The Project Gutenberg eBook of Het boek der Etiquette

This ebook is for the use of anyone anywhere in the United States and most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this ebook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you will have to check the laws of the country where you are located before using this eBook.

Title: Het boek der Etiquette

Author: Yvonne

Release date: August 10, 2011 [eBook #37023]
Most recently updated: January 8, 2021

Language: Dutch

Credits: Produced by the Online Distributed Proofreading Team at
https://www.pgdp.net

*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK HET BOEK DER ETIQUETTE ***

Opmerkingen van de bewerker

De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren.

Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld.

Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn gecorrigeerd; deze zijn voorzien van een dunne rode stippellijn, waarbij de Brontekst via een zwevende pop-up beschikbaar is.
Variaties in spelling (met/zonder trema, met/zonder afbreekstreepje) zijn behouden.
Een extra verduidelijking of vertaling is beschikbaar bij woorden die voorzien zijn van een dunne groene stippellijn.

Een overzicht van de aangebrachte correcties is te vinden aan het eind van dit bestand.

Dit Project Gutenberg e-boek bevat externe referenties. Het kan zijn dat deze links voor u niet werken.

voorzijde

 





EERVOLLE VERMELDING AMSTERDAM 1908
: EERVOLLE VERMELDING HAARLEM 1910 :
Practische Bibliotheek
Schreber, Longen-Gymnastiek35 Ct.
Bock, Eerste Hulp Ongelukken35  „  
Amateur Fotograaf. 2e druk25  „  
Toepoel, Physical Culture60  „  
Licht-, Lucht- en Zonnebaden30  „  
Mijn Aquarium35  „  
De Kleine Briefsteller35  „  
De Jonge Schaker35  „  
Broekkamp, Jonge Dammerƒ 1.25
Broekkamp, Damstudies35 Ct.
Leefson, Nieuwste Dansen35  „  
Skatspel, handleiding50  „  
Billardschool. 2e druk35  „  
Ott, Rijwiel, inrichting. 2e dr.25  „  
Levensmagnetisme15  „  
Mijn Terrarium35  „  
Luchtscheepvaart, pop. besch.30  „  
Chauffeurs-School75  „  
Eenvoudige Boekhouding35  „  
Telegrafie zonder draad35  „  
Röntgenstralen en Radium35  „  
De Dammer35  „  
Zweedsche Gymnastiek60  „  
Voetbal omnia Vincit30  „  
Hoe maak ik Tenten?30  „  
Do you speak English?30  „  
Parlez-vous Français?30  „  
Sprechen Sie Deutsch?30  „  
Parla Italiano?30  „  
Parolas Esperante?30  „  
Vlinderverzameling35  „  
Nieuw Spelenboek35  „  
Hengelsport35  „  
De Padvinders25  „  
Konijnenfokken35  „  
Sport-Bibliotheek
Voetbal-Sport25 Ct.
Voetbal-Scheidsrechter60  „  
Voetbal. 4e druk25  „  
Lawn Tennis. 2e dr.30  „  
Lawn Tennis. 3e dr.ƒ 1.60
Water-Polo. 2e dr.30 Ct.
Cricket30  „  
Croquet30  „  
Kegelen30  „  
Korfbal30  „  
Hockey30  „  
Hockey. Eng. regels60  „  
Hardloopen. 2e dr.30  „  
Roeien35  „  
Zeilen50  „  
Zwemschool 2e dr.35  „  
Droogzwemmen15  „  
Boksen. 2e druk35  „  
Schermen50  „  
Worstelen60  „  
Schoonrijden50  „  
Kolven50  „  
Rolschaatsenrijden30  „  
Openluchtspelen45  „  
Halteren35  „  
Skiloopen30  „  
Kaatsen50  „  
Wielrennen35  „  
Wandelen35  „  
Balwerpen35  „  
Handboogschieten35  „  
Ju Jutsu60  „  
Motorbootsport60  „  
Manoeuvres te paard60  „  
:: UITGAVEN VAN J. F. VAN DE VEN TE BAARN ::

 

HET BOEK DER ETIQUETTE

 


 

Het boek der Etiquette

DOOR

YVONNE

decoratieve illustratie

BAARN—J. F. VAN DE VEN

 

Typ. Firma Van der Want & Co., Amersfoort.

 

UITERLIJK EN KLEEDING.

Aan onze vormen en manieren moet men kunnen zien, dat wij beschaafde menschen zijn, en daarom moeten wij in de allereerste plaats op ons uiterlijk letten. Een der vele bewijzen van beschaving is reinheid en netheid. Wij kunnen hier niet uitwijden over de noodzakelijkheid van veel baden en wasschen en dikwijls schoon ondergoed aantrekken, of over het onderhoud van ons hoofd en het haar. Maar hoe vaak zijn menschen, die zich zelve zeer beschaafd en ontwikkeld vinden, toch slordig in hun uiterlijk en kleeding! Hoe dikwijls ziet men op straat een vuilen of afgetrapten onderrok uit een elegant wandeltoilet komen. Netheid bestaat uit ontelbare kleinigheden, die maar al te vaak verwaarloosd worden. Ons uiterlijk en onze kleeding moeten in de eerste plaats verzorgd zijn. Geen luchtgaatjes in kousen en handschoenen, geen stof op den hoogen hoed, geen vette kraag aan overjas en japon, geen rouwrandjes aan de nagels.

Een waarlijk beschaafd mensch neemt in den huiselijken kring dezelfde vormen en manieren in acht als daar buiten, immers goede manieren zijn geene uiterlijkheden, maar vormen een deel van ons wezen en komen uit ons hart en ons verstand voort. Daarom zal het een waarlijk beschaafde vrouw  onmogelijk zijn 's morgens aan het ontbijt hare huisgenooten te vergasten op het leelijke schouwspel van papillotten of krulhaarspelden; om de zelfde reden zal de heer des huizes niet zonder jas of boord in de huiskamer verschijnen. Steeds moet uw uiterlijk zoo zijn, dat, zoo er een onverwacht bezoeker binnentreedt, gij hem zonder onrust of verlegenheid tegemoet kunt treden.

's Morgens moet het toilet der huisvrouw eenvoudig en doelmatig zijn; een peignoir met langen sleep is af te raden, daar hierdoor bij het gaan door keuken en kelder onnoodig stof wordt opgewarreld. Een korte rok (vooral niet te nauw, dat men zich makkelijk kan bewegen) een flanellen blouse met witten boord zijn vooral voor jonge vrouwen en meisjes een passend en geschikt morgencostuum. Af te raden is het, om 's morgens een japon te dragen die voor 's middags niet meer mooi of schoon genoeg is. Een vrouw die 's morgens in een verlepte zijden blouse loopt, maakt geen aangenamen indruk. De kleeding moet zoowel bij mannen als bij vrouwen steeds smaakvol, doch eenvoudig zijn, want overladen, schel gekleurde en te rijk gegarneerde japonnen maken geen voornamen indruk. Hoe eenvoudig zij ook zijn, de japonnen moeten steeds goed zitten en met zorg gekozen worden, zoodat kleur en model bij figuur en gelaat passen.

De kleeding eischt dikwijls veel overleg en nadenken, daar men telkens voor de vraag staat: „Wat zal ik aantrekken? Heb ik een voor deze gelegenheid geschikte japon? Zou dit costuum niet te gekleed of zou deze japon niet te eenvoudig zijn? Immers wat is onaangenamer dan de eenige te zijn, die op een feestje in een donkere japon verschijnt?

 

Menschen, die al te zeer aan vormen hechten en op kleeding letten, vinden, dat men voor een uitnoodiging bedanken moet, als men geen passend toilet heeft. Waarom zou men zich niet mogen amuseeren, omdat de jas niet volgens den laatsten snit gemaakt is, of omdat de japon niet de allerlaatste gril van Vrouw Mode weergeeft? Immers, hoe belangrijk ook, de kleeding is toch nooit de hoofdzaak, en menigeen, die minder modieus gekleed is, zal een welkome gast zijn om het aangenaam gesprek dat hij of zij weet te voeren, om den vroolijken toon dien hij weet gaande te houden of om zijne belezenheid.

Het spreekt vanzelf, dat men met een huisjapon niet op straat gaat, tenzij het slecht weer is; hiervoor is het visite- of wandelcostuum aangewezen.

Gaat men naar een diner of soirée, dan trekt men de beste japon aan van lichte dunne stof of zijde. Wanneer men lang van te voren uitgenoodigd is, gaat men gedecolleteerd of hals en armen bedekt met tulle.

Voor hen, die er zich ongerust over maken, dat hun toilet niet mooi genoeg is, heb ik alleen dezen raad: zorg er voor, dat gij er steeds onberispelijk en netjes uitziet en dat er niets aan uw toilet mankeert, dan zult ge er u nooit over behoeven te schamen.

Het wordt over het algemeen niet beschaafd gevonden om zich te blanketten of te verven, hoewel het in groote steden veel gedaan wordt, zelfs door waarlijk deftige dames. Ook met odeur moet men zeer voorzichtig omgaan en nooit twee of meer soorten door elkaar gebruiken. Een heel zachte, nauw merkbare geur kan niemand hinderen en is aangenaam voor de persoon zelve en ook voor anderen.

 

Voor de heeren is de keuze van toilet gemakkelijker dan voor de dames, daar voor feestelijke gelegenheden in beperkten kring de gekleede jas het aangewezen kleedingsstuk is, indien er meer gasten zijn, de smoking wordt gedragen en als galacostuum de rok dienst doet. Verder bevat een heeren-garderobe een of meer colbert costuums en indien er neigingen voor sport bestaan, een sportcostuum, meestal met korte broek.

