The Project Gutenberg eBook of Reis naar de Fidsji-eilanden

This ebook is for the use of anyone anywhere in the United States and most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this ebook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you will have to check the laws of the country where you are located before using this eBook.

Title: Reis naar de Fidsji-eilanden

Author: Gerrit Verschuur

Release date: January 2, 2005 [eBook #14561]
Most recently updated: December 19, 2020

Language: Dutch

Credits: Produced by Jeroen Hellingman and the PG Distributed Proofreaders Team

*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK REIS NAAR DE FIDSJI-EILANDEN ***


Bladzijde 145

Reis naar de Fidsji-eilanden

Door G. Verschuur.

De rivier bij Viti Levu.

De rivier bij Viti Levu.

De reiziger, die aan wal stapt op de Fidsji-eilanden wordt, zoo niet van bewondering, dan toch van verbazing vervuld, als hij, van de stoomboot komende, mannen op zich ziet toetreden met een overvloedigen haardos en van een type, dat veel verschilt van dat, ’t welk hij heeft kunnen bestudeeren op de andere eilandengroepen, waar óf het toeval óf het programma voor zijne omzwervingen hem voerde. Hier geen min of meer zwarte tint zooals bij de Kanaken, of een bronskleur zooals bij de bewoners van andere tropische eilanden, maar een zeer eigenaardige gelaatstint, en de schilder, die het portret van een Fidsji-eilander moest maken, zou rood en geel en grijs op zijn palet moeten dooreenmengen, om die bijzondere kleur weer te geven, die de inboorlingen van andere stammen onderscheidt.

Over het algemeen is het een sterk en goed ontwikkeld ras; gemiddeld zijn ze grooter dan de Kanaken en andere eilandbewoners uit de buurt. Op het voorbeeld van wat men op de Salomons-eilanden ziet gebeuren, hebben ook zij de gewoonte, hunne haren, die oorspronkelijk zwart zijn, met een dikke laag kalk te bestrijken. Die kalk brengt eene geheele verandering in de kleur teweeg en maakt de haren hard en kroezig. Met angstvallige zorg geborsteld, gelijkt de rijke haardos, waarop zij zeer trotsch zijn, op eene groote spons, die ze op hun hoofd dragen en de Fidsji-eilander, toegetakeld met deze hoofdversiering, die hem voor een zonnesteek beveiligt, loopt met een stok in de hand als een eerste fat over de wandelwegen in zijne steden en dorpen. Soms behelpt hij zich, bij gebrek aan een wandelstok, met een ouden parapluiestok, als hij eenig gevoel heeft voor elegantie en chic\ is hij daarentegen conservatief gezind, dan vervangt de voorvaderlijke knods den wandelstok.

Ongelukkig maakt, vooral als ge een groepje aantreft, zijne tegenwoordigheid een alleronaangenaamsten indruk op uwe reukorganen, of ge moest een liefhebber zijn van den geur van kokosolie, waarmee hij zich buitensporig mild het geheele lichaam inwrijft. Zeker is dit niet het eenige volk, dat eene besliste voorliefde voor dien geur aan den dag legt, die door een gril van de mode nooit tot onze zeden zal doordringen; maar bij hen wordt, in vergelijking met de broeders in Indië en op de Soenda-eilanden, de maat overschreden, zoodat zij hunne omgeving en elk voorwerp, dat ze aanraken, er mee verpesten.

Vóór de engelsche bezetting waren de Fidsji-eilanders kannibalen in den echten zin des woords; op het oogenblik zijn ze een zachtzinnig, volgzaam ras. De zendingsposten, die zich sedert het begin dezer eeuw in den archipel hebben gevestigd, hebben hunne woeste en barbaarsche zeden verzacht en de stevige arm der regeering heeft het overige gedaan.

Hoewel het kannibalisme er nu geheel is afgeschaft, behoeft men slechts een twaalftal jaren terug te gaan, om van het woeste instinct der bewoners sporen aan te treffen. Op dat tijdstip werden de laatste blanken er gedood en opgegeten en de liefhebbers van curiositeiten, die na deze daad van barbaarschheid de eilanden hebben bezocht, zijn in de gelegenheid geweest, zich de houten vorken te verschaffen, die trouwens altijd nieuw worden gemaakt, waarmee de ongelukkige slachtoffers zijn genuttigd.

