The Project Gutenberg eBook of Korte Arabesken: Bébert le Boucher en André le Pêcheur This ebook is for the use of anyone anywhere in the United States and most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this ebook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you will have to check the laws of the country where you are located before using this eBook. Title: Korte Arabesken: Bébert le Boucher en André le Pêcheur Author: Louis Couperus Release date: December 31, 2005 [eBook #17431] Language: Dutch *** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK KORTE ARABESKEN: BÉBERT LE BOUCHER EN ANDRÉ LE PÊCHEUR *** Produced by Johan Boelaert Bébert le Boucher en André le Pêcheur Louis Couperus Ik zit in vage avondstemming, geweven uit een beetje spleen, wat meer melancholie, en heel veel verveling op een bankje voor de Quai du Midi, daar waar de visschers van Nice hun barkjes omhoog, op de kade zelve, getrokken hebben, beducht voor boos weér, want de zee schuimt hoog op en de wind waait straf. De kraag van mijn overjas op, en mijn handen in de zakken, en mijn pet getrokken tot over mijn oogen, zit ik te staren en, wat weemoedigjes en alleen, te droomen over de schuimziedende golven. Het zal van nacht wel gaan spoken over de Middellandsche wateren. Plotseling, links en rechts, verschijnen de beide heeren, Bébert le Boucher en André le Pêcheur. Ik was zoo in trieste stemming, winddoorhuiverd, verloren, zoo weg gedoken in pet en in kraag, dat ik hun twee impozante figuren niet had zien naderen, hun twee diepe stemmen niet had hooren opblageeren, zoo dat ik opschrik, nu ik ze plots herken, links en rechts, ik zittende, op het midden des bankjes. - Zoo, monsieur le duc, zegt André le Pêcheur; zijn we fier van avond en kennen we de oude jongens niet? - Is de duc lijdende aan ongelukkige liefde, dat hij zoo eenzaam in de zee zit te kijken? blageert Bébert le Boucher. Ik strek twee handen uit, die duchtig worden geschud in pooten van heb-ik-jou-daar. - Wel heeren, zeg ik; het doet me pleizier je te zien. Fier is de duc niet, dat weet je, maar hij lijdt veel aan distractie. Is er van avond iets te doen, dat jullie zoo broederlijk en collegiaal samen loopen? Of kom je een oogenblik mij gezelschap houden en zitten aan mijn zijden? Zij zetten zich links en rechts, Bébert le Boucher en André le Pêcheur en ik verzeker u, dat er niemand meer bij kan op het bankje. Het is warmpjes, gezellig en tjopvol, met ons drieën. Mijn slankheid, als pièce-de-milieu, wordt indrukwekkend geflankeerd door, links, Bébert le Boucher en, rechts, André le Pêcheur. Ik maak liever eens een grapje met deze jongens, of drink met ze een borrel in een bar, dan dat ik standjes met ze kreeg. Ik voel mij tusschen hen beiden als een klein, niet volgroeid jongentje, waarop met minzamen spot, maar toch met goedgunstige straatvriendschap glimlachend beschermend wordt neêr gekeken. Des te beter. Liever maar niet vechten met die twee bazen. Uit speelschheid zelfs, geloof ik, zouden ze je dood drukken, zoo als ik een muskiet vernietig. Wij wisselen opmerkingen over den wind en het weêr en Bébert en André zijn het eens met mij, dat het boos weêr zal gaan worden. Zij noemen mij "monsieur le duc" of meestal "duc," omdat Bébert mij eens heeft gevraagd: - Jij bent immers een "duc?" Ze hebben me gezegd, dat je een "duc" was. - Natuurlijk ben ik een duc! heb ik geantwoord met aplomb. En André, die wel beter wist, maar veel houdt van in het ootje te nemen, staafde mijn bewering: - Natuurlijk is die een duc! heeft André aan Bébert verzekerd. Zoo dat ik geloof, dat die domme Bébert gelooft, dat ik een "duc" ben, en authentiek. Bébert le Boucher is van het Noorden, van Amiens, geloof ik. André le Pêcheur is van het Zuiden, van Marseille, zoo niet van Nice. Beiden worstelaars van beroep, was Bébert eenmaal slagersjongen, en is André nog altijd visscher. Bébert is, hoewel een blagueur, somber; André is vroolijk, grappig en guitig. Het Noorden en het Zuiden. Ik hoû niet veel van Bébert, maar ik heb een zwakje voor André. - Duc, zegt André; kom je van nacht meê op zee, in mijn boot: La Jeune Jeannette?? - Ja wel, hoor! zeg ik. Kom maar eens kijken, of ik er niet zijn zal. Zeg, André, slaap je van nacht in de "Jeune Jeannette?" Want André, in den zomer, slaapt in zijn boot, op de kâ getrokken, onder zwoel wellustige sterrenachten. Bébert maakt grapjes over la Jeune Jeannette, die nachtelijke rustplaats van André, grapjes, die ik den lezer laat raden, maar ter kuischheid wille omsluier met de vaagheid van het minder dan halve woord. Neen, André, van nacht, zal niet slapen in den ronden schoot van zijn "Jeune Jeannette"--een mooi barkje, wit en rood geschilderd--want de wind is hèm zelfs te bar, om niet zijn kamer in de Vieille-Ville op te zoeken. - Duc, zegt André weêr; ga je straks meê naar de Place Garibaldi? Là-bas, nous rigolerons tous les trois! - Wat is daar dan te rigoleeren? vraag ik. - Voor den donder, já, souligneert Bébert; we moeten dáar eens flink lol hebben. - Maar wat is er dan te doen op de Place Garibaldi? vraag ik. - Kan je het niet raden? vraagt André. - Kom, duc, zegt Bébert; ràadt je het dan niet? Ik haal mijn schouders op: ik heb geen imaginatie van avond. - Le Lion du Littoral is er terug! zegt Bébert en buldert het uit van het lachen, als of hij zich met den naderenden storm wil meten. Ik schrik op en kijk hem aan. Ik hoû niet van Bébert, van dien blonden, uitwendig somberen kolos: hij is niet te vertrouwen; hij is een bruut, zonder meer; als hij worstelt, doet hij altijd de verbodene trucs en wordt brutaal en zoo nijdig als hij verliest, dat de andere sterke heeren hem vreezen. In die immense klomp spieren, tusschen dien kolossalen rug en kolossale borst, klopt niet het goede hart van de meeste heel sterke mannen. - Is de Lion terug gekeerd? vraag ik, een beetje angstig. - Ja, zegt André; en van avond spreidt die al weêr zijn tapijtje op de Place Garibaldi en daagt die de heele wereld uit. We hebben het bij toeval gehoord, en we zijn van plan ons eens te amuzeeren. - André, zeg ik; mag de duc je eens even wat zeggen? Ik hoû van André. André is ook één spiermassa, maar hij is een prachtige vent in zijn kracht. En zijn roze vleezig gezicht is niet de sombere bruutkop van Bébert, met die loensche, groene oogen, en dien onvertrouwbaren lach om zijn rossen stekelsnor; de kop van André is loyaal en prettig om naar te kijken; zijn bruine oogen zijn groot en open; zijn geschoren mond heeft een trek van franchise, en terwijl de handen van Bébert zware biefstukken zijn, zijn die van André de groote, van werk vereelte, pooten van een heel sterken, maar eerlijken jongen. - Wel, duc, wat woû je dan zeggen? zegt André. - Bébert, zeg ik en wend mij tot den bruut; mag de duc jou ook wat zeggen? - Vooruit er meê! zegt Bébert. - Welnu dan; ik vind jullie twee beroerde jongens, als je