Bij den rok moet men zich verder eenvoudig kleeden en vooral geen opvallende overhemdsknoopjes dragen. Er behoort een klein wit strikje als das bij. Bij de smoking draagt men een zwarte das, terwijl de gekleede jas een zwarte of gekleurde das en gekleurde handschoenen vereischt. Bij rok en gekleede jas behoort de hooge hoed. Daar de heerenkleeding over het algemeen niet flatteus is, moet er gelet worden op onberispelijk linnengoed en nette schoenen en laarzen.

OP STRAAT.

Op straat toont de beschaafde mensch zijn manieren door zich te houden aan de voorschriften en wetten, die de overheid voor de veiligheid en het gemak van voetgangers opgesteld heeft. Hoe vaak gebeuren er ongelukken doordat menschen naar den verkeerden kant uitwijken of nog op het laatste oogenblik de straat oversteken! Het verkeer op trottoirs en in straten wordt maar al te dikwijls belemmerd door eenige menschen, die met elkaar blijven staan praten of juffrouwen die met kinderwagens tegen den stroom in rijden. Maar op straat moet men ook de onderlinge  beleefdheid nooit vergeten. Zoo moet men een vriend, die blijkbaar haast heeft, niet staande houden; wilt ge hem echter iets mededeelen, loop dan met hem mede. Een heer mag een dame niet ophouden, wel echter met haar meeloopen. Een dame spreekt slechts zelden een heer aan op straat. Op straat behoort men zacht te spreken en vooral nooit hardop namen te noemen, ook luid lachen staat niet voornaam, dat kan men thuis doen.

Men blijft nooit bij oploopjes staan en loopt door zonder om te kijken, ook als is men nog zoo nieuwsgierig om te weten wat er te doen is. Wanneer ge met iemand loopt, die door een u onbekende gegroet wordt, dan buigt gij even mede, als eene beleefdheid tegenover uw metgezel. Een jong meisje wacht natuurlijk totdat een haar bekende heer groet, waarop zij vriendelijk terug groet en hem even aanziet. Komt zij een echtpaar tegen, waarvan de dame ouder is dan zij zelve, dan kan zij het eerst groeten, eenvoudig en vriendelijk. Sommige menschen hebben de slechte gewoonte in de huizen naar binnen te gluren, wat zeer onbescheiden is.

Een jongmensch groet eene dame telkens als hij haar ontmoet, al is het kort na elkaar; bij een heer kan hij in dat geval met één groet volstaan. Wandelt de jonge man met een vriend, die iemand groet, dan moet hij eveneens den hoed afnemen. Spreekt de vriend iemand aan, die het jonge mensch niet kent, dan blijft hij op den achtergrond om het gesprek niet te storen of wandelt langzaam op; bij het verder gaan neemt hij weer den hoed af.

Een heer, die met een dame loopt, moet een handschoen, den linker, aanhebben en in die hand den anderen handschoen dragen. Wanneer  hij iemand op straat een hand geeft, reikt hij dus de rechter, onbedekte hand. Een dame moet op straat altijd handschoenen aan hebben, doch daar wordt er in de laatste jaren maar al te dikwijls tegen gezondigd. Over het algemeen letten de Hollandsche dames vaak zeer weinig op haar toilet en meenen, dat het er 's morgens niet op aan komt en dat men dan rustig met slordige, scheefgeloopen schoenen en bloote handen rondloopen kan. Nu zijn echter juist schoenen en handschoenen zeer kenschetsend voor de meer of mindere beschaving eener vrouw en werpen vaak een helder licht op haar karaktereigenschappen. Een dame, die 's morgens boodschappen doet, draagt een eenvoudig costuum met niet te eleganten hoed. 's Middags, wanneer men bezoeken aflegt, wordt het wandeltoilet met goeden hoed aangetrokken. Een heer die met eene dame loopt, mag alleen rooken, wanneer hij haar heel goed kent en zij het hem toestaat.

Komt iemand, die rookt, een kennis tegen, dien hij moet groeten, dan neemt hij de sigaar uit den mond. Men moet er vooral op letten, nooit iemand den rook in het gezicht te blazen. Men houdt bij een gesprek op straat de sigaar in de hand, tot men afscheid heeft genomen en verder gaat.

Voor heeren, die met dames loopen, geldt de volgende regel: de heer gaat links van de dame. Is de straat in het midden met keien bestraat, waar langs een trottoir of bestrating van klinkers, dan laat hij de dame op de kleine steentjes loopen.

Het maakt altijd een aangenamen indruk, wanneer een heer of jonge dame op straat beleefd tegenover oudere lieden zijn, hen helpen  bij het oversteken van een drukke straat of als zij een pakje of wandelstok laten vallen, dien voor hen oprapen. Ook is het beleefd, om iemand die u naar den weg vraagt, voorkomend te bejegenen en voort te helpen. Wanneer gij den weg niet duidelijk verklaren kunt, loop dan een eindje met hem mede en leg hem vervolgens den naasten weg eenvoudig en duidelijk uit; ingewikkelde en omslachtige verklaringen zijn verwarrend. Moet men zelf naar den weg vragen, dan neemt men eerst den hoed af, alvorens iemand aan te spreken.

Wanneer een dame in een volle tram komt, zal het haar aangenaam zijn, wanneer een heer haar zijn plaats afstaat; hij neemt daarbij den hoed af, waarop de dame even buigt en hem bedankt.

Bij het winkelen mag men rustig voor de winkeluitstallingen blijven staan. Gaat men met andere personen een theater, concertgebouw, station, postkantoor of ander gebouw binnen, dan eischt de beleefdheid dat men de deur even voor de volgende persoon open houdt. Bij zulke gelegenheden laten de heeren de dames natuurlijk voorgaan.

BEZOEKEN AFLEGGEN EN ONTVANGEN.

Bezoeken komen in ieders leven bijna dagelijks voor, en de verschillende soorten van bezoeken stellen alle weer andere eischen aan beleefdheid en beschaving; daarom juist wordt er zooveel tegen gezondigd.

De meeste menschen beschouwen bezoeken  afleggen als een vervelende, maar zoo nu en dan noodzakelijke plicht, die zij uitstellen, totdat de beleefdheid er hen toe dwingt.

Men onderscheidt officiëele visites, gelegenheidsbezoeken, digestiebezoeken en de gezellige bezoekjes bij vrienden.

De officiëele visites worden met groote tusschenpoozen bij deftige kennissen afgelegd. Zij moeten zoo kort mogelijk, nooit langer dan een kwartier of twintig minuten duren.

Heeren maken dadelijk na het aanvaarden eener nieuwe betrekking een visite bij hunne meerderen en collega's. Dit geldt voor heeren, die op hetzelfde kantoor of aan dezelfde rechtbank werken en voor officieren van een garnizoensplaats. Men draagt dan de gekleede jas met hoogen hoed en gekleurde handschoenen, officieren in groot tenue. Verhuist een jongmensch naar een andere woonplaats, dan maakt hij natuurlijk bij alle kennissen een afscheidsbezoek; wordt hij niet ontvangen, dan geeft hij een visitekaartje af met in den linker benedenhoek p. p. c. erop. Ook maakt een heer een visite voordat hij op reis gaat. Men vermijde bezoeken af te leggen kort voor St.-Nicolaas, Kerstmis en Paschen, daar de meeste menschen het juist van te voren dan zeer druk hebben. Jongelieden leggen slechts zeer zelden 's morgens bezoeken af; dit is in Holland geen officiëele bezoektijd en slechts bij uitzondering geoorloofd.

Meestal zijn het de dames, die de visites maken; zij dragen daartoe (tenminste voor de officieele bezoeken) een gekleed wandeltoilet met onberispelijk schoone handschoenen en nette schoenen. Men veegt zijne voeten flink op de mat en laat overschoenen en parapluie  in de gang staan. Heeren trekken hun overjas uit en komen alleen met den hoed binnen.

Tegenwoordig komen de vaste ontvangdagen of „jours” bijna overal voor; men houdt ze op een vasten dag elke week of om de veertien dagen. Op dien dag ontvangt de vrouw des huizes alleen of met hare dochters, de heer des huizes ontvangt gewoonlijk alleen Zondags mede. Van af twee uur kan men op zulk een „jour” verschijnen, ook heeren worden dan ontvangen. Tegen vier uur schenkt de gastvrouw thee; zij doet alleen den thee in de kopjes, die zij op een blaadje met melkkannetje, suikerpotje en lepelvaasje aanbiedt.

Men kan tot 5 uur toe bezoeken afleggen, daar de meeste menschen tegenwoordig om 6 uur of later eten.

Onder gelegenheidsbezoeken verstaat men visites ter gelegenheid van de geboorte van een kind, de kraamvisites, die alleen door dames worden afgelegd, waarbij het kindje vertoond wordt, en de baker daarvoor een fooi krijgt. Verder andere felicitatiebezoeken voor verjaardagen, die ongeveer tien minuten duren. En ten slotte condoleantiebezoeken, waarbij men vaak niet ontvangen wordt. Als dit onder de annonce in de courant vermeld is, dan behoeft ge alleen een kaartje in de bus te werpen. Als het goede kennissen van u zijn, die een verlies geleden hebben, dan schrijft ge dadelijk een kort briefje van deelneming en gaat er na tien of veertien dagen nog eens heen. Digestie-bezoeken brengt men na het ontvangen eener uitnoodiging voor een diner, bal, muziekavond, of wanneer iemand u door het geven van concert- of comedieplaatsen eene  vriendelijkheid bewezen heeft. Dit bezoek is meestal stijf en moet op den tweeden of derden Zondag na den datum van het feest plaats hebben. Heeft de gastvrouw een „jour”, dan bezoekt men die de tweede week na het feest; hiertoe is men verplicht, ook al heeft men voor de uitnoodiging bedankt.