Het is een dergelijke historie als die van den spijker in de hut te Waterloo, waaraan Napoleon I zijn hoed heeft opgehangen! Bladzijde 146

De Fidsji-eilanden vormen eene kroonkolonie, ’t geen beteekent, dat ze rechtstreeks geregeerd worden door het Koloniaal Bureau te Londen, volgens een stelsel, dat veel overeenkomst heeft met het door Frankrijk bij zijne overzeesche bezittingen gevolgde. Dit is echter slechts een voorloopige toestand; zoodra de kolonie in belangrijkheid zal zijn toegenomen, wordt ze tot onafhankelijke kolonie verklaard, zooals met Tasmanië, Nieuw-Zeeland en alle australische koloniën van Nieuw-Holland gebeurd is, behalve met West-Australië, dat kroonkolonie gebleven is, omdat het nog te weinig ontwikkeld is. De zoogenaamde onafhankelijke koloniën regeeren zich zelve naar goedvinden. Zij ontvangen in het geheel geen subsidie van Engeland en behoeven dientengevolge ook geene enkele belasting op te brengen. Ze hebben op hun eigen budget het tractement staan van den gouverneur die door de koningin wordt benoemd; zij vaardigen wetten uit en volgen hun eigen politiek, in de eene kolonie soms zeer verschillend van die in de andere, en de dag is misschien niet ver meer verwijderd, waarop die koloniën, het juk van den meester, hoe weinig drukkend het moge zijn, zullen afwerpen en zich tot geheel onafhankelijke landen zullen verklaren. In de koloniën Victoria en Nieuw Zuid-Wales dringt deze geest meer en meer door; algemeen openbaart zich verzet en tegenstand tegen het moederland, en vooral de jonge lieden laten nooit na, u te doen opmerken, dat zij Australiërs en geen Engelschen zijn, wat ge misschien geneigd zoudt zijn te veronderstellen.

Hier en daar gaat die geest tot een werkelijk vijandig gevoel over en het voorbeeld van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika vervult de geesten zoozeer, dat de volgende eeuw zeer goed het tooneel zou kunnen aanschouwen van de wording eener groote australische republiek, de Vereenigde Staten van Australië.

De Fidsji-groep bestaat uit 255 eilanden en eilandjes, waarvan ruim een derde bewoond zijn.

Men kan zich nauwelijks eene voorstelling maken van het aantal bewoonbare eilanden, in die onmetelijke uitgestrektheid van den Grooten Oceaan verspreid, waarover in de laatste tijden vele landen van Europa hun overcomplete bevolking hebben uitgestort onder den drang van die behoefte aan kolonisatie, die een kenmerk van dezen tijd is. Ongelukkig komen honderden van de in de reusachtige zee verloren eilanden niet tot ontwikkeling; hun vruchtbare grond wordt bijna niet bebouwd en de bodem, die in dit heerlijke klimaat duizenden ongelukkigen kon voeden, nu steeds tegen ellende kampend in onze groote europeesche steden, blijft wat hij eeuwen aaneen is geweest, een groote streek, die slechts aan meer of minder woeste volksstammen eene schuilplaats biedt en verloren is voor de beschaafde wereld.

In 1859 bood de laatste koning der Fidsji-eilanden, Cakobau, (of Thakombau volgens de uitspraak van het land) die eenige jaren geleden gestorven is, de souvereiniteit over de eilanden onder zekere voorwaarden aan de koningin van Engeland aan. Het aanbod werd niet aanvaard, maar door een formeelen afstand werd Engeland in 1874 meester van de eilandengroep. Sir Arthur Gordon werd er als gouverneur heen gezonden in den loop van het volgend jaar; in 1880 werd hij vervangen door sir W. de Voeux, en sinds een jaar of vijf is het bestuur er in handen van sir John Thurston, een der bekwaamste en meest ervaren gouverneurs, die het Vereenigd Koninkrijk tot zijne vertegenwoordigers mag rekenen.

Sedert het begin der engelsche heerschappij bewoont hij reeds de Fidsji-eilanden, waar hij door zijn ijver en zijne bekwaamheid uit eene ondergeschikte betrekking opklom tot de hooge plaats van koloniaal gouverneur. Hij kent het volk en de taal, is een onvermoeid reiziger en heeft buiten zijn gouverneurschap nog de waardigheid van consul-generaal van de Stille Zuidzee. Daarbij is sir John Thurston omringd door verdienstelijke ambtenaren, die, als hij, tal van jaren op de eilanden wonen, de taal der inboorlingen even gemakkelijk spreken als hunne eigene en zoo goed als hun chef de algemeene achting genieten.

Er bestaan onder de inboorlingen in ’t geheel geene overleveringen, die licht kunnen werpen op hunne afkomst. Door dit feit moet men wel tot het besluit komen, dat zij al sinds oude tijden het land bewonen. Het volksgeloof bevestigt die meening. In tegenstelling met wat op andere eilanden geschiedt, bij voorbeeld op Nieuw-Zeeland, waar alle Maori-overleveringen op denzelfden oorsprong wijzen, n.l. op immigratie van een naburigen archipel, hebben de Fidsji-eilanders het vaste geloof, dat hunne voorvaderen alle op denzelfden grond hebben gewoond van de schepping der wereld af.