dien armen Lion gaat plagen. - En waarom? stuift Bébert op, als een orkaan en blaast, loenschende groen, in mijn gezicht. Waarom zouden wij dien Lion niet eens op zijn donder mogen geven? Waarom moeten wij ons zijn verwaandheid laten welgevallen? Wat beteekent het, dat hij zich noemt den Lion du Littoral, als of er niemand is dan hij, die worstelen kan tusschen Nice en Genua! Hij zal er van lusten van avond! - Duc, zegt André; Bébert heeft gelijk. De Lion is een verwaande vent, en we zullen hem van nacht op zijn donder geven. - André, zeg ik; en jij, Bébert, ik herhaal, dat jullie beroerde jongens bent, als je van avond worstelt met den Lion. De Lion is misschien verwaand, maar dat doet er niets toe: de Lion is een arme, oude kerel, die vroeger zijn triomfen heeft gevierd, net zoo goed als jullie nu. De Lion heeft veel verdriet gehad; dat wijf van hem is een feeks; zijn eigen zoon heeft hem eens afgeranseld; zijn dochter "fait le pavé." Als jullie voor dien armen, ouden kerel, al is hij dan ook wat verwaand, omdat hij vroeger champion is geweest, niets voelt, en hem daarbij nog onmogelijk wilt maken op de Place Garibaldi, waar hij een paar centjes verdient met gewichten heffen en een "copain" te leggen--dan vind ik jullie twee beroerde kerels, en wil ik jullie niet meer kennen. - Hoor den duc, hoor den duc! buldert Bébert en blageert door van dit en van dat. - Kom, duc, we mogen wel eens een grapje hebben, met den Lion! zegt André. We zullen, eerst Bébert en dan ik, zijn défi aannemen, en hem éen voor éen netjes leggen op den grond, met beide schoudertjes op zijn tapijtje, zonder hem pijn te doen, heel voorzichtigjes weg. - En hem zoo onmogelijk maken, en hem prijs geven aan het gejouw van al dat gepeupel daar. Jullie weten heel goed, dat hij alleen maar worstelt met types, die hij een paar sous geeft, en die zich na een paar grepen zus of zoo laten vallen, en jullie weten heel goed, dat de oude man geen partij voor jullie is. Als jullie het doen, wil ik je nooit meer zien. ... - Kom, duc, zegt Bébert, die zich herinnert, dat de duc soms wel eens royaal kan zijn en tracteert; zoo hoog moet je het niet opnemen. We willen alleen maar een grapje hebben, maar als je zoo een zwak gevoelentje hebt voor dien ouden Lion, nou... dan zullen we het niet doen, hoor; dan gaan we alleen maar eens kijken. ... - Je moet zelfs niet gaan kijken, zeg ik, verteederd, omdat Bébert toch beter is dan ik dacht. Want als de Lion je ziet, onder het publiek, dan krijgt hij het land. ... - Hoor eens, duc, zegt André; als Bébert niet wil, omdat jij het liever niet hebt, dan zal ik den Lion ook niets doen, maar ons zelfs te verbieden eens te gaan kijken op de Place Garibaldi, dat is te sterk, hoor! We hoûen wel van een pretje. De wind is heftig opgestoken. De lucht is dreigend van wolken. - Als jullie me beloven den Lion niets te doen, zeg ik; dan trakteer ik in den Rocher de Cancale. Zij vinden dit een goed idee, en omdat, ten eerste, groote droppelen vallen, en ten tweede ik de beide heeren verre van de Place Garibaldi wil houden, sta ik op en begeven wij ons alle drie naar een bar-en-restaurant, de Rocher de Cancale, dicht bij, waar de visschers gewoon zijn een borrel te pakken. Het is heel donker geworden, de regen ruischt neêr en de lucht is zwart. - De Lion zal zijn tapijtje niet spreien, zegt Bébert, achter mijn rug, tegen André en ik zie ze wel knipoogen, en wantrouw vooral Bébert. In den Rocher de Cancale buigt de dikke waard ons te gemoet. Het lokaal is heel vol, nu het regent. In een hoek zitten visschers te kaarten. Op een tafel zitten twee meiden, en smoezen, nu wij binnen komen, met haar types: éen herken ik, dat is Lucien l'Impair, een gevaarlijke vent, maar niet zóo kwaad als hij soms gevaarlijk kan zijn. Ik groet Lucien, die mij terug groet, en de eene meid smoest: - Wie is dat? - Dàt? hoor ik Lucien zeggen. Dat is een duc. - Is dat een duc? vragen de meiden, geïnteresseerd. - Dat is een duc, zegt Lucien: en schàtrijk. - Dire qu'il y a des types, qui sont duc! zegt de andere meid vol eerbied. De waard heeft ons ingeschonken, brandende punch voor Bébert en mij, terwijl die gekke André weêr een anisette-tje lebberen wil; die groote, sterke vent lebbert altijd aan een anisette-kelkje en likt het uit met zijn tong, op gevaar, dat hij het kelkje stuk likt. In mijn rug hoor ik de meiden ons kritizeeren: een duc, die met twee lutteurs in den Rocher een borrel komt pakken, dat vinden ze eigenlijk gek, maar ze hebben eerbied, voor mij, omdat ik duc ben, en voor Bébert en André, omdat ze zoo geweldig sterk zijn. - Nou, de duc is goed bewaakt! hoor ik de eene meid zeggen. En de andere: - Beter, als dat hem de Lion zoû bewaken! - Welke Lion? vraagt Lucien. - Le Lion du Littoral! giechelen de meiden. - Is hij terug? roept de waard, met glimmende wangen en oogen. Het gesprek is algemeen, want de opmerkingen over mij, duc, zijn ook niet met halve stem geweest. - Jawel, verzekeren om strijd Bébert en André; de oude Lion is terug. - Waar heeft die zoo lang gezeten? vraagt de eene meid, die ze, om haar kuif, Polichinelle schijnen te noemen; de andere heet Escalopine, of dewel: kalfs-oestertje. - En dagen jùllie hem uit? vraagt Lucien. Gebulder en gejuich. En de gitten oogen van Lucien schitteren al van pleizier; trouwens, hij schittert heelemaal in het gaslicht, van pommade en van valsche brillanten, op zijn das en aan zijn pink. - Neen, antwoordt goedig André. Het zoû te vergeefs werk zijn. De Lion du Littoral overwint ons allen. Gebulder en gejuich. Er krimpt iets van angst in mij, om dien ouden, armen Lion. Maar Bébert slurpt punch na punch en André lebbert kelkje uit na kelkje en ze zullen den Lion van avond wel niets doen; hij heeft zijn tapijtje niet eens gespreid, omdat het stortregenen zal. Hij zal niet eens zijn centjes verdienen kunnen. Het gesprek is heel druk en grappig geworden tusschen de meiden, Lucien en de beide lutteurs, en ik maak van hun bulderpret gebruik, om den waard te betalen en de deur uit te wippen. - Duc! Duc! hoor ik roepen. Maar de duc is weg, kraag op, pet neêr, door den regen naar de tram, om naar huis te gaan. ... Neen, toch niet, vlug gewipt in een andere tram, om te zien, eventjes, op de Place Garibaldi. De regen stroomt niet meer, als de duc op de plaats arriveert. Hij ziet rond. ... Maar geen tapijtje, geen Lion zijn te zien. Zoo dat de duc, gerust gesteld in zijn teeder hart, de tram juist pakt, die hem naar zijn hertogelijk kwartier voert. II. Den volgenden dag, blauwe lucht, en zonnefeërie, na den storm. Dat wisselt zich af in Nice als met dekoratie na dekoratie. Weêr neemt de duc, blij om het mooie weêr, en nieuwsgierig naar de Place Garibaldi, het eene trammetje na het andere. En waarlijk, daar op een bankje, zit... de Lion du Littoral! Arme Lion, wat ziet hij er uit! In een oud, bronsbruin jasje, een gelapte broek, en