Contra- of tegenbezoeken brengt men binnen de 6 weken; met contra-rouwbezoeken kan men drie maanden wachten.

Wordt men door iemand uitgenoodigd haar eens te bezoeken of hebt gij zelf gevraagd om eens te mogen komen, dan eischt de goede vorm, dat ge uwe visitie binnen drie weken maakt.

Ten slotte hebben wij de bezoeken bij vrienden gemeld. Welnu, hiervoor bestaan geen bepaalde regels; gij gaat, wanneer ge er lust toe gevoelt en blijft zoolang gij wilt.

Nu nog een enkel woord over de visitekaartjes. Treffen wij iemand niet thuis, dan geven wij een kaartje aan een der hoeken omgevouwen, voor de geheele familie één kaartje.

Daar in iedere stad en vooral in kleinere plaatsen weer andere wetten en regels gelden voor het brengen van kaartjes bij aankomst en vertrek, moet men zich daarvan eerst op de hoogte stellen.

Stuurt men een kaartje om iemand geluk te wenschen, dan schrijft men er op p. f. (pour feliciter) of in 't Hollandsch m. h. g. (met hartelijken gelukwensch). Als condoleantie zet men p. c. (pour condoler) of m. d. (met deelneming). Om iemand voor eene beleefdheid te bedanken p. r. (pour remercier) of o. t. b. (om te bedanken).

Heeren, die bij oppervlakkige kennissen geen  contra-bezoek wenschen te maken, kunnen alleen een kaartje afgeven; voor dames is dit echter onbeleefd. Men stuurt kaartjes, alleen met bovenstaande letters als drukwerk; zoodra er meer op wordt geschreven, gelden zij als brief.

Niet ieder kan goed bezoeken ontvangen en een aangename gastvrouw zijn.

De gastvrouw zorge er voor op tijd gekleed te zijn, om hare gasten niet te laten wachten. Door kalmte en rust zet de gastvrouw hare bezoekers op hun gemak en brengt een prettigen toon in den kring. Wanneer een dame of oude heer binnenkomt, dan gaat de gastvrouw hen tegemoet; oudere dames verzoekt men op de sofa, oude heeren in een gemakkelijken stoel plaats te nemen. Voor jonge meisjes en heeren behoeft de gastvrouw slechts op te staan en hen een paar pas tegemoet te treden. Op haar jour mag de gastvrouw wel een handwerk opnemen, dat zij echter neerlegt zoodra er visite komt; zij draagt een eenvoudige middagjapon.

Alle aanwezigen staan mede op, wanneer een nieuwe gast de kamer binnenkomt. De laatst-binnengekomene begroet de gastvrouw, vraagt naar haar welzijn, begroet de aanwezigen die hij kent en laat zich aan de anderen voorstellen. Het voorstellen gebeurt, door de namen der personen op te noemen. Stelt men een heer aan een dame voor, dan noemt men eerst zijn naam, dan den hare. Een jong meisje stelt men aan een oudere dame voor door eerst haar naam te noemen. Dus steeds eerst den naam van den jongere of minder hoog geplaatste. Moet men een heer aan vele anderen voorstellen, dan zegt men: Mijnheer N.—Mevrouw A, Mejuffrouw B, Mijnheer C. enz.” Stelt men  een getrouwde nicht of tante voor, dan zegt men dit er bij, „Mag ik u mijne tante, Mevrouw D. voorstellen?” Doet men dit niet, dan kunnen er licht verwarringen ontstaan.

De heeren brengen hun hoed mede, dien zij onder hun stoel of ongemerkt op een anderen stoel leggen. De gastvrouw vraagt aan een officier of hij zijn sabel niet wil afleggen. Wordt de heer voorgesteld, dan maakt hij een buiging: bij het weggaan kan men elkaar de hand reiken. Hij wacht echter, totdat de dame hem haar hand toesteekt; de jongere heer wacht, tot de oudere dit doet, de jonge dame tot de oudere dame haar de hand reikt.

De beleefdheid verlangt, dat de gasten recht en toch ongedwongen op hun stoel zitten, men mag vooral niet lui achterover leunen, met den stoel wippen, met de beenen over elkaar zitten of met de kwasten aan stoelarmen spelen.

Zijn er nog andere gasten, dan kan de gastvrouw natuurlijk niet zelf uitlaten. Ze staat op, wanneer de gast opgestaan is, reikt hem of haar de hand en schelt de meid om uit te laten. De gast buigt voor de anderen, en knikt de gastvrouw, die tot de deur medegaat, nog eens toe. Gewoonlijk laat men echter goede vrienden en kennissen zelf uit.

Wanneer een heer met een dame een visite maakt, schelt hij aan en laat haar 't eerst naar binnen gaan. De dame geeft het teeken om weg te gaan en neemt het eerst afscheid. Bij het opgaan van een trap gaat de heer vooruit, bij het afgaan de dame. Laat een heer eene dame uit, dan volgt hij haar tot aan haar rijtuig, dat hij sluit; eene dame zal dit echter niet van een ouden heer verlangen.

 

Dit zijn de voornaamste wenken, die u als bezoeker nuttig kunnen zijn. Indien gij ze opvolgt, zult gij u zeker gemakkelijk en rustig in het salon uwer kennissen bewegen en een welopgevoeden, beschaafden indruk maken.

DINERS EN PARTIJEN.

Heeft men besloten een diner te geven, dan stuurt men veertien dagen van te voren de uitnoodigingen voor een groot diner, die voor een kleiner diner een week ongeveer te voren rond. Voor groote partijen doet men dit met een gedrukte kaart in de derde persoon gesteld; bij voorbeeld:

De Heer en Mevrouw N.-H. hebben de eer den Heer (of Mejuffrouw) S. uit te noodigen Maandag 20 Maart te 7 uur bij hen te komen dineeren (of — bij hen het middagmaal te komen gebruiken).

V. G. A. voor 15 Maart.

Men antwoordt in de derde persoon als volgt:

De Heer (of Mejuffrouw) S. zal met zeer veel genoegen gebruik maken van de vriendelijke uitnoodiging van den Heer en Mevrouw N.-H. voor 20 Maart a. s., of:

De Heer S. is tot zijnen spijt verhinderd gebruik te maken van de vriendelijke... enz.

voor kleinere met een geschreven invitatie in  de derde persoon of per briefje. Men vermeldt natuurlijk het uur, waaraan de gasten zich stipt te houden hebben. Het spreekt van zelf, dat deze de uitnoodiging zoo spoedig mogelijk na ontvangst beantwoorden, ten einde de gastvrouw gelegenheid te geven voor de opengevallen plaatsen nog andere kennissen in te vragen.

De dames verschijnen bij een officieel diner gedecolleteerd, de heeren in rok en witte das.

De gastheer en gastvrouw ontvangen de gasten in het salon; men begroet eerst de gastvrouw, vervolgens haren man en dan de overige gasten, aan wie men, zoo noodig, voorgesteld wordt.

Heeft de meid of knecht gemeld, dat de soep op tafel is, dan biedt de heer des huizes de oudste of aanzienlijkste dame den arm, de gastvrouw gaat het eerst naar de eetkamer geleid door den oudsten of hoogstgeplaatsten heer; de heer des huizes volgt en daarna de overige gasten. Gewoonlijk zegt de gastheer vooruit aan iederen heer, welke dame hij naar tafel geleiden moet.

De heeren geleiden de dames naar haar plaats, en schuiven de stoelen voor haar aan; allen gaan eerst zitten, wanneer de gastvrouw plaats genomen heeft. De plaatsen zijn bij een groot diner door geschreven naamkaartjes op bord of glas aangegeven. De gastheer zit tusschen de twee oudste of aanzienlijkste dames, de gastvrouw tusschen de twee hoogst geplaatste heeren. Komt er echter een jong meisje of een heer bij dit diner voor den allereersten keer bij de familie aan huis, dan zullen zij gewoonlijk hun plaats naast den gastheer of gastvrouw vinden. Bij ieder bord ligt een broodje, meestal op of  in het servet. Dit mag men nooit met een mes snijden; men breekt er met de vingers kleine stukjes af. Het servet breidt men over de knieën uit en bevestigt het niet onder de kin, dat is niet geoorloofd. Men zit in een rechte, doch niet stijve houding en eet kalm, met kleine happen en denkt er aan niet met een vollen mond te spreken of te drinken. Vork, mes en lepel houdt men hoog bovenaan den steel vast; men brengt het eten naar den mond en niet den mond omlaag naar het eten. Soep eet men zonder slurpen, van een niet te vollen lepel. Het zijn slechte manieren om van zijn mes te eten, evenals het eten van visch met een stalen mes. Vindt men geen zilveren vischvork en mes naast zijn bord, dan eet men met een gewone vork en met een stukje brood in de linkerhand. Voor en na het drinken veegt men zijn mond aan het servet af.

Men gebruikt den lepel zoo weinig mogelijk en eet bijna alles met de vork, waarmede men ook beentjes uit den mond op het bord legt. Natuurlijk begint men niet te eten, voordat alle gasten bediend zijn en de gastvrouw begint. Wanneer gij niet van wijn houdt of als geheelonthouder nooit wijn gebruikt, moet ge u toch een glas laten inschenken; ge behoeft er immers niet van te drinken. Wordt er een toost gehouden, waarbij men op iemand's gezondheid drinken moet, neem er dan een slokje van. Heeft men een mes of vork of broodje laten vallen, vraag den knecht dan ongemerkt om een ander; ook uw servet moet gij in dat geval niet zelf oprapen.

Tusschen de gerechten in, voert men een aangenaam gesprek, houdt de handen boven tafel, doch zit niet voortdurend met het een  of ander te spelen; niets toch is zoo hinderlijk als menschen, die voortdurend armen, handen en voeten bewegen en geen oogenblik stil zitten.