Reeds bij de eerste morgenschemering zette de stoomboot, die mij naar den archipel had gevoerd, en op eenigen afstand van Suva geankerd lag, hare reis voort en lag weldra aan de kade. Dat is een voorrecht, dat ik opmerk bij de meeste aan Engelschen toebehoorende havens! In plaats van in een bootje te moeten landen, ’t geen zoo dikwijls voorkomt, waar het bouwen van een havenhoofd van jaar tot jaar wordt uitgesteld uit het oogpunt van zuinigheid, springt ge hier met éénen sprong aan land en ge ontsnapt aan de begeerigheid van de menigte bootslui, die u willen overbrengen.

Toen ik mij bij zonsopgang op het dek bevond, kon ik reeds terstond waarnemen, dat ik in een land kwam, bedekt met dien schoonen plantengroei der tropen, die men nooit moede wordt te bewonderen. Op de zachte hellingen der heuvels vertoont zich voor mijne oogen een weelderige massa groen, en het stadje Suva, door de eerste stralen der morgenzon verlicht, is vriendelijk gelegen langs den oever. De houten huizen hebben een of twee verdiepingen. Een trottoir, eveneens van hout, maakt de passage op regendagen mogelijk. Er zijn twee jaargetijden op de Fidsji-eilanden, nl. het warme en het gematigde seizoen. Het eerste duurt van October tot Mei en is tevens de regentijd, terwijl het tweede, van Mei tot October, de tijd van droogte is.

Het klimaat is over het algemeen gezond en aangenaam; de warmte is, dank zij de zeewinden niet zoo drukkend als in andere streken van de tropische gewesten.

Ik had bij een reisgezel van de boot inlichtingen gevraagd, om te weten, of Suva een nog al vrij goed hotel bezat en ik was verbaasd geweest, toen Bladzijde 147ik vernam, dat er drie waren. Ik koos dat, hetwelk mijn medereiziger mij als het beste had aangewezen en werkelijk had ik mij over mijn keus niet te beklagen. Vele dergelijke inrichtingen in andere koloniën kunnen in de verste verte niet wedijveren met het hôtel van mevrouw Mac Donald en hare dochters. Wel laat de keuken er, zooals in alle engelsche koloniën, te wenschen over, maar ik was reeds sedert maanden gewend geraakt aan een menu, dat onveranderlijk uit dezelfde gerechten bestond, nl. uit in water gekookte groenten, sausen van aangemengd meel en visch, die zonder zout was klaar gemaakt. Gelukkig heb ik brieven voor enkele der aanzienlijkste inwoners, onder anderen voor den dokter, die, in Frankrijk opgevoed, de keuken weet te waardeeren en, last not least, voor den gouverneur, wiens tafel mij de verschrikkelijke maaltijden op de laatste bootreis doet vergeten.

De gemeenschap tusschen de verschillende eilanden der Fidsji-groep is niet zeer levendig; alleen de maandelijksche stoomboot van Auckland, waarmee ik ben aangekomen, gaat door naar Levuka, na twee dagen oponthoud in de haven van Suva. Ik maak dus van die gelegenheid gebruik, en bij het vallen van den avond vertrekkend, ben ik den volgenden morgen vroeg in de stad Levuka.

Toen onze boot de haven binnenvoer kwam de handelsman, voor wien ik een aanbevelingsbrief had, aan boord, om een praatje met den kapitein te maken. Hij was een zeer beminnelijk man, die mij op zijn kantoor bracht en zich geheel te mijner beschikking stelde.

Het is nog slechts half zeven en toch is de geheele bevolking in dit vroege morgenuur reeds bij de hand.

Het is de tijd, waarop men in de bergen gaat baden, zegt mijn vriend tot mij, en noodigt mij uit, hem daarheen te vergezellen. Ik laat eenige verwondering blijken bij de invitatie, omdat de bergen mij minder geschikt schijnen voor die wijze van verkoeling, die ik eerder aan het strand zou hebben verwacht; maar weldra wordt mij de zaak duidelijk. De zee krioelt van haaien en kan daarom niet voor het baden in aanmerking komen. Daarentegen heeft men een helderen waterstroom, die van de bergen vloeit, op kosten der aanwezige Europeanen, gebruikt om een meertje te vormen, dat men na een korte wandeling bergop bereikt. Een opeenhooping van rotsen en planten houdt het water tegen, en men heeft een kleine ruimte opengelaten, waardoor de stroom zijnen weg bergaf kan vervolgen, terwijl het van boven komende frissche water het vijvertje op de gewenschte hoogte houdt en er voortdurend den inhoud van vernieuwt. Al die heeren, die in hunne hemdsmouwen zich naar die nieuwerwetsche zwemplaats begeven, met hunne handdoeken over den arm, vormen een heelen stoet. De vermoeienis van het stijgen wordt ruimschoots vergoed, eensdeels door de frischheid van het heldere meertje, anderdeels door den heerlijken aanblik, dien men van de hoogte af geniet. Een kring van groene heuvels omringt ons aan alle kanten, bananen en kokospalmen sieren de vruchtbare dalen en tot op den top der bergen kan men den heerlijken plantengroei der tropen bewonderen.