touwen pantoffels, zit de Lion in éen gedoken. Zijn kop is hem gevallen op de borst, zijn wangen zijn hol, zijn haar is dun en grijs, en al zijn zijn schouders breed, en al bombeeren zijn armen nog van biceps in de te nauwe mouwen, de Lion ziet er uit als een zóo vervallen en ellendige leeuw, zoo een oude leeuw van den Littoral, zoo een afgejakkerde kampioen van Marseille tot Genua toe, dat des ducs gevoelig teêr hart samen krimpt, met die heel oncomfortabelen kramp, die de duc ondervindt om allerlei: bedelaars, oude trampaarden, ellendig geduldige trekezels, oude meiden, oude akteurs en oude worstelaars: àlle oude en afgeleefde artiesten, gymnasten en lastdieren, voor wie de duc zoo gaarne toevluchtsoorden zoû willen stichten, met villa's en parken, voor de menschen, en warme stallen en weiden, voor de beesten. Helaas, de duc heeft nooit iets gesticht: zijn hertogelijk fortuin is zeer ge-entameerd, en hij moet zich vergenoegen met--als hij niet een luttele aalmoes geeft aan den mensch, of een blik van meêlij aan het lijdende beest--heel hard weg te loopen, om hun misère niet te zien. Het is niet mooi van den duc; het is struisvogelpolitiek; het zoû beter zijn flink op te treden tegen den karrevoerder, voor het oude lastdier, en tegen de maatschappij, voor de oude artiesten, meiden en worstelaars. Maar de duc is, hoewel gevoelig van harte en erg sentimenteel, niet bepaald krijgslustig en energiek in het "optreden"; de duc keert liever ter zijde dan op, en zoo komt het, dat hij nooit veel veranderd heeft aan de treurige dingen des levens, die zijn week hart soms doen krimpen van akeligheid. Gij lezer, oordeel met zachtheid den duc: hij is in alle geval oprecht. - Zoo, Theofile, zeg ik: ben je terug? Dat doet me pleizier je te zien O God! Wat een blik! Het hoofd heeft zich opgericht, zoo moê, zóo moê, en twee waterige oogen zien mij aan. De Lion drinkt, dat is zeker, en niet alleen punch als Bébert, of anisetjes als André. De Lion is verslaafd aan de "groene fee". - Dag meneer, groet hij met kelderstem. Is u ook al in Nice? Ik ga naast hem zitten. Het is niet prettig dat te doen, want het jasje is heel oud en riekt kwalijk. Maar ik bedenk, dat ik het soms in de komedie of in een salon wel eens een half uur uithoû naast een vrouw, die mij wee maakt met musc, en ik blijf stoïcijnsch zitten naast den leeuw Theofile. - Theofile, zeg ik. Waar ben je geweest? - Genua, Ventimiglia, Menton, somt de Leeuw triestig op. - Heb je veel geworsteld? Hij lacht bitter en zijn waterige oogen ... tranen. O de blik vol tranen van dien ouden man. - Wat is er, Theofile? Kom, zeg mij eens wat er is? - Ach, meneer, wat zoû er zijn ... Er is het einde, dat is alles. - Het einde? ... - Het is gedaan. - Hoe gedaan? - Als ik het van daag niet doe, doe ik het morgen. - Wat?? Hij heeft een gebaar van een touw om den nek te slingeren en dan òp te trekken. - Maar waarom kerel, waarom? - Meneer, ik ben oud. - Hoe oud ben je? - Ik ben ... acht-en-veertig. Acht-en-veertig! En hij noemt dat oud! Er graaft zich iets om mij als een afgrond. Ik ben niet veel jonger dan hij. Ben ik oud? Het wordt mij kilkoud in mijn aderen. - Dat is toch niet oud ... Theofile, zeg ik, bijna smeekend. - Oud, voor een worstelaar, meneer. Het gaat niet meer. De goeie tijden zijn voorbij. In een wedstrijd beteeken ik niets meer. De directie's willen me zelfs niet meer toelaten. Ik werk wat op mijn tapijtje. Ik hef wat gewichten. Maar het geeft niets meer. Ze kijken en lachen even, en geven een sou en gaan weg. Mijn vrouw ... is weg. - Is je vrouw weg?? - Ja. Ze is er van door, met een jongen kerel. ... Ik ben bijna blij voor hem. - En je zoon? - Mijn zoon werkt. Hij worstelt in Milaan. Maar hij vergeet zijn vader en eens. - Ja, dat weet ik, Theofile, maar ik dacht, dat het bijgelegd was. Je zoon was driftig en je beschouwde hem nog een beetje als een kleine jongen. Ik dacht, dat Jean toch verzoend was met je? Hij schudt triestig het hoofd. - Ik hoor niets van hem. - En je dochter? vraag ik, om meer te weten. - Ziek, in het hospitaal. Te Genua. O God, wat vind ik dat alles vreeslijk! En ik kan toch niets daar aan doen! Wàt kan ik doen! - Kom, Theofile, zeg ik; je moet je niet zoo laten neêrslaan, we worden allemaal oud. Je moet nu langzamerhand uitscheiden met worstelen, en ik ben overtuigd ... ik meen, ... ik zoû misschien ... met een meneer kunnen spreken, die veel invloed heeft ... om je een bureau-de-tabac te bezorgen; zoû je dat willen? Hij schudt het hoofd, zóo triestig, zóo triestig. - Neen, meneer. Het is heel braaf, om dat voor me te willen doen. ... - Er is niets braafs aan; ik kèn juist een meneer, die invloed heeft, en. ... Hij schudt het hoofd langzaam, langzaam van neen en nog eens neen. - Neen, meneer, ik ben athleet. Ik kan niet tabak en postzegels verkoopen. Mijn spieren, dat is mijn leven. Mijn worstelen ... dat is mijn kunst. Twee jaar geleden nog hield niemand het tegen mij uit. Wàs ik de Lion du Littoral. Nu ... ben ik oud en slap en rheumatiesch, en niets meer waard. En na gisteren avond ... is het uit. - Wàt is uit? vraag ik en spring op. Vertel mij, Theofile, wàt is er gebeurd? Hij lacht, zóo bitter, zóo bitter! - Wat er gebeurd is? zegt hij. Bébert heeft volstrekt met me willen worstelen. ... - Bébert! - En na even met me gespeeld te hebben als de kat met de muis ... me gelegd ... me zoo gemeen gelegd ... wel niet met een truc ... maar toch ... toch ... me gelegd ... mij ... mij ... den Lion ... den Lion du Littoral. ... Een snik schokt hem zijn holle, breede borst. Een razernij ziedt in mij op: het bloed vliegt als met een congestie naar mijn hoofd. ... De Lion is weêr in een gezonken. - Maar hij is ook jong en sterk; ik ben oud, ik ben slap en niets waard meer. Gisteren avond, toen het niet meer regende, is het gebeurd. Ik had mijn tapijtje gespreid, en poogde nog een paar sous te verdienen. Ik bewaar mijn gewichten, daar, bij den bistro in die buvette, en ik haalde ze te voorschijn, en daagde de omstanders uit ... Voor een thune (vijf francs); vroeger beloofde ik een zigue (louis-d'-or), aan wien me kon leggen, ik meen zoo op straat, niet in een serieuzen wedstrijd ... Nu, meestal biedt zich niemand aan, want ik ben nog wel een "costaud," al ben ik niet meer, die ik was ... Maar gisteren avond, daar zag ik in eens, toen ik het publiek had uitgedaagd, en zou gaan lutteeren met mijn copains--voor de frime; die krijgen dan eén balie van me (eén franc), als ze zich laten leggen--daar zag ik in eens uit de arkaden te voorschijn komen Bébert, en met hem waren André le Pêcheur, en Lucien, die pommade-vent, met twee meiden. Nu, dacht ik dadelijk, die komen alleen om me te embêteeren. En waarachtig, Bébert wou met me lutteeren; het heele publiek lachte ... En wat kòn ik doen, wàt kon ik doen?? Ik ben de Lion du Littoral. ... Een hevige hoestbui overvalt hem en hij schrapt en spuwt, naast