanket, O., -banketten. Onderbast, M., -basten. Onderbatterij, V., -batterijen. Onderbed, O., -bedden; -bedje, O., -jes. Onderbeek, V., -beken; -beekje, O., -jes. Onderbek, M., -bekken. Onderbekken, O., -bekkens. Onderberghout, O., -berghouten. Onderberm, M., -bermen. Onderbeschuit, V., -beschuiten. Onderbevelhebber, M., -bevelhebbers. Onderbevelhebberschap, O. Onderbibliothecaris, M., -bibliothecarissen. Onderbikkel, M., -bikkels. Onderbil, V., -billen. Onderbinden, bond onder, heeft ondergebonden; ook onderbond, heeft onderbonden. Onderbinding, V., -bindingen. Onderblad, O., -bladen. Onderblijven, bleef onder, bleven onder, is ondergebleven. Onderboekhouder, M., -boekhouders. Onderboom, M., -boomen. Onderboord (rand), M., -boorden. Onderboord (plank), O., -boorden. Onderbouw, M. Onderbouwen, bouwde onder, heeft ondergebouwd. Onderbraak, V., -braken. Onderbreken, onderbrak, onderbraken, heeft onderbroken. Onderbreking, V., -brekingen. Onderbrengen, bracht onder, heeft ondergebracht. Onderbroek, V., -broeken; -broekje, O., -jes. Onderbroeksknoop, M., -knoopen. Onderbuik, M., -buiken; -buikje, O., -jes. Onderbuikskwaal, V., -kwalen. Onderbuiksziekte, V., -ziekten. Onderbuis, O., -buizen; -buisje, O., -jes. Onderbuur, M., -buren. Ondercommissaris, M., -commissarissen. Ondercommissarisschap, O. Onderconsul, M., -consuls. Onderdaags. Onderdaan, M. en V., onderdanen. V., ook onderdane. Onderdanig, onderdaniger, onderdanigst. Onderdanigheid, V. Onderdeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes. Onderdek, O., -dekken. Onderdeken (persoon), M., -dekens. Onderdeken (dekkleed), V., -dekens; -dekentje, O., -jes. Onderdekken, dekte onder, heeft ondergedekt. Onderdeks. Onderdeksplank, V., -planken. Onderdeur, V., -deuren; -deurtje, O., -jes. Onderdiaken, M., -diakenen en -diakens. Onderdies. Onderdijk, M., -dijken. Onderdijken, heeft ondergedijkt. Onderdijking, V. Onderdoen, deed onder, deden onder, heeft ondergedaan. Onderdompelen, dompelde onder, heeft ondergedompeld. Onderdompeling, V., -dompelingen. Onderdoor. Onderdoorgaan, gaat onderdoor, ging onderdoor, is onderdoorgegaan. Onderdoorglijden, gleed onderdoor, gleden onderdoor, is onderdoorgegleden. Onderdoorkruipen, kroop onderdoor, kropen onderdoor, is onderdoorgekropen. Onderdoorloopen, liep onderdoor, is onderdoorgeloopen. Onderdoorrijden, reed onderdoor, reden onderdoor, is onderdoorgereden. Onderdoorsluipen, sloop onderdoor, slopen onderdoor, is onderdoorgeslopen. Onderdoorvaren, voer onderdoor, is onderdoorgevaren. Onderdoorzeilen, zeilde onderdoor, is onderdoorgezeild. Onderdoorzwemmen, zwom onderdoor, zwommen onderdoor, is onderdoorgezwommen. Onderdorpel, M., -dorpels. Onderdrempel, M., -drempels. Onderdrukken, drukte onder, heeft ondergedrukt; ook onderdrukte, heeft onderdrukt. Onderdrukker, M., -drukkers. Onderdrukking, V., -drukkingen. Onderduiken, dook onder, doken onder, is en heeft ondergedoken. Onderduwen, duwde onder, heeft ondergeduwd. Ondereen. Ondereengooien, gooide ondereen, heeft ondereengegooid. Ondereenklutsen, klutste ondereen, heeft ondereengeklutst. Ondereenknoeien, knoeide ondereen, heeft ondereengeknoeid. Ondereenmengen, mengde ondereen, heeft ondereengemengd. Ondereenroeren, roerde ondereen, heeft ondereengeroerd. Ondereensmelten, smolt ondereen, heeft en is ondereengesmolten. Ondereenwarren, warde ondereen, heeft ondereengeward. Ondereenwerpen, wierp ondereen, heeft ondereengeworpen. Ondereggen, egde onder, heeft ondergeëgd. Onderegging, V. Ondereinde, O., -einden. Onderen (Naar -, van -, tot -). Ondergaan, gaat onder, ging onder, is ondergegaan; ook ondergaat, onderging, heeft ondergaan. Ondergang (het ondergaan), M. Ondergang (benedengang), V., -gangen; -gangetje, O., -jes. Ondergast, M., -gasten; -gastje, O., -jes. Ondergebit, O., -gebitten. Ondergedeelte, O., -gedeelten. Ondergei, V., -geien. Ondergeschikt, -geschikter, -geschiktst. Ondergeschikte, M. en V., ondergeschikten. Ondergeschiktheid, V. Ondergeschoven. Ondergeschrevene, M. en V., -geschrevenen. Ondergestel, O., -gestellen. Ondergestoken. Ondergeteekende, M. en V., -geteekenden. Ondergewas, O. Ondergieten, goot onder, goten onder, heeft ondergegoten. Ondergilling, V., -gillingen. Ondergist, V. Ondergisting, V. Ondergoed, O., -goedje, O. Ondergooien, gooide onder, heeft ondergegooid. Ondergorden, ondergordde, heeft ondergord. Ondergording, V., -gordingen Ondergouverneur, M., -gouverneurs. Ondergraatsch. Ondergrauw, O. Ondergraven, groef onder, groeven onder, heeft ondergegraven; ook ondergroef, ondergroeven, heeft ondergraven. Ondergraving, V., -gravingen. Ondergrond, M., -gronden. Ondergrondsch. Ondergrondsploeg, M., -ploegen. Onderhaam, O., -hamen. Onderhagelen, hagelde onder, is ondergehageld. Onderhalen, haalde onder, heeft ondergehaald; ook onderhaalde, heeft onderhaald. Onderhaling, V., -halingen. Onderhals, M., -halzen. Onderhand, V., -handen. Onderhandelaar, M., -handelaars en -handelaren. Onderhandelen, onderhandelde, heeft onderhandeld. Onderhandeling, V., -handelingen. Onderhandelingsvlag, V., -vlaggen. Onderhandsch (bnw.). Onderhave en Onderhaaf, V. Onderhavenmeester, M., -havenmeesters. Onderhebben, heeft onder, had onder, hadden onder, heeft ondergehad. Onderhebbend. Onderheien, heide onder, heeft onderheid. Onderhelpen, hielp onder, heeft onderholpen. Onderhemd, O., -hemden; -hemdje, O., -jes. Onderhevig. Onderhoofdman, M., -hoofdlieden. Onderhooren, onderhoorde, heeft onderhoord. Onderhoorig. Onderhoorige, M. en V., -hoorigen. Onderhoorigheid, V., -heden. Onderhoud, O. Onderhouden, hield onder, heeft ondergehouden; ook onderhield, heeft onderhouden. Onderhoudend, -houdender, -houdendst. Onderhoudendheid, V. Onderhouder, M., -houders. Onderhouding, V. Onderhoudplichtig. Onderhoudskosten (mv.), M. Onderhoudster, V., -houdsters. Onderhout, O. Onderhouw, M. Onderhuid, V., -huiden. Onderhuidsch. Onderhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes. Onderhuren, onderhuurde, heeft onderhuurd. Onderhuring, V., -huringen. Onderhuur, V. Onderhuurder, M., -huurders. Onderijzer, O., -ijzers. Onderin. Onderjurk, V., -jurken. Onderkaak, V., -kaken. Onderkaaksbeen, O., -beenderen. Onderkam, M., -kammen; -kammetje, O., -jes. Onderkanselier, M., -kanseliers