Ze zijn gelukkig, die indolente inboorlingen der Fidsji-eilanden, die zich buiten alle woelingen onzer beschaafde wereld kunnen houden; de wateren zijn er vischrijk; de vruchtbare bodem brengt in overvloed groenten en vruchten voort; zij oogsten zonder inspanning. Alles schijnt mee te werken, om aan de bevolking dezer begunstigde streken een vreedzaam leven te verzekeren; een heerlijk klimaat heerscht er; ze kennen geen ontbering en geene begeerlijkheid en zonder zorg voor den komenden dag slijten zij hun rustig bestaan. En toch hebben verwonderlijker wijze juist op de tallooze eilanden van dezen Grooten Oceaan vreeselijke drama’s plaats gehad, en zonder de tusschenkomst der europeesche staten zou de barbaarschheid met al hare gruwelen en martelingen er nog heerschen. De tooneelen van kannibalisme, die op de Fidsji-eilanden zijn afgespeeld, overtreffen in wreedaardigheid al wat de eilanden in den omtrek te zien hebben gegeven, en indien de pogingen der zendelingen betrekkelijk goede resultaten hebben opgeleverd, toch hebben vooral de engelsche geweren de zeden dezer inboorlingen verzacht. Vrees voor straf heeft eene groote rol gespeeld bij de verdwijning van de wreedheden uit vroeger dagen.

Wat den arbeid der zendelingen aangaat, hoe prijzenswaardig hij ook zij, hij leidt dikwijls tot vreemde verschijnselen. De wilde van gisteren, wien men de bijbelsche geschiedenis en de beginselen van het Evangelie bijbrengt, wordt een soort van dweper.

Eens, toen ik bij een familie te Suva dineerde, maakte de vrouw des huizes verontschuldigingen op het punt van den maaltijd en vertelde mij, dat goede bedienden bijna niet meer te krijgen waren. Ze had, na haar geduld tot het uiterste te hebben ingespannen, drie bedienden moeten wegzenden, die ze sinds jaren in dienst had en die haar nooit eenige reden tot klagen hadden gegeven. Nadat ze christenen waren geworden, verborgen zij zich met den bijbel in de hand in alle hoeken van den tuin en zongen liederen; hij, die voor de keuken zorgde, weigerde hardnekkig op zondag koksdiensten te verrichten. Behalve die overdreven uitingen, had het trio ook onderling twist gekregen, daar de kok door een protestantschen engelschen geestelijke gedoopt was en de beide anderen door de op de eilanden wonende fransche broeders.

Ik bleef drie dagen te Levuka en in de omstreken. Een enkel inwoner bezit er een rijtuig, maar hij kan er niet veel gebruik van maken, want er zijn geen wegen buiten de toegangswegen aan beide zijden der stad.

Vliegen en muskieten zijn er van fabelachtige afmetingen. Gelukkig heeft de Voorzienigheid naast die onverdragelijke insecten een geoefend jager aangesteld, die ijverig jacht op hen maakt. Dat is eene spin, zoo groot als een kleine kikvorsch, die niet gedood wordt, omdat ze zooveel vliegen verslindt. Hagedissen zijn er een onnoemelijk aantal, in rijke verscheidenheid van soorten. De mooiste is een groene hagedis, die zoo groot is als een cameleon en daar veel op gelijkt. Zooals in vele streken van Indië de witte mier het hout aantast, zoo is de mier Bladzijde 148van de Fidsji-eilanden de schrik van den boekenliefhebber. Een nieuw boek wordt in korten tijd een oud boek, en ziet er uit, of het van een onzer stalletjes op een kleine markt komt. De mier ontziet zelfs den band niet en waagt zich ook wel aan uwe schoenen of andere lederen voorwerpen.

Mijn stoomboot heeft een duizendtal bossen bananen ingenomen en moet zich op de reede van Navoa op Viti Levu nog van eene zekere hoeveelheid suiker voorzien. Wij vertrekken des avonds en ankeren den volgenden morgen bij een laag land, dat ons eene menigte muskieten toezendt. Er is daar niet veel te zien, alleen een suikerfabriek en wat kokospalmen staan er in eene overigens onbebouwde streek. De werkzaamheden zijn in een paar uren afgeloopen en wij keeren naar Suva terug.

De vriendelijke gouverneur stelt mij een aardig uitstapje voor. Twee ambtenaren moeten zich naar het binnenland van het eiland begeven, om met een opperhoofd enkele zaken te regelen en eene inspectiereis te doen. Als ik er lust in heb, zal hij mij aan die heeren voorstellen en dan kan ik met hen gaan. Zeker heb ik er lust in; de gelegenheid, om op die wijze het leven gade te slaan van een pas uit de barbaarschheid opgeheven volk, lacht mij toe, te meer, daar mijne reisgezellen vloeiend de taal der eilanders spreken en mij inlichtingen zullen kunnen geven over al, wat ik wensch te weten.