mij: ... zoû hij tering hebben? Hij hoest zóo akelig. ... - Ik ben de Lion, herhaalt hij. Ik kon Bébert niet weigeren. Nu ... heeft hij me gelegd ... Hier ben ik niets waard meer, hier op de Place Garibaldi is geen sou meer voor me te verdienen ... Als ik het van daag niet doe, doe ik het morgen. Hij schetst weêr dat gebaar met een touw ... zoo òmslingeren ... en dan trekken. Ik voel mij heel oncomfortabel van binnen. Mijn hart doet mij wee en ik voel als een fyzieke kramp, die mij ziek maakt en, na mijn roode razernij van zoo even, slap en energieloos. Ik voel dat dadelijk in mijn knieën. ... Ik sta op. Ik heb den Lion eenige woorden van troost pogen te zeggen, die niet veel uitwerken. Ik heb hem iets in de hand gedrukt, dat meer uitwerkt, en hem gezegd, dat hij van middag even bij mij passeeren moest, om een broek en een jasje te halen. Zullen mijn luttele weldaden den Lion nieuwe levenskracht geven? Ik ben zeker van niet. Er is zelfs geen twijfel in mij. En vol weemoed wandel ik naar de zee, langs de heerlijke bloemenmarkt, de kleurprachtige groentenmarkt, langs de uitstallingen van curieuze visschen. Zelfs al die kleuren en geuren in de zon wekken mij niet op. Al die rozen en mimoza's, die violieren en anjelieren en irissen; al die oranje en purperen aubergines en poivrons; die prachtige roze uien; en heel die byouterie-schat van de Middellandsche zee: die visschen met parelmoêren, azuren en violet-zilveren en rood-gouden schubben, die beesten met ál de glauke tinten van het water over rug en aan buik, al die vroolijkheid van het geding en geroep ... dat alles, wat ik anders zoo lief heb, omdat het bont, kleurig en vroolijk is in den genereuzen gloed van de morgenzon, die zoo mooi langs de oude huizen der oude stad felle schijnsels en lila schaduwen smeert ... dat alles wekt mij niet op. Mooi pogen de vischvrouwen mij met armdikke palingen, als blauwzwarte slangen, te bezweren mijn voordeel toch niet voorbij te loopen; mooi reiken de bloemenverkoopsters mij haar tuilen rozen en mimoza's onder de neus, de kleuren en geuren bedwelmen mij niet: ik sla zonder eén woord het gouden mimoza-stuifsel àf van mijn mouwen, en ik koop geen vijgen, zoo als ik wel eens doe--van die heerlijke, slanke cou-de-dames,--om ze te snoepen, in den Tuin, op een bankje, onder het standbeeld van den Maarschalk Masséna. Neen, ik loop droefgeestig door ... Het is zoo mooi en zoo vroolijk en zonnig; die blauwe lucht, die heerlijke morgenzon, al hoog toe naar het midden, als een gouden genade om je heen ... en ik ben treurig, ik voel mij diep treurig. O, die vreeslijke smart om de dingen en menschen, die eindigen, die knakken, die kwijnen, die zich nog voort sleepen, belast met àlles wat de ouderdom geeft: ziekte, moedeloosheid, troosteloosheid, tot eindelijk wanhoop toe! Die vreeslijke smart van oude paarden nog te moeten zien trekken zware wagens vol steenen; die smart de oude Caroline nog iederen morgen en avond haar pavé af te zien loopen, van af de Jetée tot de Dames-de-France en terug, lonkend hier, lonkend daar, met dien lonk zóo moê, en zoo oud, met dat vervallen gezicht, te veel geverfd onder dien immensen hoed, en die bijna knikkende knieën ... o God, om haar een louis te geven en te zeggen: ga nu naar bed en blijf den heelen dag slapen. ... O, die vreeslijke smart, om oud en gebrekkig en ellendig te worden die vloek van God, die drukt op den mensch; die vloek, waarmeê God den mensch verpletterde, te gelijker tijd, dat hij de natuur zegende, want de natuur wordt niet oud: zij is altijd jong, eeuwig; zij herleeft ieder jaar, ieder oogenblik. ... O, ik loop zoo droefgeestig door ... Nu maar geen kenissen ontmoeten en lief moeten praten; liever maar alleen op een bankje zitten, met die onweêrhoudbare tranen de oogen vol. Het is niet om mij, ik ben gelukkig; er is zoo veel liefs òm mij; ik ben nog door het leven bedorven geworden; het is niet om mij. Het is, omdat het zoo is. Omdat wij oud worden en zachtjes gesloopt, en geknakt. Het is, om Sarah Bernhardt, die ik een maand geleden gezien heb in den Aiglon, als een lijk, dat nog sprak en liep, vertoonende een jong mensch van zeventien jaar ... De weêrgâloos magnifieke en zoo lang geniaal jeugdige vrouw en artieste ... Dat ik, stil in een hoekje, grien op een bankje, is van daag niet om mij ... maar om een oud paard, dat ik mij heug, om Caroline, om Sarah Bernhardt. ... En om den Lion du Littoral ... den ouden leeuw Theofile. ... De zee schuimt met elegante golfjes aan. Het is of de zee, na hare woede van gisteren, weêr elegant wordt, met kanten en parelenschitterende golfjes--zoo als het betaamt aan een zee van een dure seizoen-plaats; een mondain zonne-stadje. Het is of de golfjes een lief ballet dansen, of zij blauw gerokte danseresjes zijn, met schuim van kanten volants, waarover pailletten gezaaid zijn. De zon giet haar warme douche neêr over mijn rug. Dat troost mij een beetje. Plots ... daar zie ik de beide heeren: Bébert le Boucher en André le Pêcheur. De roode razernij ziedt weêr in mij op. Maar ik overmeester mij en wil mij niet driftig maken; je weet niet, die heeren zijn zoo sterk. ... En daarom vergenoeg ik mij door heel duidelijk, als ik ze zie naderen, hun mijn rug, al verzittende, toe te draaien. Zij naderen; zij smoezen, achter mijn rug. En een beetje van ter zijde loerende, bespeur ik ... Bébert, die het er liever niet op waagt, en zich, handen in de zakken en rug gebombeerd, uit de voeten maakt. ... Bébert is bang voor mij!! Nu, daar heb ik dan toch pleizier van! En wat doet André? ... André is genaderd ... Staat voor mij. - Dag, duc! zegt André joviaal. - Bonjour! antwoord ik, héel koel. - Mooi weêr! zegt André en zet zich naast mij. - Héel mooi! beâam ik, met een glaciale stem. - Kom duc, zegt André; wat is er? Ben je boos? - Minstens vind ik jullie twee misselijke kerels! antwoord ik, niet meer voorzichtig. André kijkt mij aan en bedenkt: de duc weet er alles van; de duc heeft den Lion gezien. - Ik heb niet met den Lion geworsteld, verontschuldigt zich André. - Neen, maar Bébert wel, en jij bent meê gegaan. - Nou, dat is toch zoo erg niet. Daarom hoef je toch niet zóo boos te zijn, duc. - Jawel, André, ik ben wel boos. Ik heb het jullie gezegd. Ik wil jullie niet meer kennen. - Kom, duc, het was maar een grapje. ... - Dan moet het jou maar eens overkomen, als je zoo oud bent als de Lion nu, en als je spieren slap zijn geworden. Ik verzit weêr, en draai hem mijn rug toe. Hij loopt om, en zet zich aan de andere zijde, en glimlacht guitig mij in het gezicht. Wat heeft die een uiïg smoel! Net een groote kwâjongen. - Duc, zegt André; ben je dan heusch boos? - Ja. - Wil je me nooit meer zien? - Bébert niet en jou ook niet. - Drink ik nooit meer eens een borrel met je? - Ik heb van jullie gesoupeerd, hoor! zegt de duc, in argot. André begint verontrust te worden. De duc meent het. En