en -kanselieren. Onderkant, M., -kanten; -kantje, O., -jes. Onderkapitein, M., -kapiteins. Onderkast, V., -kasten; -kastje, O., -jes. Onderkennen, onderkende, heeft onderkend. Onderkenning, V. Onderkerk, V., -kerken. Onderkeuken, V., -keukens. Onderkiesdistrict, O., -kiesdistricten. Onderkimweger, M., -kimwegers. Onderkin, V., -kinnen; -kinnetje, O., -jes. Onderklavier, O., -klavieren. Onderkleed (kleedingstuk), O., -kleeden; -kleedje, O., -jes. Onderkleed (dekkleed), O., -kleeden; -kleedje, O., -jes. Onderkleeding, V. Onderkok, M., -koks. Onderkoksmaat, M., -maats; -maatje, O., -jes. Onderkomeling, M. en V., -komelingen. V. ook onderkomelinge. Onderkomen, komt onder, kwam onder, kwamen onder, is ondergekomen. Onderkomen, O. Onderkoning, M., -koningen. Onderkoningschap, O. Onderkorst, V., -korsten; -korstje, O., -korstjes. Onderkoster, M., -kosters. Onderkous, V., -kousen; -kousje, O., -jes. Onderkrijgen, kreeg onder, kregen onder, heeft ondergekregen. Onderkrop, M., -kroppen. Onderkruier, M., -kruiers. Onderkruipen, kroop onder, kropen onder, is ondergekropen; ook onderkroop, onderkropen, heeft onderkropen. Onderkruiper, M., -kruipers. Onderkruiperij, V., -kruiperijen. Onderkruipertje, O., -jes. Onderkruiping, V., -kruipingen. Onderkruipster, V., -kruipsters. Onderkruipstertje, O., -jes. Onderkuil, V. Onderkunnen, kan onder, kunnen onder, konde en kon onder, konden onder, heeft ondergekund. Onderkussen, O., -kussens; -kussentje, O., -jes. Onderlaag, V., -lagen; -laagje, O., -jes. Onderlaken, O., -lakens; -lakentje, O., -jes. Onderlandvoogd, M., -landvoogden. Onderlandvoogdij, V. Onderlangs. Onderlast, M. Onderlaten, liet onder, heeft ondergelaten. Onderlegd en Onderleid. Onderleggen, legde en leide onder, heeft ondergelegd en ondergeleid; ook onderlegde en onderleide, heeft onderlegd en onderleid. Onderlegger, M., -leggers. Onderlegsel, O., -legsels. Onderleid. Zie Onderlegd. Onderliggen, lag onder, lagen onder, heeft ondergelegen. Onderliggend. Onderligger, M., -liggers. Onderlijf, O., -lijven; -lijfje, O., -jes. Onderlijk, O., -lijken. Onderlijnen, onderlijnde, heeft onderlijnd. Onderlijning, V., -lijningen. Onderlijzeil, O., -lijzeilen en -lijzeils. Onderling. Onderlinnen, O. Onderlip, V., -lippen; -lipje, O., -jes. Onderloopen, liep onder, is ondergeloopen. Onderloopsch. Onderloopschheid, V. Onderlosser, M., -lossers. Onderlucht, V. Ondermaansch. Ondermaansche, O. Ondermaat, V. Ondermatras, V., -matrassen; -matrasje, O., -jes. Ondermeester, M., -meesters; -meestertje, O., -jes. Ondermelk, V. Ondermengen, ondermengde, heeft ondermengd. Ondermijnen, ondermijnde, heeft ondermijnd. Ondermijner, M., -mijners. Ondermijning, V., -mijningen. Ondermolen, M., -molens. Ondermouw, V., -mouwen; -mouwtje, O., -jes. Ondermuts, V., -mutsen; -mutsje, O., -jes. Ondermuur, M., -muren; -muurtje, O., -jes. Ondernemen, ondernam, ondernamen, heeft ondernomen. Ondernemend, -nemender, -nemendst. Ondernemer, M., -nemers. Onderneming, V., -nemingen. Ondernemingsgeest, M. Ondernemingszucht, V. Ondernok, V., -nokken. Onderofficier, M., -officieren en -officiers; -officiertje, O., -jes. Onderofficiersstrepen (mv.), V. Onderom. Onderom, V. en O. Onderonsje, O., -jes. Onderoog, O., -oogen. Onderooglid, O., -oogleden. Onderopzichter, M., -opzichters. Onderoven, M., -ovens. Onderpacht, V. Onderpachten, onderpachtte, heeft onderpacht. Onderpachter, M., -pachters. Onderpand, O., -panden; -pandje, O., -jes. Onderpastoor, M., onderpastoors. Onderpijp, V., -pijpen. Onderpikeur, M., -pikeurs. Onderplaat, V., -platen; -plaatje, O., -jes. Onderploegen, ploegde onder, heeft ondergeploegd. Onderploeging, V. Onderplompen, plompte onder, heeft en is ondergeplompt. Onderplomping, V. Onderpompen, pompte onder, heeft ondergepompt. Onderprefect, M., -prefecten. Onderprefectuur, V., -prefecturen. Onderprior, M., -priors. Onderpriores, V., -prioressen. Onderpriorschap, O. Onderra, V., -raas. Onderraaklijn, V., -raaklijnen. Onderraam, O., -ramen. Onderraken, raakte onder, is ondergeraakt. Onderrand, M., -randen; -randje, O., -jes. Onderreep, M., -reepen. Onderregel, M., -regels. Onderregenen, regende onder, is ondergeregend. Onderregent, M., -regenten. Onderrekenen, rekende onder, heeft ondergerekend. Onderricht, O. Onderrichten, onderrichtte, heeft onderricht. Onderrichter, M., -richters. Onderrichting, V., -richtingen. Onderriem, M., -riemen; -riempje, O., -jes. Onderrijden, reed onder, reden onder, is en heeft ondergereden. Onderrok, M., -rokken; -rokje, O., -jes. Onderruim, O. Onderschatten, onderschatte, heeft onderschat. Onderscheid, O. Onderscheiden (bnw.). Onderscheiden, onderscheidde, heeft onderscheiden. Onderscheidenlijk. Onderscheiding, V., -scheidingen. Onderscheidingsgave, V. Onderscheidingsteeken, O., -teekens en -teekenen. Onderscheidingsvermogen, O. Onderscheidingsvlag, V., -vlaggen. Onderscheppen, onderschepte, heeft onderschept. Onderschepping, V., -scheppingen. Onderschikken, onderschikte, heeft onderschikt. Onderschikkend. Onderschip, O. Onderschoren, onderschoorde, heeft onderschoord. Onderschoring, V., -schoringen. Onderschout, M., -schouten. Onderschragen, onderschraagde, heeft onderschraagd. Onderschrappen, onderschrapte, heeft onderschrapt. Onderschrift, O., -schriften; -schriftje, O., -jes. Onderschrijven, onderschreef, -schreven, heeft onderschreven. Onderschrijving, V., -schrijvingen. Onderschuiven, schoof onder, schoven onder, heeft ondergeschoven. Onderschuiver, M., -schuivers. Ondershands (bijw.). Onderslaan, ondersloeg, heeft onderslagen. Onderslag, M., -slagen. Onderslede, V., -sleden. Ondersmijten, smeet onder, smeten onder, heeft ondergesmeten. Ondersnede, ook Ondersnee, V., -sneden (-sneeën); -sneetje, O., -jes. Ondersneeuwen, sneeuwde onder, is ondergesneeuwd. Onderspannen, onderspande, heeft onderspannen. Onderspil, O., -spillen. Onderspit, O. Onderspitten, spitte onder, heeft ondergespit. Onderspuiten, spoot onder, spoten onder, heeft ondergespoten. Onderst. Onderstaan, onderstond, heeft