De heeren Cox en Lanford komen mij den volgenden morgen afhalen. De boot van den gouverneur wacht ons aan ’t eind der pier; zes kloeke roeiers zijn gereed en de kisten aan den achtersteven bevatten een rijke verscheidenheid van proviand, want de spijs en drank, die men ons in de dorpen, die wij zullen bezoeken, zou kunnen aanbieden, zouden niet best overeen zijn te brengen met de behoeften van europeesche magen. De matrassen, de vliegennetten en dekens zijn ingepakt; een zeil op beweegbare palen zal ons tegen de zonnestralen beschutten en het zal ons naar de engelsche beginselen van comfort aan niets ontbreken.

Zoodra we met flinke riemslagen de haven achter ons hebben gelaten, worden de zeilen geheschen en onze boot glijdt over de gladde zee vlug voort. We gaan de rivier de Rewa in, die over eene lengte van 45 mijlen bevaarbaar is en tot op twintig mijlen van hare monding eene breedte heeft van 200 M. De oevers zijn laag en met een dicht plantenkleed bedekt; bananen en kokospalmen groeien er in overvloed.

De gouverneur der Fidsji-eilanden en een inlandsch opperhoofd.

De gouverneur der Fidsji-eilanden en een inlandsch opperhoofd.

Des namiddags varen we een kreek binnen, waar de boot wordt vastgelegd aan een boomstam. Wij klauteren aan land en worden door het opperhoofd en de aanzienlijken uit den omtrek ontvangen, die allen zijn toegestroomd, om de straks te houden plechtige vergadering bij te wonen. Er moet rekening en verantwoording worden gedaan. De belastingen, die de inboorlingen schuldig zijn, worden betaald in voortbrengselen, vooral bananen. Daar de geheele oogst naar Suva is overgebracht, moet ieder der belastingschuldigen nog eenig geld terugontvangen en in handen van het opperhoofd en de aanzienlijken wordt nu de schuld der regeering door den heer Cox afgedragen.

Eenige zakken met geld worden neergelegd op de mat, die bij geene officiëele bijeenkomst ontbreekt en het geheele gezelschap plaatst zich gehurkt rondom den vertegenwoordiger van den gouverneur. Geen enkele stoel bestaat in het geheele dorp; men buigt, zoo goed het gaat, op de hurken neer of strekt zich uit op de matten, die hier en daar zijn neergelegd. Ik maak ernstig inbreuk op de etiquette, door plaats te nemen op de plank, bij den ingang, ten einde wat frissche buitenlucht in te ademen, in plaats van de onaangename geuren binnen in de woning. De heer Cox maakt eene opmerking over de fout, die ik bega, en ik moet wel tusschen twee bijna naakte grijsaards gaan zitten.

De vergadering wordt geopend, maar in plaats van met eene toespraak begint ze met eenen maaltijd. Een jonge inboorling zet voor het opperhoofd een grooten schotel neer, uit pisangbladeren gemaakt, waarop broodvruchten liggen, terwijl een onzer roeiers een kist ontpakt en flesschen wijn opentrekt. Een andere schotel, die binnen komt, bevat een landsgerecht, nl. garnalen als paté klaargemaakt en gewikkeld in een blad, dat mee is gekookt.

Een dandy van de Fidsji-eilanden te Suva.

Een dandy van de Fidsji-eilanden te Suva.

Bladzijde 150

Ik houd wel van broodvruchten, die naar onzen aardappel smaken, maar iets droger zijn en de garnalen smaken zeer goed. Wij bieden het opperhoofd sardines aan en aan een der aanzienlijken presenteeren wij kaas; maar beiden trekken een leelijk gezicht en verklaren, niet te kunnen begrijpen, hoe wij dergelijk voedsel kunnen eten. Een stukje kip vindt echter een beter onthaal.

Met de regeling der geldzaken zullen ten minste twee uren gemoeid zijn. Ik maak van de gelegenheid gebruik, om een onderzoekingstocht in het dorp te ondernemen. Het bestaat uit een veertigtal hutten, uit riet, stroo en droge bladeren gemaakt, en tusschen het geboomte verspreid. Enkele zijn moeilijk binnen te komen, daar ze niet op den grond staan, maar op palen rasten, die wel een meter hoog zijn. Kinderen, varkens, kippen en honden krioelen op den leemen grond door elkaar; enorme banaanbladeren beschutten hen tegen de zon. De vrouwen, wier kleeding zich bepaalt tot een gordel van gekleurde stof dicht om de lenden gesloten, vluchten in de hutten, maar ik trotseer de convenance en dring binnen door den nauwen ingang der woningen. Ik houd namelijk het doel voor oogen, dat ik op mijne omzwervingen door den archipel mij heb gesteld, om nl. curiositeiten en oude inlandsche wapenen te verzamelen. Ik vind niet veel bijzonders, maar toch wordt mijne collectie vermeerderd met twee oude knodsen, die ik ontvang in ruil voor een paar aan de dames voorgehouden shillings.