Vruchten schilt men op een vork met het vruchtenmes; abrikozen en perziken schilt men op het bord; druivenschillen neemt men met een lepeltje uit den mond, evenals de pitten van compote.

Vaak bedienen de heeren hunne buurdames van een gerecht, wat deze altijd aannemen. Worden de wijnen niet door den knecht rondgeschonken, dan is het de plicht der heeren in te schenken.

Bij groote diners gebruikt men de koffie na het maal in het salon, bij kleinere wordt deze in de eetkamer aan tafel gedronken. Na afloop van den maaltijd geeft de gastvrouw het sein tot opstaan, waarop de heeren hunne rechter buurdame den arm aanbieden en naar het salon geleiden, waar men zich nog even staande onderhoudt. Hierna trekken de heeren zich terug tot het rooken van een sigaar en blijven de dames in het salon, waar later thee rondgediend wordt. Bij het heengaan geeft een oudere dame het sein tot vertrek, nadat de knecht of meid heeft gemeld, dat het rijtuig van Mevrouw B. (Mejuffr. X. of den Heer A.) vóór is.” Jonge meisjes of jongelieden mogen nooit het eerst weggaan, alleen wanneer zij door vertrek met den trein aan den tijd gebonden zijn, mag hierop een uitzondering gemaakt worden. De gasten bedanken de gastvrouw voor den aangenamen avond; men geeft de dames een hand, voor de heeren is eene buiging voldoende. Bij het weggaan geeft men aan knecht of meid een fooitje.

 

Voor de gastvrouw zelve willen wij alleen dit opmerken, dat de tafelversieringen van bloemen tegenwoordig laag zijn en men veel losse bloemen, groene ranken en strikken op tafel legt. Natuurlijk is dit alles ook aan de mode onderhevig. Kaarsenverlichting is weer zeer in zwang en niet te lichte eetkamers, waar alleen de tafel door kaarsen met zacht gekleurde kapjes laag beschenen is, maken een aangenamen indruk. Ook zijn zeer lange menus geheel uit de mode (behalve natuurlijk bij groote en officieële diners); het is tegenwoordig deftiger om weinig gangen van uitgelezen spijzen te geven. De verschillende wijnen hangen van de gerechten af; hoe meer gerechten hoe meer wijnen. Gewoonlijk wordt er reeds bij het vleesch, dus na den visch met zoeten wijn, champagne geschonken, behalve bij kleine dinertjes. Bij de koffie presenteert men eenige soorten likeur.

Nu komen wij tot de andere feestelijkheden, waaronder wij rekenen: het bal en den muziekavond. Bij een bal dragen de dames natuurlijke elegante, gedecolleteerde avondjaponnen, de heeren rok, witte das en witte handschoenen.

Aan jongelieden, die toch niet dansen en slechts tegen een deur geleund, toekijken, heeft men op een bal niet veel.

De gastheer en gastvrouw zorgen er zooveel mogelijk voor, dat de jongelieden aan alle jonge meisjes voorgesteld worden en dat ieder een balboekje met potloodje ontvangt. De jonge meisjes laten zich aan alle getrouwde en oudere dames voorstellen, die zij dan in den loop van den avond even gaan aanspreken.

Het is een plicht der heeren om zooveel  mogelijk met alle dames een keer te dansen, dit geldt vooral voor den gastheer. Jongelui zullen een goeden indruk maken, wanneer zij met de echtgenooten en dochters hunner meerderen dansen en zich het lot der arme muurbloempjes aantrekken. Men verzoekt eene dame met eene buiging om het genoegen van een dans, en na afloop brengt men haar weer naar haar plaats terug, waarop men zich met elkander onderhoudt.

Is een jongmensch door den gastheer aan eene dame voorgesteld, dan eischt de beleefdheid, dat hij met haar danst; ook de gastvrouw mag niet overgeslagen worden.

Op een groot bal geldt gewoonlijk de regel, dat een jongmensch niet meer dan twee, hoogstens drie keer met dezelfde dame danst; de extra dansen gelden niet mee, daarin is men vrij. Wordt er later gesoupeerd, dan vraagt men meestal van te voren een dame daarvoor, die men dan op den avond van het bal bloemen stuurt, die zij op het bal medebrengt, de ververschingen worden door knechts rondgediend. Eenvoudiger en dus aangenamer is een buffet, van dranken en sandwiches en andere ververschingen voorzien. De gasten begeven zich daarheen of de heeren halen het gewenschte voor de dames naar den balzaal.

Jongelieden, die niet goed kunnen dansen, moeten er zich liever niet aan wagen, daar zij de dames, die met hen rondspringen, een mal figuur laten slaan.

Heeren laten zich het eerst aan de oudere gasten, daarna aan de jonge dames voorstellen. Danst iemand met een jong meisje, wier ouders aanwezig zijn, dan verzoekt hij haar, hem aan hare  ouders voor te stellen. Na de voorstelling moet de meerdere of oudere het gesprek openen en bij de eerste ontmoeting, zoowel als bij het afscheid kan men zeggen, „aangenaam kennis te maken.”

Bij een groot bal wordt meestal tegen middernacht gesoupeerd. Hiervoor zijn in een ander vertrek kleine tafeltjes voor 4, 6 of 8 personen aangericht; slechts zelden echter voor twee. Jongelieden zullen een aangenamen indruk maken, wanneer zij hunne vrienden aan weinig dansende dames voorstellen en haar daardoor dansers bezorgen.

Onder het dansen behoeft men niet te spreken, zoo nu en dan een kleine opmerking is voldoende.

Wordt er een lancier gedanst, dan moet de heer vooraf met drie andere paren afspreken, samen een quadrille te vormen; de heeren en dames eener zelfde quadrille laten zich aan elkaar voorstellen.

Het is niet noodig, dat de dansende paren dadelijk na afloop van den dans met een buiging van elkaar gaan; men kan dan gerust tot de eerste tonen van den volgenden dans met elkaar spreken.

Na afloop van het bal halen de heeren de avondmantels en sorties hunner dames en geleiden hen naar het rijtuig. Is het een groot bal, dan wachten de gasten gekleed in vestibule of kleedkamer tot hun rijtuig door den knecht afgeroepen wordt.

Op gemaskerde bals is ieder ongedwongen en vrij. Men danst met elkaar, zonder voorgesteld te zijn; alleen de heer, met wien gij soupeert, moet zich aan u bekend maken. De toon is vroolijk en los en ieder drage er het  zijne toe bij om het plezier en de jolige stemming te verhoogen. Voor het souper, tegen middernacht, worden de maskers gewoonlijk afgenomen.

Men mag nooit zonder handschoenen dansen, zelfs niet, wanneer men onverwacht een dansje begint, zooals na een dinertje.

Heeft men gasten voor een avondpartij zonder dansen, een muziekavond of speelavondje gevraagd, en het uur vermeld, dan wacht de gastvrouw, tot alle gasten aanwezig zijn, waarna men thee laat aanbieden. Is het een muziekavondje, dan luisteren de gasten zwijgend toe, zoolang er muziek gemaakt wordt en onderhouden elkaar in de tusschenpoozen. Zijt gij muzikaal, en vraagt men u om iets te spelen of te zingen, laat u niet lang bidden maar zet u eenvoudig aan de piano en draag zonder verdere woorden iets voor, dat vooral niet te lang moet zijn. Weigert een gast echter, dan mag de gastvrouw er niet verder op aandringen.

Zijn er niet veel gasten, zoodat de gastvrouw zelve thee schenkt, dan is het de plicht der jonge meisjes, haar met het ronddienen hiervan te helpen. Later op den avond wordt er wijn met gebak, sandwiches of vruchten rondgediend.

De speelavondjes, waarop na de thee de kaarten voor den dag komen, zijn langzamerhand uit de mode geraakt; alleen in kleine plaatsen en in gezinnen, waar vele heeren aan huis komen, treft men nog de kaartavondjes aan.

Het is echter steeds raadzaam, om eenige kaartspelen, als whist en bridge, goed te leeren, om in vele gezelschappen geen spelbreker te zijn; bovendien is het voor niemand een genoegen met slechte spelers te spelen. Speelt  gij in 't geheel niet, neem de uitnoodiging liever niet aan. Spreken onder het spelen is wel geoorloofd, doch moet men steeds goed op letten. Bij het uitdeelen mag men nooit vinger en duim bevochtigen, dat is zeer onbeschaafd. De gastheer zorge er voor, dat de inzet niet te hoog wordt bepaald; ofschoon spelen om geld steeds laakbaar is en men het liever alleen om de eer moest doen, geeft juist het geld voor vele menschen de bekoring aan het spel en zoo het om lagen inzet gaat, kan men het gerust doen. Het is evenwel de plicht der gastvrouw bij het bepalen van den inzet met de financieele omstandigheden harer gasten rekening te houden.

Niemand mag ooit over zijn verlies boos worden of teleurstelling laten blijken, wanneer men door het slechte spel van zijnen maat verloren heeft. Lieden die niet tegen hun verlies kunnen, bederven vaak de gezellige stemming der anderen, evenals zij, die na ieder geëindigd spel er nog lang en breed over naspreken en redetwisten.

Het is beleefd, met de rechterhand van zich af te coupeeren, al wordt hiertegen veel gezondigd.

KLEINERE FEESTELIJKHEDEN.