het zoû jammer zijn, want de duc tracteert wel eens op een kelkje anisette en daar is André dol op. - Kan ik het niet meer goed maken? fleemt André, en steekt zijn poot uit. De hertogelijke hand gaat die poot niet te gemoet. Maar de duc zegt: - Jawel. Je kàn het goed maken. Als je wilt. Hoe dan? vraagt André, bepaald blij om die mogelijkheid, dat geopende perspectief van een "zinc" in een bar, waarop zoet kelkje gevuld wordt na kelkje. - Dat zal ik je zeggen! zegt de duc, en zijn stem heeft iets onvermurwbaars. Als je weêr goed vriend met me wilt worden, moet je van avond worstelen met den Lion. - Ik? zegt André. En waarom? - Om den Lion je te laten leggen. - Wat??? roept André uit. Ik? Moet ik worstelen met den Lion, om ... Heb ik je goed begrepen?? - Héel goed! zeg ik. Je bent een vlugge jongen. Tweemaal zeggen is niet noodig. Toch zal ik het doen: het tweemaal zeggen. Wil je goed vriend blijven met den duc, dan worstel je van avond met den Lion, en laat je door hem netjes leggen. En als je dat niet doet,--en nu ben ik heel ernstig--hoef je nooit meer op een bankje naast me te komen. - Maar duc, zegt André; het is je niet ernst! Ik kan toch mijn reputatie niet naar de maan gooien! - Zoo als je verkiest, zegt de duc, koud. André staat op. De duc denkt al, dat hij het spel verliest. Maar André, verontwaardigd over des ducs voorstel, loopt op en neêr, op en neêr, het wilde beest gelijk. - En wat krijg ik er voor? zegt André eindelijk, stil staande voor den duc. - Een goed souper daarna. Een lekkere bouillabaisse, in de Réserve, is het hertogelijk antwoord. - Honderd franc, zegt André, zijn oogen hebzuchtig in de mijne. - Ga maar eens kijken of ik ze al niet thuis bij je gebracht heb, onder je kussen. - Duc, zegt André; het kost me mijn reputatie. Ik doe het voor honderd franc. - Kijk eens, André: je doet het voor een bouillabaisse ... of je doet het niet. Net zoo als je wilt. Maar àls je het doet, doe je een goed ding, maak je een medemensch gelukkig. Je verzoent je er tevens meê met den duc, en je soupeert lekker. Doe je het niet, dan doe je het niet, maar dan ben je een beroerling, net als Bébert, en is het uit tusschen ons. - Je bent een type! roept André. - Het is mogelijk. - Duc, zegt André; ik doe het. - Zonder grapjes? - Zonder grapjes. Mijn hand er op. Ik schud zijn hand: auw! - André je moet niet zoo knijpen: ik weet wel, dat je sterk bent. - Ik heb niet geknepen. - Kijk, hoe je mijn ringen in mijn vingers hebt geperst. Kom je dan van avond, op de Place Garibaldi? - Ja. Hoe laat? - Om zeven uur. Heel ernstig, hoor. Denk er aan: om ácht uur, bouillabaisse. - Ik zal er zijn. Weér handdruk; o God, die vingers, doen me zoo een pijn. Zoû André er heusch komen? ... Ik ben er niet zeker van. ... Ik weifel en ik twijfel. ... Voór zeven uur ben ik op de place en vind bij den bistro den ouden Leeuw. - Leeuw, kom eens hier. Hij komt, onder de arkaden. - Leeuw, zeg ik; straks komt André le Pêcheur, denk ik. Dan moet je hem uitdagen. Hij wordt bleek. - Waarom? vraagt hij met kelderstem. Ik fluister hem iets in. Hij glimlacht. - Neen zegt hij, ongeloovig. Ik knik van ja, heusch van ja, hoor. - Neen, zegt de Leeuw. Dat zal André zich niet laten doen. Als ik hem leg, dan lég ik hem ook. Dan ben IK het, die hem leg. Maar ik zal hem niet leggen ... ik ben slap, ik heb gedronken. Ik ruik het . ... - En ik wil niet met hem worstelen. - Jawel, Leeuw, zeg ik; je moèt met hem worstelen, als hij straks komt. - Nou ... zegt de Leeuw, half zat. We zullen wel zien. Ik heb het kostuum laten halen. Het zit me nauw, maar dat is de mode, zeggen ze. - Ja, zeg ik, serieus. Nauw is de mode. Maar je moet het nu aandoen en niet naar "tante" brengen. - Het is al bij "tante," zegt de Leeuw. Heusch, meneer de duc, het was me te veel naar de mode. - Nu, dan maar niet aandoen, beste kerel, zeg ik wat treurig en kijk naar zijn kwalijk riekend bronzen jasje en gelapte broek. Maar worstel nu straks met André. Als je het doet, dan ... - Wat dan? - Dan krijg je wat van me. - Dàn doe ik het! Het is afgesproken. Wat stinkt de vent naar absinth! Ik loop wat om, langs de zee, en weêr terug. De avond is gevallen als ik weêr op de Place Garibaldi kom. Zie, de Lion heeft zijn tapijtje gespreid; hij heeft zelfs een verlichting van acetyleen, die een vreeslijk luchtje geeft. En hij staat, op zijn tapijtje, gewichten te heffen. De tors naakt, is hij verjeugdigd. Toch doet hij mij onweêrgeefbaren weemoed aan. Zijn lichaam--hij heeft alleen een donkere onderbroek aan--is, hoe gespierd ook, gesloopt, vervallen, met vreemde holtes tusschen de spieren en zoo grauw bleek mager van tint, als of hij niet genoeg eet, en te veel drinkt. Zijn weinige vleesch heeft een tint van absinth, is groen en groezelig in den heen-en-weêrschijn der lampen. Zijn gezicht heeft iets verwaands, zijn oogen kijken laatdunkend. Hij heft machinaal zijn gewichten. Hij heeft mij gezien en groet mij. Hij pozeert nu voor zijn publiek, dat niet groot is: een paar voyou's, enkele trambeambten, een paar straatjongens. - Wie onder het geëerde publiek wil zich meten met den Lion du Littoral? Wie den Lion legt, zonder de bij de lutte verboden trucs, ontvangt eén thune (vijf francs). Wie onder het ge-ëerde publiek. ... Ik voel op mijn schouder een zwaar gewicht. Het is bedoeld als vrienschapsgebaar, want mij omwendende, bons ik tegen André le Pêcheur, die zijn handen op mij gelegd heeft. - Je ziet, duc, ik ben gekomen, fluistert André. Eigenlijk vind ik het beroerd wat je me gevraagd hebt te doen, maar je was zoo drommels kwaad van morgen, dat. ... - André, fluister ik; wat kan het je schelen ... hier, op de Place Garibaldi! Doe het nu, niet waar, doe het in drie minuten: laat hij je even leggen, en dan gaan we de bouillabaise eten. Dat laatste geeft den doorslag. - Wie onder het geëerde publiek wil zich meten met den Lion? blageert Theofile, verwaand en laatdunkend. ... Maar hij heeft André bespeurd. Hij wordt bleek. - Ik! roept André. Emotie onder het publiek, dat aanzwelt. Het is in eens propvol. Ik ben den Lion genaderd en fluister hem toe: - Ik ben overtuigd, dat je André legt ... Je bent "en forme" van avond: ik zie dat aan je oogen. ... Arme, waterige absinth-oogen van den Leeuw - Gelooft u, meneer? aarzelt, groenbleek, de Leeuw. Maar André heeft zijn jasje al uitgetrokken, zijn broek, zijn hemd: hij staat--stel u gerust!