Wij moeten dien avond in het dorp blijven en krijgen de beschikking over de hut, waar we zijn ontvangen; het is het paleis van het dorp en een paal, die er bovenop staat, versierd met witte schelpen, toont genoegzaam aan, dat het de hut van het opperhoofd is. Vóór we ons in Morpheus’ armen kunnen werpen, wacht ons nog een muzikale soiree, de meke-meke van de Fidsji-eilanders, noodzakelijk slot van elk feest en elke receptie.

De notabelen van ’s morgens, naakt tot het middel toe en glimmend van kokosolie, komen binnen en nemen op de matten plaats. Daar mij die houding niet bevalt, ga ik op een onzer kisten zitten en de heer Cox beweert, dat mij, als vreemdeling, die afwijking van de heerschende gewoonte vrijstaat. Een oude, tandelooze man voert met schreierige stem een solo uit en de geheele menigte stemt mee in op een tragische, ver van schoone manier. Langzamerhand zetten de stemmen zich uit, en eindelijk wordt het een oorverdoovend geweld; ze draaien met de oogen en een luid in de handen klappen vermeerdert het lawaai, ’t Was of we ons midden in een kannibalenfeest bevonden en werkelijk had die avond ons iets echt origineels laten bijwonen.

De groote warmte maakte, dat ik op nieuw tegen de convenances zondigde. De toerist, die naar de Fidsji-eilanden gaat, mag zich wel een wellevendheidsgids aanschaffen en die ernstig bestudeeren, vóór hij zich in de wereld daar begeeft. De zoon van het opperhoofd had mij een waaier cadeau gegeven en daar ik dien in een hoekje van het vertrek had neergelegd, gaf ik een onzer roeiers een teeken, om mij dien even aan te reiken. Hij schudt het hoofd en maakt eene beweging van verbazing, die ik niet begrijp. De heer Lanford legt mij uit, dat een inboorling het recht niet heeft, iets aan te raken, dat van zulk een hooggeplaatst persoon afkomstig is, of die laatste moet er hem vergunning voor geven.

De zoon van het opperhoofd, die Engelsen verstaat, komt ten mijnen gunste tusschenbeide. Hij heeft op een school te Sydney zijne opleiding ontvangen, maar ondanks het goede onderwijs heeft hij zich niet kunnen voegen naar de zeden en gebruiken van het blanke ras, en in zijn dorp teruggekeerd, heeft hij de gewoonten zijner vaderen op nieuw aangenomen en in een hoek zijner hut de europeesche kleederen weggeborgen, die hem per slot van rekening toch te lastig waren.

Den volgenden morgen namen we in de rivier een heerlijk, verkwikkend bad. Het loopt gelukkig af, want wij hooren kort daarna, dat de rivier dikwijls door haaien wordt bezocht, die even vroolijk tieren in zoet water als in het zoute water der zee. Acht dagen te voren was eene vrouw door een dezer monsters aangegrepen op veertig mijlen afstands van den mond der rivier en den vorigen dag was een man hetzelfde gebeurd.

Wij maken ons voor het vertrek gereed. Het is Zondag; de klok van den katholieken zendingspost roept in de verte de geloovigen op, en toen wij het dorp verlieten, klonk juist de gong van den wesleyaanschen herder op den tegenoverliggenden oever.

Dat deel van het eiland, waar we nu zijn, is het tooneel geweest van afschuwelijke moorden, door het kannibalisme bedreven, nog zelfs tot 1876 toe. De zendeling Baker en eenige andere Europeanen werden toen gedood en opgegeten; kiki, zooals het in de taal der inboorlingen heet.

Om een voorbeeld te stellen, liet de gouverneur twee dozijn van de barbaren fusilleeren of ophangen, om hun den lust te benemen, zich voortaan te vergasten aan bukalo, of menschelijk vleesch. Nu nog kunnen vele inwoners zich niet verbeelden, dat het denkbeeld, zijne vijanden op te eten, eenen blanke afschuw inboezemt; ze zijn nu wel gedwongen, de uitgevaardigde wetten na te leven, maar ze zien er de verstandigheid niet van in. In het tweede dorp, dat wij bezochten, deelde een grijsaard den heer Lanford mede, dat menschenvleesch veel sappiger en lekkerder is dan rundvleesch. Een onlangs gestorven opperhoofd, Raki Raki, had de gewoonte, een steen neer te leggen ter herinnering aan elken vijand, op zijn bevel gedood en opgegeten. In 1849 had de hoop der steenen een bedrag van 872 stuks bereikt!

De geschiedenis van het kannibalisme biedt veel eigenaardigs. Die eilandbewoners, wier godsdienst het bestaan leerde van verscheiden goden, waren van meening, dat het gestorte bloed hunnen goden welgevallig was. Zij, die nooit een hunner medemenschen hadden gedood, werden tot straf den haaien voorgeworpen. Men bewees een vijand eer, als men hem at, nadat men hem had vermoord.

Cakobau wees, als hij lust had in menschenvleesch, met den vinger den persoon aan, dien hij voor zijnen maaltijd wilde nuttigen.