Behalve bals en partijen, brengen ook kleinere feestelijkheden een aangename afwisseling in ons leven. Onder dezulke rekenen wij het eerst den verjaardag, die familieleden en vrienden door bloemen, cadeaux en brieven tot een feestdag voor ons maken. Het is een aardig gebruik,  oorsprongelijk uit Duitschland afkomstig, om de cadeaux op een met de bloemen versierde tafel bijeen te zetten, en die 's middags aan de gasten te laten zien. Kent men de jarige zeer intiem, dan mag men haar reeds 's morgens bezoeken; anders doet men beter 's middags na half drie te komen.

De waarde van het verjaarsgeschenk, dat men medebrengt, hangt voornamelijk af van den voet, waarop men met de jarige staat. Kent men haar zeer goed of heeft men verplichtingen aan haar, dan is het geschenk grooter dan dat aan kennissen of minder intieme vrienden. Een geschenk krijgt bijzondere waarde, wanneer het door de handige vingers der geefster zelve is gemaakt. Heeren zullen meestal hunne gelukwenschen vergezeld doen gaan van het zij bloemen, een plant of een doos bonbons. Maar hoe groot of hoe klein het cadeau ook zij, het moet in zijn soort mooi en smaakvol zijn. Alles wat namaak is van kristal, goud en edelsteenen dient vermeden te worden als zijnde voortbrengselen van slechten smaak. Veel hangt af van de wijze, waarop een geschenk gegeven wordt; immers een kleinigheid, smaakvol verpakt en ons met een hartelijk woordje en lieven glimlach aangeboden, zal meer genoegen geven dan het geschenk van grootere waarde, dat koud en stijf overreikt wordt.

Gewoonlijk is het thee-uurtje bij een verjaardag het drukste uur van den dag en daarom raden wij de gastvrouw aan, op dien dag door een nichtje of vriendin thee te laten schenken, opdat de jarige zich aan hare bezoekers wijden kan. Behalve thee, kan men limonade aanbieden. Het schenken van alcoholische dranken op dat  uur is in beschaafde kringen geheel uit de mode. Men presenteert koekjes of kleine gebakjes (petits-fours in papiertjes zijn bijzonder aan te raden), daar men met taartjes de lichte visitehandschoenen licht besmetten kan.

Dikwijls wordt een verjaardag besloten met een gezellig dinertje van familieleden en vrienden, waarbij aan het dessert op de gezondheid der jarige gedronken wordt. Gewoonlijk wordt daartoe het woord gevraagd door een der bloedverwanten of naaste vrienden. Heeft men diens voornemen bemerkt, dan legt men mes en vork neer, om aandachtig naar den spreker te luisteren. Heeft men de gave van het woord en veel humor, dan kan men op aangename wijze het tafelgezelschap bezig houden en door een geestige redevoering de algemeene vroolijkheid verhoogen. Is men echter niet welbespraakt dan dient men vooral kort te zijn en zijn enkele woorden als „Dames en Heeren, ik stel u voor op de gezondheid van onze jarige gastvrouw te drinken!” ruimschoots voldoende. Sprekende over familiefeesten, mogen wij den doop vooral niet vergeten. Van vriendinnen en goede kennissen heeft de jonge moeder jurkjes, sokjes, mutsjes, jakjes, enz. ontvangen en hen de geboorte harer baby laten weten. Natuurlijk geeft men hierop antwoord door een paar hartelijke woordjes, wat bloemen of slechts door een kaartje, terwijl men zoo nu en dan naar den welstand van moeder en kind laat vragen. Ontvangt de jonge moeder weer, dan wordt er een advertentie van dankbetuiging in de courant geplaatst, met vermelding van dag en uur, waarop bezoeken bij voorkeur worden afgewacht. Het kindje ligt in de wieg en wordt aan ieder  getoond, terwijl aan de bezoeksters een kopje kandeel wordt aangeboden.

Na eenige weken, soms na enkele maanden, wordt het kindje in de kerk gedoopt en door grootmoeder, moeder of peettante ten doop gehouden.

Na de doopplechtigheid volgt gewoonlijk een doopmaal van familieleden en vrienden. De ouders verwachten gewoonlijk van peet of peettante een zilveren kroes, zilveren rammelaar of ander mooi geschenk voor het kind. Het is een aardige gewoonte een petekind van af de geboorte met elken verjaardag een grooten zilveren lepel en vork en met St.-Nicolaas of Kerstmis een dessert couvert te geven en hiermede tot haar 24ste jaar door te gaan, wanneer zij van zilver voorzien is en ten slotte een etui er voor ontvangt.

VERLOVING EN HUWELIJK.

Vroeger werd er van het publiek worden eener verloving altijd een groot feest gemaakt, doch dit is van lieverlede veranderd nu ook een verloving, die verbroken wordt, niet meer zoo'n opzien baart. Het jonge paar stuurt eenvoudig hun beider visitiekaartjes samen in één couvert rond. Op dat van het meisje moet haar adres staan, opdat de kennissen weten, waarheen hunne gelukwenschen te richten; evenals de datum van den ontvangdag. Aan goede vrienden en familieleden vertelt het jonge meisjes het heugelijke nieuws mondeling of per briefje.

Op den ontvangdag, die tegenwoordig niet  meer zooals vroeger op een groote receptie lijkt, doch een meer eenvoudig karakter draagt, staat het jonge paar te midden der gezonden bloemstukken; het meisje draagt een licht japonnetje en houdt de bloemen, haar door haar aanstaande gegeven, in de hand. Gewoonlijk ontvangt men op een Zondagmiddag van half 3 tot 5 uur en wel ongeveer 14 dagen nadat het engagement publiek werd.

Met het oog op de later te maken visites raden wij u aan, in de gang, vestibule of kleedkamer een lijst met pen en inkt neer te leggen, waarop de bezoekers hun naam kunnen teekenen. Het jonge paar weet dan, aan wie zij later een bezoek moeten brengen. Kaartjes met gelukwenschen heeft men niet te beantwoorden, wel echter brieven en briefkaarten. Het paartje moet er vooral aan denken allen, die hun bloemen zonden, daarvoor op den ontvangdag te bedanken of, indien de kennissen niet zelf verschijnen, hun een kort briefje te schrijven. Natuurlijk stellen het jonge meisje en haar aanstaande hunne kennissen, die de ander nog niet ontmoette, aan elkander voor.

Ongeveer een week later beginnen zij hunne engagementsvisites te maken in een net coupétje of tegenwoordig veel per auto. De jonge dame draagt een gekleed wandeltoilet, haar aanstaande de gekleede jas met gekleurde das en gekleurde handschoenen, waarvan een los in de hand wordt gehouden. Worden zij bij kennissen niet ontvangen, dan geeft de heer hun beider kaartjes af.

Daar het helaas vaak voorkomt, dat een verloving afraakt, willen wij met een enkel woord hierover spreken. Natuurlijk gaat men stil uit elkaar, zonder verder met kennissen over de  reden hiervan te spreken; het jonge meisje gaat dan dikwijls voor eenigen tijd uit de stad om pijnlijke vragen en medelijdende blikken te ontloopen. De verlovingsring en alle brieven en geschenken worden teruggegeven en ook de reeds door vrienden en kennissen gegeven cadeaux aan hen teruggestuurd. Ontmoet de jonge man zijne vroegere verloofde op straat of in een gezelschap, dan groet hij haar beleefd als een gewone kennis.

In den engagementstijd is het de plicht van den jongen man, zijn meisje nu en dan een blijk zijner liefde te geven en haar een klein smaakvol geschenk aan te bieden. Jonge meisjes ontvangen altijd gaarne bloemen die elke kamer zoo feestelijk en zonnig maken en ieder met zorg gekozen bouquetje, uit haar lievelingsbloemen bestaand, zal het jonge meisje altijd welkom zijn. Vooral in het begin der verloving moet men practische, huishoudelijke gaven wat vermijden, bruikbare voorwerpen voor de huishouding zal de jonge verloofde wel van hare familieleden en vriendinnen ontvangen.

Vertoont het jonge paar zich in het publiek, of bevinden zij zich in het gezelschap van anderen, dan moet het zich vooral niet voortdurend met elkaar bezig houden, elkaar steeds aankijken, of alleen met elkaar praten. Liefkoozingen in het bijzijn van anderen zijn eenvoudig verboden; ieder weet wel, hoe vervelend zoo'n verliefd paartje zijn kan. Woont het paar in dezelfde plaats, dan teekenen zij 14 dagen van te voren, anders 3 weken voor het huwelijk aan, waarna zij bruid en bruidegom zijn. Nu ontvangt het meisje van alle kanten geschenken waarvoor zij bedanken moet. Onder hare intieme  vriendinnen kiest zij hare bruidsmeisjes, op wier schouders talrijke kleine plichten rusten. Heeft de bruid vele vriendinnen en goede kennissen, en gaat zij na haar huwelijk in een andere plaats wonen, kan zij in den bruidstijd een middagthee geven, waarvoor de bruidsmeisjes de uitnoodigingen schrijven.

Den avond vóór de aanteekening worden de huwelijksannonces rondgezonden, die de wederzijdsche ouders sturen. Bij het aanteekenen op het stadhuis behoeft men geene fooien te geven.