onderstaan. Onderstaand. Onderstampen, stampte onder, heeft ondergestampt. Onderstand, M. Onderstandig. Onderstandsgeld, O., -gelden. Onderstboven. Onderste, O. Ondersteek, O., -steken. Ondersteeksel, O., -steeksels. Onderstel, O., -stellen; -stelletje, O., -jes. Onderstellen, onderstelde, heeft ondersteld. Onderstelling, V., -stellingen. Ondersteunen, ondersteunde, heeft ondersteund. Ondersteuning, V., -steuningen. Onderstreepen, onderstreepte, heeft onderstreept. Onderstreping, V., -strepingen. Onderstroom, M., -stroomen. Onderstuk, O., -stukken. Onderstut, M., -stutten. Onderstutten, onderstutte, heeft onderstut. Onderstuurman, M., -lieden en -lui. Ondertand, M., -tanden. Ondertasten, ondertastte, heeft ondertast. Onderteekenaar, M., -teekenaren en -teekenaars. Onderteekenen, onderteekende, heeft onderteekend. Onderteekening, V., -teekeningen. Ondertijds. Ondertrouw, M. Ondertrouwde, M. en V., -trouwden. Ondertrouwen, ondertrouwde, heeft ondertrouwd. Ondertrouwing, V., -trouwingen. Ondertusschen. Onderuit. Onderuitreven, reefde onderuit, heeft onderuitgereefd. Ondervat, O., -vaten. Onderverdeelen, heeft onderverdeeld. Onderverdeeling, V., -verdeelingen. Ondervest, O., -vesten. Ondervinden, ondervond, heeft ondervonden. Ondervinding, V., -vindingen. Ondervloer, M., -vloeren. Ondervoorzitter, M., -voorzitters. Ondervragen, ondervraagde, heeft ondervraagd; ook ondervroeg. Ondervrager, M., -vragers. Ondervraging, V., -vragingen. Ondervrijen, ondervrijde, heeft ondervrijd. Onderwal, M., -wallen. Onderwant, O. Onderwater, O. Onderwaterzetting, V., -zettingen. Onderweg, M., -wegen; -wegje, O., -jes. Onderweg (bijw.). Onderwelven, onderwelfde, heeft onderwelfd. Onderwereld, V. Onderwerken, werkte onder, heeft onderwerkt. Onderwerp, O., -werpen; -werpje, O., -jes. Onderwerpen, onderwierp, heeft onderworpen. Onderwerping, V., -werpingen. Onderwerpszin, M., -zinnen. Onderwicht, O. Onderwijl. Onderwijs, O. Onderwijskrachten (mv.), V. Onderwijswet, V., -wetten. Onderwijszaken (mv.), V. Onderwijzen, onderwees, onderwezen, heeft onderwezen. Onderwijzer, M., -wijzers. Onderwijzeres, V., -wijzeressen. Onderwijzersgenootschap, O., -genootschappen. Onderwijzerspersoneel, O. Onderwijzerstraktement, O., -traktementen. Onderwijzing, V., -wijzingen. Onderwind, O. Onderwinden (zich -), onderwond zich, heeft zich onderwonden. Onderworpeling, M. en V., -worpelingen. V. ook onderworpelinge. Onderworpen, -worpener, -worpenst. Onderworpenheid, V. Onderwroeten, onderwroette, heeft onderwroet. Onderzaat, M., -zaten. Onderzeesch. Onderzeil, O., -zeilen. Onderzetting, V., -zettingen. Onderzinken, zonk onder, is ondergezonken. Onderzoek, O. Onderzoeken, onderzocht, heeft onderzocht. Onderzoeker, M., -zoekers. Onderzoeking, V., -zoekingen. Onderzwaveligzuur, O. Ondeugd (gebrek), V., ondeugden. Ondeugd (persoon), M. en V., ondeugden. Ondeugdje, O., -jes. Ondeugdelijk. Ondeugdzaam, -zamer, -zaamst. Ondeugend, ondeugender, ondeugendst. Ondeugendheid, V., -heden. Ondicht, O. Ondicht (bnw.). Ondichterlijk, -lijker, -lijkst. Ondienst, M., ondiensten. Ondienstig, ondienstiger, ondienstigst. Ondiep, ondieper, ondiepst. Ondiepte, V., ondiepten. Ondier, O., ondieren. Onding, O., ondingen. Ondoelmatig, -matiger, -matigst. Ondoeltreffend, -treffender, -treffendst. Ondoenlijk, -lijker, -lijkst. Ondoenlijkheid, V. Ondoofbaar. Ondoordacht. Ondoordringbaar, -bare. Ondoordringbaarheid, V. Ondoorgrond. Ondoorgrondelijk, -lijker, -lijkst. Ondoorgrondelijkheid, V. Ondoorkomelijk, -lijker, -lijkst. Ondoorschijnend. Ondoorschijnendheid, V. Ondoorstaanbaar. Ondoorwaadbaar, -bare. Ondoorworstelbaar, -bare. Ondoorzichtig, -zichtiger, -zichtigst. Ondoorzichtigheid, V. Ondoorzienbaar. Ondoorzocht. Ondraagbaar, -bare. Ondraaglijk, -lijker, -lijkst. Ondraaglijkheid, V. Ondrinkbaar, -bare. Ondrinkbaarheid, V. Ondubbelzinnig, -zinniger, -zinnigst. Ondubbelzinnigheid, V. Onduidelijk, -lijker, -lijkst. Onduidelijkheid, V., -heden. Onduitsch. Onduldbaar, -bare. Onduldelijk, -lijker, -lijkst. Onduline, V., ondulines. Onecht, M. Onecht, onechter, onechtst. Onechtheid, V. Onedel, onedeler, onedelst. Onedelaardig. Onedelmoedig, -moediger, -moedigst. Onedelmoedigheid, V. Oneendrachtig. Oneenig, oneeniger, oneenigst. Oneenigheid, V., -heden. Oneenparig. Oneenparigheid, V., -heden. Oneens. Oneensgezind. Oneensgezindheid, V. Oneenstemmig. Oneer, V. Oneerbaar, -baarder, -baarst. Oneerbaarheid, V. Oneerbiedig, -biediger, -biedigst. Oneerbiedigheid, V., -heden. Oneerbiediglijk. Oneerlijk, -lijker, -lijkst. Oneerlijkheid, V., -heden. Oneetbaar, -bare. Oneffen, oneffener, oneffenst. Oneffenheid, V., -heden. Oneigen. Oneigenaardig, -aardiger, -aardigst. Oneigenaardigheid, V. Oneigenlijk. Oneigenlijkheid, V. Oneindig. Oneindigheid, V. Oneindigmaal. Onereus, onereuzer, onereust. Onergdenkend, -denkender, -denkendst. Onergerlijk, -lijker, -lijkst. Onerkend. Onerkentelijk, -lijker, -lijkst. Onerkentelijkheid, V. Onervaren, onervarener, onervarenst. Onervarenheid, V. Oneven. Onevenheid, V. Onevenmatig, -matiger, -matigst. Onevenmatigheid, V. Onevenredig, -rediger, -redigst. Onevenredigheid, V., -heden. Onfaalbaar, -bare. Onfatsoenlijk, -lijker, -lijkst. Onfatsoenlijkheid, V., -heden. Onfeilbaar, -bare. Onfeilbaarheid, V. Onfraai. Onfrisch, onfrisscher. Onfrischheid, V. Ongaaf, ongaver, ongaafst. Ongaar, ongare. Ongaarheid, V. Ongaarne. Ongalijk, -lijker, -lijkst. Ongalijkheid, V. Ongangbaar, -bare. Ongangbaarheid, V. Ongansch, O. Ongansch. Ongastvrij, -vrijer. Ongastvrijheid, V. Ongeacht. Ongeadeld. Ongeaderd. Ongebaand, ongebaander, ongebaandst. Ongebaandheid, V. Ongebaard (baardeloos). Ongebakken. Ongeballast. Ongebalsemd. Ongebeden. Ongebeft. Ongebeurd. Ongebeurlijk, -lijker, -lijkst. Ongebezigd. Ongebiecht. Ongeblanket, ongeblankette. Ongebleekt. Ongebloemd. Ongebluscht. Ongeboeid. Ongeboekt. Ongeboend. Ongebogen. Ongebonden, ongebondener, ongebondenst. Ongebondenheid, V., -heden. Ongeboord. Ongeborduurd. Ongeboren. Ongebreideld. Ongebroken. Ongebruikelijk, -lijker, -lijkst. Ongebruikelijkheid, V. Ongebruikt. Ongebruineerd. Ongebuild. Ongedaan (onverricht), ongedane. Ongedaan (er slecht uitziende), ongedaner, ongedaanst. Ongedacht. Ongedachtig. Ongedagteekend. Ongedateerd. Ongedeeld. Ongedeerd. Ongedekt. Ongedienstig, ongedienstiger, ongedienstigst. Ongedienstigheid, V. Ongedierte, O. Ongedoopt. Ongedopt. Ongedorscht. Ongedrongen. Ongedroogd. Ongedroomd. Ongedrukt. Ongeduld, O. Ongeduldig, ongeduldiger, ongeduldigst. Ongeduldigheid, V. Ongedurig, ongeduriger, ongedurigst. Ongedurigheid, V. Ongedwongen, ongedwongener, ongedwongenst. Ongedwongenheid, V. Ongeëgd. Ongeestig. Ongefatsoeneerd. Ongefoelied. Ongeformeerd. Ongegist. Ongeglansd. Ongegoed. Ongegomd. Ongegord. Ongegrendeld. Ongegrond, ongegronder, ongegrondst. Ongegrondheid, V. Ongehard. Ongeharnast. Ongehaspeld. Ongehavend. Ongehekeld. Ongehinderd. Ongehoopt. Ongehoord, ongehoorder, ongehoordst. Ongehoordheid, V. Ongehoornd en Ongehorend. Ongehoorzaam, -zamer, -zaamst. Ongehoorzaamheid, V., -heden. Ongehouden. Ongehoudenheid, V. Ongehuicheld. Ongehuwd. Ongekaakt. Ongekamd. Ongekantrecht. Ongekapt. Ongekarteld. Ongekend. Ongekeperd. Ongeketend. Ongekeurd. Ongekleed, ongekleede. Ongekleurd. Ongekluisterd. Ongeknakt. Ongekneusd. Ongeknield. Ongeknot, ongeknotte. Ongekookt. Ongekoperd. Ongekorven. Ongekrenkt. Ongekreukt. Ongekroond. Ongekruid. Ongekruld. Ongekuifd. Ongekuischt. Ongekunsteld. Ongekunsteldheid, V. Ongekurkt. Ongekweld. Ongekwetst. Ongel, V. Ongelaagd. Ongelaakt. Ongelaarsd. Ongelachtig, -achtiger, -achtigst. Ongelachtigheid, V. Ongelakt. Ongelasterd. Ongelauwerd. Ongeld, O., ongelden. Ongeleerd. Ongelegen, ongelegener, ongelegenst. Ongelegenheid, V., -heden. Ongeletterd. Ongeletterde, M. en V., ongeletterden. Ongelezen. Ongelig, ongeliger, ongeligst. Ongeligheid, V. Ongelijk, ongelijker, ongelijkst. Ongelijk, O. Ongelijkbaar, -bare. Ongelijkbrekend. Ongelijkelijk. Ongelijkheid, V., -heden. Ongelijkmatig, -matiger, -matigst. Ongelijkmatigheid, V., -heden. Ongelijknamig. Ongelijkslachtig, -slachtiger, -slachtigst. Ongelijkslachtigheid, V. Ongelijksoortig. Ongelijksoortigheid, V. Ongelijkvormig, -vormiger, -vormigst. Ongelijkvormigheid, V. Ongelijmd. Ongelijnd. Ongelikt, ongelikter, ongeliktst. Ongeliktheid, V. Ongelinieerd. Ongelogen. Ongeloken. Ongeloochend. Ongeloof, O. Ongeloofbaar, -baarder, -baarst. Ongeloofbaarheid, V. Ongeloofelijk, -lijker, -lijkst. Ongeloofelijkheid, V. Ongeloofwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig. Ongeloofwaardigheid, V. Ongeloogd. Ongelooid. Ongeloovig, ongelooviger, ongeloovigst. Ongeloovige, M. en V., ongeloovigen. Ongeloovigheid, V. Ongelouterd. Ongeluk, O., ongelukken. Ongelukje, O., -jes. Ongelukkig, ongelukkiger, ongelukkigst. Ongelukkigerwijze en -wijs. Ongeluksbode, M. en V., -boden. Ongeluksdag, M., -dagen. Ongelukskind, O., -kinderen. Ongeluksprofeet, M., -profeten. Ongeluksvogel, M., -vogels. Ongemaaid. Ongemaakt, ongemaakter, ongemaaktst. Ongemaaktheid, V. Ongemachtigd. Ongemak, O., ongemakken. Ongemakje, O., -jes. Ongemakkelijk, -lijker, -lijkst. Ongemakkelijkheid, V. Ongemalen. Ongemangeld. Ongemanierd, ongemanierder, ongemanierdst. Ongemanierdheid, V., -heden. Ongemarmerd. Ongemaskerd. Ongemeen, ongemeener, ongemeenst. Ongemeend. Ongemeenheid, V. Ongemengd. Ongemerkt. Ongemest. Ongemeten. Ongemeubeld. Ongemeubileerd. Ongemoeid. Ongemuilband. Ongemunt. Ongenaakbaar, -baarder, -baarst. Ongenaakbaarheid, V. Ongenade, V. Ongenadig, ongenadiger, ongenadigst. Ongeneesbaar, -bare. Ongeneesbaarheid, V. Ongeneeslijk en Ongeneselijk, -lijker, -lijkst. Ongeneeslijkheid, V. Ongenegen, ongenegener, ongenegenst. Ongenegenheid, V. Ongeneigd. Ongeneigdheid, V. Ongeneselijk. Zie Ongeneeslijk. Ongeneugte, V., ongeneugten. Ongenietbaar, -bare. Ongenoegen, O. Ongenoeglijk, -lijker, -lijkst. Ongenoegzaam, -zamer, -zaamst. Ongenoegzaamheid, V. Ongenoemd. Ongenommerd. Ongenood. Ongenoodigd. Ongeoefend, ongeoefender, ongeoefendst. Ongeoefendheid, V. Ongeolied. Ongeoorloofd, ongeoorloofder, ongeoorloofdst. Ongeoorloofdheid, V. Ongeopend. Ongeordend. Ongepaard. Ongepast, ongepaster. Ongepastheid, V. Ongepekeld. Ongepeld. Ongepeperd. Ongepermitteerd. Ongeplaveid. Ongepleisterd. Ongeplet, ongeplette. Ongeploegd. Ongepluimd. Ongepolijst. Ongepolijstheid, V. Ongepolitoerd. Ongeprezen. Ongepunt. Ongeraden, ongeradener, ongeradenst. Ongeradenheid, V. Ongerand. Ongerechtig, ongerechtiger, ongerechtigst. Ongerechtigheid, V., -heden. Ongereede, O. Ongeregeld, ongeregelder, ongeregeldst. Ongeregeldheid, V., -heden. Ongereinigd. Ongerekend. Ongerept. Ongerezen. Ongerief, O. Ongeriefelijk, -lijker, -lijkst. Ongeriefelijkheid, V., -heden. Ongerijmd, ongerijmder, ongerijmdst. Ongerijmdheid, V., -heden. Ongerimpeld. Ongeroepen. Ongeroosterd. Ongerust, ongeruster. Ongerustelijk. Ongerustheid, V. Ongeschaafd. Ongeschapen. Ongescheiden. Ongescheurd. Ongeschift. Ongeschikt, ongeschikter, ongeschiktst. Ongeschiktheid, V. Ongeschoeid. Ongeschokt. Ongeschonden, ongeschondener, ongeschondenst. Ongeschondenheid, V. Ongeschoren. Ongeschreven. Ongeschubd. Ongeslepen. Ongesloten. Ongesluierd. Ongesmeerd. Ongesmolten. Ongesnoeid. Ongesnoerd. Ongespannen. Ongespleten. Ongesplitst. Ongesponnen. Ongestadig, ongestadiger, ongestadigst. Ongestadigheid, V. Ongestampt. Ongesteeld. Ongesteld. Ongesteldheid, V., -heden. Ongestempeld. Ongesteven. Ongestoffeerd. Ongestoord. Ongestraft. Ongestreept. Ongestudeerd. Ongesuikerd. Ongetakt. Ongetand. Ongeteerd. Ongeteld. Ongetemd. Ongetemperd. Ongetiteld. Ongetoomd. Ongetroost. Ongetrouw, ongetrouwer, ongetrouwst. Ongetrouwd. Ongetrouwelijk. Ongetrouwheid, V. Ongetwijfeld. Ongetwijnd. Ongevaarlijk, -lijker, -lijkst. Ongeval, O., ongevallen. Ongevalletje, O., -jes. Ongevallenwet, V. Ongevallig, ongevalliger, ongevalligst. Ongevalligheid, V. Ongevederd. Ongeveer. Ongeveinsd, ongeveinsder, meest ongeveinsd. Ongeveinsdheid, V. Ongeverfd. Ongevergd. Ongevernist. Ongevleid. Ongevlekt. Ongevleugeld. Ongevoeglijk, -lijker, -lijkst. Ongevoeglijkheid, V. Ongevoelig, ongevoeliger, ongevoeligst. Ongevoeligheid, V. Ongevolgd. Ongevorderd. Ongevormd. Ongevouwen. Ongevraagd. Ongewaarschuwd. Ongewapend. Ongewasschen. Ongewast. Ongewaterd. Ongeweekt. Ongeweigerd. Ongewenscht. Ongeweven. Ongewied. Ongewijd. Ongewild. Ongewillig, ongewilliger, ongewilligst. Ongewilligheid, V. Ongewis, ongewisser, meest