Wij zetten onze reis voort en bezochten twee ambtenaren en een planter, wier leven in volledige afzondering Bladzijde 151voorbijging. Nauwelijks hebben wij plaats genomen, of de flesch whisky wordt op tafel gezet; zoo wil ’t het gebruik in de warme streken en is daardoor de oorzaak van de vele leverziekten, die er voorkomen.

De natuurtooneelen zijn steeds zeer schoon en de warmte is niet drukkend. Een zuidoostewind vergunt ons de zeilen te gebruiken en snel vooruit te komen. Van tijd tot tijd stooten we eens op ondiepten, maar onze roeiers, die in het water gaan, heffen met hunne gespierde armen de boot op, duwen haar weer naar dieper water en komen alle moeielijkheden te boven.

We brengen den nacht door in een eenvoudig, maar zindelijk hôtel, tegenover eene groote suikerfabriek, die we den volgenden dag zullen bezoeken. Het is volle maan en van ons balcon hebben we een prachtig gezicht op de suikerrietvelden en het weelderige groen op den tegenoverliggenden oever der rivier, welker water met een zilveren schijnsel overgoten is.

Er zijn in den archipel een twaalftal suikerfabrieken en hun product kan zeer goed de vergelijking doorstaan met de suiker van de Antillen en de andere koloniën. De fabriek hier voor ons is de grootste van de geheele wereld, zegt men mij; de afmetingen overtreffen die van de groote fabriek op Mauritius. Werkelijk heb ik nooit zulke kolossale fabrieksgebouwen gezien en de onder-directeur, die ons vergezelt, vertoont ons met ingenomenheid de reusachtige machines, die voor de fabricatie dienen.

De woning van den directeur ligt op een heuvel. Het is een fraai gemeubelde villa in een prachtigen tuin. Accacia’s, oranjeboomen, citroenboomen en cactussen vormen een ensemble van kleuren, dat het oog aangenaam aandoet.

Tegen het vallen van den avond schoot de heer Lanford, die een hartstochtelijk jager was, op de rivier eenige vleermuizen. Een dezer dieren, die dicht bij onze boot in het water viel, wordt door een van onze roeiers opgehaald, ’t Is een grooter exemplaar dan onze vleermuizen en het heeft ook een anderen vorm van kop, gelijkend op dien van een kleinen fox-terrier. Niet als zoöloog heeft onze man zich er meester van gemaakt; hij beweert, dat het dier, gekookt, een heerlijke lekkernij is en dat hij zich er dien avond nog op zal vergasten.

Waar wij ook komen, overal groeien bananen. De vrucht vormt een gewild uitvoerartikel naar de havens Sydney en Auckland. Elke boot neemt 15 à 20.000 bossen mee, die regelmatig met een shilling het aan boord geleverde bos worden betaald. De vracht bedraagt even veel, zoodat een bos van 60 à 100 bananen tegen ƒ 1.20 (holl.) in de haven van bestemming aankomt.

Toen wij den volgenden dag de terugreis aanvaardden en bij de monding der Kewa aankwamen, zagen we een felbewogen zee voor ons. Met ons zeil schieten we met de snelheid van een stoomboot vooruit, maar er is aan die vaart weinig aanlokkelijks verbonden. Het schuim verblindt ons en we krijgen zeeën in, die ons in gevaar brengen, te verongelukken. Daarbij komt een stortregen; onze mannen moeten maar steeds scheppen, om de boot niet te vol water te krijgen. Gelukkig dat de snelheid der vaart ons Suva al spoedig doet naderen. Met vreugde begroeten wij de lichten van het stadje.

De wetten, waar de Fidsji-eilanders onder leven, zijn in menig opzicht streng, maar volmaakt in harmonie met die, welke vóór de britsche bezetting er golden. De engelsche regeering heeft het karakter van een vergrijp laten rusten op menige fout of zwakheid, die elders onopgemerkt zou blijven. Ze heeft terecht niet gewild, dat iets, ’t geen de oorspronkelijke bewoners als misdrijf beschouwden, door de blanken zou worden geduld. Zoo worden echtbreuk en prostitutie met vrij lange gevangenisstraf bedreigd.

Het verkoopen van whisky of eenigen anderen alcoholischen drank door een Europeaan aan een inboorling wordt streng gestraft.

De Fidsji-eilander troost zich gemakkelijk over deze bepaling, want hij heeft de kava, zijn inlandschen drank, die in zijne oogen door niets wordt overtroffen. Wat hij veel minder gaarne zou missen, is de tabak, want hij is een verwoed rooker. Op het voorbeeld van den klerk op een bureau, die zijn pen achter het oor steekt, stapt de inlander rond met de sigaret, al of niet brandend, op dezelfde plaats gestoken. Zijn huid en zijn haardos, beide vol olie, zullen stellig aan de sigaret een vettigen smaak geven, die den geur niet aangenamer maakt, maar dat is een kleinigheid, waar hij zich niet om bekommert. De vrouwen, die even sterk rooken als de mannen, steken de sigaret, of het blaadje, waarin de tabak wordt gewikkeld, door de gaten in hare ooren, die groot genoeg zijn om het begeerde voorwerp in te bergen.