Op den Zondag na het aanteekenen wordt er een receptie gehouden, te midden der bloemen, die de bruidsmeisjes in gangen en kamers verdeeld hebben. De bezoekers dragen gekleede jas en hoogen hoed, de dames gekleed wandeltoilet. Het verdient aanbeveling, de namen der bezoekers door den knecht, die de kamerdeur opent, luid te laten noemen. Het bruidje ontvangt of in haar trouwjapon zonder sluier of in een niet gedecolleteerd, gekleurd avondtoilet en heeft een witten bouquet van den bruidegom in de hand. Voor deze is de gekleurde jas met bloem in het knoopsgat of als militair, het groot tenue de aangewezen kleeding. De bezoekers begroeten en feliciteeren het bruidspaar het eerst, vervolgens wederzijdsche ouders, waaraan zij, zoo noodig, voorgesteld worden. Lange gesprekken mag men niet houden, doch moet dadelijk verder gaan en voor anderen plaats maken. Meestal zijn de geschenken door de bruidsmeisjes in een andere kamer op tafels gerangschikt, met de kaartjes der gevers er bij en worden door alle bezoekers bewonderd. Heeren, die de bruidsmeisjes niet kennen, laten  zich aan haar voorstellen. Sommigen laten in deze kamer door de bruidsmeisjes bruidsuikers aanbieden, doch noodig is dit niet. Is het erg vol, dan verdwijnen de bezoekers ongemerkt, anders kan men het bruidspaar nog even goeden dag zeggen. De bruidegom zorgt er natuurlijk voor, dat de noodige stukken voor het huwelijk, in orde zijn.

Meestal zijn er alleen bruidsmeisjes, doch soms worden hetzelfde aantal vrienden van den bruidegom als bruidsjonkers aangesteld die dan gedurende den bruidstijd de bruidsmeisjes bij alles helpen en haar op receptie en trouwdag een bouquet aanbieden. Het bruidspaar geeft meestal op den trouwdag een aandenken aan de bruidsmeisjes.

Op den trouwdag rijdt de stoet het eerst naar het stadhuis. Als eerste rijtuig rijdt dat der bruidsmeisjes (met de bruidsjonkers als die er zijn), vervolgens het bruidsrijtuig en daarna de ouders. De bruidsmeisjes, die meestal gelijk gekleed zijn en dezelfde bouquet dragen, helpen de bruid met in en uitstappen met haar sluier en sleep. Het jonge paar werpt meestal fl 10 in de armenbus aan den uitgang van het stadhuis.

In de Kerk nemen alle familieleden plaats en dan komt het bruidspaar, gevolgd door de bruidsmeisjes binnen. Deze laatsten houden als het noodig is, bouquet en handschoen der bruid voor haar vast.

Wanneer op het te volgen dejeuner het jonge paar heengaat, is het de plicht der bruidsmeisjes en -jonkers de vroolijke stemming er in te houden, want maar al te dikwijls verflauwt die en vlot het gesprek niet meer zoo goed.

Dienzelfden avond staat de annonce van het  jonge paar en die der wederzijdsche ouders in de courant, waarin allen bedanken voor de betoonde belangstelling.

ROUW.

Vroeger waren de vormen, die men na den dood van dierbare bloedverwanten in acht moest nemen, veel ingewikkelder en talrijker dan nu. Men zet denzelfden dag nog een advertentie in de courant.

Dikwijls wordt er onder de advertentie gemeld: „eenige en algemeene kennisgeving en dan behoeft men verder geene annonces rond te sturen. Aan familieleden wordt het overlijden per telegram of per briefje gemeld en bij buren en intieme vrienden moet het mondeling worden aangezegd, met de volgende woorden.

De Heer en Mevrouw N. geven kennis van het overlijden hunner zuster, Mevrouw L.-B. te Utrecht.”—

Stuurt men echter wel annonces rond, dan moet men daarvoor natuurlijk lijsten opmaken en de adressen schrijven.

Zoo spoedig mogelijk na het overlijden bestelt men den directeur der plaatselijke begrafenisvereeniging bij zich, die zich verder met de regeling voor de begrafenis belast. Het huis wordt gesloten tot na de begrafenis, slechts weinig menschen volgen de ouderwetsche vorm, die eischte, dat men zes weken achter gesloten luiken zat.

Wonen degenen, die aan de begrafenis zullen deelnemen, in dezelfde plaats, dan worden zij  daarvoor mondeling uitgenoodigd; men stuurt eene schriftelijke uitnoodiging, als zij ergens anders wonen en meldt het uur der begrafenis en wanneer de heeren afgehaald zullen worden; voor buiten de stad wonenden geeft men den trein op, waarvoor een rijtuig hen aan het station opwacht.

De gasten worden door de familieleden van den ontslapene in het sterfhuis ontvangen, waarna de aanspreker in de deur de namen in volgorde voor de koetsen opnoemt, op deze wijze:

„Eerste rijtuig: de heer S., Mijnheer A., Mijnheer X., de heer R.”

In het eerste rijtuig nemen de naaste familieleden plaats, daarna de verdere familieleden en ten slotte de vrienden.

Tegenwoordig gebeurt het wel eens, dat dames aan de begrafenis deelnemen, vroeger gebeurde dat nooit.

Aan het graf dankt een der naaste familieleden voor de betoonde belangstelling aan den geliefde doode bewezen.

In dezelfde volgorde wordt daarop naar het sterfhuis teruggereden, waar men alvorens te vertrekken een kopje koffie en een broodje nuttigt.

Wanneer men een goede vriend der in rouw gedompelde familie is, dan gaat men spoedig na het overlijden naar hen toe. Anders wacht men met een kondoleantiebezoek tot na de begrafenis. Heeft de familie onder de advertentie laten zetten: „verzoeke van rouwbeklag verschoond te blijven” dan behoeft men eerst 10 of 14 dagen na de begrafenis een bezoek te brengen. Voor zulk een bezoek dragen de  dames, indien zij die hebben, een zwarte japon en mantel met zwarten hoed, in ieder geval een donker, eenvoudig kleed, met gedekte handschoenen; heeren steken zich in gekleede jas met zwarte das en hoogen hoed.

Eene weduwe bedankt een jaar na den dood van haar Echtgenoot met eene advertentie in de courant; voor andere familieleden doet men dit na drie maanden of zes weken. Gewoonlijk stuurt men gedrukte kaarten van dankbetuiging aan hen, die buiten de stad wonen en blijken van deelneming gaven. Voor bloemen en kransen bedankt men met een kort briefje.

Natuurlijk volgt ieder bij het aannemen en afleggen van rouw zijne eigen gevoelens, doch gewoonlijk doet men het op de volgende wijze:

Eene weduwe draagt een jaar zware rouw, krippen japon met lange sluier op straat en klein krippen hoedje. Daarna nog een half jaar wat krip op de japon en hoed, verder doffe zijde en na twee en een half jaar lichten rouw, dat wil zeggen, wit en zwart, grijs en lila. Dikwijls legt zij dan na drie jaar den rouw geheel af en verschijnt weer in andere kleuren.

Voor ouders draagt men van een tot twee jaar rouw, waarvan een half jaar een lange sluier en een geheel jaar krip. Voor grootouders, broers en zusters draagt men geen krip en negen maanden of een jaar rouw.

Gedurende den rouwtijd mag men geene edelsteenen of andere bijouterieën dragen, alleen wél gouden ringen.

 

HET GESPREK.

In onze samenleving speelt het gesprek, de manier van spreken, een groote rol en converseeren is nog een aparte gave, die voor 't grootste gedeelte aangeboren is, doch ook aangekweekt en geoefend kan worden. Over het algemeen wordt er bij kinderen te weinig op gelet, hoe zij spreken en juist in den schooltijd, wanneer zij vaak leelijke woorden en slechte uitdrukkingen overnemen, wennen zij zich voor hun heele verder leven een minder mooie spreekwijze aan. Thuis moet er acht op geslagen worden, of het kind van minder beschaafde kameraden niet met een leelijken, platten tongval of onbeschaafd dialect leert praten en thuis moet hem ingeprent worden, steeds beleefd en met twee woorden „Ja, Mijnheer,” Neen, Mevrouw” te antwoorden.

Hoe weinig menschen kunnen kort en aardig een voorval beschrijven, den inhoud van een boek of comediestuk duidelijk en boeiend weergeven of iets, wat zij zelf beleefd hebben, aanschouwelijk voorstellen! Meestal ligt dit hieraan, dat de meesten over een betrekkelijk kleine woordenkeus beschikken en dus voortdurend dezelfde woorden en uitdrukkingen moeten gebruiken, wat den toehoorder spoedig verveelt. Ook werkt het eentonig wanneer iedere zin met „En toen” begint, wat een dikwijls voorkomende gewoonte is.

Hoe mooi klinkt onze Hollandsche taal van de lippen van een begaafden redenaar of predikant en hoe verbaasd zijn wij dan over den rijkdom onzer taal, waarvan men in het dagelijksch leven zoo bitter weinig merkt!

Men moet vermijden, steeds hetzelfde woord,  b. v. leuk, éénig, dol, enz. te gebruiken; voor kleine kinderen staat het aardig, het hoort nu eenmaal bij schoolmeisjes en is dan wel geoorloofd, maar volwassen personen moeten het zich afwennen. Men kan er zich heel goed aan gewennen om de bij het woord en de gelegenheid passende bijvoegelijke naamwoorden te gebruiken en door het lezen van in mooien stijl geschreven boeken en gedichten neemt men onwillekeurig iets uit dien woordenrijkdom over.

De hoofdzaak is verder, dat wij leeren onze gedachten juist en duidelijk uit te drukken. Vele menschen verontschuldigen zich dan door te zeggen: „ik voel het wel, maar ik kan mij niet uitdrukken”. Ook hierin moet men zich oefenen, om zijne toehoorders en degenen met wie men een gesprek voert te onderhouden. Lieden, wier gedachten vlugger werken dan hun tong, vallen over hunne woorden en laten die door hun haast vaak weg, terwijl anderen naar denkbeelden moeten zoeken, stotteren en hakkelen, of in een zin blijven steken en het overige door een welsprekend handgebaar aanvullen.

In den huiselijken kring en in het dagelijksch leven oefenen wij ons in het gesprek, om later daar buiten bij vrienden en kennissen, in gezelschappen, kortom in de wereld, te kunnen converseeren.