ongewis. Ongewisheid, V., -heden. Ongewisseld. Ongewit, ongewitte. Ongewond. Ongewoon, ongewoner, ongewoonst. Ongewoonheid, V., -heden. Ongewoonte, V. Ongewroken. Ongewrongen, ongewrongener, ongewrongenst. Ongewrongenheid, V. Ongezaagd. Ongezaaid. Ongezadeld. Ongezalfd. Ongezegeld. Ongezeglijk, -lijker, -lijkst. Ongezeglijkheid, V. Ongezellig, ongezelliger, ongezelligst. Ongezelligheid, V. Ongezien. Ongezift. Ongezind. Ongezocht, ongezochter, ongezochtst. Ongezochtheid, V. Ongezond, ongezonder, ongezondst. Ongezondheid, V. Ongezoold. Ongezoomd. Ongezouten. Ongezuiverd. Ongezuurd. Ongezwaveld. Ongoddelijk. Ongodist, M., ongodisten. Ongodisterij, V. Ongodsdienstig, -dienstiger, -dienstigst. Ongodsdienstigheid, V. Ongracelijk. Ongrondwettig, -wettiger, -wettigst. Ongrondwettigheid, V. Ongunst, V. Ongunstig, ongunstiger, ongunstigst. Ongunstigheid, V. Onguur, onguurder, onguurst. Onguurheid, V., -heden. Onhandelbaar, -baarder, -baarst. Onhandelbaarheid, V. Onhandig, onhandiger, onhandigst. Onhandigheid, V., -heden. Onharmonisch. Onhebbelijk, -lijker, -lijkst. Onhebbelijkheid, V., -heden. Onheelbaar, -bare. Onheil, O., onheilen. Onheiltje, O., -jes. Onheilig, onheiliger, onheiligst. Onheiligheid, V. Onheilsbode, M., -boden. Onheilsdag, M., -dagen. Onheilspellend. Onherbergzaam, -zamer, -zaamst. Onherbergzaamheid, V. Onherkenbaar, -bare. Onherkenbaarheid, V. Onherkiesbaar, -bare. Onherkiesbaarheid, V. Onherleidbaar, -bare. Onherleidbaarheid, V. Onherroepbaar, -bare. Onherroepbaarheid, V. Onherroepelijk. Onherroepelijkheid, V. Onherstelbaar, -bare. Onheuglijk. Onheusch, onheuscher, meest onheusch. Onheuschheid, V., -heden. Onhistorisch. Onhoffelijk, -lijker, -lijkst. Onhoffelijkheid, V., -heden. Onhollandsch. Onhoudbaar, -baarder, -baarst. Onhoudbaarheid, V. Onhout, O. Onhuiselijk en Onhuislijk, -lijker, -lijkst. Onhuiselijkheid en Onhuislijkheid, V. Oningebonden. Oningelicht. Oningemaakt. Oningenaaid. Oningevuld. Oningewijd. Oninneembaar, -bare. Onjoodsch. Onjuist, onjuister. Onjuistheid, V., -heden. Onkenbaar, -baarder, -baarst. Onkenbaarheid, V. Onkerkelijk. Onkiesch, onkiescher, meest onkiesch. Onkieschheid, V., -heden. Onklaar, -klare. Onklaarheid, V. Onknap. Onkostbaar, -baarder, -baarst. Onkosten (mv.), M. Onkreukbaar, -baarder, -baarst. Onkreukbaarheid, V. Onkruid, O., onkruiden. Onkruidje, O., -jes. Onkuisch, onkuischer, meest onkuisch. Onkuischheid, V. Onkunde, V. Onkundig, onkundiger, onkundigst. Onkwetsbaar, -bare. Onkwetsbaarheid, V. Onland, O., onlanden. Onlangs. Onledig. Onleesbaar, -baarder, -baarst. Onleesbaarheid, V. Onlekker. Onleschbaar, -bare. Onleverbaar, -bare. Onlichamelijk. Onlief, onliever, onliefst. Onlijdelijk, -lijker, -lijkst. Onlijdelijkheid, V. Onlogisch. Onloochenbaar, -baarder, -baarst. Onloochenbaarheid, V. Onlust (lusteloosheid), M. Onlusten (woelingen), (mv.), M. Onlustig, onlustiger, onlustigst. Onlustigheid, V. Onmacht, V. Onmachtig, onmachtiger, onmachtigst. Onmanierlijk, -lijker, -lijkst. Onmanierlijkheid, V., -heden. Onmanlijk, -lijker, -lijkst. Onmanlijkheid, V. Onmatig, onmatiger, onmatigst. Onmatigheid, V. Onmeedoogend, -doogender, -doogendst. Onmeedoogendheid, V. Onmeetbaar, -bare. Onmeetbaarheid, V. Onmensch, O., onmenschen. Onmenschelijk, -lijker, -lijkst. Onmenschelijkheid, V., -heden. Onmerkbaar, -baarder, -baarst. Onmetelijk, -lijker, -lijkst. Onmetelijkheid, V. Onmiddellijk. Onmin, V. Onmisbaar, -baarder, -baarst. Onmisbaarheid, V. Onmiskenbaar, -baarder, -baarst. Onmiskenbaarheid, V. Onmoed, M. Onmogelijk, -lijker, -lijkst. Onmogelijkheid, V., -heden. Onmondig. Onmondigheid, V. Onnadenkend, -denkender, -denkendst. Onnadenkendheid, V. Onnaspeurbaar, -bare. Onnaspeurlijk, -lijker, -lijkst. Onnaspeurlijkheid, V., -heden. Onnatuurlijk, -lijker, -lijkst. Onnatuurlijkheid, V., -heden. Onnauwkeurig, -keuriger, -keurigst. Onnauwkeurigheid, V., -heden. Onnavolgbaar, -baarder, -baarst. Onnavolgbaarheid, V. Onnederlandsch. Onneembaar, -bare. Onnoembaar, -bare. Onnoemelijk, -lijker, -lijkst. Onnoodig, onnoodiger, onnoodigst. Onnoodigheid, V. Onnoozel, onnoozeler, onnoozelst. Onnoozele-kinderendag, M. Onnoozelheid, V. Onnut, onnutter, onnutst. Onnuttig. Onomkoopbaar, -bare. Onomkoopbaarheid, V. Onomstootelijk, -lijker, -lijkst. Onontbeerlijk, -lijker, -lijkst. Onontbeerlijkheid, V. Onontbindbaar, -bare. Onontbindbaarheid, V. Onontdekt. Onontgonnen. Onontvlambaar, -bare. Onontvlambaarheid, V. Onontwijkbaar, -bare. Onontwikkeld. Onooglijk, -lijker, -lijkst. Onooglijkheid, V. Onoorbaar, onoorbaarder, onoorbaarst. Onoorbaarheid, V. Onoordeelkundig, -kundiger, -kundigst. Onoorspronkelijk. Onopengesneden. Onopgebonden. Onopgelost. Onopgemaakt. Onopgemerkt. Onopgeschreven. Onopgesierd. Onopgesmukt. Onopgesneden. Onopgeteekend. Onopgetoomd. Onopgetuigd. Onopgevoed. Onopgewekt. Onophoudelijk. Onoplettend, -lettender, -lettendst. Onoplettendheid, V. Onoplosbaar, -bare. Onoplosbaarheid, V. Onopmerkzaam, -zamer, -zaamst. Onopmerkzaamheid, V. Onoprecht, -rechter, -rechtst. Onoprechtheid, V. Onopzegbaar. Onopzettelijk. Onordelijk, -lijker, -lijkst. Onordelijkheid, V., -heden. Onordentelijk, -lijker, -lijkst. Onordentelijkheid, V., -heden. Onoverdacht. Onoverdekt. Onovergankelijk. Onoverkomelijk, -lijker, -lijkst. Onoverlegd. Onovertrefbaar, -bare. Onovertroffen. Onoverwinbaar, -bare. Onoverwinlijk en Onoverwinnelijk, -lijker, -lijkst. Onoverwinlijkheid, V. Onoverwonnen. Onoverzienbaar, -bare. Onpaedagogisch. Onpartijdig, onpartijdiger, onpartijdigst. Onpartijdigheid, V. Onpartijdiglijk. Onpas (Te -). Onpasselijk. Onpasselijkheid, V. Onpeilbaar, -bare. Onpeilbaarheid, V. Onpersoonlijk. Onpleizierig, -iger, -igst. Onplooibaar, -baarder, -baarst. Onpractisch. Onprofijtelijk, -lijker, -lijkst. Onprofijtelijkheid, V. Onraad, O. Onraadzaam, -zamer, -zaamst. Onraadzaamheid, V. Onrecht, O. Onrechtmatig, -matiger, -matigst. Onrechtmatigheid, V. Onrechtvaardig, -vaardiger, -vaardigst. Onrechtvaardigheid, V., -heden. Onrechtvaardiglijk. Onrechtzinnig, -zinniger, -zinnigst. Onrechtzinnigheid, V., -heden. Onredbaar, -bare. Onredelijk, -lijker, -lijkst. Onredelijkheid, V., -heden. Onredzaam, -zamer, -zaamst. Onredzaamheid, V. Onregelmatig, -matiger, -matigst. Onregelmatigheid, V., -heden. Onrein, onreiner, onreinst. Onreinheid, V., -heden. Onridderlijk, -lijker, -lijkst. Onrijm, O. Onrijp, onrijper, onrijpst. Onrijpheid, V. Onroerend. Onroomsch. Onrust, V., onrusten. Onrustig, onrustiger, onrustigst. Onrustigheid, V. Onruststoker, M., -stokers. Ons (pers. vnw.). Ons, onze, ons. Ons (hectogram), O., onsen. Onsje, O., -jes. Onsamenhangend. Onschadelijk, -lijker, -lijkst. Onschadelijkheid, V. Onschatbaar, -baarder, -baarst. Onscheidbaar, -bare. Onscheidbaarheid, V. Onschendbaar, -bare. Onschendbaarheid, V. Onschriftmatig, -matiger, -matigst. Onschriftmatigheid, V. Onschriftuurlijk. Onschuld, V. Onschuldig, onschuldiger, onschuldigst. Onsierlijk, -lijker, -lijkst. Onsierlijkheid, V. Onslijtbaar, -bare. Onsmakelijk, -lijker, -lijkst. Onsmakelijkheid, V. Onsmeltbaar, -bare. Onsmeltbaarheid, V. Onspoed, M., onspoeden. Onstaatkundig, -kundiger, -kundigst. Onstandvastig, -vastiger, -vastigst. Onstandvastigheid, V. Onstandvastiglijk. Onsterfelijk. Onsterfelijkheid, V. Onsterfelijkheidsgeloof, O. Onsterk, onsterker, onsterkst. Onsterkheid, V. Onsterkte, V. Onstichtelijk, -lijker, -lijkst. Onstichtelijkheid, V., -heden. Onstoffelijk. Onstoffelijkheid, V. Onstraffelijk. Onstrijdbaar, -bare. Onstuimig, onstuimiger, onstuimigst. Onstuimigheid, V., -heden. Ontaalkundig. Ontaard, ontaarder, ontaardst. Ontaarden, ontaardde, is ontaard. Ontaardheid, V. Ontaarding, V., ontaardingen. Ontadelen, ontadelde, heeft ontadeld. Ontastbaar, -bare. Ontbaarden, ontbaardde, heeft ontbaard. Ontbeerlijk, -lijker, -lijkst. Ontbeerlijkheid, V., -heden. Ontberen, ontbeerde, heeft ontbeerd. Ontbering, V., ontberingen. Ontbieden, ontbood, ontboden, heeft ontboden. Ontbieder, M., ontbieders. Ontbieding, V., ontbiedingen. Ontbijt, O., ontbijten. Ontbijtje, O., -jes. Ontbijten, ontbeet, ontbeten, heeft ontbeten. Ontbijtgoed, O. Ontbijtkamer, V., -kamers. Ontbijtkoek (voorwerp), M., -koeken; (stofnaam), V. Ontbijtservies, O., -serviezen. Ontbijttafel, V., -tafels. Ontbijtzaal, V., -zalen; -zaaltje, O., -jes. Ontbindbaar. Ontbindbaarheid, V. Ontbinden, ontbond, heeft ontbonden. Ontbinding, V., ontbindingen. Ontbindingsrecht, O. Ontbladeren, ontbladerde, heeft ontbladerd. Ontbladering, V. Ontblooten, ontblootte, heeft ontbloot. Ontblooting, V., ontblootingen. Ontboeien, ontboeide, heeft ontboeid. Ontboeiing, V. Ontboezemen, ontboezemde, heeft ontboezemd. Ontboezeming, V., ontboezemingen. Ontbolsteren, ontbolsterde, heeft ontbolsterd. Ontbolstering, V. Ontbrandbaar, -bare. Ontbrandbaarheid, V. Ontbranden, ontbrandde, is ontbrand. Ontbranding, V., ontbrandingen. Ontbreidelen, ontbreidelde, heeft ontbreideld. Ontbreken, ontbrak, ontbraken, heeft ontbroken. Ontbreking, V. Ontchristenen, ontchristende, heeft ontchristend. Ontcijferen, ontcijferde, heeft ontcijferd. Ontcijfering, V., ontcijferingen. Ontdaan. Ontdaanheid, V. Ontdekken, ontdekte, heeft ontdekt. Ontdekker, M., ontdekkers. Ontdekking, V., ontdekkingen. Ontdekkingslust, M. Ontdekkingsreis, V., -reizen. Ontdekkingsreiziger, M., -reizigers. Ontdekkingstocht, M., -tochten. Ontdoen, ontdeed, ontdeden, heeft ontdaan. Ontdooien, ontdooide, heeft en is ontdooid. Ontdooiing, V. Ontdragen, ontdroeg, heeft ontdragen. Ontdraven, ontdraafde, is ontdraafd. Ontdrijven, ontdreef, ontdreven, heeft en is ontdreven. Ontdubbelen, ontdubbelde, heeft ontdubbeld. Ontdubbeling, V. Ontduiken, ontdook, ontdoken, heeft en is ontdoken. Ontduiking, V., ontduikingen. Onteerder, M., onteerders. Onteeren, onteerde, heeft onteerd. Onteerend, onteerender, onteerendst. Onteering, V., onteeringen. Ontegenzeglijk, -lijker, -lijkst. Ontegenzegelijkheid, V. Onteigenen, onteigende, heeft onteigend. Onteigening, V., onteigeningen. Onteigeningswet, V., -wetten. Ontelbaar, -bare. Ontelbaarheid, V. Ontembaar, -bare. Ontembaarheid, V. Onterven, onterfde, heeft onterfd. Onterving, V., ontervingen. Ontevreden, ontevredener, ontevredenst. Ontevredenheid, V. Ontevredenheidsbetuiging, V., -betuigingen. Ontfermen (zich -), ontfermde zich, heeft zich ontfermd. Ontfermer, M. Ontferming, V. Ontfronsen, ontfronste, heeft ontfronst. Ontfutselen, ontfutselde, heeft ontfutseld. Ontfutseling, V., ontfutselingen. Ontgaan, ontgaat, ontging, is ontgaan. Ontgelden, ontgold, heeft ontgolden. Ontgespen, ontgespte, heeft ontgespt. Ontgeven (zich -), ontgaf zich, ontgaven zich, heeft zich ontgeven. Ontginnen, ontgon, ontgonnen, heeft ontgonnen. Ontginner, M., ontginners. Ontginning, V., ontginningen. Ontglijden, ontgleed, ontgleden, is ontgleden. Ontglimmen, ontglom, ontglommen, is ontglommen. Ontglippen, ontglipte, is ontglipt. Ontgloeien, ontgloeide, heeft en is ontgloeid. Ontgommen, ontgomde, heeft ontgomd. Ontgoochelen, ontgoochelde, heeft ontgoocheld. Ontgoocheling, V., ontgoochelingen. Ontgraten, ontgraatte, heeft ontgraat. Ontgraven, ontgroef, ontgroeven, heeft ontgraven. Ontgraving, V., ontgravingen. Ontgrendelen, ontgrendelde, heeft ontgrendeld. Ontgrendeling, V. Ontgroeien, ontgroeide, is ontgroeid. Ontgroenen, ontgroende, heeft ontgroend. Ontgroening, V., ontgroeningen. Ontgroenpartij, V., -partijen. Ontgronden, ontgrondde, heeft ontgrond. Ontgronding, V., ontgrondingen. Onthaal, O. Onthaken, onthaakte, heeft onthaakt. Onthalen, onthaalde, heeft onthaald. Onthalzen, onthalsde, heeft onthalsd. Onthalzing, V., onthalzingen. Onthanden, onthandde, heeft onthand. Ontheffen, onthief, onthieven, heeft ontheven. Ontheffing, V., ontheffingen. Ontheiligen, ontheiligde, heeft ontheiligd. Ontheiliger, M., ontheiligers. Ontheiliging, V., ontheiligingen. Ontheisteren, ontheisterde, heeft ontheisterd. Ontheistering, V. Onthollandschen, onthollandschte, heeft onthollandscht. Onthollen, ontholde, is onthold. Onthoofden, onthoofdde, heeft onthoofd. Onthoofding, V., onthoofdingen. Onthouden, onthield, heeft onthouden. Onthouder, M., -houders. Onthouding, V. Onthuiden, onthuidde, heeft