Zooals op bijna alle eilandengroepen van den Stillen Oceaan neemt de inlandsche bevolking in aantal af volgens de natuurwet, die leert, dat de zwarten langzamerhand verdwijnen, naarmate de beschaving tot hen doordringt en de blanken onder hen in aantal toenemen. Op de Fidsji-eilanden treedt die achteruitgang van het ras duidelijker aan het licht dan ergens anders; naar de laatste schatting wonen er op alle eilanden te zamen niet meer dan 120 000 menschen. In 1859 werd die bevolking op 200 000 geschat en in 1874 nog op 140 000. Een oorzaak, die de vermindering sterk in de hand werkt, is de numerieke minderheid der vrouwen. Wat de Europeanen betreft, hun aantal is nog slechts beperkt en wisselde sedert 1880 af van 2000 tot 3000.

De openbare instellingen zijn wel een bezoek van den toerist waard. Een frisch, goed geventileerd hospitaal, dat door een kundig geneesheer bestuurd wordt, ligt op een heuvel en kan ruim de zieken uit het dorp en uit de omstreken bergen. Nadat ik het had bekeken, zette ik mijne wandeling over de heuvels voort en de dokter, die mij vergezelde, toonde mij de plaats, waar men wil beginnen, dicht bij Suva, amphitheatersgewijze een botanischen tuin aan te leggen. Die tuin, die nu nog in embryonalen staat verkeert, belooft eens zeer belangrijk te worden. Ongelukkig is er nog niet genoeg geld voor bijeen, wat des te meer jammer is, omdat de gouverneur en een der voornaamste ambtenaren hartstochtelijke botanisten zijn. Dank zij hun initiatief kan ik reeds een mooie Bladzijde 152verzameling planten en boomen zien uit alle deelen der tropische wereld.

In de gevangenis waren, toen ik die bezocht, een twintigtal inboorlingen en twee Europeanen, een Engelschman en een Duitscher. Die laatsten moeten overdag werken met de gekleurde misdadigers, maar des avonds worden ze in cellen gebracht, terwijl de inboorlingen algemeene slaapzalen hebben. Er heerscht eene strenge tucht, zooals in elke engelsche gevangenis, en de arbeid der veroordeelden komt der kolonie in vele opzichten ten goede. Enkele van hen moeten eenen weg aanleggen naar de monding der Rewa; andere moeten aan de haven arbeid verrichten.

Aanplanting van bananen.

Aanplanting van bananen.

Een der laatste avonden van mijn verblijf op het eiland breng ik door bij lieden van de Samoa-eilanden, en zoo kon ik het verschil waarnemen tusschen deze eilanders en die van de groep, waar we zijn. De vrouwen der Samoa-eilanden zijn over ’t geheel mooi, ofschoon haar embonpoint de schoonheid niet verhoogt. Ze zijn behaagziek en tooien zich met kleederen, waarin rood, wit en groen de hoofdtinten vormen. Bij elk bezoek wordt gedanst en gezongen, waarbij het lichaam zich in dezelfde bochten wringt als bij de dansen in Indië.

Als men te Suva of te Levuka des avonds uitgaat, moet men eene lantaarn meenemen. De meeste huizen liggen tusschen de heuvels verspreid en het is niet gemakkelijk, om zonder licht de smalle voetpaden te herkennen, die langs allerlei zigzaglijnen de stad doorkruisen. Op den avond vóór mijn vertrek kwam ik van een diner bij den gouverneur, gewapend met mijne lantaarn, die tegelijk mijn avondtoilet en de struiken langs den weg bescheen, toen een witte slang met zwarte ringen sissend voor mijn voeten langs schoot. Indien ik in een ander land ware geweest, zou ik zeker meer verschrikt zijn geworden, maar ik wist, dat op de Fidsji-eilanden dit kruipend gedierte onschadelijk is. Daar het dier bijna twee meter lang was, kon ik een onwillekeurig gevoel van afkeer niet onderdrukken bij ’t zien van het kruipende dier, dat den mensch ten val heeft gebracht, lang voor het werk der madreporen den schoonen Fidsji-archipel uit de zee had opgebouwd.

Den volgenden morgen zag ik een rookzuil aan den horizon; ’t is de Rockton, de koerier van Sydney, die mij, hoop ik, nieuws uit Europa zal brengen.

Met diezelfde boot zal ik mij naar een naburigen archipel begeven en het doet mij genoegen, dat ze veel beter is dan de stoomboot, welke mij op het eiland heeft aan wal gezet. Ik verlaat de Fidsji-eilanden met de aangenaamste herinneringen en met een gevoel van oprechte dankbaarheid jegens de gastvrije bewoners.