Evenals er menschen bestaan, die geene woorden kunnen vinden om hunne gedachten uit te drukken, zijn er ook nog zulke, die juist wel de woorden, vele mooiklinkende, holle woorden en hoogdravende uitdrukkingen bij de hand hebben, maar wien het aan gedachten ontbreekt en die de menschen probeeren te boeien door hun taal en hen zoo denken te overbluffen,  dat zij niet eens het gebrek aan inhoud merken. En nu willen wij nog even een fout vermelden, waaraan vele lieden zich schuldig maken. Dit is het gebruik van vreemde woorden, waarvan men de oorspronkelijke beteekenis in de vreemde taal niet kent. Het wordt helaas maar al te vaak als een teeken van beschaving aangezien, om zooveel mogelijk Fransche woorden gedeeltelijk tot Hollandsch vervormd, te gebruiken, terwijl men die taal niet meester is. Dit is nu juist een groot gevaar en de goede lieden, die zoo rustig en trotsch verkeerde woorden gebruiken, vermoeden niet, welk een mal figuur zij slaan. Werkelijk, deze slechte gewoonte is geen teeken van ontwikkeling, beschaving of deftigheid. Onder de eerste standen onzer maatschappij, onder onzen adel en aristocratie heerscht de gewoonte, zich in mooi, zuiver Hollandsch uit te drukken en woorden uit vreemde talen zooveel mogelijk te vermijden, behalve natuurlijk die woorden, die langzamerhand verbasterd zijn en in onze woordenboeken zijn opgenomen.

Hoe vaak hoort men de menschen de woorden liggen en leggen, kennen en kunnen verwarren!

Liggen beschrijft een toestand van rust! hij ligt, lag, heeft gelegen (in bed).

Leggen is een beweging: ik leg, legde, heb gelegd (een boek op tafel). De kip legt een ei. Zij heeft groenten ingelegd.

Kennen is weten, kennis hebben van. Kent ge deze dame? Ik kende hem vroeger. Ik heb haar nooit gekend.

Kunnen is: in staat zijn tot. Kan uw kindje al praten? Ik kan niet komen. Hij zoude het niet gekund hebben.

Men moet bij het spreken vooral ruwheid vermijden,  die zich uit door het gebruik van ruwe woorden, als „lollig” en „beroerd” en verder door vuistslagen op de tafel en te hard spreken. Vloeken is natuurlijk verboden en woorden als „verduiveld, bliksems,” enz. worden maar al te vaak gehoord, al klinken zij alles behalve beschaafd.

En nu komen wij tot het gesprek zelve en wel het eerst op het gesprek in een kleiner gezelschap. Hier is het de plicht der gastvrouw een levendig gesprek op te houden, de zwijgende, verlegen jongelieden er in te trekken en toch zelve niet te veel te spreken. Zijn er alleen dames, dan worden er wel onderwerpen van gesprek gevonden en helaas wordt er dan ook dikwijls veel kwaad gesproken, iets, waaraan beschaafde heeren zich niet zoo schuldig maken. Converseeren is de kunst te spreken, zonder eigenlijk iets belangrijks te zeggen. Daarom moet men nooit persoonlijk worden of in een algemeen gesprek intieme onderwerpen aanroeren. Natuurlijk hangt het geheel van het gezelschap af, waarin men zich bevindt.

Met ontwikkelde lieden, die men vroeger reeds ontmoette, onderhoudt men zich over politiek, boeken, comediestukken, muziek en wat dies meer zij.

Ieder is verplicht aan het algemeene gesprek deel te nemen en zoo nu en dan bescheiden zijne meening te zeggen. Iemand die niet gevat of geestig is en niet op iedere vraag een antwoord klaar heeft, zal zich in een kring van geestige, levendige menschen verlegen voelen en de rol van waardeerend toehoorder moeten spelen. Doet men dit dan met een vriendelijk gezicht en lacht men om de aardigheden der  anderen, dan maakt men een beteren indruk dan wanneer men probeert mee te doen door geestigheden of grappen te vertellen. Hiermede moet men toch altijd heel voorzichtig zijn, want ge kunt er iemand door beleedigen of mede vervelen of hen die de grap niet begrijpen, er boos mede maken.—

Niets is op den duur hinderlijker bij het gesprek dan lieden, die voortdurend om alles grinneken en lachen en daardoor vaak hunne domheid toonen en zij, die nooit lachen en strak voor zich kijken, als het geheele overige gezelschap schatert. Het is dan, alsof hij de grappen der anderen beneden zich acht en de menschen ietwat minacht.

Gewoonlijk duurt een algemeen gesprek slechts kort en gaat over in gesprekken tusschen twee of drie personen.

Bij een diner is het rangschikken der plaatsen een der onaangenaamste plichten van gastheer en gastvrouw. Immers, zij moeten overleggen, welke gasten elkaar kennen en het goed samen kunnen vinden; zij moeten een verlegen jong meisje naast een vroolijk jongmensch en een schuchter jongeling naast een levenslustige dame plaatsen, opdat zij elkaar tot een gesprek zullen brengen. Hierbij moeten beide partijen zich inspannen om een zoodanig antwoord te geven dat men op het zelfde onderwerp kan voortgaan of op een verwant onderwerp overspringen. Niets is vreeselijker voor hem, die het gesprek leidt, dan antwoorden als: „Och”—„O ja”—„Neen” enz., die dan meteen het begonnen onderwerp afbreken.

Wanneer een jongmensch met een getrouwde vrouw spreekt of voor 't eerst aan haar wordt  voorgesteld, moet zij altijd het gesprek openen. Evenzoo wachten jonge meisjes, die zich aan oudere dames laten voorstellen, totdat dezen het woord tot hen richten.

Kent het jonge meisje de oudere dames evenwel, dan is het hare plicht haar op bals en avondpartijen, op recepties en weldadigheidsfeesten, even te gaan aanspreken.

Over het voeren van een gesprek met een bekende is natuurlijk niets te zeggen. Men kent elkaar en zal dus meestal onderwerpen kunnen vinden. Met geheel vreemden is het lastiger en willen wij u de volgende wenken geven. Ten eerste moet men de gelegenheid niet laten voorbij gaan om aan het daareven gezegde een nieuwe vraag of opmerking vast te knoopen. Verder moet men vermijden over zich zelve, zijn eigen belangen, werken en leven te spreken, doch moet integendeel steeds een onderwerp aanroeren, waarin de ander belang stelt en waarover hij dus allicht onderhoudend spreken zal. Zijt gij dan aan een u bekend onderwerp bezig, vermijdt het dan echter den ander tot zwijgend toehooren te dwingen, maar geef hem gelegenheid, zijne meening te zeggen en luister geduldig naar hem. Toehooren speelt ook een voorname rol en er zijn vele menschen, die het niet kunnen, die met het een of ander voorwerp beginnen te spelen, of hunne oogen laten ronddwalen of den spreker eenvoudig in de rede vallen, wat altijd onbeleefd is. Men zij altijd hoogst voorzichtig en prate nooit zijn mond voorbij. Het is gevaarlijk in het bijzijn van vreemden over gemeenschappelijke kennissen te spreken en een onvriendelijke opmerking over hen te maken. Zelfs vrienden kan men niet  altijd vertrouwen op het punt van zwijgen en er wordt door oververtellen zooveel kwaad gedaan. Men moet dus liever over algemeene onderwerpen spreken en met tact en fijn gevoel te werk gaan.

Wanneer wij onze kinderen leeren met twee woorden te spreken, zal hen dit later steeds te pas komen. Een jongmensch noemt tegenover een dame haren achternaam er bij; zoo zal hij eene getrouwde vrouw begroeten met Dag Mevrouw N., hoe maakt ge het? en tot een jong meisje gewend: „Goeden avond, juffrouw Z.” In het verdere gesprek kan men dan wel met „Mevrouw” alleen volstaan, maar nooit „juffrouw” alleen, dat is niet zeer beschaafd. Een jonge dame van adel spreekt men alleen als „freule”, zonder haar naam, aan.

En nu nog een enkel woordje over het elkaar bij den naam noemen.

Jonge meisjes doen dit vrij spoedig, doch als zij elkaar slechts oppervlakkig kennen, en een van haar trouwt, dan wordt zij voor de anderen Mevrouw.”

Door de ouders van kennissen en vriendinnen kunnen jonge meisjes zich natuurlijk bij den naam laten noemen, doch met broers en vrienden moet zij voorzichtig zijn, daar het op de jongelieden zelf geen prettigen indruk maakt, wanneer een jonge dame door iedereen bij haar voornaam wordt genoemd en „jij” tegen alle heeren-kennissen zegt. Dit is slechts toegestaan, wanneer men veel bij de ouders van het jonge mensch aan huis komt of hem zelf dikwijls in gezelschap, op het sportterrein of de ijsbaan ontmoet. Het is steeds aan de dame voor te stellen, elkaar bij den naam te noemen; van heeren mag dit voorstel nooit uitgaan.

 

Eene getrouwde vrouw kan een jong meisje gerust bij den naam noemen, terwijl dit toch „Mevrouw” zegt; de jonge vrouw vraagt het meisje, haar bij haar naam te noemen. Den man eener getrouwde vriendin blijft gij „Mijnheer” noemen; komt gij echter veel bij hen aan huis, dan zal uwe vriendin u verzoeken, hem bij den naam te noemen, in dit geval wacht gij, totdat zij het voortstelt.

Tegenover vreemden spreekt men van oudere of getrouwde dames en vriendinnen, die men zelve bij den naam noemt, als van „Mevrouw S.,” of „Juffrouw B.,” niet alleen met den voornaam.

Heeren mogen achter den rug eener dame die zij goed kennen en bij den naam noemen, niet spreken van „Marie R.” of „Anna S.”, dat klinkt onbeschaafd en tegenover vreemden familiaar en onbescheiden; zij hebben het over „Juffrouw R.” en „Mevrouw S.”