onthuid. Onthullen, onthulde, heeft onthuld. Onthulling, V., onthullingen. Onthuppelen, onthuppelde, is onthuppeld. Onthutsen, onthutste, heeft en is onthutst. Ontijd, M., ontijden. Ontijdig, ontijdiger, ontijdigst. Ontijdigheid, V. Ontijlen, ontijlde, is ontijld. Ontilbaar, -bare. Ontilbaarheid, V. Ontjagen, ontjaagde, heeft en is ontjaagd; ook ontjoeg. Ontkapen, ontkaapte, heeft ontkaapt. Ontkaping, V., ontkapingen. Ontkennen, ontkende, heeft ontkend. Ontkenner, M., ontkenners. Ontkenning, V., ontkenningen. Ontkenningswoord, O., -woorden. Ontkerkeren, ontkerkerde, heeft ontkerkerd. Ontkerkering, V. Ontketenen, ontketende, heeft ontketend. Ontketening, V. Ontkiemen, ontkiemde, is ontkiemd. Ontkieming, V. Ontkleeden, ontkleedde, heeft ontkleed. Ontkleeding, V. Ontkleuren, ontkleurde, heeft ontkleurd. Ontkluisteren, ontkluisterde, heeft ontkluisterd. Ontkluistering, V. Ontknoopen, ontknoopte, heeft ontknoopt. Ontknooping, V., ontknoopingen. Ontkolen, ontkoolde, heeft ontkoold. Ontkomen, ontkomt, ontkwam, ontkwamen, is ontkomen. Ontkoming, V., ontkomingen. Ontkoopen, ontkocht, heeft ontkocht. Ontkoppelen, ontkoppelde, heeft ontkoppeld. Ontkoppeling, V. Ontkorrelen, ontkorrelde, heeft ontkorreld. Ontkorsten, ontkorstte, heeft ontkorst. Ontkorsting, V. Ontkruipen, ontkroop, ontkropen, is ontkropen. Ontkuipen, ontkuipte, heeft ontkuipt. Ontkurken, ontkurkte, heeft ontkurkt. Ontkurking, V. Ontlaadtang, V., -tangen. Ontladen, ontlaadde, heeft ontladen. Ontlader, M., ontladers. Ontlading, V., ontladingen. Ontlasten, ontlastte, heeft ontlast. Ontlasting, V. Ontlastingsboog, M., -bogen. Ontlastpijp, V., -pijpen. Ontlaten, ontliet, heeft en is ontlaten. Ontlating, V. Ontleden, ontleedde, heeft ontleed. Ontleder, M., ontleders. Ontledigen, ontledigde, heeft ontledigd. Ontlediging, V., ontledigingen. Ontleding, V., ontledingen. Ontleedkamer, V., -kamers. Ontleedkunde, V. Ontleedkundig. Ontleedkundige, M. en V., -kundigen. Ontleedkunst, V. Ontleedmes, O., -messen. Ontleenen, ontleende, heeft ontleend. Ontleening, V., ontleeningen. Ontleeren, ontleerde, heeft ontleerd. Ontlijken, ontlijkte, heeft ontlijkt. Ontlijven, ontlijfde, heeft ontlijfd. Ontlijving, V., ontlijvingen. Ontlokken, ontlokte, heeft ontlokt. Ontlooden, ontloodde, heeft ontlood. Ontloopen, ontliep, is ontloopen. Ontlooping, V., ontloopingen. Ontlooveren, ontlooverde, heeft ontlooverd. Ontluiken, ontlook, ontloken, heeft en is ontloken. Ontluiking, V. Ontluisteren, ontluisterde, heeft ontluisterd. Ontluistering, V. Ontmaagden, ontmaagdde, heeft ontmaagd. Ontmannen, ontmande, heeft ontmand. Ontmanning, V. Ontmantelen, ontmantelde, heeft ontmanteld. Ontmanteling, V., ontmantelingen. Ontmaskeren, ontmaskerde, heeft ontmaskerd. Ontmaskering, V., ontmaskeringen. Ontmast. Ontmasten, ontmastte, heeft ontmast. Ontmenscht. Ontmergeld. Ontmoedigen, ontmoedigde, heeft ontmoedigd. Ontmoediging, V. Ontmoeten, ontmoette, heeft en is ontmoet. Ontmoeting, V., ontmoetingen. Ontmunten, ontmuntte, heeft ontmunt. Ontnederlandschen, ontnederlandschte, heeft ontnederlandscht. Ontnemen, ontnam, ontnamen, heeft ontnomen. Ontneming, V. Ontnestelen, ontnestelde, heeft ontnesteld. Ontnuchteren, ontnuchterde, heeft en is ontnuchterd. Ontnuchtering, V., ontnuchteringen. Ontoegankelijk, -lijker, -lijkst. Ontoegankelijkheid, V. Ontoepasselijk. Ontoereikend. Ontoereikendheid, V. Ontoerekenbaar, -bare. Ontoerekenbaarheid, V. Ontoerekeningsvatbaar, -bare. Ontoombaar, -bare. Ontoonbaar, -bare. Ontpakken, ontpakte, heeft ontpakt. Ontpakking, V., ontpakkingen. Ontpantseren, ontpantserde, heeft ontpantserd. Ontparen, ontpaarde, heeft ontpaard. Ontpersen, ontperste, heeft ontperst. Ontplanken, ontplankte, heeft ontplankt. Ontploffen, ontplofte, is ontploft. Ontploffing, V., ontploffingen. Ontplooien, ontplooide, heeft ontplooid. Ontplooiing, V. Ontplukken, ontplukte, heeft ontplukt. Ontpolderen, ontpolderde, heeft ontpolderd. Ontpoorteren, ontpoorterde, heeft ontpoorterd. Ontpoortering, V. Ontpraten, ontpraatte, heeft ontpraat. Ontraadselen, ontraadselde, heeft ontraadseld. Ontraadseling, V. Ontraden, ontried, heeft ontraden; ook ontraadde. Ontrading, V. Ontrafelen, ontrafelde, heeft ontrafeld. Ontrakken, ontrakte, heeft ontrakt. Ontrampeneerd. Ontredderd. Ontrefbaar, -bare. Ontreinigen, ontreinigde, heeft ontreinigd. Ontreiniging, V., ontreinigingen. Ontrennen, ontrende, is ontrend. Ontrieven, ontriefde, heeft ontriefd. Ontrieving, V. Ontrijden, ontreed, ontreden, is ontreden. Ontrijgen, ontreeg, ontregen, heeft ontregen. Ontrijzen, ontrees, ontrezen, is ontrezen. Ontrimpelen, ontrimpelde, heeft ontrimpeld. Ontrimpeling, V. Ontroeien, ontroeide, is ontroeid. Ontroeren, ontroerde, heeft en is ontroerd. Ontroerend. Ontroering, V., ontroeringen. Ontrollen, ontrolde, heeft en is ontrold. Ontronselen, ontronselde, heeft ontronseld. Ontroostbaar, -baarder, -baarst. Ontroostbaarheid, V. Ontrooven, ontroofde, heeft ontroofd. Ontrooving, V. Ontrouw, V. Ontrouw, ontrouwer, ontrouwst. Ontrouwelijk. Ontruimen, ontruimde, heeft ontruimd. Ontruiming, V., ontruimingen. Ontrukken, ontrukte, heeft ontrukt. Ontrukking, V. Ontrusten, ontrustte, heeft ontrust. Ontschaken, ontschaakte, heeft ontschaakt. Ontschepen, ontscheepte, heeft ontscheept. Ontscheping, V., ontschepingen. Ontscheuren, ontscheurde, heeft ontscheurd. Ontschieten, ontschoot, ontschoten, is ontschoten. Ontschillen, ontschilde, heeft ontschild. Ontschoeien, ontschoeide, heeft ontschoeid. Ontschoeiing, V. Ontschuilen, ontschool, ontscholen, heeft en is ontscholen. Ontschuldigen, ontschuldigde, heeft ontschuldigd. Ontschuldiging, V., ontschuldigingen. Ontschutteren, ontschutterde, heeft ontschutterd. Ontsieren, ontsierde, heeft ontsierd. Ontsiering, V., ontsieringen. Ontslaan, ontslaat, ontsloeg, heeft ontslagen. Ontslag, O. Ontslagbrief M., -brieven; -briefje, O., -jes. Ontslagneming, V., -nemingen. Ontslapen, ontsliep, is ontslapen. Ontslippen, ontslipte, is ontslipt. Ontsluieren, ontsluierde, heeft ontsluierd. Ontsluiering, V., ontsluieringen. Ontsluipen, ontsloop, ontslopen, is