--op een zwart onderbroekje na, zoo als God hem schiep en deed groeien. Neen ... zoo staat hij niet. André heeft veel aan zichzelven gewerkt. Of liever verwerken laten. André staat ... niet als een mensch, maar als een kunstvoorwerp. Want André is geheel en al getatoueerd! André heeft iets van een prentenboek. Onder het publiek zijn kreten van pleizier en aardigheid om André uitgestooten. Allen omringen hem om hem beter te zien. Het is moeilijk u een katalogus te geven van alles wat op André's forsche muskulatuur al zoo te zien is. Laat mij het echter beproeven. André's guitige, een beetje bestiale, maar bruut-mooie kop,--donker haar en vleezig lacherig gezicht, met lacherige oogen en lachenden mond--staat op een massieven nek, die breed aflijnt naar kolossale schouders. Zijn vierkante borsten, zijn ijzerharde bicepskogels, geheel zijn naakte tors, zijn bult-dijen en enorme kuiten zijn één en al illustratie, blauw-zwart op zijn jongroze vleesch. Om zijn hals is getatoueerd een slang, die als een snoer neêr hangt, staart gekronkeld om kop. Om zijn bovenarmen slingeren ook twee slangen, als vreemde braceletten. Op zijn borst zijn twee, ik zal maar zeggen, pornografische figuurtjes ingeprikt, maar zoo kunstig, dat ze mij laten denken aan de geheime muzeum-zaal in Napels, met de kleine obscene bronsjes uit Pompeï. Het is heusch "kunst" en geen pornografie, zoû een aesthetisch aangelegd rechter moeten beslissen. Het is zoo geestig en fijn geteekend, als ik nooit nog en nimmer gezien heb. Een vogel vecht met een kreeft. Een kat zet zijn rug op tegen een hond. Alle kleine vleeschplekjes tusschen de drie slangen en de twee Pompeïaansche tafereelen zijn ingenomen door keurig bewerkte détails: rozetten en arabesken. Geheel dat athletenlichaam is één bezienswaardigheid. Het publiek heeft André dicht omringd: iedereen wil zien en de vrouwen strijken met de vingers over de illustraties, om te voelen of het perspectief wel glad is. - Ja, zegt André: alles is glad, mijn huid is als zij! Strijk maar! - Vooruit, vooruit! brult het publiek. André le Pêcheur, contre Theophile, le Lion du Littoral! Cirkel wordt uitgebreid. In een kist is zaagsel en de beide lutteurs wrijven zich de handen droog. Zij groeten elkaâr met het professionale gebaar vol waardigheid. Gladiatoren in een antieke arena. ... Maar modern is het schouwspel om hun zwarte onderbroekjes, en om het publiek, nu kop aan kop. Een jongentje dat den Lion bijstaat, gaat rond met een bakje; de sous regenen en klikklakken neêr. Leeuw en André grijpen elkaâr aan. Het schijnt of zij elkander aaien. Maar het is niet aaien, het is wederzijdsche kracht aanvoelen en schatten. Ik zie aan des Leeuws oogen ... dat hij er inloopt. Zij schitteren, des Leeuws wateroogen ... want hij meent, dat André niet zoo geweldig is als hij wel dacht. De Leeuw spant zich in; hij wil André afmatten. In gewicht zullen zij beiden ongeveer het zelfde wegen: 108, 110 kilo. Daar valt de Leeuw, onder André's pressie, maar hij valt op de knieën. En blijft als een rots. Het gaat mij weêr interesseeren, als altijd--tòch weet ik, ditmaal beter dan ooit--dat het "chiqué" is; dat André--veél sterker en volhoudender dan den Leeuw--moét verliezen, omdat ik het verkies. Hoe zal het gaan? Het publiek is eén spanning, ik ook. - Vooruit, Leeuw! roep ik. Leg hem! Leg hem! Hoû je flink! Het publiek stemt in. André poogt den Leeuw omver te halen, op den rug. ... Hij glimlacht, André: hij gluurt even naar mij, Ik weet het: hij werkt met halve kracht. Hij zoû den Leeuw dadelijk hebben, op zijn rug, als hij, André, het verkoos. Hij werkt en schudt en hijgt. ... Mooi zoo: hij truqueert goed. ... In het publiek wordt gewed. Wedt maar op, oude jongens, maar weet, dat de duc de Voorzienigheid was! André doet zelfs de verboden trucs! Hij strekt zich uit, zwaar op den rug van den Leeuw, en poogt hem zijn armen te wrikken. De Leeuw blijft onverwrikbaar. Men applaudisseert den Leeuw! Het doet mij pleizier voor hem! André probeert een cravate; André probeert een ceinture; de Leeuw blijft als een blok. André, schijnbaar razend, ranselt met de zij van de hand op des Leeuws nek. Publiek brult, jouwt André uit. Denk aan de bouillabaisse, André! Plotseling richt de Leeuw zich op de knieën, slaat zijn armen achterom en sluit zijn handen als een schroef om André's nek. Eén beweging... hij is òpgestaan, en de Leeuw slingert geheel André's geïllustreerde muskulatuur over zijn leeuwenhoofd. Het lichaam van André beschrijft een huiveringwekkenden cirkel en ligt ... op het tapijtje. Met beide schouders gedrukt! Hoezee!! De strijd heeft drie minuten geduurd. - De Leeuw heeft André gelegd! De Leeuw heeft André gelegd! Publiek is dol, juicht, schreeuwt. ... De sous regenen, klikklakkeren op het bakje van den kleinen jongen. De Leeuw heeft overwonnen. Hij drukt André, die is opgestaan, de hand. De Leeuw glimt van zweet, en straalt van trots, in den glans der acetyleenlamp. Hij buigt en groet met de hand links en rechts. Een voldoening vonkt in zijn wateroog. Hij heeft gemeend, dat hij heusch André te sterk is geweest, want, daar is hij zeker van, André zou zich nooit laten vinden voor een "chiqué." De Leeuw weet niet, hoe dol André is op bouillabaisse en kelkjes anisette, vooral als de duc die betaalt! - Leeuw, zegt de duc; je bent bewonderenswaardig!! En de duc schudt des Leeuws klauw. - Ja meneer, zegt de Leeuw fier; u ziet: heelemaal gedaan is het nog niet met den Leeuw--! De Leeuw is zoo blij, en de duc is blij--! De worstelaars kleeden zich aan; het publiek verspreidt zich. Vol commentaar. Nogmaals afscheid van den Leeuw, die verrukt is. Daar zie ik André, met zijn leuke smoel, knipoogen hier en knipoogen daar, en onder het nog aanwezig publiek smoezen ze, om mij, en hoor ik waarachtig fluisteren: - Dat is de duc; die heeft er de hand in! - André! sis ik. Ik vermoord je, als je je mond niet houdt. ... Ik sleep hem meê, terwijl bewonderaars den Leeuw meê voeren naar den bistro. Het jongentje vouwt het tapijtje op; een paar voyou's zeulen des Leeuws gewichten hem in de buvette. De Leeuw wordt getracteerd: hij is populair! - Honderd franc moet ik hebben! roept André goedsmoeds, toch wel joviaal om de grap! - Niets anders dan een bouillabaisse krijg je! is het hertogelijk antwoord. * * * * * Een half uur later, aan zee, in de Réserve, soupeer ik met André, die guitiger is dan ooit en zich een bult buldert om dien verwaanden Leeuw. - Wat een vent! schatert André over de oranje bouillabaisse heen. - Arme kerel! zeg ik verteederd. - Alleen duc, zegt André; eén ding moet je nog doen?? - En dat is. ... - Straks, in den Rocher de Cancale, mij op een kelkje anisette trakteeren en ... Bébert op een brandende punch?? Hij kijkt mij smeekend aan en vouwt guitig zijn pootige klauwen. Nu ... dàt wil de duc dan wel doen. *** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK KORTE ARABESKEN: BÉBERT LE BOUCHER EN ANDRÉ LE PÊCHEUR *** Updated editions will replace the previous one—the old editions will be renamed. Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright law means that no one owns a United States copyright in these works, so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United States without permission and without paying copyright royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to copying and distributing Project Gutenberg™ electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG™ concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you charge for an eBook, except by following the terms of the trademark license, including paying royalties for use of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for copies of this eBook, complying with the trademark license is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports, performances and research. Project Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away—you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark license, especially commercial redistribution. START: FULL LICENSE THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK To protect the Project Gutenberg™ mission of promoting the free distribution of electronic works, by using or distributing this work (or any other work associated in any way with the phrase “Project Gutenberg”), you agree to comply with all the terms of the Full Project Gutenberg™ License available with this file or online at www.gutenberg.org/license. Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg™ electronic works 1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg™ electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to and accept all the terms of this license and intellectual property (trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy all copies of Project Gutenberg™ electronic works in your possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project Gutenberg™ electronic work and you do not agree to be bound by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. 1.B. “Project Gutenberg” is a registered trademark. It may only be used on or associated in any way with an electronic work by people who agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few things that you can do with most Project Gutenberg™ electronic works even without complying with the full terms of this agreement. See paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project Gutenberg™ electronic works if you follow the terms of this agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg™ electronic works. See paragraph 1.E below. 1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation (“the Foundation” or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project Gutenberg™ electronic works. Nearly all the individual works in the collection are in the public domain in the United States. If an individual work is unprotected by copyright law in the United States and you are located in the United States, we do not claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, displaying or creating derivative works based on the work as long as all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope that you will support the Project Gutenberg™ mission of promoting free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg™ works in compliance with the terms of this agreement for keeping the Project Gutenberg™ name associated with the work. You can easily comply with the terms of this agreement by keeping this work in the same format with its attached full Project Gutenberg™ License when you share it without charge with others. 1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in a constant state of change. If you are outside the United States, check the laws of your country in addition to the terms of this agreement before downloading, copying, displaying, performing, distributing or creating derivative works based on this work or any other Project Gutenberg™ work. The Foundation makes no representations concerning the copyright status of any work in any country other than the United States. 1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: 1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate access to, the full Project Gutenberg™ License must appear prominently whenever any copy of a Project Gutenberg™ work (any work on which the phrase “Project Gutenberg” appears, or with which the phrase “Project Gutenberg” is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, copied or distributed: This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you will have to check the laws of the country where you are located before using this eBook. 1.E.2. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not contain a notice indicating that it is posted with permission of the copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in the United States without paying any fees or charges. If you are redistributing or providing access to a work with the phrase “Project Gutenberg” associated with or appearing on the work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg™ trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. 1.E.3. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is posted with the permission of the copyright holder, your use and distribution must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked to the Project Gutenberg™ License for all works posted with the permission of the copyright holder found at the beginning of this work. 1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg™ License terms from this work, or any files containing a part of this work or any other work associated with Project Gutenberg™. 1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this electronic work, or any part of this electronic work, without prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with active links or immediate access to the full terms of the Project Gutenberg™ License. 1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any word processing or hypertext form. However, if you provide access to or distribute copies of a Project Gutenberg™ work in a format other than “Plain Vanilla ASCII” or other format used in the official version posted on the official Project Gutenberg™ website (www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon request, of the work in its original “Plain Vanilla ASCII” or other form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg™ License as specified in paragraph 1.E.1. 1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, performing, copying or distributing any Project Gutenberg™ works unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. 