Hiermede hebben wij ongeveer alle onderdeelen van „het gesprek” behandeld en hopen, dat deze wenken menigeen het spreken zullen veraangenamen.

BRIEVEN.

Uit onze brieven, uit ons schrift en onze stijl treedt onze beschaving minstens even duidelijk op den voorgrond, als uit onze persoon en onze manieren. Anderen kunnen ons voor een groot gedeelte uit onze brieven leeren kennen, waarin wij, vaak onbewust, veel van onze persoonlijkheid neerleggen. Geestige menschen schrijven geen nietszeggende epistels, nette geen slordige brieven.

 

Het is een groot compliment, een goed briefschrijver genoemd te worden en daarom moeten wij ons door oefening in die kunst bekwamen.

Het is niet noodig mooi te schrijven, als uw schrift maar regelmatig en duidelijk leesbaar is. Uw papier moet natuurlijk geheel schoon zijn en bij het couvert passen, wat kleur en formaat betreft. Slechts aan zeer goede vrienden moogt gij b. v. een velletje linnenpapier in een glad enveloppe of een rose velletje in een wit couvert sturen.

Men moet er zich aan gewennen, zonder fouten te schrijven; men ziet in brieven zelfs van ontwikkelde lieden, de wonderlijkste stijlfouten en ook het gebruik van komma's en punten wordt vaak verwaarloosd.

Vooruit moet gij eenigszins overleggen, wat gij schrijven gaat en hoe gij uwe gedachten zult inkleeden. Vooral dit laatste is zeer gewichtig, want onoverlegde brieven, in de eerste opwelling van woede en drift geschreven en vol beleedigende uitdrukkingen, hebben al heel wat verdriet en kommer veroorzaakt. Wees dus in brieven langzaam met klachten en verwijten en wees voorzichtig met mededeelingen van intiemen aard, over familieleden, geldzorgen enz. Vele menschen zijn slordig en onvoorzichtig met ontvangen brieven en hebben de gewoonte, die overal te laten slingeren.

Vergeet nooit eerst te beginnen met naar de omstandigheden van den ander te vragen en eenige punten uit zijn laatst ontvangen brief te beantwoorden. Schrijf steeds den datum bovenaan, en begin niet met „Ik”—. Voor wij tot den eigenlijken overgaan, nog eenige woorden over het adres onzer brieven.

 

Plak het postzegel rechts bovenaan en nooit omgekeerd, op zijn kop. Halverwege het couvert zet men duidelijk den titel en den naam. Daaronder de straat en rechts onderaan de stad.

Te weinig gefrankeerde brieven zijn onbeleefd en dus moet men den brief wegen, wanneer men niet zeker weet, of hij niet meer dan 20 gram weegt, anders, moeten er 2 zegels van 5 cts. opgeplakt. Voor het buitenland onder 20 gram 12½ cts., er boven 20 cts. Let er vooral op, dat gij de juiste titels op uwe brieven schrijft, daar vele menschen hier juist zeer op gesteld zijn. Dit zijn de voornaamste:

Voor juffrouw A: Mejuffrouw A. Voor freule: Mejonkvrouwe; voor een getrouwde vrouw: Mevrouw, Vrouwe of WelEdgeb. Vrouwe. Voor eene getrouwde adellijke dame: Hoogwelgeb. Vrouwe Voor de echtgenoote van een graaf: „Hooggeb. Vrouwe, Gravin M. Voor eene adellijke weduwe: Douairière.

Voor een jongmensch boven de 16 jaar, die nog geen betrekking heeft: Weled. Heer. Voor kooplieden en niet gestudeerde heeren: WelEd. Geb. Heer. Voor meesters in de rechten, assistent residenten in Indië: WelEd. Gestr. Heer. Voor inspecteurs der belasting, raadsheeren, hoofdofficieren, residenten in Indië: Hoogedelgestr. Heer. Luitenant-Generaal, Generaal, Admiraal, Vice-Admiraal, Minister, Gouverneur-Generaal: Excellentie. Voor alle doctoren: Weled. Zeergel. Heer. Voor artsen: Weled. Gestr. Heer. Voor predikanten: Weleerw. Heer. Zijn zij doctor in de theologie dan: Weleerwaarde Zeergel. Heer. Voor Professoren: WelEd. Hooggel. Heer. Voor burgemeesters: WelEd. Achtb. Voor een rechter van adel: Hoogwelgeb. Hoogedelgestr. Heer  Baron N. Voor een officier van adel: WelEd. Gestr. Heer Jonkheer P.

In officieele stukken kan men denzelfden titel van het adres zonder familienaam als aanhef gebruiken of men begint:

Hooggeachte Heer of Mevrouw B.

Alle requesten aan ministers, aan den gemeenteraad, enz. worden in de derde persoon gesteld.

Brieven aan onbekenden onderteekent men „hoogachtend,” of aan hooger geplaatste: „Uw dienstw. dienaar. Heeren onderteekenen ook aan dames: Uw dienstw.” Oudere dames schrijven aan jongere „Uwe U toegenegene M. R.” of „geloof mij vriendschappelijk M. R.” Zij zal echter niet „Mevrouw R.” onderteekenen, dat is burgerlijk en niet voornaam. Jonge meisjes onderteekenen aan oudere dames, die zij weinig kennen: „Met beleefde groeten” of „met vriendelijke groeten.”

Uitnoodigingen in de derde persoon worden op dezelfde wijze beantwoord en alleen op zeer familiare invitatie mag men met een kort briefje, mondeling of per telefoon antwoorden.

Brieven van rouwbeklag moeten kort zijn, en slechts enkele hartelijke woorden van medegevoel bevatten.

Van brieven met gelukwenschen verwacht men, dat zij iets langer zijn en duidelijk toonen, dat de schrijver zich waarlijk over ons geluk verheugt en er in deelt.

Nieuwjaarsbrieven daarentegen kunnen kort en hartelijk zijn, tegenover meerderen natuurlijk uiterst beleefd en eerbiedig gesteld.

Zorg er vooral voor, dat uwe brieven op tijd aankomen; de verjaardagsbrief, die eenige dagen te laat komt, omdat de schrijver den  juisten datum vergeten had, wordt onverschillig gelezen. Hierbij is te vroeg veel beter dan te laat. Brieven van dank voor eene genoten beleefdheid of ondervonden vriendelijkheid moeten zoo spoedig mogelijk geschreven worden, evenals brieven met een verzoek of vraag, waarop de schrijver gaarne spoedig antwoord zou hebben.

Onder alle omstandigheden moet gij het schrijven van anonieme brieven vermijden. Dit is niet alleen hoogst onbeschaafd, maar getuigt van groote lafheid, daar men daardoor aan den ontvanger iedere kans ontneemt van zich te kunnen verdedigen. Ieder, die niet rondweg met zijn naam en persoon voor den dag durft komen, bekent daarmede iets kwaads te doen en met recht worden schrijvers van anonyme brieven door alle beschaafde lieden met argwaan en minachting aangezien.

Vele lieden voeren hunne correspondentie voornamelijk op briefkaarten, doch dat is een slechte gewoonte. Tegenover oudere menschen en hooger geplaatsten is het eenvoudig niet geoorloofd en onbeleefd.

Uitnoodigingen per briefkaart te beantwoorden, is onbeschaafd, evenals het aankondigen van verloving, huwelijk, geboorte of sterfgeval.

Men mag geene vertrouwelijke of persoonlijke mededeelingen, geene gevoelsuitingen aan briefkaarten toevertrouwen, die toch vaak, door anderen gelezen worden.

Tegenwoordig kunnen wij door mooie prentbriefkaarten van onze reizen en uitstapjes onzen achtergebleven familieleden en vrienden veel genoegen bereiden en zij zullen ons dankbaar zijn, als wij door een geschreven groet toonen, ook in den vreemde aan hen te denken.

 

INHOUD.

Bladz.
Uiterlijk en Kleeding1
Op straat8
Bezoeken afleggen, ontvangen en voorstellen11
Diners en Partijen17
Kleinere feestelijkheden25
Verloving en Huwelijk28
Rouw33
Het gesprek36
Brieven en Briefkaarten43

 
 

FOTOGRAFEEREN KAN IEDEREEN.
HET ONTWIKKELT DEN SMAAK EN
HET KUNSTGEVOEL!

IVENS & Co
HOFLEVERANCIERS
NIJMEGEN GRONINGEN
AMSTERDAM DEN HAAG

FOTO-TOESTELLEN
VOOR THUIS EN OP REIS
IN ELKE GROOTTE EN VOOR IEDERS BEURS

Overzicht aangebrachte correcties

De volgende correcties zijn aangebracht in de tekst:

PlaatsBronCorrectie
Blz. -VoelbalVoetbal
Blz. -[Niet in Bron.]?
Blz. 6huivrouwhuisvrouw
Blz. 6[Niet in Bron.]
Blz. 8vooalvooral
Blz. 10,.
Blz. 10.,
Blz. 15[Niet in Bron.]
Blz. 19menmes
Blz. 19kleinskleine
Blz. 19knieëeknieën
Blz. 19[Niet in Bron.].
Blz. 20[Niet in Bron.]
Blz. 33[Niet in Bron.]
Blz. 33[Niet in Bron.]
Blz. 34rouwbeblagrouwbeklag
Blz. 35bijjouterieënbijouterieën
Blz. 36[Niet in Bron.]
Blz. 39[Niet in Bron.].
Blz. 42[Niet in Bron.]
Blz. 43,.
Blz. 45[Niet in Bron.]
Blz. 46[Niet in Bron.]
Blz. 46[Niet in Bron.]
Blz. 481525