ontslopen. Ontsluiping, V. Ontsluiten, ontsloot, ontsloten, heeft ontsloten. Ontsluiter, M., ontsluiters. Ontsluiting, V. Ontsmetten, ontsmette, heeft ontsmet. Ontsmetting, V., ontsmettingen. Ontsmettingsmiddel, O., -middelen. Ontsmettingsoven, M., -ovens. Ontsnaard. Ontsnappen, ontsnapte, is ontsnapt. Ontsnapping, V., ontsnappingen. Ontsnappingswerk, O. Ontsnellen, ontsnelde, is ontsneld. Ontsnoepen, ontsnoepte, heeft ontsnoept. Ontsnoeren, ontsnoerde, heeft ontsnoerd. Ontspannen, ontspande, heeft ontspannen. Ontspanning, V., ontspanningen. Ontspartelen, ontspartelde, is ontsparteld. Ontspatten, ontspatte, is ontspat. Ontspinnen, ontspon, ontsponnen, heeft ontsponnen. Ontsporen, ontspoorde, is ontspoord. Ontsporing, V., ontsporingen. Ontspringen, ontsprong, is ontsprongen. Ontspruiten, ontsproot, ontsproten, is ontsproten. Ontstaan, ontstaat, ontstond, is ontstaan. Ontsteigeren, ontsteigerde, is ontsteigerd. Ontsteken, ontstak, ontstaken, heeft en is ontstoken. Ontsteking, V., ontstekingen. Ontstekingskoorts, V., -koortsen. Ontstekingsmiddel, O., -middelen. Ontsteld. Ontstelen, ontstal, ontstalen, heeft ontstolen. Ontsteling, V. Ontstellen, ontstelde, heeft en is ontsteld. Ontsteltenis, V. Ontstemd. Ontstemdheid, V. Ontstemmen, ontstemde, heeft en is ontstemd. Ontstemming, V. Ontstentenis, V. Ontsterven, ontstierf, ontstierven, is ontstorven. Ontstichten, ontstichtte, heeft ontsticht. Ontstichting, V. Ontstijgen, ontsteeg, ontstegen, is ontstegen. Ontstoken. Ontstrengelen, ontstrengelde, heeft ontstrengeld. Ontstrijden, ontstreed, ontstreden, heeft ontstreden. Ontstrikken, ontstrikte, heeft ontstrikt. Ontstroomen, ontstroomde, is ontstroomd. Onttakelen, onttakelde, heeft en is onttakeld. Onttakeling, V., onttakelingen. Onttogen (deelw.). Onttooveren, onttooverde, heeft onttooverd. Onttrekken, onttrok, onttrokken, heeft onttrokken. Onttroggelen, onttroggelde, heeft onttroggeld. Onttronen (van den troon stooten), onttroonde, heeft onttroond. Onttroning, V., onttroningen. Onttroonen (aftroonen), onttroonde, heeft onttroond. Onttuien, onttuide, heeft onttuid. Onttuigen, onttuigde, heeft onttuigd. Ontucht, V. Ontuchtelijk. Ontuchtig, ontuchtiger, ontuchtigst. Ontuchtigheid, V. Ontuig, O. Ontvallen, ontviel, is ontvallen. Ontvang, M. Ontvangbak, M., -bakken. Ontvangbewijs, O., -bewijzen. Ontvangdag, M., -dagen. Ontvangen, ontving, heeft ontvangen. Ontvangenis, V. Ontvanger, M., ontvangers. Ontvangerskantoor, O., -kantoren. Ontvangerspost, M., -posten. Ontvanging, V. Ontvangkamer, V., -kamers. Ontvangst, V., ontvangsten. Ontvangstbewijs, O., -bewijzen. Ontvankelijk, -lijker, -lijkst. Ontvankelijkheid, V. Ontvaren, ontvoer, is ontvaren. Ontvechten, ontvocht, heeft ontvochten. Ontveinzen, ontveinsde, heeft ontveinsd. Ontveinzing, V. Ontvellen, ontvelde, is ontveld. Ontvelling, V., ontvellingen. Ontvetten, ontvette, heeft ontvet. Ontvlambaar, -baarder, -baarst. Ontvlambaarheid, V. Ontvlammen, ontvlamde, heeft en is ontvlamd. Ontvlamming, V. Ontvlechten, ontvlocht, heeft ontvlochten. Ontvleezen, ontvleesde, heeft ontvleesd. Ontvleien, ontvleide, heeft ontvleid. Ontvlieden, ontvlood, ontvloden, is ontvloden. Ontvlieding, V. Ontvliegen, ontvloog, ontvlogen, is ontvlogen. Ontvloeien, ontvloeide, is ontvloeid. Ontvluchten, ontvluchtte, is ontvlucht. Ontvluchting, V., ontvluchtingen. Ontvoerder, M., ontvoerders. Ontvoeren, ontvoerde, heeft ontvoerd. Ontvoering, V., ontvoeringen. Ontvolken, ontvolkte, heeft ontvolkt. Ontvolking, V. Ontvonken, ontvonkte, heeft en is ontvonkt. Ontvonking, V. Ontvoogden, ontvoogdde, heeft ontvoogd. Ontvoogding, V. Ontvouwen, ontvouwde, heeft ontvouwd en ontvouwen. Ontvouwing, V. Ontvreemden, ontvreemdde, heeft ontvreemd. Ontvreemding, V., ontvreemdingen. Ontvrijen, ontvrijde, heeft ontvrijd. Ontwaken, ontwaakte, is ontwaakt. Ontwaking, V. Ontwapenen, ontwapende, heeft ontwapend. Ontwapening, V. Ontwaren, ontwaarde, heeft ontwaard. Ontwarren, ontwarde, heeft ontward. Ontwarring, V. Ontwassen, ontwies, ontwiesen, is ontwassen. Ontwateren, ontwaterde, heeft ontwaterd. Ontweien, ontweide, heeft ontweid. Ontweiing, V. Ontweldigen, ontweldigde, heeft ontweldigd. Ontweldiger, M., ontweldigers. Ontweldiging, V. Ontwennen, ontwende, heeft en is ontwend. Ontwenning, V. Ontwerp, O., ontwerpen. Ontwerpje, O., -jes. Ontwerpen, ontwierp, heeft ontworpen. Ontwerper, M., ontwerpers. Ontwerp-tractaat, O., -tractaten. Ontwijden, ontwijdde, heeft ontwijd. Ontwijder, M., ontwijders. Ontwijding, V. Ontwijfelbaar, -baarder, -baarst. Ontwijk, O. Ontwijken, ontweek, ontweken, heeft en is ontweken. Ontwijking, V. Ontwikkelaar, M., -laars. Ontwikkelbaar, -bare. Ontwikkelen, ontwikkelde, heeft ontwikkeld. Ontwikkeling, V., ontwikkelingen. Ontwikkelingsgang, M. Ontwikkelingsgeschiedenis, V. Ontwikkelingsleer, V. Ontwikkelingstijdperk, O., -perken. Ontwinden, ontwond, heeft ontwonden. Ontwoekeren, ontwoekerde, heeft ontwoekerd. Ontwolken, ontwolkte, heeft ontwolkt. Ontworstelen, ontworstelde, is ontworsteld. Ontwortelen, ontwortelde, heeft ontworteld. Ontwrichten, ontwrichtte, heeft ontwricht. Ontwringen, ontwrong, heeft ontwrongen. Ontzadelen, ontzadelde, heeft ontzadeld. Ontzag, O. Ontzaglijk, -lijker, -lijkst. Ontzaglijkheid, V. Ontzagverwekkend. Ontzagwekkend, -wekkender, -wekkendst. Ontzakken, ontzakte, is ontzakt. Ontzegelen, ontzegelde, heeft ontzegeld. Ontzegeling, V., ontzegelingen. Ontzeggen, ontzeide, heeft ontzegd en ontzeid. Ontzegging, V. Ontzeilen, ontzeilde, is ontzeild. Ontzenuwen, ontzenuwde, heeft ontzenuwd. Ontzenuwing, V. Ontzet, O. Ontzetbaar, -bare. Ontzetten, ontzette, heeft en is ontzet. Ontzettend, ontzettender, ontzettendst. Ontzetter, M., ontzetters. Ontzetting, V., ontzettingen. Ontzielen, ontzielde, heeft ontzield. Ontzien, ontzag, ontzagen, heeft ontzien. Ontzijgen, ontzeeg, ontzegen, is ontzegen. Ontzind. Ontzinken, ontzonk, is ontzonken. Ontzinking, V. Ontzondigen, ontzondigde, heeft ontzondigd. Ontzondiging, V. Ontzuigen, ontzoog, ontzogen, heeft ontzogen. Ontzuiveren, ontzuiverde, heeft ontzuiverd. Ontzuivering, V. Ontzwachtelen, ontzwachtelde, heeft ontzwachteld. Ontzwavelen,