1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing access to or distributing Project Gutenberg™ electronic works provided that: • You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from the use of Project Gutenberg™ works calculated using the method you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed to the owner of the Project Gutenberg™ trademark, but he has agreed to donate royalties under this paragraph to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid within 60 days following each date on which you prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty payments should be clearly marked as such and sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in Section 4, “Information about donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation.” • You provide a full refund of any money paid by a user who notifies you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he does not agree to the terms of the full Project Gutenberg™ License. You must require such a user to return or destroy all copies of the works possessed in a physical medium and discontinue all use of and all access to other copies of Project Gutenberg™ works. • You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the electronic work is discovered and reported to you within 90 days of receipt of the work. • You comply with all other terms of this agreement for free distribution of Project Gutenberg™ works. 1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg™ electronic work or group of works on different terms than are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of the Project Gutenberg™ trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below. 1.F. 1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread works not protected by U.S. copyright law in creating the Project Gutenberg™ collection. Despite these efforts, Project Gutenberg™ electronic works, and the medium on which they may be stored, may contain “Defects,” such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by your equipment. 1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the “Right of Replacement or Refund” described in paragraph 1.F.3, the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project Gutenberg™ trademark, and any other party distributing a Project Gutenberg™ electronic work under this agreement, disclaim all liability to you for damages, costs and expenses, including legal fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. 1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a written explanation to the person you received the work from. If you received the work on a physical medium, you must return the medium with your written explanation. The person or entity that provided you with the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a refund. If you received the work electronically, the person or entity providing it to you may choose to give you a second opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy is also defective, you may demand a refund in writing without further opportunities to fix the problem. 1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth in paragraph 1.F.3, this work is provided to you ‘AS-IS’, WITH NO OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. 1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any provision of this agreement shall not void the remaining provisions. 1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone providing copies of Project Gutenberg™ electronic works in accordance with this agreement, and any volunteers associated with the production, promotion and distribution of Project Gutenberg™ electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, that arise directly or indirectly from any of the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg™ work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any Project Gutenberg™ work, and (c) any Defect you cause. Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg™ Project Gutenberg™ is synonymous with the free distribution of electronic works in formats readable by the widest variety of computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from people in all walks of life. Volunteers and financial support to provide volunteers with the assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg™’s goals and ensuring that the Project Gutenberg™ collection will remain freely available for generations to come. In 2001, the Project Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure and permanent future for Project Gutenberg™ and future generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 and the Foundation information page at www.gutenberg.org. Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit 501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal Revenue Service. The Foundation’s EIN or federal tax identification number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by U.S. federal laws and your state’s laws. The Foundation’s business office is located at 809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to date contact information can be found at the Foundation’s website and official page at www.gutenberg.org/contact Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation Project Gutenberg™ depends upon and cannot survive without widespread public support and donations to carry out its mission of increasing the number of public domain and licensed works that can be freely distributed in machine-readable form accessible by the widest array of equipment including outdated equipment. Many small donations ($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt status with the IRS. The Foundation is committed to complying with the laws regulating charities and charitable donations in all 50 states of the United States. Compliance requirements are not uniform and it takes a considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up with these requirements. We do not solicit donations in locations where we have not received written confirmation of compliance. To SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any particular state visit www.gutenberg.org/donate. While we cannot and do not solicit contributions from states where we have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition against accepting unsolicited donations from donors in such states who approach us with offers to donate. International donations are gratefully accepted, but we cannot make any statements concerning tax treatment of donations received from outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. Please check the Project Gutenberg web pages for current donation methods and addresses. Donations are accepted in a number of other ways including checks, online payments and credit card donations. To donate, please visit: www.gutenberg.org/donate. Section 5. General Information About Project Gutenberg™ electronic works Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg™ concept of a library of electronic works that could be freely shared with anyone. For forty years, he produced and distributed Project Gutenberg™ eBooks with only a loose network of volunteer support. Project Gutenberg™ eBooks are often created from several printed editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper edition. Most people start at our website which has the main PG search facility: www.gutenberg.org. This website includes information about Project Gutenberg™, including how to make donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.